NL1032957C2

NL1032957C2 - Kindervoertuigstoel.

Info

Publication number: NL1032957C2
Application number: NL1032957A
Authority: NL
Inventors: Martinus Theodorus Fransen; Roelof Van Driel
Original assignee: Maxi Miliaan Bv
Priority date: 2006-11-28
Filing date: 2006-11-28
Publication date: 2008-05-29
Also published as: EP1927503A2; EP1927503A3; ES2451650T3; US20080122276A1; EP1927503B1; US7604295B2

Description

Kindervoertuigstoel

De uitvinding heeft betrekking op een kindervoertuigstoel voorzien 5 van een door een onderstel ondersteunde zitting, een met de zitting verbonden rugleuning, alsmede middelen voor het in ten minste twee posities plaatsen van de zitting ten opzichte van het onderstel, welke middelen ten minste twee uitsparingen alsmede ten minste een met de uitsparingen te koppelen element omvatten, waarbij het element verplaatsbaar is van een in de uitsparing gelegen positie naar een buiten 10 de uitsparing gelegen positie waarin het element verplaatsbaar is naar een andere uitsparing en vice versa; met het kenmerk, dat het element in de uitsparing verplaatsbaar is van een met de uitsparing gekoppelde positie naar een in de uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie.

Bij een dergelijke uit de Duitse octrooiaanvrage DE-21.28.927 15 bekende kindervoertuigstoel is het onderstel voorzien van een langgestrekte gleuf, welke gleuf twee uitsparingen omvat. In de gleuf is een met de zitting verbonden pen verschuifbaar gelagerd. De zitting is ten opzichte van het onderstel verplaatsbaar, waarbij de pen onder meer een aangrijping kan worden gebracht met een van de uitsparingen.

20 Door het instellen van de zitting ten opzichte van het onderstel kan het kind vanuit een zittende positie naar een zogenaamde slaappositie worden gebracht.

Een nadeel van deze bekende kindervoertuigstoel is dat tijdens het gebruik bij het over bijvoorbeeld een hobbel rijden van het voertuig de pen uit 25 aangrijping kan geraken met de uitsparing, waarna de zitting ongewenst ten opzichte van het onderstel kan gaan verplaatsen.

De uitvinding beoogt een kindervoertuigstoel te verschaffen waarmee op eenvoudige wijze de zitting ten opzichte van het onderstel verplaatsbaar is, waarbij de zitting in een gewenste positie stevig met het onderstel is gekoppeld.

30 Dit doel wordt bij de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding bereikt doordat het element in de uitsparing verplaatsbaar is van een met de uitsparing gekoppelde positie naar een in de uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie.

Op deze wijze dient het element voordat het uit de uitsparing kan 1032957 2 worden verwijderd om het element naar een andere uitsparing te verplaatsen, eerst in de uitsparing zelf te worden verplaatst om van de uitsparing te worden ontkoppeld. Op deze wijze zal de zitting niet ongewenst ten opzichte van het onderstel kunnen verplaatsen.

5 Een andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het element haakvormig is, terwijl de uitsparing is voorzien van een uitstekende rand, waarmee het haakvormig element koppelbaar is.

Een dergelijk haakvormig element is eenvoudig te vervaardigen en 10 goed en eenvoudig koppelbaar met een uitsparing begrenzende uitstekende rand.

Bij voorkeur ligt hierbij het element tevens onder invloed van onder meer de zwaartekracht in de met de uitsparing gekoppelde positie.

Nog een andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het onderstel is voorzien van de uitspa· 15 ringen, terwijl de zitting is voorzien van het element.

Een dergelijke kinderstoel is relatief eenvoudig vervaardigbaar.

Een weer andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de zitting is voorzien van een pen die verschuifbaar is gelagerd in een in het onderstel voorziene gleuf of vice versa.

20 Door een dergelijke in een gleuf verplaatsbare pen wordt een goede geleiding bij het verplaatsen van de zitting ten opzichte van het onderstel verkregen. Hierbij dienen het element en de uitsparingen enkel voor het definiëren van de verschillende posities.

Een nog andere uitvoeringsvorm van de kindervoertuigstoel volgens 25 de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de rugleuning zwenkbaar met de zitting is verbonden.

Hierdoor is mogelijk dat de rugleuning van de kindervoertuigstoel tegen de rugleuning van de voertuigstoel aan blijft liggen tijdens het naar de in de uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie brengen van het element alsmede 30 bij het uit de uitsparing verplaatsen van het element. Bovendien kan hierdoor op eenvoudige wijze worden gewaarborgd dat altijd ten minste een deel van de rugleuning van de kindervoertuigstoel aanligt tegen de rugleuning van de voertuigstoel, waardoor een goede ondersteuning van de kindervoertuigstoel is 3 gewaarborgd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen waarin: fig. 1 een zijaanzicht toont van een kindervoertuigstoel volgens de 5 uitvinding, met een element in een met een eerste uitsparing gekoppelde positie.

Fig. 2 de in de fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont, met het element een in de eerste uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie.

Fig. 3 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont, met het element in een buiten de eerste uitsparing gelegen positie.

10 Fig. 4 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont met het element in een tussen de eerste en tweede uitsparing gelegen positie.

Fig. 5 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont met het element in een buiten de tweede uitsparing gelegen positie.

Fig. 6 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont met het 15 element in een in de tweede uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie.

Fig. 7 de in fig. 1 weergegeven kindervoertuigstoel toont met het element in een met de tweede uitsparing gekoppelde positie.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van eenzelfde verwijzingscijfer.

20 Fig. 1 toont een kindervoertuigstoel 1 volgens de uitvinding die is voorzien van een door een onderstel 2 ondersteunde zitting 3 en een zwenkbaar om een zwenkas 4 met de zitting 3 verbonden rugleuning 5. Tijdens gebruik rust het onderstel 2 op een zitting 6 van een voertuigstoel 7 terwijl de rugleuning 5 aanligt tegen een rugleuning 8 van de voertuigstoel 7.

25 Het onderstel 2 is voorzien van een langgestrekte gleuf 9 alsmede van twee uitsparingen 10, 11 die elk aan een naar de rugleuning 5 toegekeerde zijde worden begrensd door een uitstekende rand 12. De zitting 3 is voorzien van een in de gleuf 9 verschuifbare gelegen pen 13 alsmede van een haakvormig element 14. Het haakvormige element 14 is voorzien van een uitsteeksel 15. Bij de in fig. 1 30 weergegeven positie van de zitting 3 ten opzichte van het onderstel 2 is de pen 13 tegen een uiteinde 16 van de gleuf 9 aangelegen. Het haakvormige element 14 is in de eerste uitsparing 10 gelegen, waarbij het uitsteeksel 15 onder de uitstekende rand 12 is gelegen. Hierdoor is het haakvormige element 14 met de uitsparing 10 4 gekoppeld. Doordat bovendien de uitsparingen 10, 11 alsmede de daarbij behorende uitstekende randen 12 zich onder een scherpe hoek α respectievelijk β met de horizontaal uitstrekken, wordt het haakvormige element 14 verder onder invloed van de door de zitting 3 en een daarop zittende kind uitgevoerde zwaartekracht stevig in 5 de gekoppelde positie gedrukt.

Indien een gebruiker de kindervoertuigstoel in een meer hellende positie of slaapstand wenst te brengen, zoals weergegeven in fig. 7, kan door de gebruiker de zitting 3 bijvoorbeeld bij een handvatvormige uitsparing 17 worden beetgepakt en in de door pijl P1 (fig. 2) weergegeven richting worden verschoven. 10 Hierbij verschuift de pin 13 in de gleuf 9 en wordt het haakvormige element 14 vanuit de met de uitsparing 10 gekoppeld positie naar de in de uitsparing gelegen, van de uitsparing 10 ontkoppelde positie gebracht.

Vervolgens wordt door de gebruiker de zitting 3 in de door pijl P2 aangegeven richting (zie figuur 3) gezwenkt, waarbij de pen 13 als zwenkas dient. 15 Tevens vindt hierbij een zwenking plaats van de zitting 3 ten opzichte van de rugleuning 5 om de zwenkas 4. Bij het zwenken van de zitting 3 ten opzichte van het onderstel 2 wordt het haakvormige element 14 naar een buiten de uitsparing 10 gelegen positie gebracht. Daarna worden door de gebruiker de zitting 3 in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst, waarbij het uitsteeksel 14 naar de tweede 20 uitsparing 11 toe wordt verplaatst (zie fig. 4).

Zodra het uitsteeksel 14 zich in een boven de tweede uitsparing 11 gelegen positie bevindt (fig. 5) wordt een verdere verplaatsing in de door pijl P3 aangegeven richting verhinderd doordat de pen 13 tegen een tweede uiteinde 18 van de gleuf 9 aan is gelegen. De gebruiker zwenkt vervolgens de zitting 3 in de door pijl 25 P4 aangegeven richting, waarbij het haakvormige element 14 in de tweede uitsparing 11 wordt gebracht. (Zie fig. 6). Het haakvormige element 14 is hierbij nog niet met de tweede uitsparing 11 gekoppeld. Hiertoe wordt de zitting 3 in een pijl P1 tegengestelde, door pijl P5 aangegeven richting verplaatst. Dit kan door de gebruiker worden gedaan. Indien de gebruiker de zitting 3 in de in fig. 6 weergegeven positie 30 loslaat, zal het verplaatsen van de zitting 3 in de door pijl P5 aangegeven richting automatisch onder invloed van de zwaartekracht geschieden. Door verplaatsing van de zitting 3 in de door pijl P5 aangegeven richting wordt het haakvormige element 14 door het uitsteeksel 15 gekoppeld met de uitstekende rand 12.

5

Het is uiteraard ook mogelijk om het onderstel 2 te voorzien van meer dan twee uitsparingen, waardoor een dienovereenkomstig aantal verschillende posities van de zitting 3 ten opzichte van het onderstel 2 kan worden gerealiseerd.

5 t 03295 7

Claims

1. Kindervoertuigstoel voorzien van een door een onderstel ondersteunde zitting, een met de zitting verbonden rugleuning, alsmede middelen 5 voor het in ten minste twee posities plaatsen van de zitting ten opzichte van het onderstel, welke middelen ten minste twee uitsparingen alsmede ten minste een met de uitsparingen te koppelen element omvatten, waarbij het element verplaatsbaar is van een in de uitsparing gelegen positie naar een buiten de uitsparing gelegen positie waarin het element verplaatsbaar is naar een andere uitsparing en vice versa, 10 met het kenmerk, dat het element in de uitsparing verplaatsbaar is van een met de uitsparing gekoppelde positie naar een in de uitsparing gelegen, daarvan ontkoppelde positie.

2. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het element haakvormig is, terwijl de uitsparing is voorzien van een uitstekende rand, 15 waarmee het haakvormig element koppelbaar is.

3. Kindervoertuigstoel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het onderstel is voorzien van de uitsparingen, terwijl de zitting is voorzien van het element.

4. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies, met het 20 kenmerk, dat de zitting is voorzien van een pen die verschuifbaar is gelagerd in een in het onderstel voorziene gleuf of vice versa.

5. Kindervoertuigstoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de rugleuning zwenkbaar met de zitting is verbonden. 1032957