NL1035276C2 - Samenstel voorzien van een onderstel en een losneembaar met het onderstel koppelbare kinderzitting alsmede een dergelijke kinderzitting en een dergelijk onderstel. - Google Patents

Description

Samenstel voorzien van een onderstel en een losneembaar met het onderstel koppelbare kinderzitting alsmede een dergelijke kinderzitting en een dergelijk onderstel.

5 De uitvinding heeft betrekking op een samenstel voorzien van een onderstel en een losneembaar met het onderstel koppelbare kinderzitting, waarbij de kinderzitting is voorzien van ten minste een eerste koppelingselement dat losneembaar koppelbaar is met een in het onderstel voorzien tweede koppelingselement.

10 Bij dergelijke, op zich bekende samenstellen wordt een kinderzitting gekoppeld met een onderstel zoals bijvoorbeeld een wandelwagen of een in een voertuig aanwezig basisframe. Door het koppelen van de kinderzitting met het onderstel wordt een stevige verbinding daarmee gerealiseerd. Doordat de kinderzitting van het onderstel kan worden ontkoppeld, kan de kinderzitting op 15 eenvoudige wijze als afzonderlijke kinderzitting worden benut of met een ander onderstel worden gekoppeld. Zodoende kan een kinderzitting bijvoorbeeld eerst in combinatie met een wandelwagen worden toegepast, waarna vervolgens de kinderzitting, gekoppeld met een basisframe in een voertuig ervoor dient om een kind veilig met het voertuig te vervoeren.

20 De tot dusver bekende samenstellen zijn relatief complex van opbouw en vergen een relatief complexe bediening.

De uitvinding beoogt een samenstel te verschaffen waarbij op eenvoudige wijze een kinderzitting met een onderstel kan worden gekoppeld en daarvan kan worden ontkoppeld.

25 Dit doel wordt bij het samenstel volgens de uitvinding bereikt, doordat de kinderzitting is voorzien van ten minste een om een kantelas kantelbare kantelarm die is voorzien van ten minste twee eerste koppelingselementen, terwijl het onderstel is voorzien van ten minste een paar tweede koppelingselementen die elk aan een naar de kantelas toegekeerde zijde een uitsparing omvatten, waarbij de 30 nokken positioneerbaar zijn in de uitsparingen voor het koppelen van de eerste en tweede koppelingselementen.

Door de in de uitsparingen gelegen nokken wordt een stevige koppeling tussen de kinderzitting en het onderstel gerealiseerd. Door het om de kantelas kantelen van de kantelarm worden tegelijkertijd alle met de kantelarm 1035276 2 gekoppelde nokken in of uit de uitsparingen verplaatst. Hierdoor wordt een eenvoudige bediening verkregen. Doordat verder een aantal nokken met een aantal uitsparingen worden gekoppeld wordt bovendien een stevige koppeling gerealiseerd.

5 Een uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kantelarm tegen veerkracht in om de kantelas kantelbaar is.

Bij het met het onderstel koppelen en bij het van het onderstel ontkoppelen van de kinderzitting moet de kantelarm tegen de veerkracht in om de kantelas worden gekanteld. Hierdoor wordt het ongewenst losraken van de 10 koppeling tussen de met de kantelarm verbonden nokken en de uitsparingen op eenvoudige wijze voorkomen. Enkel indien op de kantelarm een voldoende kracht wordt uitgeoefend om de kantelarm tegen de veerkracht in om de kantelas te kunnen kantelen, is het mogelijk om de koppeling tussen het onderstel en de kinderzitting te verbreken.

15 Een andere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kinderzitting is voorzien van ten minste twee kantelarmen, waarbij de kantelassen zich nagenoeg evenwijdig aan de langszijden van de kinderzitting uitstrekken.

Door de zich aan beide langszijden van de kinderzitting 20 uitstrekkende kantelarmen wordt een stevige en stabiele koppeling tussen de kinderzitting en het onderstel verkregen. Indien de kinderzitting in een voertuig wordt toegepast, zullen bij een botsing van het voertuig op de kinderzitting uitgeoefende krachten zich hoofdzakelijk evenwijdig aan de langszijden en derhalve evenwijdig aan de kantelassen uitstrekken. Dergelijke krachten worden bij de 25 koppeling tussen de kinderzitting en het onderstel opgevangen door de in de uitsparingen gelegen nokken. Doordat deze krachten zich uitstrekken in een richting de zich dwars uitstrekt op de richting waarin de nokken kantelbaar zijn, is hierbij het risico uitgesloten dat de nokken ongewenst uit de uitsparingen geraken.

Een nog andere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de 30 uitvinding wordt gekenmerkt doordat de kantelarmen met behulp van een gemeenschappelijk bedieningsorgaan tegen veerkracht in om de kantelassen kantelbaar zijn.

Door het gemeenschappelijke bedieningsorgaan kan op eenvoudige wijze de koppeling tussen de kinderzitting en onderstel worden ontkoppeld.

3

Een verdere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het onderstel is voorzien van ten minste twee paar tweede koppelingselementen, waarbij de uitsparingen van een eerste paar tweede koppelingselementen naar de uitsparingen van het tweede paar tweede 5 koppelingselementen toe zijn gericht.

Indien op de kinderzitting een kracht wordt uitgeoefend die zich uitstrekt van het eerste paar tweede koppelingselementen naar het tweede paar tweede koppelingselementen of vice versa, worden hierbij de nokken in respectievelijk het tweede paar tweede koppelingselementen of het eerste paar 10 tweede koppelingselementen gedrukt waardoor een stevige koppeling tussen de kinderzitting en het onderstel gewaarborgd blijft.

Een nog verdere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de uitvinding wordt gekenmerkt doordat het onderstel is voorzien van een plaatvormig deel waarmee de tweede koppelingselementen zijn verbonden.

15 Een dergelijk onderstel is eenvoudig van opbouw en kan bij diverse onderstellen zoals een wandelwagen, een basisframe in een voertuig, een bagagedrager van een fiets, etc. worden toegepast. Hierdoor is het voor een gebruiker aantrekkelijk om voor verschillende toepassingen diverse onderstellen aan te schaffen waarmee vervolgens de kinderzitting kan worden gekoppeld. Bij 20 diverse op zich bekende onderstellen zijn de onderstellen voorzien van relatief complexe bedieningsorganen waardoor de onderstellen relatief duur zijn, hetgeen een drempel is om een aantal onderstellen voor verschillende toepassingen aan te schaffen.

Een weer andere uitvoeringsvorm van het samenstel volgens de 25 uitvinding wordt gekenmerkt doordat elke nok een een scherpe hoek met het tweede koppelingselement insluitend schuifvlak omvat, waarbij bij het koppelen van het eerste koppelingselement met het tweede koppelingselement het schuifvlak schuifbaar is langs het tweede koppelingselement, waardoor de kantelarm kantelbaar is naar een positie waarin het schuifvlak zich nagenoeg evenwijdig aan 30 het tweede koppelingselement uitstrekt, waarna de kantelarm in een tegengestelde richting kantelbaar is voor het positioneren van de nok in de uitsparing van het tweede koppelingselement.

Door het schuifvlak wordt op eenvoudige wijze een koppeling tussen de nok en de uitsparing gerealiseerd.

4

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen, waarin fig. 1 een perspectivisch uitgeslagen aanzicht toont van een samenstel volgens de uitvinding, 5 fig. 2 een perspectivisch samengesteld aanzicht toont van het in fig.

1 weergegeven samenstel, fig. 3a en 3b respectievelijk een perspectivisch aanzicht en dwarsdoorsnede tonen van een van het onderstel ontkoppelde kinderzitting, fig. 4a en 4b respectievelijk een perspectivisch aanzicht en 10 dwarsdoorsnede tonen bij het koppelen van de kinderzitting met het onderstel, waarbij de kantelarm om de kantelas is gekanteld, fig. 5a en 5b respectievelijk een perspectivisch aanzicht en dwarsdoorsnede tonen van een met het onderstel gekoppelde kinderzitting.

In de figuren zijn overeenkomende onderdelen voorzien van 15 eenzelfde verwijzingscijfer.

Fig. 1 en 2 tonen perspectivische aanzichten van een samenstel 1 volgens de uitvinding dat is voorzien van een kinderzitting 2 en een onderstel 3. De kinderzitting 2 omvat een kuipvormig deel 4 en een met beide langszijden van het kuipvormig deel 4 verbonden draagbeugel 5. Een dergelijke kinderzitting is op zich 20 bekend en zal derhalve niet nader worden toegelicht.

De kinderzitting 2 is verder voorzien van aan beide langszijden van de kuip 4 gelegen kantelarmen 6 waarvan er in de figuren in verband met de duidelijkheid slechts een is weergegeven. De niet weergegeven kantelarm is spiegelbeeldig ten opzichte van een zich tussen beide langszijden uitstrekkend 25 virtueel spiegelvlak.

Elke kantelarm 6 is kantelbaar in een tegengesteld aan de door pijl P1 aangegeven richting om een zich evenwijdig aan de langszijden uitstrekkende kantelas 7. De kantelarm 6 is voorzien van drie nokken 8 die elk zijn voorzien van een schuifvlak 9 (zie fig. 3b). De kantelarm 6 is verder voorzien van een zich dwars 30 op de kantelas 7 uitstrekkende pen 10 en een daarmee verbonden, zich dwars op de pen 10 en de kantelas 7 uitstrekkende signaalknop 11. De kantelarm 6 is met behulp van een slede 12 in een in de kuip 4 gelegen uitsparing 13 bevestigd. De slede 12 omvat twee zich evenwijdig aan elkaar uitstrekkende wanddelen 14, 15 alsmede een de wanddelen 14,15 verbindend brugdeel 16. Het brugdeel 16 is aan de onderzijde 5 voorzien van twee uitsparingen 17, waarvan de functie aan de hand van fig. 3a - 5b nader zal worden toegelicht. De slede 12 is verder voorzien van een in het wanddeel 14 gelegen opening 18 waar doorheen, bij een van het onderstel 3 ontkoppelde of correct met het onderstel 3 gekoppelde kinderzitting de signaalknop 11 zichtbaar is.

5 Tussen de pen 10 en het wanddeel 15 is een veer 19 gelegen die op de kantelarm 6 een kracht uitoefent ten gevolge waarvan de kantelarm 6, in een positie waarbij de kinderzitting 2 niet met het onderstel 3 is gekoppeld, een zodanige positie inneemt dat de pen 10 zich verticaal uitstrekt en de nokken 8 de in fig. 3b weergegeven positie innemen.

10 Met de pen 10 is verder een uiteinde 20 van een trekkabel 21 verbonden, welke trekkabel 21 met een van het uiteinde 20 afgekeerd uiteinde is verbonden met een bedieningsorgaan 22. Het bedieningsorgaan 22 is gekoppeld met een tweede trekkabel 21 die met een van het bedieningsorgaan 22 afgekeerd uiteinde is verbonden met de pen 10 van de andere kantelarm 6. Door het zwenken 15 van het bedieningsorgaan 22 in de door pijl P2 aangegeven richting (zie fig. 2) worden de kantelarmen 6 tegen veerkracht van de veren 19 in om de kantelassen 7 in de door pijl P1 (zie fig. 4B) aangegeven richting gekanteld. Indien door een gebruiker het bedieningsorgaan 22 wordt losgelaten, worden door de veren 19 krachten op de kantelarmen 6 uitgeoefend ten gevolge waarvan de kantelarmen 6 in 20 een aan pijl P1 tegengestelde richting om de kantelassen 7 worden gekanteld.

Het samenstel 1 is verder voorzien van het onderstel 3 dat een plaatvormig deel 31 omvat. Het plaatvormig deel 31 is aan twee langszijden 32 voorzien van telkens drie tweede koppelingselementen 33 die op een zodanige afstand ten opzichte van elkaar zijn gepositioneerd dat de tweede 25 koppelingselementen 33 kunnen samenwerken met de zes nokken 8 van de twee kantelarmen 6. Elk tweede koppelingselement 33 omvat een zich dwars op het plaatvormige deel 31 uitstrekkende strook 34 en een zich langs randen van de strook 34 uitstrekkende strip 35. De strook 34 en de strip 35 begrenzen een uitsparing 36. De uitsparingen 36 van de aan een langszijde 32 gelegen tweede 30 koppelingselementen 33 zijn gericht in de richting van de uitsparingen 36 van de tweede koppelingselementen 33 aan de andere langszijde 32 van het plaatvormige deel 31 van het onderstel 3.

Het koppelen van de kinderzitting 2 volgens de uitvinding met het onderstel 3 volgens de uitvinding zal nu aan de hand van fig. 3a · 5b nader worden 6 toegelicht.

Bij de in fig. 3a en 3b weergegeven onderlinge posities van de kinderzitting 2 en het onderstel 3 strekken de langszijden van de kinderzitting 2 zich nagenoeg evenwijdig uit aan de langszijden 32 van het onderstel 3. De nokken 8 5 bevinden zich hierbij nagenoeg boven de tweede koppelingselementen 33. Door een gebruiker wordt de kinderzitting 2 vastgehouden aan de draagbeugel 5 en vervolgens neerwaarts in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst. Hierbij worden de openingen 17 in de slede 12 van de kinderzitting 2 over de tweede koppelingselementen 33 heen verplaatst. Bij het verder verplaatsen van de 10 kinderzitting 2 in de door pijl P3 aangegeven richting raakt het schuifvlak 9 van de nok 8 een van de strook 34 afgekeerde zijde van de strip 35 ten gevolge waarvan de nok 8 tegen veerkracht van de veer 19 in om de kantelas 7 in de door pijl P1 aangegeven richting wordt gezwenkt, totdat het schuifvlak 9 nagenoeg evenwijdig aan de strook 34 uitstrekt en langs de strip 35 af kan worden geschoven (zie fig. 4a 15 en 4b). De kinderzitting 2 wordt zover in de door pijl P3 aangegeven richting verplaatst totdat het schuifvlak 9 onder de strip 35 is gelegen. De nok 8 wordt nu onder invloed van de veer 19 in een aan pijl P1 tegengesteld aangegeven richting gekanteld waarbij de nok 8 in de uitsparing 36 van het tweede koppelingselement 33 wordt gepositioneerd (zie fig. 5a en 5b). Door de in de uitsparingen 36 gelegen 20 nokken 8 is nu een stevige koppeling van de kinderzitting 2 met het onderstel 3 tot stand gebracht. De nokken 8 zijn tegen verplaatsing in zich evenwijdig aan de kantelassen uitstrekkende richtingen geblokkeerd door de strip 35. In verticale richting zijn de nokken 8 tegen verplaatsing geblokkeerd door het plaatvormige deel 31 en de strip 35. In zijwaartse richtingen zijn de nokken 8 tegen verplaatsing 25 geblokkeerd door de tegenover elkaar gelegen stroken 34. Zodra de nokken 8 de in fig. 5b weergegeven positie hebben ingenomen, is de signaalknop 11 zichtbaar door de opening 18, hetgeen voor een gebruiker een extra aanduiding is dat de kinderzitting 2 correct met het onderstel 3 is gekoppeld.

Voor het ontkoppelen van de kinderzitting van het onderstel 3 wordt 30 door een gebruiker het bedieningsorgaan 22 in de door pijl P2 aangegeven richting gezwenkt ten gevolge waarvan de kantelarmen 6 en derhalve de nokken 8 in de door pijl P1 aangegeven richting worden gekanteld naar de in fig. 4b weergegeven positie. Door de gebruiker kan nu de kinderzitting 2 in een aan pijl P3 tegengestelde richting van het onderstel 3 af worden getild.

7

Het is ook mogelijk om het onderstel 3 te voorzien van slechts vier tweede koppelingselementen 33 waarbij aan elke langszijde 32 slechts twee koppelingselementen 33 zijn gelegen. De kinderzitting 2 die zes nokken omvat, kan ook met een dergelijk onderstel 3 worden gekoppeld. Een dergelijk onderstel 3 is 5 goedkoper en compacter dan een onderstel zoals is weergegeven in fig. 1. Een onderstel met een verminderd aantal koppelingselementen 33 is bijvoorbeeld geschikt voor toepassingen waar relatief kleine krachten op de koppeling tussen de kinderzitting 2 en het onderstel 3 worden uitgeoefend, bijvoorbeeld bij gebruik van het onderstel 3 bij een wandelwagen. Bij het onderstel 3 in een basisframe voor 10 gebruik in een voertuig, waarbij relatief grote krachten in een geval van een botsing op de kinderzitting 2 worden uitgeoefend, is het raadzaam om een onderstel 3 met relatief veel tweede koppelingselementen 33 toe te passen.

Het is ook mogelijk om de kantelas 7 zich dwars op de langszijden te laten uitstrekken.

15 Het is ook mogelijk dat de uitsparingen 36 van de tweede koppelingselementen 33 zich van elkaar af uitstrekken, in welk geval de nokken 8 van de kantelarmen 6 naar elkaar toe dienen te zijn gericht.

1035276

Claims (8)

1. Samenstel voorzien van een onderstel en een losneembaar met het onderstel koppelbare kinderzitting, waarbij de kinderzitting is voorzien van ten 5 minste een eerste koppelingselement dat losneembaar koppelbaar is met een in het onderstel voorzien tweede koppelingselement, met het kenmerk, dat de kinderzitting is voorzien van ten minste een om een kantelas kantelbare kantelarm die is voorzien van ten minste twee eerste koppelingselementen die elk een nok omvatten, terwijl het onderstel is voorzien van ten minste een paar tweede koppelingselementen die 10 elk aan een naar de kantelas toegekeerde zijde een uitsparing omvatten, waarbij de nokken positioneerbaar zijn in de uitsparingen voor het koppelen van de eerste en tweede koppelingselementen.

2. Samenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de kantelarm tegen veerkracht in om de kantelas kantelbaar is.

3. Samenstel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de kinderzitting is voorzien van ten minste twee kantelarmen, waarbij de kantelassen zich nagenoeg evenwijdig aan de langszijden van de kinderzitting uitstrekken.

4. Samenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de kantelarmen met behulp van een gemeenschappelijk bedieningsorgaan tegen 20 veerkracht in om de kantelassen kantelbaar zijn.

5. Samenstel volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat het onderstel is voorzien van ten minste twee paar tweede koppelingselementen, waarbij de uitsparingen van een eerste paar tweede koppelingselementen naar de uitsparingen van het tweede paar tweede koppelingselementen toe zijn gericht.

6. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het onderstel is voorzien van een plaatvormig deel waarmee de tweede koppelingselementen zijn verbonden.

7. Samenstel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat elke nok een scherpe hoek met het tweede koppelingselement 30 insluitend schuifvlak omvat, waarbij bij het koppelen van het eerste koppelingselement met het tweede koppelingselement het schuifvlak schuifbaar is langs het tweede koppelingselement, waardoor de kantelarm kantelbaar is naar een positie waarin het schuifvlak zich nagenoeg evenwijdig aan het tweede koppelingselement uitstrekt, waarna de kantelarm in een tegengestelde richting 1035276 kantelbaar is voor het positioneren van de nok in de uitsparing van het tweede koppelingselement.

8. Onderstel geschikt voor een samenstel volgens een der voorgaande conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het onderstel is voorzien van ten minste een 5 paar koppelingselementen die elk een uitsparing omvatten. 1035276