NL1034797C2 - Doos voor elektrische installaties, voorzien van tuit. - Google Patents

Description

Doos voor elektrische installaties, voorzien van tuit

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een doos voor elektrische installaties, waarbij de doos is voorzien van 5 een aantal tuiten voor aansluiting op de doos van een of meer installatiebuizen. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een dergelijke doos voor elektrische installaties, die wordt geplaatst in daarna te storten of af te storten betonwanden.

10 Na het in het werk plaatsen van de doos worden daarop de installatiebuizen aangesloten, door insteken in de betreffende tuit van de doos. Indien niet alle tuiten benut worden kan het inwendige van de doos via de open tuit of tuiten in open verbinding blijven met de omgeving.

15 Tijdens het navolgende (af)storten van beton kan betonwater via de tuit (en) terechtkomen in de doos en andere tuiten daarvan, waardoor na harding obstructies gevormd kunnen worden die de toegang voor instal lat iedraden tot de doos kunnen hinderen.

20 Om dit tegen te gaan zijn uit twee op elkaar te plaatsen delen opgebouwde dozen ontwikkeld, waarvan elk deel voorzien is van aantal deeltuiten om na samenvoeging volledige tuiten te vormen. De deeltuiten van één doosdeel zijn voorzien van een aangevormde uitbreekpoort, die 1034797 2 daarvan in dwarsrichting uitsteekt om in samengevoegde toestand de doorsnede van de volledige tuit af te sluiten voor betonwater.

Een dergelijke doos is duur in vervaardiging.

5 Twee aparte vormen zijn benodigd voor het spuitgieten van de beide doosdelen. Voorts is het in het werk doorbreken van de breekpoorten lastig, waarbij gereedschap nodig is.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een doos van de in de aanhef genoemde soort, waarvan het 10 inwendige op betrouwbare wijze kan worden afgeschermd tegen stortbeton(water).

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een doos van de in de aanhef genoemde soort, die gemakkelijk in het werk kan worden aangesloten op 15 installatiebuizen.

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een doos van de in de aanhef genoemde soort, die gemakkelijk kan worden vervaardigd.

20 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

De uitvinding voorziet in een doos voor elektrische installaties, omvattend een wand met een omtrekswand en een bodemwand, waarbij de omtrekswand aan de 25 van de bodem afgekeerde zijde een opening bepaalt, waarbij de doos in de wand voorzien is van een van de wand uitstekende tuit voor verbinding met een installatiebuis, waarbij de tuit is voorzien van een daarmee beweegbaar verbonden deksel of klep die vanuit een niet-sluitende 30 stand plaatsbaar is in een sluitstand voor het afsluiten van de tuit. De klep vormt een potentiële afsluiting voor de betreffende tuit die daarmee, in een niet-sluitende stand, als één geheel gevormd kan worden. Door de klep kan de tuit worden gesloten om in het werk indringing in die 35 tuit van betonwater te voorkomen.

In een uitvoering zijn er meerdere tuiten, elk voorzien van een eigen klep. Men heeft dan bij de fabricage 3 van de doos meer vrijheid in de mogelijke richtingen van de te vormen tuiten.

In een uitvoering is de klep althans deels vervaardigd van wegbreekbaar of doorsteekbaar materiaal.

5 Men kan dan ook de -onbedoeld- afgesloten tuiten openen, indien de betreffende klep niet te openen is.

In een verdere ontwikkeling hiervan zijn de deksels of kleppen voor meerdere naast elkaar gelegen tuiten als één geheel met elkaar gevormd. Bij gesloten 10 deksel kan men dan een gewenst deel van de tuiten eenvoudig doorsteken met installatiebuizen, terwijl de andere tuit(en) gesloten blijven/blijft.

In een uitvoeringsvorm is de tuit voorzien van een door het in de tuit invoeren van de instal lat iebuis 15 doorsteekbaar membraam of vlies.

Na het plaatsen van de doos kan de installateur zonder gereedschap, met de installatiebuis zelf, de betreffende poort doorsteken en in dezelfde beweging de installatiebuis met de doos verbinden. Indien de tuit niet 20 behoeft te worden aangesloten blijft hij dicht.

In een in vervaardiging eenvoudige uitvoering is het membraam direct of indirect als een geheel gevormd met de tuit.

In een uitvoering is het membraam op afstand van 2 5 de wand voorzien, bij voorkeur aan het uiteinde van de tuit, waardoor de betreffende tuit, indien deze tijdens het storten van het beton niet wordt gebruikt voor aansluiting met een installatiebuis, vrij blijft van betonwater.

30 In een uitvoering is het membraam of vlies na doorgestoken te zijn door de installatiebuis geschikt om tegen het buitenoppervlak daarvan aan te liggen, zodat het membraam of vlies dan een afdichtingsfunctie kan vervullen tegen betonwater dat tussen de tuit en de daarin gestoken 35 installatiebuis terecht weet te komen.

Het membraam of vlies kan daartoe voorzien zijn van een streef verzwakking, bijvoorbeeld in de vorm van een 4 centraal gelegen kruis. Alternatief kan de wanddikte van het vlies afnemen naar het middel toe. Hiermee wordt bevorderd dat het membraam of vlies zal bezwijken op plaatsen op afstand van de rand daarvan, en aldus 5 vliesdelen kan vormen die zich tegen de buitenzijde van de buis aan kunnen vlijen.

Het vormproces van de doos met een dergelijk membraam wordt vergemakkelijkt indien het membraam beweegbaar verbonden is met de tuit, voor verplaatsing 10 tussen een de tuit niet bedekkende stand en een de tuit afsluitende stand. Tijdens vervaardiging kan het membraam in de niet bedekkende stand, (kort of direct) na vervaardiging of voorafgaande aan plaatsing in het werk kan het membraam in de afsluitende stand worden gebracht.

15 In een uitvoering maakt het membraam deel uit van de deksel.

Het vormproces wordt hierbij bevorderd indien de deksel een om het membraam omlopende rand van ten opzichte van het membraam hard materiaal omvat.

20 In een uitvoeringsvorm is de deksel via een buigscharnier verbonden met de tuit.

In een uitvoeringsvorm is de deksel via een filmscharnier verbonden met de tuit.

De deksel kan zijn voorzien van middelen voor 25 borging van de afsluitende stand, zoals een klikverbinding. Deze kunnen bijvoorbeeld worden aangevormd aan voornoemde rand.

De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze 30 aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, kunnen onderwerp zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich 35 zijn beschreven in de diverse onafhankelijke conclusies en de volgconclusies.

5

KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand 5 van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een eerste uitvoeringsvorm van een doos volgens de uitvinding, in perspectief;

Figuur 2 een gedeelte van een tweede uitvoering 10 van een doos volgens de uitvinding; en

Figuren 3A-C opeenvolgende stadia in het plaatsen van een tweede mogelijke uitvoering van een doos volgens de uitvinding.

15 GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De doos 1 in figuur 1 omvat een omtrekswand 2 en een bodem 3, die met elkaar als één geheel zijn gevormd. Aan de van de bodem 3 af gekeerde bovenrand 4 is een 2 0 toegangsopening 5 vrijgelaten, voor het plaatsen van elektrische componenten in de doos 1. Nabij de bovenrand 4 is de doos voorzien van bevestigingsbussen 6.

Op korte afstand van de bodemwand 3 is de omtrekswand 2 voorzien van een aantal dubbele tuiten 7 (ook 25 enkele tuiten zijn mogelijk) , die daarmee als één geheel gevormd zijn en openingen 12 in de omtrekswand 2 vormen. Aan het tegengestelde eind zijn tuiten 7a, b voorzien van openingen 8a, 8b. Aan de bovenzijde van het uiteinde van de tuiten 7a, 7b is in dit voorbeeld een dubbel deksel 9 30 gevormd, welke in dit voorbeeld geschikt is voor het afsluiten van beide openingen 8a, 8b. Als alternatief kan voor elke opening 8a, 8b één deksel voorzien zijn, dat dan half zo groot is als het deksel 9. De deksel 9 is door middel van een filmscharnier of buigscharnier 11 als één 3 5 geheel verbonden met de tuit 7a, 7b. In figuur 1 niet weergegeven klikmiddelen op de deksel 9 en op de buitenzijde van de tuiten 7a, 7b maken het mogelijk om de 6 deksel 9 in een gesloten stand, waarin de openingen 8a, 8b worden afgedekt, te houden.

De deksel 9 is voorzien van als één geheel daarmee gevormde, door spuitgieten, vliezen 10a, 10b, welke 5 door het insteken van een installatiebuis kapot te maken zijn, zodat de buis door de opening 8a of 8b kan reiken.

De (verder niet weergegeven) doos in figuur 2 bezit een omtrekswand 22 die als één geheel is gevormd met een niet weergegeven bodem. Vanaf de omtrekswand 22 reikt 10 een tuit 27, die aan het eind van de opening 28 door middel van een als één geheel daarmee gevormd scharnier 33 verbonden is met een deksel 29. De deksel 29 is voorzien van een door een installatiebuis doorsteekbaar vlies 30. Aan de van het scharnier 33 afgekeerde zijde is de deksel 15 29 voorts voorzien van een klikplaat 31, die een klikverbinding aan kan gaan met klikuitsteeksel 32 aan het uiteinde van de tuit 27.

In figuren 3A-C is de doos 41 weergegeven, met een omtrekswand 42 en een bodem 43 die daarmee als één 20 geheel gevormd is. In dit voorbeeld zijn twee tuiten 47 als één geheel gevormd met de omtrekswand 42, welke tuiten 47 aan de uiteinden voorzien zijn van deksel 49, die door middel van als één geheel daarmee gevormde filmscharnieren 53 verbonden zijn met de tuiten 47. De deksels 49 bezitten 25 elk een afdichtend vlies 50, als één geheel daarmee gevormd, welk vlies 50 voorzien is van een kruisvormige verzwakking, in het midden, welke verzwakking echter waterdicht is. Alternatief bezit het vlies in een middengebied een kleinere dikte dan in bij de rand gelegen 30 gebieden, om in het middengebied een streef-bezwijkplaats te vormen.

In dit voorbeeld zijn de deksels 49 in de sluitstand geplaatst, waarin de tuiten 47 tegen water afgedicht zijn naar buiten toe. De tuiten 47 monden met hun 35 tegengestelde eind 52 vrij uit in het inwendige van de doos 41.

De doos 41 is hier in het werk geplaatst, vóór 7 het storten van beton. Weergegeven zijn de bekistingsplaat 101 en een op gebruikelijke wijze gestelde wapening met langswapening 102a en dwarswapening 102b. De doos 41 is tussen de wapening door, omgekeerd met de opening 44 op de 5 plaat 101 geplaatst, en voor afdichting voorzien van een deksel 70. Weergegeven is de niveaulijn 104 voor de bovenzijde van het nog te storten beton.

In figuur 3A wordt in de rechtertuit 47 een installatiebuis 60 ingevoerd, met eindrand 61 net tegen 10 het vlies 50 aankomend. De diameter van de buis 60 is kleiner dan of gelijk aan de diameter van het vlies 50. Door de buis 60 verder te drukken of te stoten, eventueel met een draaibeweging, bezwijkt het vlies 50, en kan dit uit de weg worden gedwongen zodat de buis 60 verder in de 15 tuit 47 kan worden ingeschoven.

Dan is de situatie van figuur 3B bereikt, waarin te zien is dat nog met de rand van de deksel 49 verbonden vliesdelen 50' tegen het buitenoppervlak van de buis 60 aanvlij en.

20 De linker tuit wordt in dit voorbeeld niet gebruikt en blijft gesloten door deksel met vlies.

Nadat deze voor-installatiewerkzaamheden zijn verricht kan de vloer gestort worden, om de situatie van figuur 3C te verkrijgen. Het inwendige van de doos 41 is 2 5 vrij gebleven van betonwater. Na harding van het beton en verwijdering van de bekistingsplaat 101 kunnen de installatiewerkzaamheden worden vervolgd, door het trekken dan draden door de buis 60 en doos 41, ongehinderd door brokken of proppen specie.

30 De bovenstaande beschrijving is opgenomen om de werking van voorkeursuitvoeringen van de uitvinding te illustreren, en niet om de reikwijdte van de uitvinding te beperken. Uitgaande van de bovenstaande uiteenzetting zullen voor een vakman vele variaties evident zijn die 35 vallen onder de geest en de reikwijdte van de onderhavige uitvinding.

1034797

Claims (18)

1. Doos voor elektrische installaties, omvattend een wand met een omtrekswand en een bodemwand, waarbij de omtrekswand aan de van de bodem af gekeerde zijde een opening bepaalt, waarbij de doos in de wand voorzien is van 5 een van de wand uitstekende tuit voor verbinding met een installatiebuis, waarbij de tuit is voorzien van een daarmee beweegbaar verbonden deksel of klep die vanuit een niet-sluitende stand plaatsbaar is in een sluitstand voor het afsluiten van de tuit.

2. Doos volgens conclusie 1, waarbij meerdere tuiten elk voorzien zijn van een eigen klep.

3. Doos volgens conclusie 1 of 2, waarbij de klep althans deels vervaardigd is van wegbreekbaar of doorsteekbaar materiaal.

4. Doos volgens conclusie 3, waarbij de kleppen voor meerdere naast elkaar gelegen tuiten als één geheel met elkaar gevormd zijn.

5. Doos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de tuit voorzien is van een door het in de tuit 20 invoeren van de installatiebuis doorsteekbaar membraam of vlies.

6. Doos volgens conclusie 5, waarbij het membraam direct of indirect als een geheel gevormd is met de tuit.

7. Doos volgens conclusie 5 of 6, waarbij het membraam op afstand van de wand voorzien is.

8. Doos volgens conclusie 7, waarbij het membraam aan het uiteinde van de tuit is gelegen.

9. Doos volgens conclusie 8, waarbij het 30 membraam beweegbaar verbonden is met de tuit, voor verplaatsing tussen een de tuit niet bedekkende stand en i 034797 een de tuit afsluitende stand.

10. Doos volgens conclusie 9, waarbij het membraam deel uitmaakt van de deksel.

11. Doos volgens een der voorgaande conclusies, 5 waarbij de deksel via een buigscharnier is verbonden met de tuit.

12. Doos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de deksel via een filmscharnier is verbonden met de tuit.

13. Doos volgens conclusie 10, 11 of 12 waarbij de deksel een om het membraam omlopende rand van ten opzichte van het membraam hard materiaal omvat.

14. Doos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de deksel is voorzien van middelen voor borging van 15 de afsluitende stand, zoals een klikverbinding.

15. Doos volgens een der conclusies 5-14, waarbij het membraam een vloeistof afdichting vormt voor de tuit.

16. Doos volgens een der conclusies 5-15, waarbij het membraam of vlies na doorgestoken te zijn door de 20 installatiebuis geschikt is om tegen het buitenoppervlak daarvan aan te liggen.

17. Doos volgens conclusie 16, waarbij het membraam of vlies voorzien is van een streefverzwakking, bijvoorbeeld in de vorm van een centraal gelegen kruis of 25 een gebied met verkleinde dikte, in het bijzonder middengebied.

18. Doos voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bij gevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. 30 o-o-o-o-o-o-o-o- 1034797