NL1032599C2 - Inbouwdoos met deksel. - Google Patents

Description

Inbouwdoos met deksel

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding heeft betrekking op een installa-tiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een 5 gebouw.

Dergelijke dozen vormen een onderdeel van de elektrische installatie van het gebouw, waarbij schakelma-teriaal op de doos wordt bevestigd en lassen tussen de kabels in de doos worden opgenomen. Bij de aanleg wordt een 10 blind gat geboord in de wand, waarna de doos in het gat wordt gestoken om vervolgens met bijvoorbeeld gipspleister te worden vastgezet.

Een bekende doos omvat aan de buitenzijde rondom meerdere veerkrachtige plaatsingsuitsteeksels waarmee de 15 doos voor en tijdens het aanbrengen van het gips in het gat kan worden gehouden. De plaatsingsuitsteeksels centeren daarbij de doos in het gat. Het gebruik van plaatsingsuitsteeksels is echter niet altijd nodig. Aangezien de plaatsingsuitsteeksels stevig met de doos zijn verbonden, 20 is het verwijderen ervan zonder beschadigen van de doos lastig. In dat geval dient een inbouwdoos zonder plaatsingsuitsteeksels te worden aangewend.

Een doel van de uitvinding is een installatiedoos te verschaffen waarvan een plaatsingsuitsteeksel eenvoudig 1032599 2 kan worden aangebracht en/of verwijderd.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

5 De uitvinding verschaft, vanuit een aspect, een installatiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een gebouw, omvattend een bodemwand, een omtrekswand waarvan een installatierand voor de opbouw van schakelmateriaal een installatieopening begrenst, een deksel voor het 10 afdekken van de installatieopening, en ten minste één plaatsingsuitsteeksel voor aangrijping op een begren-zingswand van het gat, waarbij het plaatsingsuitsteeksel een geheel vormt met het deksel.

Het plaatsingsuitsteeksel vormt een geheel met 15 het deksel, waardoor deze samen met het deksel kunnen worden aangebracht en/of verwijderd indien dat nodig is. Wijzigen van het deksel kan dan voldoende zijn om het plaatsingsuitsteeksel toe te passen of weg te laten.

De aanwezigheid van het plaatsingsuitsteeksel kan 20 duidelijk zichtbaar zijn indien het plaatsingsuitsteeksel zich uitstrekt langs de buitenzijde van de omtrekswand.

Het plaatsingsuitsteeksel kan over een groot bereik aangrijpen op de begrenzingswand waarbij het plaatsingsuitsteeksel zich in hoofdzaak dwars op het vlak van de 25 installatieopening en/of het deksel uitstrekt.

In een uitvoeringsvorm vormt het plaatsingsuitsteeksel via een breekverbinding een geheel met het deksel. Door middel van de breekverbinding kan het plaatsingsuitsteeksel beheerst van het deksel worden verwijderd 30 indien dat nodig is. Hetzelfde deksel kan dan zowel met als zonder plaatsingsuitsteeksel worden gebruikt.

Het plaatsingsuitsteeksel kan als een hefboom werken voor het vergroten van verbreekkrachten op de breekverbinding indien de breekverbinding aan een boveneind van 35 het plaatsingsuitsteeksel gelegen is.

In een uitvoeringsvorm is de breekverbinding ten opzichte van het plaatsingsuitsteeksel aan de zijde van het 3 deksel gelegen.

In een uitvoeringsvorm omvat de installatiedoos eerste bevestigingsmiddelen aan de omtrekswand en het plaatsingsuitsteeksel voor bevestiging van het deksel op de 5 installatieopening. Het plaatsingsuitsteeksel kan het deksel op zijn plaats houden.

In een uitvoeringsvorm daarvan omvatten de eerste bevestigingsmiddelen een eerste aanslag aan het plaatsingsuitsteeksel dat op afstand van het deksel is gelegen, en 10 een tweede aanslag aan de omtrekswand dat samenwerkt met de eerste aanslag, bij voorkeur op ongeveer halve hoogte van de installatiedoos.

In een uitvoeringsvorm omvat de omtrekswand opneemmiddelen voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van 15 het plaatsingsuitsteeksel. De opneemmiddelen kunnen door opname van het plaatsingsuitsteeksel rotatie van het deksel op de installatieopening tegengaan.

Rotatie van het deksel kan in twee rotatierich-tingen worden tegengegaan indien het plaatsingsuitsteeksel 20 ten minste gedeeltelijk is gelegen tussen zich evenwijdig aan het plaatsingsuitsteeksel uitstrekkende schotten aan de omtrekswand. Door rotatie van het deksel om de installatieopening kan het plaatsingsuitsteeksel worden verbogen, waardoor bij toepassing van de breekverbinding deze kan 25 breken. Het plaatsingsuitsteeksel kan derhalve worden verwijderd van het deksel door het deksel en de omtrekswand met bijvoorbeeld tussen twee handen onderling te verdraaien. Het plaatsingsuitsteeksel kan in beide rotatie-richtingen worden verwijderd.

30 In een ontwikkeling omvat het plaatsingsuitsteek sel een langgerekt basisdeel en een aan het basisdeel gevormd verankeringsdeel.

Het plaatsingsuitsteeksel kan worden voorgespannen tegen de begrenzingswand om de installatiedoos in het 35 gat te houden indien het basisdeel een veerlip vormt waarvan een vrij uiteinde beweegbaar is in een richting dwars op het vlak van de omtrekswand.

4

Indien het verankeringsdeel een van de omtreks-wand afgekeerde plaatsingsrand omvat voor aanligging tegen de begrenzingswand, waarbij de plaatsingsrand onder een hoek overgaat in een naar de omtrekswand teruggelegen 5 verankeringsrand, dan kunnen de randen ter hoogte van de hoek een weerhaakgedeelte vormen waarmee de installatiedoos met verhoogde zekerheid in het gat kan worden gehouden.

In een uitvoeringsvorm gaat de plaatsingsrand daarbij onder een loodrechte of scherpe hoek over in de 10 verankeringsrand.

Het plaatsingsuitsteeksel kan met de verankeringsrand achter onregelmatigheden van de begrenzingswand aangrijpen indien een borgvlak van de verankeringsrand naar het deksel is gekeerd of zich evenwijdig uitstrekt aan een 15 door de installatieopening bepaald vlak.

De installatiedoos kan met gerichte belemmering door het plaatsingsuitsteeksel in het gat worden gestoken daarbij zonodig naar de omtrekswand worden voorgespannen indien het plaatsingsuitsteeksel of een verankeringsdeel 20 daarvan aan een insteekeind een oplooprand omvat met een schuine stand ten opzichte van de omtrekswand en de bodem.

De installatiedoos kan worden gecentreerd ten opzichte van het gat indien het deksel meerdere, rondom een omtrekswand van het deksel verdeeld gelegen plaatsings-25 uitsteeksels omvat.

In een uitvoeringsvorm zijn daarbij de plaat-singsuitsteeksels in gelijkmatig rondom de omtreksrand verdeeld gelegen paren verbonden met het deksel.

De plaatsingsuitsteeksels kunnen de uiterste 30 aangrijpende delen van de installatiedoos vormen indien de installatiedoos een gebogen omlopende omtrekswand omvat, bij voorkeur cirkelvormig, waarbij de plaatsingsuitsteeksels van de omtrekswand afgekeerde zijranden omvatten die in niet geplaatste toestand van de installatiedoos een 35 grootste omgeschreven cirkel van de installatiedoos omvatten.

Het deksel kan na bijvoorbeeld het verbreken van 5 de breekverbinding op de installatieopening worden gehouden indien de installatiedoos tweede bevestigingsmiddelen aan het deksel en de omtrekswand omvat voor het althans tijdelijk bevestigen van het deksel op de installatieopening in 5 aanvulling of als alternatief op de eerste bevestigingsmiddelen.

In een uitvoeringsvorm is het deksel, en daarmee het plaatsingsuitsteeksel, vervaardigd van een spuitgiet-baar kunststof, bij voorkeur een bros kunststof. Door de 10 brosheid kan het plaatsingsuitsteeksel of de breekverbinding gemakkelijk van het deksel worden afgebroken.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een deksel kennelijk bestemd en geschikt voor de installatiedoos volgens de uitvinding.

15 De in deze beschrijving en conclusies van de aanvrage beschreven en/of de in de tekeningen van deze aanvrage getoonde aspecten en maatregelen kunnen waar mogelijk ook afzonderlijk van elkaar worden toegepast. Die afzonderlijke aspecten, en andere aspecten kunnen onderwerp 20 zijn van daarop gerichte afgesplitste octrooiaanvragen. Dit geldt in het bijzonder voor de maatregelen en aspecten welke op zich zijn beschreven in de volgconclusies.

25 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in: 3 0 Figuur 1 een aanzicht in perspectief van een installatiedoos volgens de uitvinding; figuur 2 een aanzicht in perspectief van de installatiedoos volgens figuur l, waarbij het deksel is afgenomen; en 35 figuur 3 een bovenaanzicht van de installatiedoos volgens figuur 1.

6

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

De kunststof installatiedoos 1 volgens figuur 1 5 omvat een bodemwand 2 en een omtrekswand 3 die een geheel vormen, een installatierand 8 aan de omtrekswand 3 voor de opbouw van schakelmateriaal, doorvoeropeningen 4 voor leidingen in de omtrekswand 3, en een rond deksel 9 dat plaatsbaar is op de installatierand 8. Een aantal doorvoer-10 openingen 4 zijn afgesloten met uitbreekpoorten 5. De installatiedoos 1 omvat aan de buitenzijde van de omtrekswand 3 rondom vier koppelingen 7 met langs de langszijden 6 verder niet getoonde bevestigingsrails voor het koppelen van de installatiedoos 1 aan een volgende installatiedoos 15 Het deksel 9 omvat een plaatsingsrand 20 voor aanligging op de installatierand 8, twee verlagingen 21 binnen de installatierand 8, een aangrijpdeel 25 met twee evenwijdige aangrijpvlakken 22 tussen de verlagingen 21, een aantal klemhaken of bevestigingslippen 24 voor bevesti-20 ging van het deksel 9 achter de installatierand 8, en vier in dit voorbeeld identieke, langgerekte bevestigings-uitsteeksels 10. De bevestigingsuitsteeksels 10 strekken zich in gekoppelde tweetallen uit tussen de koppelingen 7 langs de omtrekswand 3 voor het vastzetten van de installa-25 tiedoos 1 in een verder niet getoond gat in bijvoorbeeld een stenen muur. De tweetallen bevestigingsuitsteeksels 10 vormen steeds via twee breekbruggen 11 een geheel met het deksel 9.

De bevestigingsuitsteeksels 10 omvatten elk twee 30 langgerekte basisdelen 12 die zich uitstrekken tussen drie aan de omtrekswand 3 gevormde schotten 19. De basisdelen 12 omvatten aan het uiteinde zijwaartse aanslagen 23 die in geplaatste toestand van het deksel 3 aangrijpen achter de uiteinden van de schotten 19.

35 De bevestigingsuitsteeksels 10 omvatten aan het uiteinde van de basisdelen 12 een verankeringsdeel 17 met een van de buitenzijde van de omtrekswand 3 afgekeerde, 7 rechte aanligrand 14 die zich in hoofdzaak dwars op het vlak van de installatierand 8 langs de omtrekswand 3 uit-strekt. Zoals weergegeven in figuur 3 steken de aanligran-den 14 van de bevestigingsuitsteeksels 10 uit van een 5 omschreven cirkel D door de langszij den 6 van de koppelingen 1. Elke aanligrand 14 gaat aan de bodemzijde over in een schuine, naar de bodem 2 gerichte insteekrand 15, en aan de tegenover gelegen zijde gaat de aanligrand 14 volgens een rechte, puntige hoek 18 over in een verankerings-10 rand 16 waarvan het vlak zich in hoofdzaak evenwijdig aan het vlak van de installatierand 8 uitstrekt.

Door de elasticiteit van het kunststof ter plaatse van de breekbruggen 11 kunnen de bevestigingsuitsteeksels 10 in beperkte mate in de richting A van en 15 naar de omtrekswand 3 buigen. De bevestigingsuitsteeksels 10 kunnen per tweetal van het deksel 9 worden afgebroken door dat tweetal in richting C naar buiten te bewegen, waardoor de kunststof breekbruggen 11 bezwijken. De bevestigingsuitsteeksels kunnen alle in één keer van het deksel 20 9 worden afgebroken door het deksel 9 met de hand vast te pakken aan de aangrijpvlakken 22 en het deksel 9 in richting B te verdraaien ten opzichte van de omtrekwand 3. Hierbij bewegen de basisdelen 12 gelijktijdig in richting C uit de schotten 19, waardoor de kunststof breekbruggen 11 25 bezwijken. Alternatief kunnen de basisdelen 12 tussen de schotten 19 opgesloten blijven, waarbij de breekbruggen 11 in het vlak van de plaatsingsrand 9 blijven en doorbreken.

Bij het inbouwen van de installatiedoos 1 in bijvoorbeeld een ruwe kalkzandstenen muur, wordt in de muur 30 een blind gat geboord waarvan de diameter enkele millimeters groter is dan de omgeschreven cirkel D van de koppelingen 7 van installatiedoos 1. Tijdens het plaatsen van de installatiedoos 1 worden de bevestigingsuitsteeksels 10 door de insteekranden 15 naar de omtrekswand 3 voorgespan-35 nen, waarna de aanligranden 14 langs de omtrekswand van het gat schrapen. De puntige hoeken 18 vormen daarbij samen met de verankeringsranden 16 weerhaken die tegengaan dat de 8 installatiedoos 1 uit het gat kan terugbewegen. De bevesti-gingsuitsteeksels 10 centeren daarbij de installatiedoos 1 ten opzichte van het gat.

Indien het noodzakelijk blijkt de installatiedoos 5 1 een excentrische positie te geven ten opzichte van het gat, bijvoorbeeld omdat een reeks gaten voor een reeks gekoppelde installatiedozen 1 niet volgens een rechte lijn is gelegen, dan kunnen één of meerdere van de bevestigings-uitsteeksels 10 worden afgebroken, bijvoorbeeld twee opeen-10 volgende bevestigingsuitsteeksels 10, om de installatiedoos 1 in die richting meer verstelruimte te geven. De tegenovergelegen bevestigingsuitsteeksels 10 kunnen ook in deze situatie door een minder ingedrukte stand in tegenhoudend contact komen met de omtrekswand van het gat.

15 Na plaatsing van de installatiedoos 1 in het blinde gat in de muur kan deze daarin worden gefixeerd door het aanbrengen van bijvoorbeeld een gipspleisterlaag op de muur en de installatiedoos 1. De bevestigingsuitsteeksels 10, die daarbij tevens zijn gefixeerd, houden het deksel 9 20 geplaatst op de installatierand 8. Het deksel 9 kan worden afgenomen door deze met de hcind in richting C te verdraaien ten opzichte van de omtrekswand 3, waarbij de bevestigingsuitsteeksels 10 achterblijven in het gips. Het deksel 9 kan na het bezwijken van de breekbruggen 11 weer (tijdelijk) 25 worden teruggeplaatst, waarbij de bevestigingslippen of klemhaken 24 het deksel 9 op de installatierand 8 houden.

1 032 5 9 9

Claims (24)

1. Installatiedoos voor plaatsing in een gat in een wand van een gebouw, omvattend een bodemwand, een omtrekswand waarvan een installatierand voor de opbouw van schakelmateriaal een installatieopening begrenst, een 5 deksel voor het afdekken van de installatieopening, en ten minste één plaatsingsuitsteeksel voor aangrijping op een begrenzingswand van het gat, waarbij het plaatsingsuitsteeksel een geheel vormt met het deksel.

2. Installatiedoos volgens conclusie 1, waarbij 10 het plaatsingsuitsteeksel zich uitstrekt langs de buitenzijde van de omtrekswand.

3. Installatieopening volgens conclusie 1 of 2, waarbij het plaatsingsuitsteeksel zich in hoofdzaak dwars op het vlak van de installatieopening en/of het deksel 15 uitstrekt.

4. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het plaatsingsuitsteeksel via een breekverbinding een geheel vormt met het deksel.

5. Installatiedoos volgens conclusie 4, waarbij 20 de breekverbinding aan een boveneind van het plaatsingsuitsteeksel gelegen is.

6. Installatiedoos volgens conclusie 4 of 5, waarbij de breekverbinding ten opzichte van het plaatsingsuitsteeksel aan de zijde van het deksel gelegen is.

7. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, omvattend eerste bevestigingsmiddelen aan de omtrekswand en het plaatsingsuitsteeksel voor bevestiging van het deksel op de installatieopening.

8. Installatiedoos volgens conclusie 7, waarbij 30 de eerste bevestigingsmiddelen een eerste aanslag aan het 1 032 5 99 plaatsingsuitsteeksel omvatten dat op afstand van het deksel is gelegen, en een tweede aanslag aan de omtrekswand dat samenwerkt met de eerste aanslag, bij voorkeur op ongeveer halve hoogte van de installatiedoos.

9. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de omtrekswand opneemmiddelen omvat voor het ten minste gedeeltelijk opnemen van het plaatsingsuitsteeksel .

10. Installatiedoos volgens conclusie 9, waarbij 10 het plaatsingsuitsteeksel ten minste gedeeltelijk is gelegen tussen zich evenwijdig aan het plaatsingsuitsteeksel uitstrekkende schotten aan de omtrekswand.

11. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het plaatsingsuitsteeksel een langge- 15 rekt basisdeel en een aan het basisdeel gevormd veranke-ringsdeel omvat.

12. Installatiedoos volgens conclusie 11, waarbij het basisdeel een veerlip vormt waarvan een vrij uiteinde beweegbaar is in een richting dwars op het vlak van de 20 omtrekswand.

13. Installatiedoos volgens conclusie 11 of 12, waarbij het verankeringsdeel een van de omtrekswand afgekeerde plaatsingsrand omvat voor aanligging tegen de be-grenzingswand, waarbij de plaatsingsrand onder een hoek 25 overgaat in een naar de omtrekswand teruggelegen veranke-ringsrand.

14. Installatiedoos volgens conclusie 13, waarbij de plaatsingsrand onder een loodrechte of scherpe hoek overgaat in de verankeringsrand.

15. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een borgvlak van de verankeringsrand naar het deksel is gekeerd of zich evenwijdig uitstrekt aan een door de installatieopening bepaald vlak.

16. Installatiedoos volgens een der voorgaande 35 conclusies, waarbij het plaatsingsuitsteeksel of een verankeringsdeel daarvan aan een insteekeind een oplooprand omvat met een schuine stand ten opzichte van de omtrekswand en de bodem.

17. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het deksel meerdere, rondom een om-trekswand van het deksel verdeeld gelegen plaatsings- 5 uitsteeksels omvat.

18. Installatiedoos volgens conclusie 17, waarbij de plaatsingsuitsteeksels in gelijkmatig rondom de omtreks-rand verdeeld gelegen paren zijn verbonden met het deksel.

19. Installatiedoos volgens conclusie 17 of 18, 10 omvattend een gebogen omlopende omtrekswand, bij voorkeur cirkelvormig, waarbij de plaatsingsuitsteeksels van de omtrekswand afgekeerde zijranden omvatten die in niet geplaatste toestand van de installatiedoos een grootste omgeschreven cirkel van de installatiedoos omvatten.

20. Installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies, wanneer afhankelijk van conclusie 7, omvattend tweede bevestigingsmiddelen aan het deksel en de omtrekswand voor het althans tijdelijk bevestigen van het deksel op de installatieopening in aanvulling of als alternatief 20 op de eerste bevestigingsmiddelen.

21. Installatiedoos volgens conclusie 20, waarbij de tweede bevestigingsmiddelen ten minste één klemhaak of bevestigingslip aan het deksel omvatten.

22. Installatiedoos volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij het deksel is vervaardigd van een spuitgietbaar kunststof, bij voorkeur een bros kunststof.

23. Deksel kennelijk bestemd en geschikt voor de installatiedoos volgens een der voorgaande conclusies.

24. Installatiedoos voorzien van een of meer van 30 de in de bij gevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1032599