NL1036141C - Inrichting voor het stabiliseren van voorwerpen op een oneffen ondergrond. - Google Patents

Description

P86659NL00

Titel: Inrichting voor het stabiliseren van voorwerpen op een oneffen ondergrond

De uitvinding betreft een inrichting voor het stabiliseren van voorwerpen op een oneffen ondergrond.

Een dergelijke inrichting is bekend uit octrooiaanvrage WO 2007/037688-A1. Een nadeel van de in genoemde publicatie 5 geopenbaarde inrichting is de structurele complexiteit ervan. De inrichting is opgebouwd uit tal van elementen die de fabricage en assemblage van de inrichting bemoeilijken en betrekkelijk duur maken.

De onderhavige uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een structureel eenvoudiger inrichting voor het stabiliseren van voorwerpen op 10 een oneffen ondergrond die op voordelige wijze kan worden vervaardigd.

Hiertoe verschaft de uitvinding een inrichting omvattende een frame; een eerste wrijvingsoppervlak, voorzien aan of verbonden met het frame; een ondersteuningselement dat draaibaar verbonden is met het 15 frame zodat het ondersteuningselement tussen een eerste positie en een / tweede positie draaibaar beweegbaar is, welk ondersteuningselement voorts is voorzien van een tweede wrijvingsoppervlak; en een niet-gelede arm die draaibaar verbonden is met het ondersteuningselement en die aan een uiteinde is voorzien van een wrijvingsorgaan dat is ingericht voor 20 samenwerking met het eerste en het tweede wrijvingsoppervlak.

De inrichting is bij voorkeur zo uitgevoerd, dat - in een bedrijfsoriëntatie van het frame - het ondersteuningselement door middel van een opwaartse stoot daartegen vanuit een eerste, lage positie in een verhoogde, tweede positie kan worden gebracht. De tweede positie van het 25 ondersteuningselement kenmerkt zich enerzijds doordat het eerste en het tweede wrijvingsoppervlak van de inrichting relatief dicht bij elkaar liggen 2 - bijvoorbeeld direct tegenover elkaar, of elkaar overlappend/kruisend zoals de snijvlakken van een schaar - en anderzijds doordat het wrijvingsorgaan - dat via de niet-geledc arm verbonden is met het ondersteuningselement -zich eveneens in een verhoogde positie bevindt. Vanuit de tweede positie is 5 het ondersteuningselement onder invloed van de zwaartekracht beweegbaar richting de eerste positie. Tijdens deze beweging van het ondersteuningselement vanuit de tweede positie richting de eerste positie verwijdt de ruimte tussen het eerste en het tweede wrijvingsoppervlak geleidelijk. Het wrijvingsorgaan zal zich hierdoor, eveneens onder invloed 10 van de zwaartekracht, progressief lager/dieper in de zich geleidelijk verwijdende ruimte tussen het eerste en het tweede wrijvingsoppervlak begeven. Het wrijvingsorgaan functioneert hierbij feitelijk als een vergrendeling die, in combinatie met de twee wrijvingsoppervlakken, een terugbewegen van het ondersteuningselement vanuit een positie tussen de 15 eerste en de tweede positie richting de tweede positie blokkeert.

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding kan worden vervaardigd uit een minimum aan onderdelen die bovendien eenvoudig en goedkoop te vervaardigen zijn. Ten opzichte van het ontwerp uit de eerder genoemde aanvrage WO 2007/037688 zijn enkele onderdelen vereenvoudigd 20 of zelfs overbodig geworden. Zo is bijvoorbeeld de gelede “Gelenkhebel 26” functioneel vervangen door de hiervoor genoemde niet-gelede arm, en is de noodzaak voor het gebruik van trekveer zelfs geheel verdwenen nu in het onderhavige ontwerp de zwaartekracht wordt aangewend voor het vanuit de tweede positie richting de eerste positie bewegen van het 25 ondersteuningselement. Daarnaast heeft de inrichting volgens de onderhavige uitvinding het voordeel dat zij eenvoudig schaalbaar is. Zoals uit het navolgende nog duidelijk zal worden kan de onderhavige inrichting zo worden uitgevoerd dat zij een hoogte van 15 mm of minder heeft, waardoor zij desgewenst zelfs onder bijvoorbeeld een tafel- of stoelpoot kan 30 worden gemonteerd.

3

Hieronder zal de inrichting volgens de onderhavige uitvinding aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden en figuren nader worden toegelicht.

5 Beknopte figuurbeschrilving

Fig. 1 toont in perspectiefaanzicht een aantal elementen van een eerste uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding;

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van een geassembleerd eerste 10 uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig, 1;

Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede van een geassembleerd eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig, 1, overeenkomstig lijn A-A in Fig. 2;

Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede van een geassembleerd eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 1, overeenkomstig lijn B-B in Fig. 2; 15 Fig. 5, Fig. 6 en Fig. 7 tonen elk twee dwarsdoorsneden van een geassembleerd eerste uitvoeringsvoorbeeld volgens Fig. 1 in verschillende, doorgaans opeenvolgende posities van het ondersteuningselement, waarbij een eerste dwarsdoorsnede (links) is gemaakt overeenkomstig lijn A-A in Fig. 2, en een tweede dwarsdoorsnede is gemaakt overeenkomstig lijn B-B 20 in Fig. 2;

Fig. 8 toont een bovenaanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; en

Fig. 9, Fig. 10 en Fig. 11 tonen elk een dwarsdoorsnede van het 25 tweede uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting zoals getoond in Fig. 8 in verschillende, doorgaans opeenvolgende posities van het ondersteuningselement, waarbij elke dwarsdoorsnede is gemaakt overeenkomstig lijn A-A in Fig. 8.

30 Üitgebreide figuurbeschrilving 4

Fig. 1 toont een aantal onderdelen van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding. Zichtbaar in Fig. 1 zijn een eerste 10 en een tweede 10’ frameplaat, een armelement 20, een ondersteuningselement 30, een behuizing 40, en een wrijvingsorgaan 50.

5 De twee frameplaten 10,10’ zijn identiek en zullen onder verwijzing naar frameplaat 10’ worden beschreven. Frameplaat 10’ bezit een insnijding 11’ waarvan een binnenoppervlak 12’ — in gebruik - contact maakt met het wrijvingsorgaan 50. Een binnenoppervlakdeel 14’ doet dienst als eerste wrijvingsoppervlak. Daarnaast kan de insnijding 11’ in de 10 frameplaat 10’ zo zijn dat deze een aanslag 15’ omvat, welke aanslag is ingericht voor samenwerking met een nok 23’ die is voorzien aan, of verbonden is met, een niet-gelede arm 21’ van het armelement 20. De frameplaat 10’ kan voorts zijn voorzien van enkele bevestigingsgaten 13’, 13” waarmee de plaat (en daarmee de inrichting als geheel), bijvoorbeeld 15 met behulp van schroeven of spijkers, kan worden bevestigd aan onder meer een tafel- of stoelpoot. De frameplaat 10’ kan voordelig worden vervaardigd uit metaal, bijvoorbeeld door stansen.

Het armelement 20 omvat in het eerste uitvoeringsvoorbeeld van Fig. 1 twee niet-gelede armen 21, 21’ waartussen het wrijvingsorgaan 50 20 kan worden bevestigd. Het zal de vakman duidelijk zijn dat in een andere uitvoeringsvorm met één niet-gelede arm 21 zou kunnen worden volstaan. De twee armen 21, 21’ kunnen onderling star zijn verbonden door een asdeel 22, dat opneembaar is in een opening 32 in het ondersteuningselement 30. Voorts kan het armelement 20 - of zoals in het onderhavige geval één van 25 de niet-gelede armen 21, 2Γ, of beide - zijn voorzien van een nok 23, 23’ die is ingericht voor samenwerking met een aanslag 15, 15’, Welke aanslag kan zijn gevormd door de insnijding 11,11’ van een frameplaat 10, 10’,

Het wrijvingsorgaan 50 kan zijn uitgevoerd als een cilindrische rol 51, welke aan de uiteinden is voorzien van asdelen 52, 52’ ten behoeve van 30 ophanging in het armelement 20. De cilindrische rol 51 is bij voorkeur 5 draaibaar in het armelement 20 opgehangen, teneinde de beweging van het wrijvingsorgaan 50, wanneer dit orgaan met slechts ofwel het eerste 14, 14’ ofwel het tweede 34 wrijvingsvlak contact maakt, te bevorderen. Het oppervlak van de cilindrische rol 51 is bij voorkeur stroef uitgevoerd, 5 teneinde tezamen met de wrijvingsoppervlakken 14,14’, 34 voldoende wrijvingskracht te kunnen genereren.

Het ondersteuningselement 30 kan door middel van een as (niet getoond) draaibaar om een eerste punt 31 in de gaten 16,16’ van de frameplaten 10,10’ worden opgehangen. Om het armelement 20 draaibaar 10 met het ondersteuningselement 30 te kunnen verbinden kan het ondersteuningselement 30 zijn voorzien van een asgat 32, waarin asdeel 22 van het armelement 20 opneembaar is. Het asgat 32 kan zijn uitgevoerd als een slobgat om het mogelijk te maken dat het wrijvingsorgaan 50 - in een geassembleerde toestand van de inrichting - steeds langs (d.w.z. in contact 15 met) het tweede wrijvingsoppervlak 34 beweegbaar is, ook wanneer het centrum van kromming van dit oppervlak 34 niet samenvalt met een enkele positie binnen het asgat 32.

De behuizing 40 dient primair voor een nette afwerking van de inrichting, en beoogt het mechanisme van de inrichting aan zowel het oog 20 als de invloed van stof en ander vuil te onttrekken, In een uitvoeringsvorm van de behuizing 40 kan deze zijn voorzien van een aanslag 41 die is ingericht voor samenwerking met een optionele nok 33 die kan zijn voorzien aan het ondersteuningselement 30. De samenwerking tussen de nok 33 en de aanslag 41 kan de bewegingsruimte van het ondersteuningselement 30 25 op voordelige wijze begrenzen, in het bijzonder ter voorkoming van het ongecontroleerd voorbij de eerste positie bewegen van het ondersteuningselement 30.

De werking van de geassembleerde inrichting overeenkomstig Fig. 1 zal nu aan de hand van de figuren 2 t/m 7 worden toegelicht. Voor de 30 beeldvorming kan er van worden uitgegaan dat de inrichting is gemonteerd 6 aan het onderuiteinde van bijvoorbeeld een tafelpoot, zodanig dat een onderrand 17’ van de frameplaat 10’ (zie Fig. 1) samenvalt met de horizontaal-vlakke onderkant van de poot.

Fig. 2 toont een bovenaanzicht van de geassembleerde inrichting 5 volgens Fig. 1. Fig. 3 toont een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens lijn A-A in Fig. 2, en Fig. 4 toont een dwarsdoorsnede van de inrichting volgens lijn B-B in Fig. 2.

Fig. 3 en Fig. 4 tonen het uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting met het ondersteuningselement 30 in de eerste positie. Deze eerste positie is 10 de uitgangspositie van de inrichting, en wordt - zoals hierna duidelijk zal worden - automatisch aangenomen wanneer de tafelpoot van de grond wordt opgetild. In de uitgangspositie rust het ondersteuningselement 30 met behulp van de nok 33 op de aanslag 41, De armen 21, 2Γ van het armelement 20 strekken zich in hoofdzaak in verticale richting, omhoog uit. 15 Wordt nu de tafelpoot neergezet, dan zal het ondersteuningselement 30 plots in contact komen met de ondergrond (niet getoond), en als gevolg hiervan een opwaartse stoot ervaren. Het ondersteuningselement 30 zal hierdoor kloksgewijs (i.e. rechts-om) kantelen rond ophangpunt 31, en effectief omhoog bewegen tot de tweede positie - getoond in Fig. 5 - wordt 20 bereikt.

De tweede positie van het ondersteuningselement 30 kenmerkt zich enerzijds doordat het eerste 14, 14’ en het tweede 34 wrijvingsoppervlak van de inrichting relatief dicht bij elkaar liggen, nl. elkaar overlappend/kruisend zoals de snijvlakken van een schaar. Dit is 25 goed zichbaar in de beide doorsneden van Fig. 5. Anderzijds kenmerkt de tweede positie zich doordat het wrijvingsorgaan 50 - dat via armelement 20 draaibaar verbonden is met het ondersteuningselement 30 - zich eveneens in een verhoogde positie bevindt.

Blijkt bij het loslaten van de tafelpoot, die in werkelijkheid met een 30 tafel met meerdere andere poten verbonden zal zijn, dat de betreffende poot 7 niet stabiel staat omdat hij niet steeds contact maakt met de ondergrond, dan zal het ondersteuningselement 30, op het moment dat er speling is tussen de onderkant van de tafelpoot en de ondergrond, onder invloed van de zwaartekracht naar beneden vallen. Het ondersteuningselement 30 5 verlaat dan dus de tweede positie van Fig. 5, en beweegt richting de eerste (uitgangs) positie van Fig. 3 en Fig. 4. Komt het ondersteuningselement 30 voordat het de eerste positie bereikt in contact met de ondergrond, dan stopt de anti-kloksgewijze (i.e. links-om) beweging van het ondersteuningselement 30 rond ophangpunt 31, en komt het 10 ondersteuningselement tot stilstand op een positie tussen de tweede en de eerste positie. Een dergelijke situatie is getoond in Fig. 6. Vanuit de positie van Fig. 6 is het ondersteuningselement 30 niet langer rechts-om/opwaarts richting de tweede positie beweegbaar. Dit is een gevolg van het feit dat zich tussen het eerste 14, 14’ en het tweede 34 wrijvingsoppervlak, gedurende de 15 links-om/neerwaartse beweging van het ondersteuningselement 30, een zich geleidelijk verwijdende ruimte heeft gevormd waarin het wrijvingsorgaan 50 zich onder invloed van de zwaartekracht heeft begeven. Het wrijvingsorgaan functioneert nu feitelijk als een vergrendeling die, in combinatie met de wrijvingsoppervlakken 14, 13’, 34, een terugbewegen van 20 het ondersteuningselement 30 vanuit de positie tussen de eerste en de tweede positie van Fig. 6 richting de tweede positie van Fig. 5 blokkeert. Aldus wordt de speling tussen de onderkant van de tafelpoot en de ondergrond effectief overbrugd door de inrichting.

Wordt de tafelpoot opnieuw opgetild, dan zal het 25 ondersteuningselement 30 zich opnieuw links-om in beweging zetten, waarbij het massamiddelpunt van het element neerwaarts beweegt. Op enig moment raakt daarbij de nok 23, 23’ van armelement 20 de aanslag 15, 15’ van de frameplaat 10, 10’, zoals getoond in Fig. 7. Beweegt het ondersteuningselement 30 nu nog verder links-om/neerwaarts, dan zal ook 30 het armelement 20 door de wisselwerking van de aanslag 15 en de nok 23 8 links-om gedraaid worden, totdat de armen 21,21’ daarvan een verticale oriëntatie bereiken. Op dat moment wordt de uitgangspositie van Fig. 3 en Fig. 4 bereikt.

Fig. 8 t/m 11 tonen een tweede uitvoeringsvoorbeeld van de 5 inrichting volgens de onderhavige uitvinding, waarbij Fig. 8 een bovenaanzicht biedt, en de Fig. 9 t/m 11 verschillende posities van het ondersteuningselement 30 tonen. Het tweede uitvoeringsvoorbeeld illustreert hóe eenvoudig het ontwerp volgens de onderhavige uitvinding kan worden geschaald. Daarnaast is de functie van het slobgat 32 goed 10 zichtbaar, nl. het mogelijk te maken dat het wrijvingsorgaan 50 steeds langs (d.w.z. in contact met) het tweede wrijvingsoppervlak 34 beweegbaar is, nu het centrum van kromming van dit oppervlak 34 niet samenvalt met een punt binnen het asgat 32. Na het voorgaande zal de werking van het tweede uitvoeringsvoorbeeld de vakman duidelijk zijn. De Figuren 8 t/m 11 15 behoeven dan ook geen nadere bespreking; het voorgaande is mutatis mutandis van toepassing.

Hoewel in het voorgaande de onderhavige uitvinding is toegelicht aan de hand van enkele uitvoeringsvoorbeelden dient te worden opgemerkt dat de uitvinding niet tot deze uitvoeringsvoorbeelden is beperkt. Door een 20 vakman kunnen verschillende aanpassingen en wijzigingen op de besproken uitvoeringsvoorbeelden worden aangebracht zonder dat hierdoor de gedachte en het bereik van de uitvinding, zoals neergelegd in de hiernavolgende conclusies, wordt verlaten. In het bijzonder kunnen daarbij verschillende hierboven beschreven uitvoeringsvoorbeelden van de 25 uitvinding worden gecombineerd tot nieuwe uitvoeringsvormen.

Claims (8)

1. Inrichting geschikt voor het stabiliseren van voorwerpen op een oneffen ondergrond, omvattende: - een frame (10, 10’)·; - een eerste wrijvingsoppervlak (14,14’), voorzien aan of verbonden 5 met het frame; - een ondersteuningselement (30) dat draaibaar verbonden is met het frame zodat het ondersteuningselement tussen een eerste positie en een tweede positie draaibaar beweegbaar is, welk ondersteuningselement voorts is voorzien van een tweede 10 wrijvingsoppervlak (34); en - een niet-gelede arm (21, 21’) die draaibaar verbonden is met het ondersteuningselement en die aan een uiteinde is voorzien van een wrijvingsorgaan (50) dat is ingericht voor samenwerking met het eerste en het tweede wrijvingsoppervlak. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het frame ten minste één frameplaat (10, 10’) omvat, welke frameplaat een insnijding (11,11’) bezit waarvan een binnenoppervlak (12,12’) - in gebruik - contact maakt met het wrijvingsorgaan (50). 20

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij althans een deel van het binnenoppervlak (12, 12’) van de insnijding (11, 11’) het eerste wrijvingsvlak (14, 14’) vormt.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de niet-gelede arm (21, 21’) is voorzien van of is verbonden met een nok (23, 23’), en waarbij de insnijding (11, IV) in de frameplaat (10, 10’) zodanig is gevormd dat de frameplaat een aanslag (15,15’) omvat die is ingericht voor samenwerking met de nok, welke samenwerking tenminste dan plaatsvindt wanneer het ondersteuningselement de eerste positie inneemt.

5. Inrichting volgens tenminste conclusie 2, waarbij de frameplaat (10,10’) door middel van stansen is of kan worden vervaardigd uit een plaat materiaal, bijvoorbeeld metaal.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij ten 10 minste het tweede wrijvingsoppervlak (34) gekromd is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarin het ondersteuningselement (30) is voorzien van een slobgat (32) voor het met behulp daarvan tenminste draaibaar bevestigen van de niet-gelede arm (21, 21’). 15

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, voorts omvattende een behuizing (40) die is voorzien van een aanslag (41), welke aanslag (41) is ingericht voor samenwerking met een op of aan het ondersteuningselement (30) voorziene nok (33).