NL1034930C2 - Inrichting met verbeterde stempelinrichting en werkwijzen daarvoor. - Google Patents

Description

INRICHTING MET VERBETERDE STEMPELINRICHTING EN WERKWIJZEN DAARVOOR

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een 5 inrichting met verbeterde stempelinrichting voor het uit een vormbak drukken van een in de vormbak gevormde vormeling.

De uitvinding heeft verder betrekking op werkwijzen voor een dergelijke inrichting.

Bij zogenaamde vormbakpersen, waarop de onderhavige 10 uitvinding betrekking heeft, wordt vervormbare klei in -veelal bezande - vormbakken geperst. De in de vormbak gevormde vormeling wordt vervolgens gelost om te worden gedroogd en gebakken. Een dergelijke vormbakpers omvat een kettingtransporteur die is samengesteld uit een groot aantal 15 met elkaar verbonden vormbakdelen. Ieder vormbakdeel omvat doorgaans meerdere vormbakken, waarin de vormelingen worden gevormd. In ieder vormbakdeel zijn uitstoters aangebracht voor het uit de respectievelijke vormbak drukken van de vormelingen. Dergelijke uitstoters zijn aan slijtage 20 onderhevig, en dienen derhalve met enige regelmaat te worden vervangen voor nieuwe exemplaren. Dit is - mede door het grote aantal uitstoters per vormbakpers - een bewerkelijke reparatie, waarbij de vormbakpers geruime tijd niet kan worden ingezet voor de productie van stenen.

25 Een vormbakpers met 24 vormbakken per vormbakdeel, die in totaal 50 vormbakdelen omvat, heeft maar liefst 1200 uitstoters. Het vervangen van al deze uitstoters is erg bewerkelijk.

Daarnaast zijn de stempelbodems van de uitstoters 30 veelal voorzien van opzetplaten die met enige regelmaat vervangen dienen te worden. Door de herhaaldelijke blootstelling aan warm en vochtig klei, onder de compressiekrachten van de vormbakpers, hebben de schroeven 1034930 2 waarmee de opzetplaten aan een moederplaat van de uitstoter zijn bevestigd de neiging vast te roesten. Het vervangen van een opzetplaat gaat in de praktijk vaak gepaard met bewerkelijke operaties als het uitboren van een oude schroef, 5 en het tappen van een nieuwe schroefdraad alvorens een nieuwe schroef kan worden toegepast voor het bevestigen van een nieuwe opzetplaat.

Ook kan het nodig zijn om het inwendig volume van de vormbakken aan te passen teneinde correcties in het 10 steenformaat door te voeren, zoals bijvoorbeeld nodig is indien de klei tijdens drogen en bakken een afwijkend krimpgedrag vertoont. Dergelijke aanpassingen zijn zeer bewerkelijk en omvatten bijvoorbeeld het in de vormbakken lassen of lijmen van platen, tot zelfs het vervangen van een 15 compleet vormbakdeel.

Een doel van de onderhavige uitvinding is om een inrichting met een stempelinrichting en werkwijzen daarvoor te verschaffen, welke verbeterd is ten opzicht van de stand van de techniek en waarbij ten minste één van bovengenoemde 20 problemen voorkomen is.

Het genoemde doel is bereikt met de inrichting volgens een eerste aspect van de onderhavige uitvinding, omvattende: - een vormbakdeel met ten minste één vormbak voor het 25 daarin uit klei vormen van een vormeling; - een stempelinrichting voor het uit de vormbak drukken van de in de vormbak te vormen vormeling, de stempelinrichting omvattende: - een stempelbodem; 30 - een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is voorzien van een aanslag; 3 - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die aangrijpbaar zijn met de aanslag; en - waarbij het vormbakdeel een opening omvat waar doorheen de stempelinrichting met zijn as met daaromheen 5 aangebrachte spanmiddelen en aanslag verplaatsbaar zijn; en - waarbij tussen de spanmiddelen en de opening in het vormbakdeel een tussenzetorgaan aanbrengbaar en wegneembaar is.

Doordat volgens de uitvinding een geassembleerde 10 stemeplinrichting door de opening in het vormbakdeel heen verplaatsbaar is, kan deze stempelinrichting reeds vooraf elders zijn geassembleerd. De tijdsperiode waarin de vormbakpers niet kan worden ingezet voor het vervaardigen van stenen ten gevolge van reparatie- of vervangwerkzaamheden aan 15 de stempelinrichtingen wordt volgens de uitvinding gereduceerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het tussenzetorgaan ingericht om in de tussen de spanmiddelen en de opening aangebrachte toestand als aanslag voor de ten 20 minste enigszins voorgespannen spanmiddelen te fungeren.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het tussenzetorgaan een schotelveer met een uitsparing, waardoor het tussenzetorgaan om de stempelas kan worden aangebracht nadat de spanmiddelen en de aanslag zijn aangebracht.

25 Hierdoor is het mogelijk een vooraf geassembleerde stempelinrichting toe te passen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is de stempelas onlosmaakbaar met de stempelbodem is verbonden, hetgeen het voordeel heeft dat in plaats van een verbinding met 30 schroefdraad nu volgens de uitvinding een lasverbinding kan worden toegepast. Een dergelijke lasverbinding is robuust, en de stap van het assembleren van as en bodemplaat is overbodig, hetgeen tijdwinst oplevert bij vervanging.

4

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de stempelas ten minste aan zijn van de stempelbodem afgekeerde uiteinde voorzien van een schroefdraad.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de 5 stempelas een bout die met een kopeinde van de bout onlosmaakbaar aan de stempelbodem is bevestigd, bijvoorbeeld door middel van een lasverbinding.

In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvatten de spanmiddelen een rond de stempelas aangebrachte drukveer 10 die de stempelbodem in de vormbak naar beneden trekt totdat de stempelas wordt verplaatst voor het uit de vormbak drukken van een daarin gevormde vormeling.

In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm omvat de aanslag ten minste een op de schroefdraad aangebrachte moer. 15 Deze moer, welke bijvoorbeeld een dopmoer is, kan over de schroefdraad worden verplaatst tot een stand waarin de spanmiddelen een gewenste voorspanning hebben.

De positie van de dopmoer kan in een verdere voorkeursuitvoeringsvorm met een contramoer worden geborgd.

20 In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm, en volgens een tweede aspect van de uitvinding, is op de stempelbodem een opzetplaat aangebracht die met een plug en schroefverbinding met de stempelbodem is verbonden, hetgeen de tijdsperiode waarin de vormbakpers niet beschikbaar is 25 voor de productie van stenen verder reduceert. Wanneer een oude opzetplaat wordt vervangen, hoeft slechts de schroef uit oude plug te worden verwijderd, en eventueel een nieuwe plug te worden aangebracht. Dit kost aanzienlijk minder tijd dan het opnieuw tappen van een schroefdraad, hetgeen in de 30 praktijk regelmatig nodig bleek omdat de schroeven door de herhaaldelijke blootstelling aan warm en vochtig klei, onder de compressiekrachten van de vormbakpers, de neiging hadden vast te roesten. Om een oude opzetplaat te verwijderen 5 dienden dergelijke vastgeroestte schroeven te worden uitgeboord.

In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de opzetplaat een rubberen plaat. Dergelijke rubberen platen 5 zijn flexibel en zand en klei hechten zich minder aan rubber dan aan bijvoorbeeld hout of kunststof. Hierdoor slijten de vormbakken bij toepassing van rubberen platen minder dan bij toepassing van houten of kunststof platen.

Volgens een derde aspect van de onderhavige 10 uitvinding omvat de vormbak opstaande wanden omvat die een vormholte vormen, en is in de vormholte tegen een opstaande wand een plaat aanbrengbaar. Door het in het inwendig volume van de vormholte tegen een wand aanbrengen van de plaat, kan het inwendig volume van de vormholte worden aangepast 15 teneinde correcties in het steenformaat door te voeren, zoals bijvoorbeeld nodig is indien de klei tijdens drogen en bakken een afwijkend krimpgedrag vertoont. Doordat volgens de uitvinding door slechts het verwisselen van een plaat de afmetingen van de vormeling kunnen worden gecorrigeerd, kan 2 0 de tijdsperiode waarin de vormbakpers niet kan worden ingezet voor het vervaardigen van stenen ten gevolge van aanpassingswerkzaamheden van de vormbakafmeting worden gereduceerd.

De onderhavige uitvinding heeft verder volgens het 25 eerste aspect betrekking op een stempelinrichting voor het uit een vormbak drukken van een vormeling, omvattende: - een stempelbodem; - een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is 30 voorzien van een aanslag; - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die aangrijpbaar zijn met de aanslag; 6 - waarbij de stempelas onlosmaakbaar met de stempelbodem is verbonden.

De onderhavige uitvinding heeft verder volgens het tweede aspect betrekking op een stempelinrichting voor het 5 uit een vormbak drukken van een vormeling, omvattende: - een stempelbodem; - een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is voorzien van een aanslag; 10 - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die aangrijpbaar zijn met de aanslag; - waarbij op de stempelbodem een opzetplaat is aangebracht die met een plug en schroefverbinding met de stempelbodem is verbonden.

15 De onderhavige uitvinding heeft verder volgens het derde aspect betrekking op een vormbakdeel, omvattende: - ten minste één in het vormbakdeel aangebrachte vormbak voor het daarin uit klei vormen van een vormeling; - waarbij de vormbak opstaande wanden omvat; en 20 - waarbij in de vormbak tegen een opstaande wand daarvan, een plaat die is ingericht voor het instellen van de inwendige afmetingen van de vormbak, aanbrengbaar en wegneembaar is.

De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op 25 een inrichting voor het vervaardigen van vormelingen uit klei voor de steenindustrie, omvattende: - een vormbakdelen met één of meer vormbakken dragende rondgaande transporteur; - een boven de vormbakken aangebracht reservoir voor 30 klei; - kleiaanbrengmiddelen voor het uit het reservoir in de vormbakken aanbrengen van klei; 7 - middelen voor het met aflegplaten afdekken van een open zijde van de vormbakken; - ten minste één aan de transporteur aangebrachte en ten opzichte van de transporteur beweegbare stempelinrichting 5 zoals in het voorgaande beschreven; - waarbij de stempelinrichting is ingericht voor het tijdens een ontvormfase uitstoten van een in de vormbak aanwezige vormeling tot op een bijbehorende aflegplaat.

De onderhavige uitvinding heeft volgens het eerste 10 aspect betrekking op een werkwijze voor het in elkaar zetten van één of meer vormbakken met een stempelinrichting voor het vormen van stenen, omvattende de volgende stappen: - het door een opening in een bodem van de vormbak plaatsen van een stempelinrichting, waarbij de 15 stempelinrichting ten minste een vooraf samengestelde stempelbodem, as, veer en aanslag voor de veer, omvat; - het tijdelijk samendrukken van de veer teneinde een ruimte tussen de veer en de bodem van de vormbak te verschaffen; 20 - het in de ruimte tussen de veer en de bodem aanbrengen van een tussenzetorgaan; - het laten uitveren van de veer, waarbij de veer in althans enigszins voorgespannen toestand tussen de aanslag en het tussenzetorgaan achterblijft.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze is de stempelinrichting een vooraf samengestelde stempelbodem, as, veer en aanslag voor de veer, zoals hierboven beschreven.

In een nog verdere voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze, vindt het vooraf samenstellen van de 30 stempelinrichting althans gedeeltelijk machinaal plaats, hetgeen een reproduceerbare samenstelling verschaft en de benodigde handarbeid reduceert.

δ

De onderhavige uitvinding heeft volgens het tweede aspect betrekking op een werkwijze voor het op een stempelbodem bevestigen van een opzetplaat, omvattende de volgende stappen: 5 - het zodanig op de stempelbodem positioneren van de opzetplaat dat in de opzetplaat aangebrachte gaten zijn uitgelijnd met in de stempelbodem aangebrachte gaten; - het door de uitgelijnde gaten plaatsen van een plug; en 10 - het in de plug aanbrengen van een schroef teneinde de opzetplaat aan de stempelbodem te bevestigen.

De onderhavige uitvinding heeft volgens het derde aspect betrekking op een werkwijze voor het instellen van de afmetingen van een in een vormbak te vormen vormeling, 15 omvattende de stap van het tegen één of meer opstaande wanden van de vormbak aanbrengen van een plaat die is ingericht voor het instellen van de inwendige afmetingen van de vormbak.

In de navolgende beschrijving worden voorkeursuitvoeringsvormen van de onderhavige uitvinding aan 20 de hand van de tekening verder verklaard, waarin tonen:

Figuur 1: een perspectivisch aanzicht van een inrichting uit de stand der techniek;

Figuur 2: een opengewerkt zijaanzicht van de inrichting volgens de onderhavige uitvinding; 25 Figuur 3: een opengewerkt zijaanzicht in geassembleerde toestand van de in figuur 2 getoonde inrichting;

Figuur 4: een perspectivisch detailaanzicht van de in figuren 2 en 3 getoonde schotelveer; en 30 Figuur 5: een detailaanzicht van de in figuur 3 getoonde plugverbinding.

9

Stand der techniek

Figuur 1 toont een uitsnede van een vortnbakdeel 2 uit de stand der techniek, waarin een vormbak 4 wordt weergegeven 5 die wordt omsloten door opstaande wanden 6 en een verplaatsbare stempelbodem 8 van een uitstoter 10. Nadat een (niet getoonde) vormeling in de vormbak 4 is aangebracht, wordt de bovenzijde afgedekt met een (niet getoonde) afdekplaat, waarop de vormelingen - na met behulp van de 10 uitstoter 10 te zijn gelost uit de vormbak 4 - voor verdere behandeling worden afgevoerd naar bijvoorbeeld een droogkamer.

De uitstoter 10 volgens de stand der techniek omvat een stempelas 12 die aan zijn uiteinden 14, 16, van een 15 uitwendige schroefdraad is voorzien. Met de uitwendige schroefdraad 14 is de stempelas 12 bevestigd in een gat met inwendige schroefdraad in de stempelbodem 8.

De uitstoter 10 staat onder voorspanning van een veer 18 die met zijn ene uiteinde 20 drukt tegen een onderwand 24 20 van het vormbakdeel 2. Met zijn andere uiteinde 22 drukt de veer 18 tegen een uitdrukbalk 28, waaraan de stempelas 12 met moeren 30, 32, en contramoer 34, is bevestigd. Wanneer de uitdrukbalk 28 wordt verplaatst, worden de stempelbodems 8 via de stempelassen 12 verplaatst voor het uit de vormbak 4 25 drukken van een vormeling.

Zoals figuur 1 toont, is de stempelbodem 8 samengesteld uit een moederplaat 36 en een daarop aangebrachte losneembare plaat 38. De verbinding tussen moederplaat 36 en losneembare plaat 38 vindt bij de uitstoter 30 10 uit de stand der techniek plaats met behulp van schroeven 40.

10

Beschrijving van de uitvinding

Figuur 2 toont een opengewerkt zijaanzicht van een uitstoter 60 en een vormbakdeel 52 volgens de onderhavige 5 uitvinding. Het vormbakdeel 52 omvat verschillende vormbakken 54 die tot een eenheid zijn verenigd. Verder omvat het vormbakdeel 52 een kettingdeel 86 waaraan schalmdelen 88 zijn gelast. Wanneer verschillende vormbakdelen 52 met de kettingdelen 86 naast elkaar worden geplaatst, en een as 94 10 door de schalmdelen wordt gestoken, worden deze vormbakdelen 52 verenigd tot een (niet-getoonde) kettingtransporteur. Aan het einde van de as 94 bevindt zich een loopwiel 90. Voorts is een bout 92 voorzien om de as 94 door de schalmdelen 88 te borgen.

15 De uitstoter 60 is samengesteld uit een stempelbodem 58 en een stempelas 62 die ten minste aan zijn van de stempelbodem 58 afgekeerde zijde van schroefdraad 64 voorzien. In een zeer voordelige uitvoeringsvorm is de stempelas 62 onderdeel van een bout die met zijn boutkop 66 20 aan de stempelbodem 58 is vast gelast. Dergelijke bouten zijn in verschillende lengten in de handel verkrijgbaar, en kunnen worden toegepast zonder dat machinale nabewerking is vereist.

Opgemerkt wordt dat het tevens denkbaar is dat de stempelas 62 een draadeind van een bout omvat. In plaats van 25 het vastlassen van een boutkop 66, wordt in dit geval een (niet getoonde) moer aan de stempelbodem 58 vast gelast. In deze moer wordt vervolgens de stempelas 62 met zijn schroefdraad vastgeschroefd.

Om de stempelas is een veer 68 aangebracht die met 30 zijn uiteinde 72 aangrijpt op een rand 78 van een dopmoer 76 die op het van schroefdraad 64 voorziene uiteinde van de stempelas 62 is geschroefd. Deze dopmoer 76 is bij voorkeur een holle dopmoer, opdat deze vrij over de schroefdraad 64 11 van de stempelas 62 kan worden verplaatst teneinde een flexibele lengteverstelling te verschaffen. Eenmaal ingesteld op de gewenste lengte, wordt de stand van de dopmoer 76 geborgd met een contramoer 80.

5 De stempelbodem 58 wordt verplaatsbaar in de vormbak 54 van het vormbakdeel 52 aangebracht, zoals in het navolgende zal worden toegelicht.

Het vormbakdeel 52 omvat in zijn onderwand 74 een gat 82 dat een zodanige afmeting heeft dat de geassembleerde 10 uitstoter 60, dat wil zeggen met dopmoer 76 en veer 68 gemonteerd, door dit gat heen verplaatsbaar is (pijl A in figuur 2). Het gat 82 heeft derhalve een diameter die tenminste enigszins groter is dan de buitendiameter van de rand 78 van de dopmoer 76 en de veer 68. Doordat volgens de 15 uitvinding een geassembleerde uitstoter 60 door het gat heen verplaatsbaar is, kan deze uitstoter 60 reeds vooraf elders zijn geassembleerd. De tijdsperiode waarin de vormbakpers niet beschikbaar is voor de productie van stenen kan derhalve aanzienlijk gereduceerd worden.

20 Nadat de geassembleerde uitstoter 60 door het gat 82 heen is gestoken, wordt de veer 68 met een niet getoond gereedschap zover gecomprimeerd dat het bovenste uiteinde 70 van de veer 68 zich onder de onderwand 74 van het vormbakdeel 52 bevindt.

25 Vervolgens wordt in de ruimte tussen het bovenste uiteinde 70 van de gecomprimeerde veer 68 en de onderwand 74 een schotelveer 84 rond de stempelas 62 aangebracht (pijl B in figuur 2).

Deze schotelveer 84 omvat twee ten opzichte van 30 elkaar versprongen ringvormige delen 85 en 87 (figuur 4).

Verder is een uitsparing 89 aangebracht, opdat de schotelveer 84 rond de stempelas 62 kan worden geschoven. Het eerste, ringvormige deel 85 heeft een buitendiameter die enigszins 12 kleiner is dan de diameter van het gat 82 in de onderwand 74 van het vormbakdeel 52, opdat het ringvormige deel 85 in het gat 82 past (zie figuur 3). Het ten opzichte van het eerste, ringvormige deel 85 versprongen tweede, ringvormige deel 87 5 heeft een grotere diameter dan het gat 82 in de onderwand 74, opdat het ringvormige deel 87 als contactvlak met de onderwand 74 kan fungeren terwijl het ringvormige deel 85 zich in het gat 82 bevindt.

Nadat de schotelveer 84 tussen de onderwand 74 en het 10 uiteinde 70 van de veer 68, rond de stempelas 62 is aangebracht, wordt het (niet getoonde) gereedschap dat de veer 68 comprimeert verwijdert. De veer 68 zal uitveren en in althans enigszins voorgespannen toestand tussen de dopmoer 76 met aanslag 78, en de schotelveer 84 achterblijven. Het 15 ringvormige deel 85 van de schotelveer 84 fungeert als contactvlak voor het uiteinde 70 van de veer 68. Doordat de veer 68 zich in enigszins voorgespannen toestand tussen de onderwand 74 met de schotelveer 84, en de dopmoer 76 met de aanslag 78 bevindt, wordt de schotelveer 84 in het gat 82 20 gedrukt. Doordat de ringvormige delen 85, 87 ten opzichte van elkaar versprongen zijn, fungeert het ringvormig deel 87 als contactvlak met de onderwand 74, terwijl het ringvormige deel 85 voorkomt dat de schotelveer 84 uit het gat 82 kan geraken.

Volgens een verder aspect van de uitvinding omvat de 25 stempelbodem 58 een onderplaat 99, een moederplaat 100 en een losneembaar daarop aangebrachte plaat 102. De in figuur 5 in detail getoonde plugverbinding volgens de onderhavige uitvinding omvat een plug 106 die door een doorboring 104 plaatsbaar is, waarna door middel van het aanbrengen van een 30 schroef 108 in de plug 106, de losneembare plaat 102 aan de onderplaat 99 en de moederplaat 100 wordt bevestigd. De onderplaat 99 en de moederplaat 100 kunnen uit één geheel zijn vervaardigd. In tegenstelling tot de schroefverbindingen 13 40 die bekend zijn uit de stand van de techniek (figuur 1), heeft de plugverbinding volgens de onderhavige uitvinding het voordeel dat een oude plug 106 eenvoudig kan worden verwijderd en worden vervangen voor een nieuwe plug 106.

5 Bewerkelijke operaties zoals het opnieuw tappen van een schroefdraad 42 nadat een vastgeroeste schroef 40 is uitgeboord, worden met de plugverbinding volgens de uitvinding voorkomen. De tijdsperiode waarin de vormbakpers niet beschikbaar is voor de productie van stenen kan derhalve 10 aanzienlijk gereduceerd worden.

Opgemerkt wordt dat in een voorkeursuitvoeringsvorm de plug 106 zich ten minste tevens door de moederplaat 100 uitstrekt tot aan het grensvlak tussen de moederplaat 100 en de losneembare plaat 102, of zelfs tot aan het bovenvlak van 15 de losneembare plaat 102 (stand a in figuur 5). Dit heeft het voordeel dat, wanneer de schroefverbinding van de plug 106 wordt gebruikt voor het vastzetten van (niet-getoonde) in de vormbak 54 aan te brengen uitstulpingen, zogenaamde frogs, de plug 106 de positie van de moederplaat 100 ten opzichte van 20 vaste onderplaat 99 waarborgt terwijl de schroef 108 tijdelijk uitgenomen wordt. Uiteraard is een toepassing waarbij de plug zich uitstrekt tot het grensvlak tussen de vaste onderplaat 99 en de moederplaat 100 tevens denkbaar (stand b in figuur 5).

25 Volgens een verder aspect van de uitvinding, kan aan de opstaande wand 56 een steenlengte-correctieplaat 98 worden aangebracht (figuren 2 en 3). Dit steenlengte-correctieplaat 98 omvat een plaat die in de vormbak 54 tegen de wand 56 wordt bevestigd. De lengtemaat van de in de vormbak 54 aan te 30 brengen (niet getoonde) vormeling wordt gereduceerd met de dikte van de correctieplaat 98. Door de eenvoudige handeling van het in iedere vormbak 54 aanbrengen van een dergelijke correctieplaat 98, kan het formaat van de te vormen 14 vormelingen worden gecorrigeerd. Deze correctie is bijvoorbeeld gewenst om het krimpgedrag van de klei bij het drogen en bakken te anticiperen door het formaat van de vormeling op voorhand aan te passen aan de mate van krimp die 5 bij het drogen en bakken van de respectievelijke kleisamenstelling wordt verwacht. Doordat volgens de onderhavige uitvinding slechts enkele platen dienen te worden geplaatst, dan wel verwijderd of gewisseld, is een correctie van het formaat van de vormeling relatief eenvoudig en tegen 10 geringe kosten te realiseren. Geschikte materialen voor de correctieplaat 98 zijn bijvoorbeeld hout, kunststof en metaal.

De hierboven beschreven uitvoeringsvormen zijn, hoewel ze voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding tonen, 15 enkel bedoeld om de onderhavige uitvinding te illustreren en niet om op enigerlei wijze de omschrijving van de uitvinding te beperken. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de vakman technische maatregelen van de verschillende uitvoeringsvormen kan combineren. De omvang van de uitvinding wordt dan ook 20 uitsluitend bepaald door de nu volgende conclusies.

1034930

Claims (30)

1. Inrichting, omvattende: - een vormbakdeel met ten minste één vormbak voor het 5 daarin uit klei vormen van een vormeling,- - een stempelinrichting voor het uit de vormbak drukken van de in de vormbak te vormen vormeling, de stempelinrichting omvattende: - een stempelbodem; 10. een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is voorzien van een aanslag; - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die aangrijpbaar zijn met de aanslag; en 15. waarbij het vormbakdeel een opening omvat waar doorheen de stempelinrichting met zijn as met daaromheen aangebrachte spanmiddelen en aanslag verplaatsbaar zijn; en - waarbij tussen de spanmiddelen en de opening in het vormbakdeel een tussenzetorgaan aanbrengbaar en wegneembaar 20 is.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het tussenzetorgaan is ingericht om in de tussen de spanmiddelen en de opening aangebrachte toestand als aanslag voor de ten 25 minste enigszins voorgespannen spanmiddelen te fungeren.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij het tussenzetorgaan een schotelveer met een uitsparing is.

4. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de stempelas onlosmaakbaar met de stempelbodem is verbonden. 1034930

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de stempelas ten minste aan zijn van de stempelbodem afgekeerde uiteinde is voorzien van een schroefdraad.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, waarbij de stempelas een bout omvat die met een kopeinde van de bout onlosmaakbaar aan de stempelbodem is bevestigd.

7. Inrichting volgens een van de conclusies 4-6, 10 waarbij de spanmiddelen een rond de stempelas aangebrachte drukveer omvatten.

8. Inrichting volgens een van de conclusies 4-7, waarbij de aanslag ten minste een op de schroefdraad 15 aangebrachte moer omvat.

9. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij op de stempelbodem een opzetplaat is aangebracht die met een plug en schroefverbinding met de 20 stempelbodem is verbonden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de opzetplaat een rubberen plaat is.

11. Inrichting volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de vormbak opstaande wanden omvat die een vormholte vormen, en waarbij in de vormholte tegen een opstaande wand een plaat aanbrengbaar is.

12. Inrichting voor het uit een vormbak drukken van een vormeling, omvattende: - een stempelbodem; - een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is voorzien van een aanslag; - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die 5 aangrijpbaar zijn met de aanslag; - waarbij de stempelas onlosmaakbaar met de stempelbodem is verbonden.

13. Stempelinrichting volgens conclusie 12, waarbij 10 de stempelas ten minste aan zijn tweede uiteinde is voorzien van een schroefdraad.

14. Stempelinrichting volgens conclusie 12 of 13, waarbij de stempelas een bout omvat die met een kopeinde van 15 de bout onlosmaakbaar aan de stempelbodem is bevestigd.

15. Stempelinrichting volgens een van de conclusies 12-14, waarbij de spanmiddelen een rond de stempelas aangebrachte drukveer omvatten. 20

16. Stempelinrichting volgens een van de conclusies 12-15, waarbij de aanslag ten minste een op de schroefdraad aangebrachte moer omvat.

17. Stempelinrichting volgens een van de conclusies 12-15, waarbij op de stempelbodem een opzetplaat is aangebracht die met een plug en schroefverbinding met de stempelbodem is verbonden.

18. Inrichting voor het uit een vormbak drukken van een vormeling, omvattende: - een stempelbodem; - een stempelas die met een eerste uiteinde met de stempelbodem is verbonden, en aan een tweede uiteinde is voorzien van een aanslag; - rond de stempelas aangebrachte spanmiddelen die 5 aangrijpbaar zijn met de aanslag,- - waarbij op de stempelbodem een opzetplaat is aangebracht die met een plug en schroefverbinding met de stempelbodem is verbonden.

19. Stempelinrichting volgens conclusie 18, waarbij de opzetplaat een rubberen plaat omvat.

20. Vormbakdeel, omvattende: - ten minste één in het vormbakdeel aangebrachte 15 vormbak voor het daarin uit klei vormen van een vormeling; - waarbij de vormbak opstaande wanden omvat; en - waarbij in de vormbak tegen een opstaande wand daarvan, een plaat die is ingericht voor het instellen van de inwendige afmetingen van de vormbak, aanbrengbaar en 20 wegneembaar is.

21. Inrichting voor het vervaardigen van vormelingen uit klei voor de steenindustrie, omvattende: - een vormbakdelen met één of meer vormbakken 25 dragende rondgaande transporteur,- - een boven de vormbakken aangebracht reservoir voor klei; - kleiaanbrengmiddelen voor het uit het reservoir in de vormbakken aanbrengen van klei; 30. middelen voor het met aflegplaten afdekken van een open zijde van de vormbakken; - ten minste één aan de transporteur aangebrachte en ten opzichte van de transporteur beweegbare stempelinrichting volgens een van de conclusies 12-19; - waarbij de stempelinrichting is ingericht voor het 5 tijdens een ontvormfase uitstoten van een in de vormbak aanwezige vormeling tot op een bijbehorende aflegplaat.

22. Werkwijze vcpor het in elkaar zetten van één of meer vormbakken met een stempelinrichting voor het vormen van 10 stenen, omvattende de volgende stappen: - het door een opening in een bodem van de vormbak plaatsen van een stempelinrichting, waarbij de stempelinrichting ten minste een vooraf samengestelde stempelbodem, as, veer en aanslag voor de veer, omvat; 15. het tijdelijk samendrukken van de veer teneinde een ruimte tussen de veer en de bodem van de vormbak te verschaffen; - het in de ruimte tussen de veer en de bodem aanbrengen van een tussenzetorgaan; 20. het laten uitveren van de veer, waarbij de veer in althans enigszins voorgespannen toestand tussen de aanslag en het tussenzetorgaan achterblijft.

23. Werkwijze volgens conclusie 22, waarbij de 25 stempelinrichting een vooraf samengestelde stempelbodem, as, veer en aanslag voor de veer volgens een van de conclusies 12-19 omvat.

24. Werkwijze volgens conclusie 22 of 23, waarbij het 30 vooraf samenstellen van de stempelinrichting althans gedeeltelijk machinaal plaatsvindt.

25. Werkwijze volgens een van de conclusies 22-24, toegepast op een inrichting volgend één van de conclusies 1- 11.

26. Werkwijze voor het op een stempelbodem bevestigen van een opzetplaat, omvattende de volgende stappen: - het zodanig op de stempelbodem positioneren van de opzetplaat dat in de opzetplaat aangebrachte gaten zijn uitgelijnd met in de stempelbodem aangebrachte gaten; 10. het door de uitgelijnde gaten plaatsen van een plug; en - het in de plug aanbrengen van een schroef teneinde de opzetplaat aan de stempelbodem te bevestigen.

27. Werkwijze volgens conclusie 26, voorafgegaan door de stappen: - het van de stempelbodem verwijderen van een te vervangen opzetplaat; en - het uit het gat in de stempelbodem verwijderen van 20 een plug waarmee de te vervangen opzetplaat was bevestigd.

28. Werkwijze volgens een van de conclusies 26 of 27, waarbij een inrichting volgens een van de conclusies 1-11 wordt toegepast. 25

29. Werkwijze voor het instellen van de afmetingen van een in een vormbak te vormen vormeling, omvattende de stap van het tegen één of meer opstaande wanden van de vormbak aanbrengen van een plaat die is ingericht voor het 30 instellen van de inwendige afmetingen van de vormbak.

30. Werkwijze volgens conclusie 29, waarbij een inrichting volgens een van de conclusies 1-11 wordt toegepast. 5 1034930