NL1032039C2 - Gelast stokloos anker. - Google Patents

Description

GELAST STOKLOOS ANKER

De uitvinding heeft betrekking op een gelast stokloos 5 anker zoals in een verscheidenheid aan groottes voor boten en schepen wordt gebruikt. Bijvoorbeeld zijn gelaste stokloze ankers in verschillende uitvoeringsvormen bekend onder de merknaam POOL. POOL is een geregistreerd merk van Ship's Equipment Centre Groningen B.V. dat wordt gebruikt ten 10 behoeve van de verhandeling van ankers met specifieke eigenschappen. Het merk geniet als zodanig een grote bekendheid in belanghebbende kringen.

Gelaste stokloze ankers volgens de bekende techniek omvatten een huis met een basis en een zich ten minste van 15 een einde daarvan schuin uitstrekkende aanslagplaat, een met een einde aan het huis gelagerde schacht, die aan zijn tegenoverliggende einde bevestigingsmiddelen omvat voor een ankerlijn of -ketting, en aan weerszijden van het huis een vloei, die aan zijn van de basis afgekeerde einde een 20 insteekeinde omvat.

In de niet-gebruikstoestand, wanneer het anker opgehesen is, ligt dit met de aanslagplaat tegen de huid van het schip aan. De ankerlijn of -ketting wordt daarbij strak getrokken zodat de schacht in een ankerkluis wordt gefixeerd 25 of de insteekeinden van de vloei aangetrokken liggen in een voor dat doel aan het schip aangebrachte opneemruimte voor het anker.

Voor het ankeren wordt het anker gevierd, zodanig dat dit op de bodem terecht komt en over de bodem wordt gesleept 30 totdat de insteekeinden in de bodem steken en het anker houvast vindt.

Bij bekende ankers van de onderhavige soort moet het anker soms over een behoorlijke afstand over de bodem worden 10320J9 2 gesleept voordat de insteekeinden voldoende houvast vinden om de vloeien in te laten graven.

De uitvinding beoogt derhalve een anker van de onderhavige soort zodanig te verbeteren dat dit bezwaar wordt 5 weggenomen.

Dit doel wordt bij een anker volgens de uitvinding bereikt doordat de hoek tussen de aanslagplaat en de basis kleiner is dan de hoek die een verbindingslijn van het insteekeinde en een met de basis verbonden einde van de 10 aanslagplaat, met de basis maakt. Hierdoor wordt verzekerd dat wanneer het anker vlak op de bodem ligt ten minste één van de insteekeinden met de bodem contact maken. Hierdoor zal het insteekeinde snel in de bodem steken en het anker nagenoeg onmiddellijk houvast vinden.

15 Bij voorkeur wordt de maatregel van conclusie 2 toegepast. Het maakt dan niet uit met welke zijde het anker op de bodem komt te liggen.

Met de maatregel van conclusie 3 wordt bereikt dat de hoek van de vloeien ten opzichte van de schacht wordt 20 begrensd doordat de schacht in de eindstand aanligt tegen de aanslagplaat. De hoek waaronder de vloei zich in de bodem ingraaft kan hierdoor worden geoptimaliseerd.

Een verdere gunstige ontwikkeling wordt gekenmerkt door de maatregel van conclusie 4. Hierdoor kan de 25 aanslagplaat grote krachten van de schacht opnemen zonder dat beschadigingen of slijtage optreden. De levensduur van het anker volgens de uitvinding wordt hierdoor gunstig beïnvloed.

Een verdere verbetering van de krachtverdeling bij de krachtoverbrenging van de schacht op het huis wordt op 30 gunstige wijze bereikt met de maatregel volgens conclusie 5.

Een geschikte uitvoering van het anker volgens de uitvinding is gekenmerkt in conclusie 6.

<1 3

Doordat met de maatregel volgens de uitvinding de insteekeinden van de vloeien goed in de bodem aangrijpen en het anker zich dus snel ingraaft, terwijl tegelijkertijd de hoek waaronder de vloei in de bodem dringt op betrouwbare 5 wijze gedurende een lange levensduur wordt begrensd, kan het_ anker volgens de uitvinding op geschikte wijze worden uitgevoerd als een type waarbij het zwaartepunt van het huis met de daarmee vastverbonden delen, zoals de vloeien, tussen het lager van de schacht aan het huis en de basis ligt.

10 Hoewel dus bij het over de bodem slepen van het anker het draaipunt relatief verder naar voren ligt, wordt toch een goede werking van het anker bereikt, terwijl het voordeel wordt verwezenlijkt dat het anker altijd in de juiste stand opgehesen kan worden tegen de scheepswand aan.

15 Bij bekende gelaste stokloze ankers zijn de vloeien tegen de zijplaten van het huis geplaatst en door middel van lasverbindingen vast met het huis verbonden. Bij krachtoverbrenging van de vloeien op het huis treden bij een aantal van dergelijke ankers plaatselijk spanningen op die 20 hoger zijn dan de vloeispanning, waardoor het anker kan beschadigen. Met de maatregel volgens conclusie 10 wordt op gunstige wijze een verbetering van de krachtverdeling bereikt, waarbij plaatselijke spanningen boven de vloeigrens van het materiaal worden vermeden.

25 Een verdere verbetering van de krachtverdeling bij de krachtoverbrenging van de vloeien op het huis wordt op gunstige wijze bereikt met de maatregelen volgens conclusies 11 en 12.

De uitvinding zal verder toegelicht in de volgende 30 beschrijving aan de hand van de bijgevoegde figuren.

4

Figuur 1 is een perspectivisch aanzicht van een anker volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 2 is een zijaanzicht van het anker van figuur 1, 5 terwijl dit op de bodem van een water ligt.

Figuur 3 is een langsdoorsnede van het anker van figuur 1, waarbij de vloeien ingegraven zijn en het anker op het punt staat gelicht te worden.

Figuur 4a is een perspectivisch aanzicht van een anker 10 volgens een alternatieve voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding.

Figuur 4b is een perspectivisch aanzicht met uiteengenomen delen van het anker van figuur 4a.

15 Het in figuur 1 getoonde anker 1 vertoont een huis 2 met een, in de getoonde staande stand zich aan de onderzijde bevindende basis 3. Van de basis 3 strekken zich schuin omhoog twee aanslagplaten 4 uit, waarmee het anker aan kan liggen tegen de scheepshuid, wanneer het anker is gehesen.

20 De twee aanslagplaten zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld aan weerszijden verbonden met zijplaten 11 waaraan een schacht 5 van het anker 1 is gelagerd.

De schacht 5 kan ten opzichte van het huis zwenken tussen de in figuur 1 getoonde ene eindstand naar een 25 tegenoverliggende andere eindstand.

Aan weerszijden van het huis 2 is een vloei 7 aangebracht, in het bijzonder door lassen. Aan het ondereinde van elke vloei bevindt zich een kroonplaat 8, die bijdraagt aan het kantelen van het anker, wanneer het over de bodem 30 wordt gesleept, en tevens voorkomt dat het anker te diep in : de bodem wordt ingegraven.

Aan het tegenoverliggende einde heeft elke vloei een insteekeinde 10 dat, zoals figuur 2 duidelijk laat zien, 5 bestemd is om aan te grijpen in de bodem en aldus het gewenste houvast te verzekeren.

Wanneer het anker neergelaten is zal dit op de in figuur 2 getoonde wijze op de bodem komen te liggen. Zoals 5 figuur 2 duidelijk laat zien, is bij het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld van het anker volgens de uitvinding de hoek tussen de aanslagplaat 4 en de basis 3 kleiner dan de hoek die een verbindingslijn, hier te zien als de bodem 12, van het insteekeinde 10 en een met het basis verbonden einde 10 van de aanslagplaat 4, met de basis 3 maakt. De aanslagplaat 4 blijft hierdoor zelf vrij van de bodem 12 en het insteekeinde 10 komt op de bodem te rusten. Eenvoudig is in te zien dat wanneer het anker 1 over de bodem 12 wordt gesleept door een, door de ankerlijn of -ketting op de 15 verbindingsschalm 6 aan het vrije einde van de schacht 5 uitgeoefende trekkracht, het insteekeinde 10 snel in de bodem 12 dringt en het anker 1 derhalve direct houvast vindt. De aanslagplaat hindert het indringen van de vloeien 7 in de bodem 12 niet.

20 Zoals de doorsnede van figuur 3 laat zien, is de schacht 5 aan zijn einde waarmee deze door middel van het lager 9 in het huis 2 is gelagerd, voorzien van schuine aanslagvlakken 15 die in de in figuur 3 getoonde eindstand van de schacht 5 ten opzichte van het huis 2 beurtelings 25 aanliggen tegen de binnenkant van de aanslagplaat 4.

Bij het hier getekende uitvoeringsvoorbeeld is de schacht en zijn de aanslagplaten zodanig gedimensioneerd dat, terwijl één van de aanslagvlakken 15 in contact is met het binnenoppervlak van de aanslagplaat 4, hier de onderste 30 aanslagplaat 4, tevens de zijkant van de schacht 5 bij 16 in contact verkeert met de bovenrand van de tegenoverliggende aanslagplaat 4. Hierdoor wordt een goede krachtverdeling en -overbrenging van de op de schacht 5 via de verbindingsschalm 6 uitgeoefende krachten naar de aanslagplaten 4 bereikt. Dit is in het bijzonder bij het in figuur 3 weergegeven uitbreken van het anker van belang, zeker wanneer het een zware bodem betreft. De door het einde van de schacht 5 op de 5 aanslagplaten 4 uitgeoefende kracht kan zeer groot zijn, doch bij de hier getoonde uitvoeringsvorm van de uitvinding blijven de krachten op de constructie zodanig beperkt dat er geen vervorming kan optreden.

In figuren 4a en 4b is een uitvoeringsvorm van het 10 anker volgens de uitvinding getoond, met maatregelen voor een verbeterde krachtoverbrenging tussen de vloei 7 en de zijplaat 11. De zijplaat 11 is gevormd uit twee zijplaatdelen 11a en 11b. Beide zijplaatdelen 11a en 11b zijn zodanig vormgegeven, dat beide delen samen een zijplaat 11 vormen die 15 twee uitsparingen 12a en 12b heeft. De uitstekende delen 13a en 13b van vloei 7 steken in samengevoegde toestand 14 uit in de uitsparingen 12a en 12b van zijplaat 11.

In figuren 4a en 4b is tevens getoond, dat bovenrand 15 van vloei 7 is gekoppeld met zijplaat 11 door middel van 20 koppelplaat 16.

Opgemerkt wordt dat het anker volgens de uitvinding op veel verschillende wijzen kan worden uitgevoerd. Zo kunnen de aanslagplaten die in de tekening tussen de zijplaten zijn aangebracht bijvoorbeeld ook op de zijkanten worden 25 aangebracht. Verder kan de zijplaat die in figuur 4b uit twee delen is vormgegeven, uit één deel zijn vormgegeven. Ook kan het anker volgens de uitvinding in veel verschillende afmetingen worden uitgevoerd. Zowel voor kleine pleziervaartuigen als voor grote beroepsvaartuigen kan het 30 anker volgens de uitvinding op geschikte wijze worden toegepast.

103203$

Claims (12)

1. Anker omvattende een huis met een basis en een 5 zich ten minste van een einde daarvan schuin uitstrekkende aanslagplaat, een met een einde aan het huis gelagerde schacht, die aan zijn tegenoverliggende einde bevestigingsmiddelen omvat voor een ankerlijn of -ketting en aan weerszijden van het huis een vloei die aan zijn van de 10 basis afgekeerde einde een insteekeinde omvat, met het kenmerk, dat de hoek tussen de aanslagplaat en de basis kleiner is dan de hoek die een verbindingslijn van het insteekeinde en een met de basis verbonden einde van de aanslagplaat, met de basis maakt.

2. Anker volgens conclusie 1, waarbij het huis twee spiegelsymmetrisch ten opzichte van een middelloodvlak van de basis aangebrachte aanslagplaten omvat.

3. Anker volgens conclusie 2, waarbij de schacht tussen de aanslagplaten in, in hoofdzaak in het 20 middelloodvlak is gelagerd en zwenkbaar is tussen twee eindstanden waarin de schacht aanligt tegen tenminste een aanslagplaat.

4. Anker volgens conclusie 3, waarbij de schacht aan zijn gelagerde einde van ten minste een schuin aanslagvlak is 25 voorzien dat in een eindstand in vlakte-contact verkeert met het binnenoppervlak van de tegenoverliggende aanslagplaat.

5. Anker volgens conclusie 4, dat zodanig gedimensioneerd is, dat de schacht in de eindstand tevens aanligt tegen een rand van de andere aanslagplaat.

6. Anker volgens conclusie 4 of 5, dat in hoofdzaak spiegelsymmetrisch ten opzichte van het middelloodvlak van de basis is uitgevoerd. 1 0 3 2 0 39: e

7. Anker volgens een van de vorige conclusies, van het type waarbij het zwaartepunt van het huis met de daarmee vast verbonden delen tussen het lager van de schacht aan het huis en de basis ligt. i

8. Anker volgens een van de vorige conclusies, waarbij ten minste de basis, de aanslagplaat en de vloeien door middel van een lasverbinding onderling zijn verbonden.

9. Anker volgens een van de vorige conclusies, waarbij aan weerszijden van het huis een kroonplaat is 10 aangebracht. I

10. Anker volgens een van de vorige conclusies, waarbij de vloeien uitsteken in uitsparingen die zijn aangebracht in zijplaten van het huis. j

11. Anker volgens een van de vorige conclusies, 15 waarbij ten minste één van de vloeien een bovenrand omvat, welke is gekoppeld met een of de zijplaat van het huis.

12. Anker volgens conclusie 11, waarbij de bovenrand met de zijplaat is gekoppeld door middel van een koppelplaat, die vast is verbonden met de bovenrand en de zijplaat. 1032039