NL1036616C2 - Dampafzuiginrichting voor keukens. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Dampafzuiginrichting voor keukens.

BESCHRIJVING

De uitvinding heeft betrekking op een dampafzuiginrichting van het 5 in de aanhef van conclusie 1 aangegeven type.

Een dergelijke dampafzuiginrichting is bekend uit WO 2006/092303 A1. De bekende dampafzuiginrichting is als een draagbaar tafelapparaat uitgevoerd en aan een bovenzijde voorzien van een neerzetvlak voor een thermisch apparaat voor voedselbereiding. De bekende dampafzuiginrichting 10 wordt aangeduid als “draagbaar'' tafelapparaat, omdat die door een kok of een huisvrouw kan worden gehanteerd, namelijk bijvoorbeeld moeiteloos uit een kast gehaald, op de tafel geplaatst en na het gebruik weer in de kast opgeruimd kan worden. Als een draagbaar tafelapparaat kan de bekende dampafzuiginrichting daarom op werkplekken van ieder type, ofwel in de gastronomie of de privékeuken, 15 flexibel worden ingesteld. Vaak zijn hedentendage in keukens systeemdragers (DE 197 57 004 C2 in het bijzonder figuur 2 en figuur 7) en draaggestellen (WO 2006/092302 A1) voor voedselcontainers en/of toebehoren, in het bijzonder met GN-maat, beschikbaar, waarmee de bekende dampafzuiginrichting niet compatibel is, hoewel de behuizing en het daarop aanwezig neerzetvlak GN-20 afmetingen kunnen omvatten.

Het bekende draaggestel heeft een bovenste opening voor het opnemen van GN-voedselcontainers en/of -toebehoren, en een onderste opening voor diens afsteuning als afneembaar opzetorgaan op een thermisch apparaat. In deze combinatie is die echter niet meer compatibel met een dampafzuiginrichting 25 zoals de hiervoor genoemde bekende dampafzuiginrichting.

De uitvinding beoogt de toepassingsmogelijkheden van een dampafzuiginrichting van het in de inleiding genoemde type te verbeteren, in het bijzonder met het oog op de toepassing bij een systeemdrager of draaggestel van het hiervoor genoemde type. Bovendien dient door de uitvinding een 30 voedselbereidingssysteem met een dergelijke dampafzuiginrichting te worden verschaft.

Volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt door een 1036616 1036616 2 dampafzuiginrichting met de conclusie 1 aangegeven kenmerken.

De dampafzuiginrichting voor keukens volgens de uitvinding heeft zoals de bekende dampafzuiginrichting een blokvormige behuizing, die een aanzuigen een uitblaasopening als ook een zuigventilator en een filterinrichting met 5 ten minste een vetfilter en ten minste een geurfilter omvat, die in de behuizing tussen de beide openingen zijn ondergebracht. Bovendien is in de buurt van de aanzuigopening aan de behuizing losneembaar een naar boven uitstekend aanzuigkanaal aangesloten. Bovendien is de behuizing echter aan zijn beide langszijden zodanig uitgevoerd, dat de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding 10 als een schuiflade in een draaggestel, systeemdrager of dergelijke kan worden geschoven. De dampafzuiginrichting is zoals een draagbaar inschuifapparaat uitgevoerd, dat de huisvrouw of de kok moeiteloos kan hanteren, om bij de voedselbereiding ook dan met een werkzame dampafzuiging te kunnen werken, wanneer draaggestellen, systeemdragers of dergelijke beschikbaar zijn, waarmee 15 de bekende draagbare tafeldampafzuiginrichting niet compatibel is.

Tenslotte bereikt de uitvinding het doel door een voedselbereidings-systeem met een dampafzuiginrichting volgens de uitvinding doordat de dampafzuiginrichting onder in een draaggestel is geschoven, doordat het draaggestel zich op de beide bovenste langsranden van een systeemdrager 20 afsteunt en doordat boven de dampafzuiginrichting in langsopnemingen van het draaggestel een thermisch apparaat zoals een verwarmingsplaat of dergelijke is geschoven. Dit voedselbereidingssysteem volgens de uitvinding kan door de huisvrouw of de kok op eenvoudige wijze uit een dampafzuiginrichting, een draaggestel, een systeemdrager en een thermisch apparaat voor voedselbereiding 25 worden opgebouwd en na gebruik weer moeiteloos worden afgebroken en opgeborgen. Het biedt echter het voordeel, dat de damp die ontstaat bij de voedselbereiding werkzaam kan worden afgezogen, ook wanneer geen stationaire dampafzuiginrichting beschikbaar of toepasbaar is.

Uit DE 199 54 854 A zijn een systeemdrager en een daarvoor 30 geschikte ventilatie- en filtermodule bekend. Deze systeemdrager is geen normale systeemdrager zoals die volgens hiervoor genoemd document DE 197 57 004 C2, figuur 7, maar een anders uitgeruste systeemdrager, waarbij de holle ruimte in de bij 1036616 3 de tegenover elkaar gelegen wanden achteraf steeds zijn voorzien van een bovenste en een onderste luchtopening en bovendien aan de onderste luchtopening steeds met een kleppenregister als stuurbaar afsluitorgaan. De ventilatie- en intermodule wordt in de systeemdrager tussen de beide onderste luchtopeningen 5 toegepast, zodat de lucht via een van de bovenste luchtopeningen naar binnen wordt gezogen, en nadat die de daaronder gelegen holle ruimte, de ventilatie- en filtermodule en de zich daarop aansluitende andere holle ruimte is gepasseerd, via de andere luchtopening naar buiten kan treden. Daarbij wordt beoogd, dat de de andere bovenste luchtopening verlatende lucht weer in de eerstgenoemde bovenste 10 luchtopening naar binnen treedt, zodat een gesloten luchtcircuit wordt gevormd. Het ligt voor de hand dat de hiervoor genoemde ventilatie- en filtermodule, die geen eigen luchtaanzuigkanaal en geen eigen lucht-uitlaatkanaal bezit, slechts in combinatie met de anders uitgeruste systeemdrager kan worden toegepast, om gezamenlijk hiermee een goed functionerende dampafzuiginrichting te vormen. 15 Daarentegen wordt bij de onderhavige uitvinding een dampafzuiginrichting volgens bovengenoemde WO 2006/092303 A1 toegepast, dus een dampafzuiginrichting, die als een draagbaar tafelapparaat is uitgevoerd, zodat die door een kok of een huisvrouw kan worden gehanteerd, namelijk uit een kast gehaald, op de tafel geplaatst en na het gebruik weer in de kast opgeborgen, zoals hierboven is 20 weergegeven. De bekende ventilatie- en filtermodule zou echter ook zodanig kunnen worden gehanteerd, echter, die kan slechts in combinatie met de aangepaste systeemdrager een goed functionerende dampafzuiginrichting vormen. Verder zou de ventilatie- en filtermodule niet bij een draaggestel volgens eveneens bovengenoemd WO 2006/092302 A1 toepasbaar zijn, omdat een dergelijk 25 draaggestel in het geheel geen dubbele wanden heeft, die als luchtkanalen voor de in- en uitlaat van de ventilatie- en filtermodule zouden kunnen worden uitgerust. De systeemdrager of het draaggestel van de richtingen uit DE 197 57 004 C2, figuur 7 of WO 2006/092302 A1, zouden aldus moeten worden aangepast voor het bereiken van een inrichting volgens de onderhavige uitvinding.

30 Voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding vormen de onderwerpen van de onderconclusies.

Wanneer bij een uitvoeringsvorm de dampafzuiginrichting volgens 1036616 4 de uitvinding naast diens beide bovenste langsranden zijwaarts uitstekende draaglatten omvat, kan de bekende dampafzuiginrichting, die als draagbaar tafelapparaat is uitgevoerd, op eenvoudige wijze achteraf tot een draagbaar inschuifapparaat worden uitgerust. De behuizing moet daarbij in hoofdzaak worden 5 voorzien van de zijwaarts uitstekende draaglatten. Bovendien moet ervoor worden gezorgd, dat het vetfilter makkelijk toegankelijk blijft.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding het aanzuigkanaal voert door een vast of losneembaar verbonden deksel, waarmee de uitblaasopening kan worden afgedekt, 10 kan niet slechts middels het aanzuigkanaal de bij de voedselbereiding ontstane wasem houdende lucht in de behuizing naar binnen worden gezogen, maar kan ook het deksel met het aanzuigkanaal voor reinigingsdoeleinden moeiteloos van de behuizing worden afgenomen, waarmee ook genoemde gemakkelijke toegankelijkheid van het vetfilter is bereikt.

15 Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuig inrichting volgens de uitvinding de aanzuigopening in het vlak van de bovenzijde van de behuizing is uitgevoerd, kan het deksel met het aanzuigkanaal doelmatig aan het achterste uiteinde, aan het tegenover de bedieningszijde geplaatste uiteinde van de dampafzuiginrichting worden aangebracht, zodat de plaats boven de behuizing voor 20 een thermisch apparaat of dergelijke beschikbaar blijft.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding een filterkamer voor het opnemen van het filter direct stroomafwaarts van de aanzuigopening in de behuizing is aangebracht, wordt het bereik binnen de dampafzuiginrichting, dat door in het afgezogen aanwezig vet 25 kan worden verontreinigd, op gewenste wijze klein worden gehouden.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding direct stroomafwaarts van de filterkamer een ventilatorkamer, die een uitlaatopening heeft, waaraan de uitlaatzijde van de ventilator is aangesloten, is aangebracht, blijft de door de aangezogen lucht 30 veroorzaakte turbulente luchtstroming beperkt tot de ventilatorkamer.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding een met de uitblaasopening uitgeruste afzuigkamer 1036616 5 direct stroomafwaarts van de ventilatorkamer aan diens uitblaasopening is aangesloten, blijft een grotere ruimte beschikbaar, waarin de luchtstroming doordat die uit de behuizing naar buiten treedt, verder tot rust kan komen.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuig-5 inrichting volgens de uitvinding de uitblaasopening in ten minste één de afzuigkamer begrenzende zijde van de behuizing is uitgevoerd, kan de grootste behuizingszijde voor dit doel zodanig worden uitgekozen, zodat een uitblaasopening van maximale grootte kan worden bereikt. Hoe groter de uitblaasopening is, des te kleiner zal op gewenste wijze de snelheid van de via de uitblaasopening naar buiten tredende 10 luchtstroming zijn.

Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuig-inrichting volgens de uitvinding het geurfilter in de afzuigkamer is aangebracht, is verzekerd, dat het geurfilter wordt doorsneden door een tot rust gebrachte luchtstroom die in het geurfilter de grootst mogelijke verblijfsduur heeft.

15 Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuig- inrichting volgens de uitvinding het geurfilter de uitblaasopening bedekt, kan die op eenvoudige wijze worden onderhouden. Gewooniijk gaat het om een met een laag absorptiekorrels bedekte schuimstofmat, die naar wens eenvoudig kan worden vervangen.

20 Wanneer bij een verdere uitvoeringsvorm van de dampafzuig- inrichting volgens de uitvinding de buitenafmetingen van de behuizing ten minste in de breedte GN (gastro-norm) maten hebben, kan de dampafzuiginrichting zonder meer in draaggestellen, systeemdragers of dergelijke, die op GN-afmetingen zijn afgestemd, worden geschoven.

25 Uitvoeringsvoorbeelden van de uitvinding worden in het hierna volgende onder verwijzing naar de tekeningen nader beschreven. Getoond worden: Figuur 1 in een langsdoorsnede-aanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een dampafzuiginrichting volgens de uitvinding,

Figuur 2 de dampafzuiginrichting volgens figuur 1 in vooraanzicht, 30 Figuur 3 een deksel met een aanzuigkanaal voor de dampafzuig inrichting volgens figuur 1 in een langsdoorsnede-aanzicht,

Figuur 4 het deksel met aanzuigkanaal volgens figuur 3 in 1036616 6 vooraanzicht,

Figuur 5 in een langsdoorsnede-aanzicht de dampafzuiginrichting volgens figuur 1, onder in een draaggestel naar binnen geschoven,

Figuur 6 de dampafzuiginrichting met draaggestel volgens figuur 5 5 in vooraanzicht,

Figuur 7 in een langsdoorsnede-aanzicht een tweede uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding, in een systeemdrager naar binnen geschoven,

Figuur 8 de dampafzuiginrichting met systeemdrager volgens 10 figuur 7 in vooraanzicht,

Figuur 9 in een langsdoorsnede-aanzicht een voedselbereidings-systeem met de tweede uitvoeringsvorm van de dampafzuiginrichting volgens de uitvinding, een draaggestel zoals in figuur 5 en een systeemdrager zoals in figuur 7, en 15 Figuur 10 het voedselbereidingssysteem volgens figuur 9 in vooraanzicht.

De figuren 1 en 2 tonen in een langsdoorsnede-aanzicht respectievelijk in vooraanzicht een eerste uitvoeringsvorm van een dampafzuiginrichting volgens de uitvinding, als geheel met 10 is aangeduid. De dampafzuig-20 inrichting 10 heeft een blokvormige behuizing 12, die volgens de doorsnede-weergave in figuur 1 een aanzuigopening 14 en een uitblaasopening 16 omvat. De behuizing 12 bevat een filterinrichting, die bestaat uit een vetfilter 20 en een geurfilter 22, die in de behuizing 12 tussen de beide openingen 14, 16 zoals weergegeven zijn ondergebracht. Het geurfilter 22 is eenvoudigheidshalve slechts in 25 de figuren 1 en 2 getoond. Aan de behuizing 12 is in de buurt van de aanzuigopening 14 losneembaar een naar boven uitstekend aanzuigkanaal 24 met behulp van een deksel 25 aangesloten. Het aanzuigkanaal 24 voert door het deksel 25, waarmee het vast is verbonden heen. Het deksel 25 met het aanzuigkanaal 24 is in de figuren 3 en 4 als detail in langsdoorsnede-aanzicht respectievelijk 30 vooraanzicht getoond. Twee in de weergave in figuur 4 haaks van het deksel naar buiten uitstekende lassen 27 dienen te verhinderen, dat het aanzuigkanaal 24 ook randlucht, dat wil zeggen lucht uit de beide gebieden aan de zijkant van het 1036616 7 aanzuigkanaal 24 kan aanzuigen. De behuizing 12 heeft aan de onderkant een naar onder open sokkel 28 met een uitblaasopening 16, via welke afzuiglucht die het geurfilter 22 is gepasseerd naar buiten kan stromen. Wanneer de behuizing 12 op een (niet weergegeven) ondergrond staat, zoals bijvoorbeeld in de figuren 1 en 2 5 alsook 5 en 6, rust het op vier voeten (niet weergegeven), die verder naar onder steken dan de sokkel 28, zodat tussen de behuizing 12 en de ondergrond, waarop de behuizing staat, voldoende ruimte aanwezig is zodat de uit de behuizing 12 naar buiten tredende uitblaaslucht ongehinderd naar buiten kan komen. Aan zijn bovenste uiteinde heeft het aanzuigkanaal 24 een zich over de gehele breedte 10 tussen de lassen 27 uitstrekkende luchtinvoeropening 34.

De aanzuigopening 14 is in het vlak van de bovenzijde van de behuizing 12 aan diens achterste uiteinde, dat wil zeggen aan het tegenover de bedieningszijde gelegen uiteinde uitgevoerd. Direct stroomafwaarts van de aanzuigopening 14 is in de behuizing 12 een filterkamer 13 aangebracht, waarin het 15 vetfilter 20 op een schuine wand is gelegen. In deze schuine wand bevindt zich een luchtdoorvoeropening, via welke de aangezogen lucht in een direct stroomafwaarts van de filterkamer 13 aangebrachte ventilatorkamer 17, waarin een zuigventilator 18 is ondergebracht komt. De uitlaatzijde van de ventilator 18 is aangesloten op een uitlaatopening 19 van de ventilatorkamer 17. Direct stroomafwaarts van de 20 ventilatorkamer 17 sluit aan diens uitlaatopening 19 een afzuigkamer 21 aan, die is voorzien van de uitblaasopening 16. De uitblaasopening 16 is in een de afzuigkamer 21 naar onderen toe begrenzende zijde 41 van de behuizing 12 uitgevoerd. Voor het vervangen van het onder de afzuigkamer 21 en boven de uitblaasopening 16 aangebracht geurfilter 22 kan de sokkel 28 van de behuizing 12 worden weggeklapt. 25 De behuizing 12 is aan zijn beide langszijden zo uitgevoerd dat de dampafzuiginrichting 10, zoals een schuiflade in een verder hieronder nog nader beschreven draaggestel, systeemdrager of dergelijke, kan worden geschoven. Voor dit doel is de behuizing 12 aan zijn beide langszijden, naast de beide bovenste langsranden in het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld voorzien van twee naar 30 opzij uitstekende draaglatten 23. In plaats hiervan zou de behuizing 12 aan zijn beide langszijden ook kunnen zijn voorzien van steeds een deel van een telescooprail, die in het ander deel van de telescooprail, die aan het draaggestel, de 1036616 8 systeemdrager of dergelijke is bevestigd, kan worden geschoven. In beide gevallen is het wezenlijk dat daarbij de buitenafmetingen van de behuizing 12 tenminste in de breedte gezien GN-afmetingen moeten hebben, wanneer de betreffende afmetingen van het draaggestel, de systeemdrager of dergelijke, eveneens op GN-afmetingen 5 zijn afgestemd. De breedte van de behuizing 12 wordt daarbij gemeten over aan diens langszijden uitgevoerde draaglatten 23 of telescooprails (niet weergegeven).

Figuren 5 en 6 tonen in een langsdoorsnede-aanzicht respectievelijk in vooraanzicht de dampafzuiginrichting 10 volgens de figuren 1 en 2, die echter in een draaggestel 40 aan de onderzijde naar binnen zijn geschoven. De 10 opbouw van de dampafzuiginrichting 10 is daarbij identiek aan de met de onder verwijzing naar de figuren 1 tot en met 4 beschreven opbouw, zodat deze voor het vermijden van herhalingen niet opnieuw wordt beschreven. De dampafzuiginrichting 10 is in het draaggestel 40 tot aan de aanslag naar binnen geschoven, zodat het aanzuigkanaal 24 met zijn achterzijde tegen een achterste wand van het 15 draaggestel 40 aanligt. Het draaggestel 40 heeft langsopnemingen 42, waarin een thermisch apparaat 70 zoals een verwarmingsplaat of dergelijke (slechts weergegeven in figuren 9 en 10) kan worden geschoven. Op het draaggestel 40 is een naar voren, dat wil zeggen naar de bedienerszijde toe open acrylglasraam gezet, dat verzekert dat wasem die bij de voedselbereiding bestaat zo mogelijk 20 volledig in het aanzuigkanaal 24 wordt gezogen.

Het draaggestel 40 kan in hoofdzaak de opbouw van het uit de inleiding van genoemd WO 2006/092302 A1 bekende draaggestel omvatten. Het bekende draaggestel 40 is ervoor uitgevoerd om op een thermisch apparaat te kunnen worden gezet, of is ervoor uitgevoerd dat een thermisch apparaat in het 25 draaggestel aan de onderzijde naar binnen kan worden geschoven. Een bovenste opening van het draaggestel 40, die bij het bekende draaggestel voor het opnemen van GN-voedselcontainers, dat wil zeggen voedselcontainers volgens de Europese norm EN 631, en/of van GN-toebehoren dient, zou ook in het onderhavige geval GN-voedselcontainers (niet weergegeven) kunnen opnemen. In plaats daarvan kan 30 echter een GN-voedselcontainer ook in de langsopnemingen 42 van het draaggestel 40 naar binnen worden geschoven (zoals een GN-voedselcontainer 44 in de figuren 9 en 10) of GN- of voedselcontainers kunnen op het thermisch apparaat 70 1036616 9 worden geplaatst, die nodig zijn voor de toepassing bij de voedselbereiding.

Figuren 7 en 8 tonen in een langsdoorsnede-aanzicht respectievelijk vooraanzicht een tweede uitvoeringsvorm van de dampafzuig-inrichting 10' volgens de uitvinding, die in een tafelsysteemdrager 50, zoals die 5 bekend is uit figuur 7 van het in de inleiding genoemde DE 197 57 004 C2, naar binnen is geschoven. De systeemdrager 50 rust op vier voeten 52. De dampafzuiginrichting 10' heeft een kleinere hoogte dan de dampafzuiginrichting 10, zodat in de systeemdrager 50 naar beneden toe meer plaats voor een ongehinderde uitstroming van de afzuiglucht uit de dampafzuiginrichting 10' beschikbaar is. De 10 systeemdrager 50 heeft aan de voorkant een naar beneden wegklapbaar deksel 54. De voedselbereiding met de dampafzuiginrichting 10' zou in de in figuur 7 en 8 getoonde opstelling mogelijk kunnen zijn. Er zou slechts een thermisch apparaat zoals een wok of dergelijke (niet weergegeven) voor het aanzuigkanaal 24 op de dampafzuiginrichting 10' geplaatst moeten worden.

15 Doelmaterigerwijze wordt daarvoor echter een voedselbereidings- systeem 60 met een dampafzuiginrichting 10' (of met een dampafzuiginrichting 10) in de in figuren 9 en 10 in een langsdoorsnede-aanzicht respectievelijk vooraanzicht getoonde opstelling toegepast. Bij het voedselbereidingssysteem 60 is de dampafzuiginrichting 10' onder in een draaggestel 40 naar binnen geschoven (zoals 20 de dampafzuiginrichting 10 in de figuren 5 en 6). Het draaggestel 40 steunt af op de beide bovenste langsranden van een tafelsysteemdrager 50, waarvan het deksel 54 hier niet wordt getoond. Boven de dampafzuiginrichting 10' is in de langs-opnemingen 42 van het draaggestel 40 een thermisch apparaat 70, hier een verwarmingsplaat, naar binnen geschoven. In plaats daarvan zou de dampafzuig-25 inrichting 10' ook in het onderste paar opnemingen 42 naar binnen kunnen worden geschoven. Het thermisch apparaat 70 zou dan op overeenstemmende wijze hoger naar binnen moeten worden geschoven.

Beugels 35 aan beide zijden van de luchtinvoeropening 34 met aanzuigkanaal 24 verhinderen dat een GN-voedselcontainer 44, die op het bovenste 30 dragerpaar van de opnemingen 42 wordt geplaatst, in de langsrichting zo ver naar voren kan worden geschoven, dat het de luchtinvoeropening 34 bedekt en daarmee blokkeert. In figuur 10 is goed te herkennen dat de lassen 27, die het aanzuigen van 1036616 10 randlucht moeten verhinderen, daadwerkelijk ook verhinderen dat lucht ook vanuit het thermisch apparaat 70 wordt aangezogen. Dat zou anders de mate van afzuigwerking verslechteren, terwijl mogelijk slechts lucht met wasem boven de voedselcontainer 44, dus van de kookplaats zelf zou worden afgezogen.

5 Hierboven is weliswaar de toepassing van de dampafzuig- inrichting 10 of 10' met betrekking tot de toepassing samen met een tafel-systeemdrager 50 beschreven, maar de toepassing is echter eveneens mogelijk bij een inbouwsysteemdrager, zoals die bijvoorbeeld bekend is uit figuur 4 van het in de inleiding genoemde DE 197 57 004 C2.

10 1036616 11

Verwijzingscijferlijst 10 dampafzuiginrichting 12 behuizing 5 13 filterkamer 14 aanzuigopening 16 uitblaasopening 17 ventilatorkamer 18 zuigventilator 10 19 uitlaatopening 20 vetfilter 21 afzuigkamer 22 geurfilter 23 draaglat 15 24 aanzuigkanaal 25 deksel 27 lassen 28 sokkel 34 luchttoevoeropening 20 35 beugel 40 draaggestel 41 onderzijde 42 langsopnemingen 44 GN-voedselcontainer 25 50 tafelsysteemdrager 52 voeten 54 deksel 60 voedselbereidingssysteem 70 thermisch apparaat 30 10366 te 1036616

Claims (12)

1. Dampafzuiginrichting voor keukens, uitgevoerd als een draagbaar apparaat met een blokvormige behuizing (12) die een aanzuig- en een 5 uitbiaasopening (14, 16) als ook een zuigventilator (18) en een filterinrichting (20, 22) met ten minste een vetfilter (20) en ten minste een geurfilter (22) omvat die in de behuizing (12) tussen de beide openingen (14, 16) zijn ondergebracht, en met een in de beurt van een aanzuigopening (14) losneembaar aan de behuizing (12) aangesloten en naar boven uitstekend aanzuigkanaal (24), met het kenmerk, dat de 10 behuizing (12) aan zijn beide langszijden zodanig is uitgevoerd, dat de dampafzuiginrichting (10, 10'), als een schuiflade in een draaggestel (40), systeemdrager (50) of dergelijke kan worden geschoven.

2. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de behuizing (12) naast zijn beide bovenste langsranden zijwaarts uitstekende 15 draaglatten (23) omvat.

3. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het aanzuigkanaal (24) voert door een vast of losneembaar daarmee verbonden deksel (25), waarmee de uitbiaasopening (40) kan worden afgedekt.

4. Dampafzuiginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, 20 met het kenmerk, dat de aanzuigopening (14) in het vlak van de bovenzijde van de behuizing (12) is uitgevoerd.

5. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 4. gekenmerkt door een direct stroomafwaarts van de aanzuigopening (14) in de behuizing (12) aangebrachte filterkamer (13) voor het opnemen van het vetfilter (20).

6. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 5, gekenmerkt door een direct stroomafwaarts van de filterkamer (13) aangebrachte ventilatorkamer (17), die een uitlaatopening (19) heeft, waaraan de uitlaatzijde van de ventilator (18) is aangesloten.

7. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 6, gekenmerkt door een 30 direct stroomafwaarts van de ventilatorkamer (17) aan diens uitlaatopening (19) aangesloten, met de uitbiaasopening (16) uitgeruste afzuigkamer (21).

8. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de 1036616 10366 1 6 uitblaasopening (16) in ten minste één de afzuigkamer (21) begrenzende zijde (41) van de behuizing (12) is uitgevoerd.

9. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat het geurfilter (22) in de afzuigkamer (21) is aangebracht.

10. Dampafzuiginrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het geurfilter (22) de uitblaasopening (16) afdekt.

11. Dampafzuiginrichting volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de buitenafmetingen van de behuizing (12) ten minste in de breedte gezien GN (gastro-norm) maten hebben.

12. Voedselbereidingssysteem met een dampafzuiginrichting (10') volgens één van de voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dampafzuiginrichting (10') onder in een draaggestel (40) is geschoven, dat het draaggestel (40) op de beide bovenste langsranden van een systeemdrager (50) afsteunt en dat boven de dampafzuiginrichting (10') in langsopnemingen (42) van 15 het draaggestel (40) een thermisch apparaat (70) zoals een verwarmingsplaat of dergelijke is geschoven. 20 1036616 1036616