NL1032283C2 - Orgaan voor het aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, alsmede werkwijze voor het vervaardigen van een isolatie-element. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Orgaan voor het aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, alsmede werkwijze voor het vervaardigen van een isolatie-element.

5 De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, aan welk orgaan het viskeuze mengsel via een toevoerorgaan wordt toegevoerd, waarbij het toevoerorgaan is verbonden met een eerste verdeellichaam, welk eerste verdeellichaam via twee of meer tussenleidingen is verbonden met een 10 tweede verdeellichaam, welk tweede verdeellichaam is voorzien van uitstroomopeningen. Verder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een isolatie-element, omvattende het op een ondergrond of dragende laag aanbrengen van een viskeus mengsel dat een schuim vormt, het laten uitharden van het aldus aangebrachte schuim en het eventueel op de 15 schuimlaag aanbrengen van een cacheerlaag.

Een dergelijke werkwijze is op zich bekend uit de Nederlandse terinzagelegging 9000797 ten name van de onderhavige aanvrager, waarbij op een houtspaanplaat met een dikte van 3 mm een laag polyurethaanschuim met een dikte van 10 mm wordt aangebracht, waarna op de laag polyurethaanschuim een laag 20 minerale wol met een dikte van 70 mm wordt aangebracht, gevolgd door opnieuw een laag polyurethaanschuim. Het geheel wordt afgedekt met een onderste deklaag met een dikte van 3 mm waardoor een zogenaamd sandwich-combi-element wordt verkregen.

Uit de Internationale aanvrage WO 2005/087386 is een lijmverdeel-25 inrichting bekend voor het in hoofdzaak gelijkmatig verdelen van lijm over een oppervlak, waarbij de lijmverdeelinrichting omvat: een hoofdverdeelkamer die een aantal uitstroomopeningen voor het afvoeren van lijm uit de verdeelinrichting en het aanbrengen op het genoemde oppervlak omvat; 30 een voorverdeelkamer die een aantal verdeelopeningen omvat voor het toevoeren van lijm van de voorverdeelkamer aan de hoofdverdeelkamer; en ten minste een toevoeropening voor het toevoeren van de lijm aan genoemde voorverdeelkamer, waarbij de positie en grootte van de verdeelopeningen zo gekozen zijn, dat in bedrijf een in hoofdzaak uniforme drukverdeling in 1032283 2 de lijm in de hoofdverdeelkamer ontstaat.

Het productieproces van dergelijke dakelementen is in principe in drie stappen samen te vatten, te weten het eerst aanbrengen van een schuim, te weten polyurethaan (PUR) of polyisocyanuraat (PIR), op een enigszins voor-5 verwarmde spaanplaat, waarna het schuim zal rijzen waarna tenslotte een afdek- of cacheerlaag hierop wordt aangebracht. Bij een dergelijk productieproces is het mogelijk dat het schuim over de breedte van het element geen constante hoogte bezit hetgeen betekent dat met name aan de zij- en bovenkant van het element zogenaamde luchtholtes en andere oneffenheden ontstaan, hetgeen de warmte-10 isolerende werking van het element nadelig beïnvloedt.

Voor het aanbrengen van het schuim wordt gebruikgemaakt van een uitstroomorgaan, in het bijzonder een zogenaamde giethark, die via een centraal punt van viskeus mengsel wordt voorzien en waarbij het viskeuze mengsel de giethark aan de onderzijde via uitstroomopeningen verlaat, welke uitstroom-15 openingen over nagenoeg de volledige lengte van de giethark zijn gelegen. Het aanbrengen van het schuim geschiedt door de giethark in een bepaald dynamisch patroon over de daaronder zich verplaatsende ondergrond te bewegen. Nadat het schuim is aangebracht, wordt onder toepassing van een luchtmes een egalisatie van de aldus gegoten schuimlaag uitgevoerd, omvattende het in de lengterichting van de 20 ondergrond in het schuim blazen van zogenaamde luchtsleuven, welke lucht door de schuimlaag heen snijdt.

De onderhavige uitvinders hebben gevonden dat bij toepassing van voornoemde T-giethark er sprake is van een verschil in uittreedsnelheid per uitstroomopening, welk verschil in uittreedsnelheid een nadelige invloed heeft op de 25 massaverdeling van de op de ondergrond aangebrachte schuimlaag.

De onderhavige uitvinders hebben verder geconstateerd dat een te hoge uittreedsnelheid van het viskeuze mengsel heeft geleid tot het in de schuimlaag inbrengen van luchtbelletjes, welke luchtbelletjes zich al dan niet naar het oppervlak van de schuimlaag kunnen verplaatsen. Een van kleine luchtbelletjes 30 voorziene schuimlaag is in de praktijk ongewenst.

De onderhavige uitvinders hebben verder gevonden dat een dergelijke T-giethark een spreiding van verblijftijd van het op te schuimen mengsel hierin laat zien, hetgeen tot vervuiling en verstopping van de giethark en de daarin aanwezige uitstroomopeningen kan leiden, in het bijzonder dat het op te schuimen 3 materiaal hierin vroegtijdig en derhalve ongewenst zal harden. Bij hogere schuimdiktes, waarbij gebruik wordt gemaakt van een zogenaamde dubbele oversteek, verstoort de tweede opgebrachte laag de daaronder liggende schuimlaag, hetgeen ongewenst is.

5 Verder hebben de onderhavige uitvinders na uitvoerig onderzoek vastgesteld dat een zich heen en weer bewegende giethark op een daaronder voortbewegende onderlaag pas een gelijkmatige verdeling van schuim kan bewerkstelligen wanneer zowel de bandsnelheid van de ondergrond als de zogenaamde oversteeksnelheid van de giethark nauwkeurig op elkaar zijn 10 afgestemd, welke instelling in de praktijk zeer moeilijk en omslachtig is te bepalen.

Het doel van de onderhavige uitvinding is derhalve het verschaffen van een orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond waarbij de massaverdeling van het op de ondergrond aangebracht viskeuze mengsel zowel over de lengte als de breedte-15 richting van de ondergrond nagenoeg constant is.

Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, welk orgaan eenvoudig is te reinigen en een geringe kans op verstoppingen vertoont.

20 Nog een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, welk orgaan een constant debiet voor elke uitstroomopening van viskeus mengsel waarborgt.

Een ander doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen 25 van een orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, waarbij de vorming van een boeggolf, gevormd door het viskeuze mengsel dat uit de uitstroomopeningen op de ondergrond stroomt, tot een minimum is beperkt.

Het orgaan zoals vermeld in de aanhef wordt door de onderhavige 30 uitvinding gekenmerkt doordat aan weerszijden van elke tussenleiding ten minste een uitstroomopening op het tweede verdeellichaam is voorzien.

Onder toepassing van een dergelijke constructie wordt aan een of meer van de voornoemde doelstellingen voldaan. In het bijzonder verschaft het eerste verdeellichaam een constante druk aan het hierin aanwezige viskeuze f 4 mengsel, waarna het viskeuze mengsel via twee of meer tussenleidingen aan het tweede verdeellichaam wordt toegevoerd, waarna het viskeuze mengsel het tweede verdeellichaam via een aantal uitstroomopeningen verlaat om aldus op een zich onder de uitstroomopeningen bevindende ondergrond terecht te komen.

5 Om een optimale constante, gelijkmatige toevoer van het viskeuze mengsel van het eerste verdeellichaam naar het tweede verdeellichaam te verkrijgen is het met name gewenst dat de tussenleidingen op regelmatige constante tussenafstand van elkaar zijn gepositioneerd. Dergelijke tussenleidingen zijn hol uitgevoerd zodat het viskeuze mengsel van het eerste verdeellichaam naar 10 het tweede verdeellichaam kan stromen. Bovendien is het gewenst dat de tussenleidingen demontabel zijn zodat reiniging- en onderhoudswerkzaamheden eenvoudig kunnen worden uitgevoerd.

Om een nagenoeg constant debiet in elke uitstroomopening, gelegen op het tweede verdeellichaam te verkrijgen, is het gewenst dat de 15 uitstroomopeningen, ten opzichte van de positie van de tussenleidingen, hiervan verschoven zijn gepositioneerd op het tweede verdeellichaam. Door de uitstroomopeningen enigszins verschoven ten opzichte van de tussenleidingen op het tweede verdeellichaam te positioneren, wordt ervoor gezorgd dat de verblijftijd van het viskeuze mengsel in het tweede verdeellichaam nagenoeg voor elke 20 uitstroomopening hierin gelijk is, waardoor een egaal profiel van viskeus mengsel op de ondergrond kan worden aangebracht.

Het eerste verdeellichaam is bij voorkeur langwerpig en hol uitgevoerd, waarbij in het bijzonder aan een buisvormige constructie moet worden gedacht. Het is echter ook mogelijk het eerste verdeellichaam in een bepaalde 25 profielvorm uit te voeren.

Het tweede verdeellichaam is bij voorkeur langwerpig en hol uitgevoerd om de stroming van het viskeuze mengsel zo homogeen mogelijk daarin te laten plaatsvinden. Het is bovendien mogelijk het tweede verdeellichaam in een profielconstructie toe te passen.

30 De langwerpige holvormige constructie van zowel het eerste als het tweede verdeellichaam maakt het mogelijk dat de inwendige reiniging daarvan onder toepassing van gebruikelijke handelingen eenvoudig en nauwkeurig kan worden uitgevoerd. Het is tevens gewenst dat beide verdeellichamen demontabel zijn.

Voor een optimale drukopbouw en -verdeling tussen het eerste en 5 tweede verdeellichaam is het gewenst dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het eerste verdeellichaam groter is dan het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het tweede verdeellichaam.

In het onderhavige orgaan voor het via een of meer uitstroom-5 openingen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond is het gewenst dat het toevoerorgaan in het midden van het eerste verdeellichaam is gepositioneerd, in het bijzonder vanuit het oogpunt van een uniforme verblijftijd van het viskeuze mengsel over het eerste verdeellichaam. Het toevoerorgaan omvat in het bijzonder een mengkamer, aan welke mengkamer een eerste leiding voor 10 reactanten en een tweede leiding voor reactanten zijn verbonden. In de uitvoeringsvorm waarbij het viskeuze mengsel een polyurethanschuim (PUR) omvat, wordt via de eerste leiding bijvoorbeeld polyol, gemengd met activatoren en andere componenten, toegevoerd, waarbij via de tweede leiding voor reactanten isocyanaat wordt toegevoerd. In de mengkamer komen vervolgens voornoemde stromen, te 15 weten het polyolmengsel en isocyanaat, onder hoge druk met elkaar in contact, waarbij in de mengkamer een homogeen mengsel ontstaat dat vervolgens via het toevoerorgaan aan het eerste verdeellichaam wordt toegediend. Volgens een soortgelijke wijze kan ook een PIR-schuim worden verkregen.

Om een eenvoudige reiniging van beide verdeellichamen te 20 bewerkstelligen is het gewenst dat de beide uiteinden van het eerste en tweede verdeellichaam van afneembare afsluitmiddelen zijn voorzien.

De onderhavige uitvinding is in het bijzonder niet beperkt tot een uit één element bestaand tweede verdeellichaam, maar in een bijzondere uitvoeringsvorm is het ook mogelijk dat het tweede verdeellichaam is samengesteld 25 uit ten minste twee afzonderlijke verdeellichamen, elk voorzien van uitstroom-openingen en via een of meer tussenleidingen verbonden met het eerste verdeellichaam.

Omdat het onderhavige orgaan in een stationaire constructie wordt toegepast is het gewenst dat de lengte van het tweede verdeellichaam nagenoeg 30 overeenkomt met de breedte van de ondergrond waarop het viskeuze mengsel kan worden aangebracht. Onder stationair dien te worden verstaan dat het orgaan geen zigzagpatroon uitvoert om het viskeuze mengsel op de ondergrond aan te brengen.

In bepaalde uitvoeringsvorm is het gewenst dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de uitstroomopeningen over de lengte van het tweede 6 verdeellichaam variabel is, in het bijzonder om een zo homogeen mogelijk debiet over elk van de uitstroomopeningen te verkrijgen. Dit betekent dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van ene uitstroomopening verschilt ten opzichte van die van de andere uitstroomopening.

5 In een bijzondere uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding is het gewenst dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de tussenleidingen over de lengte van het eerste verdeellichaam variabel is, met name om een gelijkmatige en evenwichtige dosering van het gewichtsmengsel van het eerste verdeellichaam naar het tweede verdeellichaam te verkrijgen. Dit betekent dat het oppervlak van de 10 dwarsdoorsnede van de ene tussenleiding verschilt ten opzichte van die van de andere tussenleiding.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is het gewenst dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van zowel het eerste verdeellichaam als het tweede verdeellichaam over de lengte daarvan nagenoeg constant is, in het bijzonder om 15 een homogene verblijftijd in beide verdeellichamen te verkrijgen.

De onderhavige uitvinders hebben verder gevonden dat de uitstroomopeningen zodanig in het tweede verdeellichaam zijn gepositioneerd dat het viskeuze mengsel onder een hoek van -75 tot +75 graden op de ondergrond terecht kan komen, welke hoek is op te vatten als de hoek die de stromingsrichting 20 van het uitstromende viskeuze mengsel maakt met de ondergrond.

Om een eenvoudige montage en demontage van het onderhavige orgaan te verkrijgen is het gewenst dat de tussenleidingen elk een losneembare verbinding tussen het eerste verdeellichaam en een tweede verdeellichaam vormen, in het bijzonder vanuit het oogpunt van reinigen.

25 De onderhavige uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een isolatie-element, omvattende het op een dragende laag of ondergrond aanbrengen van een viskeus mengsel dat een schuim vormt, het laten uitharden van het aldus aangebrachte schuim en het eventueel op de schuimlaag aanbrengen van een cacheerlaag, waarbij voor het aanbrengen van het 30 viskeuze mengsel een orgaan zoals hiervoor besproken wordt toegepast, waarbij het viskeuze mengsel via een toevoerorgaan, het eerste verdeellichaam, de tussenleiding, het tweede verdeellichaam en de uitstroom-opening op de dragende lager terechtkomt.

De onderhavige uitvinding zal hierna aan de hand van een 7 voorbeeld worden toegelicht, waarbij echter dient te worden opgemerkt dat de onderhavige uitvinding in geen geval tot een dergelijk bijzonder voorbeeld is beperkt.

Voorbeeld 5 De ingesloten figuur vertoont een perspectivisch aanzicht van het onderhavige orgaan 10 voor het via een of meer uitstroomopeningen 7 aanbrengen van een viskeus mengsel (niet weergegeven) op een ondergrond (niet weergegeven). Orgaan 10 omvat een toevoerorgaan 8, welk toevoerorgaan 8 is verbonden met een mengkamer 3, waaraan zijn verbonden een eerste leiding 1 voor 10 reactanten en een tweede leiding 2 voor reactanten, waarbij bijvoorbeeld aan leiding 1 een mengsel van polyol, activatoren en andere componenten wordt toegevoerd. Via leiding 2 wordt isocyanaat toegevoerd, in het bijzonder wanneer het viskeuze mengsel een schuim ter bereiding van PUR is. Het moge echter duidelijk zijn dat de onderhavige uitvinding in geen geval tot een PUR-schuim is beperkt. Het viskeuze 15 mengsel verlaat toevoerorgaan 8 onder druk en komt in eerste verdeellichaam 4 terecht, welk verdeellichaam 4 een aantal, op regelmatige tussenafstand gepositioneerde tussenleidingen 5 omvat, welke tussenleidingen 5 eerste verdeellichaam 4 verbinden met tweede verdeellichaam 6. Het tweede verdeellichaam 6 bezit een aantal, op regelmatige tussenafstand van elkaar 20 gepositioneerde uitstroomopeningen 7 waaruit het viskeuze mengsel op een ondergrond (niet weergegeven) terecht kan komen. De uitstroomopeningen 7 zijn op het tweede verdeellichaam 6 enigszins verschoven ten opzichte van de positie van de tussenleidingen 5 geplaatst, hetgeen betekent dat het uit tussenleiding 5 komende viskeuze mengsel niet “rechtdoor” naar een op het tweede verdeellichaam 25 6 gepositioneerde uitstroomopening 7 kan gaan, maar een enigszins “verlengde” weg in het tweede verdeellichaam 6 moet afleggen. Deze constructie leidt ertoe dat het zich in tweede verdeellichaam 6 bevindende viskeuze mengsel voor elke uitstroomopening 7 een nagenoeg dezelfde verblijftijd ondervindt, hetgeen tot een homogene verdeling van het viskeuze mengsel op de ondergrond (niet 30 weergegeven) zal leiden. Opgemerkt dient te worden dat de onderhavige uitvinding in geen geval is beperkt tot het in de figuur weergegeven aantal tussenleidingen 5 en uitstroomopeningen 7. Hierbij kan tevens worden opgemerkt dat de verdeellichamen 4, 6 niet zijn beperkt tot een ciiindervormige constructie, zoals weergegeven, maar ook een profielvorm kunnen bezitten. Het is bovendien mogelijk 8 tweede verdeellichaam 6 als twee afzonderlijke verdeellichamen uit te voeren, waarbij beide, aldus geconstrueerde verdeellichamen in eikaars verlengde zullen liggen, bij voorkeur parallel gericht ten opzichte van eerste verdeellichaam 4.

De onderhavige uitvinding ziet er in het bijzonder op toe dat een 5 ondergrond van een viskeus mengsel wordt voorzien, waarbij het viskeuze mengsel zowel in de lengte- als in de breedterichting op de ondergrond een nagenoeg homogene verdeling bezit.

10 1032283

Claims (21)

1. Orgaan voor het via een of meer uitstroomopeningen aanbrengen van een viskeus mengsel op een ondergrond, aan welk orgaan het viskeuze 5 mengsel via een toevoerorgaan wordt toegevoerd, welk toevoerorgaan is verbonden met een eerste verdeellichaam, welk eerste verdeellichaam via twee of meer tussenleidingen is verbonden met een tweede verdeellichaam, welk tweede verdeellichaam is voorzien van uitstroomopeningen, met het kenmerk, dat aan weerszijden van elke tussenleiding ten minste een uitstroomopening op het tweede 10 verdeellichaam is voorzien.

2. Orgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tussen twee naast elkaar gerangschikte tussenleidingen een oneven aantal uitstroomopeningen op het tweede verdeellichaam is voorzien.

3. Orgaan volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het oneven 15 aantal uitstroomopeningen ten minste drie bedraagt.

4. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de dwarsdoorsnede van beide uitstroomopeningen, gelegen ter hoogte van beide uiteinden van het tweede verdeellichaam, groter is dan de dwarsdoorsnede van de naast gelegen uitstroomopening(en).

5. Orgaan volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tussen leidingen op regelmatige constante tussenafstand van elkaar zijn gepositioneerd.

6. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uitstroomopeningen, ten opzichte van de positie van de tussenleidingen, hiervan verschoven zijn gepositioneerd op het tweede verdeel- 25 lichaam.

7. Orgaan volgens een of meer van voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de het eerste verdeellichaam een langwerpige holvormige configuratie bezit.

8. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat het tweede verdeellichaam een langwerpige holvormige configuratie bezit.

9. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het eerste verdeellichaam groter is dan het oppervlak van de dwarsdoorsnede van het tweede 1032283 » verdeellichaam.

10. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het eerste verdeellichaam parallel ten opzichte van het tweede verdeellichaam is gerangschikt. 5

11 . Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het toevoerorgaan in het midden van het eerste verdeellichaam is gepositioneerd.

12. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de uiteinden van het eerste en tweede verdeellichaam van 10 afneembare afsluitmiddelen zijn voorzien.

13. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het tweede verdeellichaam is samengesteld uit ten minste twee afzonderlijke verdeellichamen, elk voorzien van uitstroomopeningen en via een of meer tussenleidingen verbonden met het eerste verdeellichaam.

14. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de lengte van het tweede verdeellichaam nagenoeg overeenkomt met de breedte van de ondergrond waarop het viskeuze mengsel kan worden aangebracht.

15. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met 20 het kenmerk, dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de uitstroomopeningen over de lengte van het tweede verdeellichaam variabel is.

16. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van de tussenleidingen over de lengte van het eerste verdeellichaam variabel is.

17. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het oppervlak van de dwarsdoorsnede van zowel het eerste verdeellichaam als het tweede verdeellichaam over de lengte van elk verdeellichaam nagenoeg constant is.

18. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met 30 het kenmerk, dat de uitstroomopeningen zodanig in het tweede verdeellichaam zijn gepositioneerd dat het viskeuze mengsel onder een hoek van -75 tot +75 graden op de ondergrond terecht kan komen, welke hoek is op te vatten als de hoek die de stromingsrichting van het uitstromende viskeuze mengsel maakt met de ondergrond.

19. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de tussenleidingen elk een losneembare verbinding tussen het eerste verdeellichaam en een tweede verdeellichaam vormen.

20. Orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat het toevoergaan een mengkamer omvat, aan welke mengkamer 5 een eerste leiding voor reactanten en een tweede leiding voor reactanten zijn verbonden.

21. Werkwijze voor het vervaardigen van een isolatie-element, omvattende het op een dragende laag aanbrengen van een viskeus mengsel dat een schuim vormt, het laten uitharden van het aldus overgebrachte schuim en het 10 eventueel op de schuimlaag aanbrengen van een cacheerlaag, met het kenmerk, dat voor het aanbrengen van het viskeuze mengsel een orgaan volgens een of meer van de voorafgaande conclusies 1-20 wordt toegepast, waarbij het viskeuze mengsel via het toevoergaan, het eerste verdeellichaam, de tussenleidingen, het tweede verdeellichaam en de uitstroomopeningen op de dragende laag terechtkomt. 15 1032283