NL1031694C2 - Autogasinjectie (lpi) systeem en werkwijze voor het verhinderen van gaslekkage en slechte startprestaties gebruikmakend van hetzelfde. - Google Patents

Autogasinjectie (lpi) systeem en werkwijze voor het verhinderen van gaslekkage en slechte startprestaties gebruikmakend van hetzelfde. Download PDF

Info

Publication number
NL1031694C2
NL1031694C2 NL1031694A NL1031694A NL1031694C2 NL 1031694 C2 NL1031694 C2 NL 1031694C2 NL 1031694 A NL1031694 A NL 1031694A NL 1031694 A NL1031694 A NL 1031694A NL 1031694 C2 NL1031694 C2 NL 1031694C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
fuel
engine
supply line
valve
line valve
Prior art date
Application number
NL1031694A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1031694A1 (nl
Inventor
Seung Jin Chae
Original Assignee
Hyundai Motor Co Ltd
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Hyundai Motor Co Ltd filed Critical Hyundai Motor Co Ltd
Publication of NL1031694A1 publication Critical patent/NL1031694A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1031694C2 publication Critical patent/NL1031694C2/nl

Links

Classifications

    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02DCONTROLLING COMBUSTION ENGINES
    • F02D19/00Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures
    • F02D19/02Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with gaseous fuels
    • F02D19/025Failure diagnosis or prevention; Safety measures; Testing
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02DCONTROLLING COMBUSTION ENGINES
    • F02D19/00Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures
    • F02D19/02Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with gaseous fuels
    • F02D19/021Control of components of the fuel supply system
    • F02D19/022Control of components of the fuel supply system to adjust the fuel pressure, temperature or composition
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02DCONTROLLING COMBUSTION ENGINES
    • F02D19/00Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures
    • F02D19/02Controlling engines characterised by their use of non-liquid fuels, pluralities of fuels, or non-fuel substances added to the combustible mixtures peculiar to engines working with gaseous fuels
    • F02D19/026Measuring or estimating parameters related to the fuel supply system
    • F02D19/027Determining the fuel pressure, temperature or volume flow, the fuel tank fill level or a valve position
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0218Details on the gaseous fuel supply system, e.g. tanks, valves, pipes, pumps, rails, injectors or mixers
    • F02M21/023Valves; Pressure or flow regulators in the fuel supply or return system
    • F02M21/0242Shut-off valves; Check valves; Safety valves; Pressure relief valves
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F02COMBUSTION ENGINES; HOT-GAS OR COMBUSTION-PRODUCT ENGINE PLANTS
    • F02MSUPPLYING COMBUSTION ENGINES IN GENERAL WITH COMBUSTIBLE MIXTURES OR CONSTITUENTS THEREOF
    • F02M21/00Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form
    • F02M21/02Apparatus for supplying engines with non-liquid fuels, e.g. gaseous fuels stored in liquid form for gaseous fuels
    • F02M21/0218Details on the gaseous fuel supply system, e.g. tanks, valves, pipes, pumps, rails, injectors or mixers
    • F02M21/0293Safety devices; Fail-safe measures
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/12Improving ICE efficiencies
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/30Use of alternative fuels, e.g. biofuels
    • YGENERAL TAGGING OF NEW TECHNOLOGICAL DEVELOPMENTS; GENERAL TAGGING OF CROSS-SECTIONAL TECHNOLOGIES SPANNING OVER SEVERAL SECTIONS OF THE IPC; TECHNICAL SUBJECTS COVERED BY FORMER USPC CROSS-REFERENCE ART COLLECTIONS [XRACs] AND DIGESTS
    • Y02TECHNOLOGIES OR APPLICATIONS FOR MITIGATION OR ADAPTATION AGAINST CLIMATE CHANGE
    • Y02TCLIMATE CHANGE MITIGATION TECHNOLOGIES RELATED TO TRANSPORTATION
    • Y02T10/00Road transport of goods or passengers
    • Y02T10/10Internal combustion engine [ICE] based vehicles
    • Y02T10/40Engine management systems

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Oil, Petroleum & Natural Gas (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • General Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Biomedical Technology (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Combined Controls Of Internal Combustion Engines (AREA)
  • Output Control And Ontrol Of Special Type Engine (AREA)
  • Electrical Control Of Air Or Fuel Supplied To Internal-Combustion Engine (AREA)
  • Filling Or Discharging Of Gas Storage Vessels (AREA)

Description

AUTOGASINJECTIE (LPI) SYSTEEM EN WERKWIJZE VOOR HET VERHINDEREN VAN GASLEKKAGE EN SLECHTE STARTPRESTATIES 5 GEBRUIKMAKEND VAN HETZELFDE
Deze aanvraag claimt de prioriteit en het voordeel van de Koreaanse octrooi-aanvrage nummer 10-2006-0024263 ingediend bij het Koreaanse Bureau voor de Intellectuele 10 Eigendom op 16 maart 2006, waarvan de gehele inhoud hierbij wordt opgenomen door middel van referentie.
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een injectiesysteem (LPI)voor injectie van vloeibaar gemaakt petroleumgas (autogas) en een werkwijze voor het voorkomen 15 van brandstoflekkage en slechte startprestaties door gebruikmaking van hetzelfde.
Meer in het bijzonder heeft de uitvinding betrekking op een LPI-systeem en een werkwijze voor het voorkomen van brandstoflekkage en slechte startprestaties door 20 gebruikmaking van hetzelfde, het verbeteren van het startvermogen en het verminderen van de uitlaatgassen door het voorkomen van lekkage in de LPI-injector.
Over het algemeen, betekent een voertuig dat een brandstofpomp is bevestigd aan een brandstoftank van een 25 LPG-voertuig. De LPG (vloeibaar gemaakt petroleumgas)wordt onder druk gebracht en overgebracht in een vloeibare toestand en de brandstof wordt geïnjecteerd door een gasinjector.
Bij het LPI-voertuig, zoals hierboven beschreven, 30 worden milieuregels bevredigd en problemen van een conventioneel LPG-systeem kunnen worden opgelost.
Het LPI-gasinjectiesysteem zoals getoond in Figuur 1, omvat een brandstoftank 2 gevuld met de LPG en een 1031694 2 gasinjector 42 bevestigd aan een verbrandingskamer van een motor.
De gasinjector 42 is verbonden met een brandstoftoevoerleiding 6 en een brandstofterugvoerleiding 5 8.
Een brandstofpomp 10, geplaatst in de brandstoftank 2, is verbonden met de brandstoftoevoerleiding 6 en een meervoudige klep 12 en een afsluitklep 14 zijn opeenvolgend aangebracht benedenstrooms van de brandstofpomp 10.
10 Een brandstofdrukregulator 16 en een brandstofdruk- en temperatuursensor 18 zijn aangebracht op de brandstofterugvoerleiding 8.
Verder zijn de gasinjector 42, de brandstofpomp 10, de meervoudige klep 12 en de afsluitklep 14 elektrisch 15 verbonden met een elektronische aanstuureenheid (ECU) 30 door middel van een interface 20.
De brandstofdruk- en temperatuursensor 18 zijn ook elektrisch verbonden met de ECU 30 door de interface 20 en voert informatie over de brandstof toe aan de ECU 30.
20 Verder zijn een inlaatluchttemperatuursensor 24, een kaartsensor 26, een gaspositiesensor 28 en een stationaire snelheidactuator 27, of dergelijke aangebracht op het inlaatsysteem.
Een zuurstofsensor 32 is aangebracht op het 25 uitlaatsysteem, en een koelmiddeltemperatuursensor 34 en een askrukpositiesensor 36 zijn aangebracht op de motor.
Een optimale rit kan worden gerealiseerd waarbij de sensoren informatie die nodig is voor het rijden van de motor toevoeren aan de ECU 30 of worden aangestuurd in 30 reactie op de signalen door de ECU 30.
Indien de motor stopt, kan in een brandstofsysteem van het LPI-voertuig een druk in de brandstoftoevoerleiding 6 en de brandstofterugvoerleiding 8 (hierna genoemd 3 "brandstofleiding" in een geval dat naar de twee leidingen samen wordt verwezen) nabij de gasinjector 4 toegenomen zijn van 5 bar dat de tankdruk is, tot 10 bar dat een werkingsdruk is van een ontlastklep in de tank (bombe) 2 5 door een temperatuur van een motorcompartiment.
Als een voertuig zich in een "bed-in state" bevindt, wordt de levensduur van de gasinjector 4 verminderd.
Op dat moment, indien de druk van de brandstofleiding toeneemt, bestaat de mogelijkheid dat gas 10 lekt vanuit de gasinjector 4 (het gas lekt volgens een werkelijk experimenteel resultaat).
Verder ontstaat, indien de lekkage zich voordoet, het probleem dat de redenen voor een motorstartvertraging en koelwaterstof (HC) emissiehoeveelheid toenemen vanwege dat 15 de brandstof te rijk is in een cilinder wanneer de motor start.
Verder kan, indien de brandstofdruk in de brandstoftoevoerleiding 6 toeneemt bij een hoge warmte van de motor, nadat de motor stopt, een gaslekkage worden 20 gegenereerd aan de tip (niet getoond) van de gasinjector 4 omdat de hoge druk inwerkt op de gasinjector 4.
Zoals beschreven verslechtert, indien de gaslekkage zich voordoet, de startbaarheid en nemen de uitlaatgassen toe.
25 Anderzijds heeft de onderhavige uitvinding betrekking op de startbaarheid wanneer de motor start na een korte stop.
Over het algemeen wordt LPG gemakkelijk vloeibaar bij het koelen of onder druk brengen en anderzijds verdampt 30 het gemakkelijk door het verwarmen of door decompressie.
Verdampte LPG heeft ongeveer 1,5 tot 2 keer meer gewicht dan lucht en over het algemeent wordt LPG opgeslagen in een hoge druk vattank in een vloeibare toestand.
4
Verder kan de LPG gemakkelijk worden behandeld en kan het een grote hoeveelheid warmte genereren vergeleken met andere gassen.
Overeenkomstig de stand van de techniek wordt, in 5 een voertuig dat gebruikt maakt van LPG als brandstof, vloeibaar gas gemengd met lucht dat wordt geïnjecteerd in de motor in een gasvormige toestand en ontstoken in een verbrandingskamer van de motor.
Aan de andere kant wordt, in een LPI-motor dat 10 betrekking heeft op de onderhavige uitvinding, de vloeibare LPG die opgeslagen wordt in de brandstoftank 2 in een vloeibare toestand geïnjecteerd en niet in een gasvormige toestand.
Dat wil zeggen, in deze specificatie wordt de 15 brandstof van de LPI-motor geïnjecteerd in de vloeibare toestand, zoals bij een benzinemotor.
In deze LPI-motor, indien de motor stopt na het rijden, reguleert de brandstofdrukregulator 16 die is aangebracht op de brandstofterugvoerleiding 8 een 20 brandstofdruk en voert de achterblijvende brandstof terug in de richting van de brandstoftank 2.
Derhalve heeft de brandstof die achterblijft in het brandstofleidingsdeel nabij de motor enige druk.
Aangezien een temperatuur van het motorcompartiment 25 toeneemt met enige graden, gelijktijdig wanneer de motor stopt, wordt de brandstof die achterblijft in het brandstofleidingsdeel nabij de motor omgezet in de gasvormige fase vanuit de vloeibare toestand door de toename van de temperatuur.
30 Op dat moment, in het geval dat de motor wordt gestart, wordt de startbaarheid verminderd vanwege de gasvormige toestand.
5
Teneinde de situatie zoals hierboven beschreven te voorkomen, wordt volgens de stand van de techniek een apparaat voor het starten van de motor na het toenemen van de brandstofdruk tot een vooraf ingesteld bereik wanneer de 5 startbaarheid wordt verbeterd, bevestigd zodanig dat de brandstof die achterblijft in het brandstofleidingsdeel nabij de motor niet wordt omgezet in de gasvormige toestand.
Dat wil zeggen een toestand dat de brandstoftoevoer dun is kan worden voorkomen door het apparaat.
10 Echter, in het bijzonder na een korte stop, treedt het probleem vaak op dat de startbaarheid vermindert.
Verder vindt het probleem dat de toestand dat de toevoerbrandstof dun is vanwege de toename van de temperatuur in het motorcompartiment en door 15 brandstofverdamping, dat daarbij de productiviteit van het voertuig vermindert, plaats en een bestuurder moet wachten totdat de brandstofdruk toeneemt tot de vooraf ingestelde brandstofdruk.
De informatie die hierboven is beschreven in dit 20 achtergrondstuk is alleen voor het verduidelijken van het begrip van de achtergrond van de uitvinding en kan daarom informatie bevatten die geen onderdeel vormt van de stand van de techniek die reeds bekend is in dit land bij de vakman.
25 De onderhavige uitvinding is gedaan in een poging om een vloeibaar petroleumgasinjectie (LPI) systeem te verschaffen en een werkwijze voor het voorkomen van brandstoflekkage vanuit een gasinjector 4 en het voorkomen van slechte startpresataties door gebruikmaking van 30 hetzelfde met de voordelen van het voorkomen van lekkage van gas wanneer een druk toeneemt door een toename van de temperatuur van een motorcompartiment nadat de motor wordt gestopt. Verder is de onderhavige uitvinding gedaan in een 6 poging om een werkwijze te verschaffen voor het voorkomen van brandstoflekkage met de voordelen van het verbeteren van de startbaarheid en het verminderen van de uitlaatgassen, gebruik makend van een LPI-gasinjectorsysteem. Verder is de 5 onderhavige uitvinding gedaan in een poging een LPI- gasinjectorsysteem te verschaffen en een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid in het geval van het herstarten na een korte stop door gebruikmaking van een LPI-gasinjectiesysteem.
10 Een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding verschaft een vloeibaar gasinjectiesysteem dat LPG-brandstof injecteert vanuit een brandstoftank door een gasinjector bij een hoge druk vloeibare toestand omvattende: de brandstoftank gevuld met de LPG; de gasinjector bevestigd 15 aan een verbrandingskamer van een motor; een brandstoftoevoerleiding en een brandstofterugvoerleiding die de brandstoftank verbindt met de gasinjector; een brandstofpomp bevestigd aan de brandstoftank en die de brandstof toevoert naar de gasinjector door de 20 brandstoftoevoerleiding; een meervoudige klep en een afsluitklep die achter elkaar zijn bevestigd aan de brandstoftoevoerleiding; een brandstofdrukregulator, een druksensor en een temperatuursensor aangebracht op de brandstofterugvoerleiding; een koelmiddeltemperatuursensor 25 en een luchtinlaattemperatuursensor voor het detecteren van een koelmiddeltemperatuur en een luchtinlaattemperatuur; een bypasssleiding die de gasinjector verbindt met de brandstoftank en vertakt vanuit de brandstofterugvoerleiding; een hulptank bevestigd in de 30 brandstoftank voor het tijdelijk opslaan van de brandstof die is verzameld vanuit de bypasssleiding; en een brandstoftoevoerleidingsklep, een brandstofterugvoerleidingsklep en een bypasssleidingsklep 7 die respectievelijk zijn bevestigd aan de brandstoftoevoerleiding, brandstofterugvoerleiding en de bypasssleiding voor het selectief openen en sluiten van elke leiding. Een exemplarische uitvoeringsvorm van de 5 onderhavige uitvinding verschaft een werkwijze voor het voorkomen van brandstoflekkage door een gasinjector nadat een motor wordt gestopt door gebruik te maken van een LPI-gasinjectorsysteem bevattende een eerste stap van het bepalen of een motor is gestopt, een tweede stap van het 10 bepalen of een gaslekkage mogelijke toestand wordt bevredigd in het geval dat de motor stopt bij de eerste stap, een derde stap van het verzamelen van de brandstof in een hulpbrandstoftank door het openen van een bypasssleidingsklep en het sluiten van een 15 brandstoftoevoerleidingsklep en een brandstofterugvoerleidingsklep in het geval dat de gaslekkage mogelijke toestand wordt bevredigd en de tweede stap, en een vierde stap van het terugvoeren van de brandstof die is verzameld in de hulpbrandstoftank naar een 20 brandstoftank in het geval dat een druk en temperatuur van de brandstoftank in de brandstoftoevoerleiding lager blijft dan een vooraf ingestelde standaard drukwaarde en een standaard temperatuurwaarde.
De gasinjectorlekkage mogelijke toestand bij de 25 tweede stap omvat: het vaststellen of elke gedetecteerde temperatuurwaarde hoger is dan een vooraf ingestelde standaard temperatuurwaarde na het detecteren van de koelmiddeltemperatuur en de luchtinlaattemperatuur in een toestand dat de brandstoftoevoerleidingsklep, de 30 brandstofterugvoerleidingsklep, en de bypasssleidingsklep zijn geopend; het sluiten van de brandstoftoevoerleidingsklep, de brandstofterugvoerleidingsklep en de bypasssleidingsklep in 8 het geval dat de koelmiddeltemperatuur en de luchtinlaattemperatuur hoger zijn dan de standaard temperatuurwaarde; en het vaststellen dat een lekkagemogelijkheid bestaat in het geval dat een 5 drukhellingsgraad hoger is dan een vooraf ingestelde hellingsgraadwaarde door het meten van een brandstofterugvoerleidingsdruk in een vooraf ingestelde ruimte.
Een andere uitvoeringsvorm van de onderhavige 10 uitvinding verschaft een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid in het geval van het herstarten na een korte stop na gebruik te maken van een LPI-gasinjectiesysteem dat omvat: een vijfde stap van het bepalen of de brandstof in de brandstoftoevoerleiding zich 15 in een toestand bevindt voor het herstarten na een korte stop; een zesde stap van het laten toenemen van de brandstofdruk in de brandstoftoevoerleiding door het sluiten van de brandstofterugvoerleidingsklep, het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep en de bypasssleidingsklep, en 20 het in werking stellen van de brandstofpomp gedurende een vooraf ingestelde tijd in het geval dat de toestand van het herstarten na een korte stop wordt bevredigd; een zevende stap van het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep en het sluiten van de brandstofterugvoerleidingsklep en de 25 bypasssleidingsklep nadat de vooraf ingestelde tijd voorbij is gegaan zodanig dat een brandstofdruk van de brandstoftoevoerleiding op een vooraf ingestelde standaard drukwaarde is; en een achtste stap van het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep en de 30 brandstofterugvoerleidingsklep en het sluiten van de bypasssleidingsklep nadat een motor start indien de brandstofdruk van de brandstoftoevoerleiding zich op een vooraf ingestelde standaard drukwaarde bevindt.
9
Van de brandstof wordt vastgesteld dat het zich in de toestand bevindt van herstarten bij de vijfde stap in het geval dat een respectievelijke tijd voorbij is gegaan vanaf motorstop tot herstart, een verschil tussen een 5 koelmiddeltemperatuur tijdens de motorstop en koelmiddeltemperatuur tijdens een herstart, en een koelmiddeltemperatuur en een luchtinlaattemperatuur tijdens de motorherstart hoger zijn dan vooraf ingestelde referentiewaarden.
10
Korte beschrijving van de tekeningen
Figuur 1 toont een LPI-gasinjectorsysteem volgens een deel van een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en de stand van de techniek.
15 Figuur 2 toont een LPI-gasinjectorsysteem volgens de exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Figuur 3 en Figuur 4 zijn stroomdiagrammen die een werkwijze tonen voor het voorkomen van brandstoflekkage en een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid 20 volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Beschrijving van referentienummers die de primaire elementen in de tekeningen aangeven: 2: brandstoftank 25 6: brandstoftoevoerleiding 8: brandstofterugvoerleiding 10: brandstofpomp 42: gasinjector 110: hulpbrandstoftank 30 120: bypasssleiding 130: brandstoftoevoerleidingsklep 140: brandstofterugvoerleidingsklep 150: bypasssleidingsklep 10
Gedetailleerde beschrijving van de uitvoeringsvorm
Een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zal in het navolgende in detail worden beschreven 5 onder verwijzing van naar bijgaande tekeningen.
Figuur 2 toont een LPI-gasinjectorsysteem volgens de exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding en Figuur 3 en Figuur 4 zijn stroomdiagrammen die een werkwijze tonen voor het voorkomen van brandstoflekkage en 10 een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid volgens de exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.
Ten eerste, verwijzend naar Figuur 2, volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding 15 omvat een vloeibaar petroleumgasinjectie (LPI) gasinjectorsysteem een brandstoftank 2 gevuld met LPG, een gasinjector 42 bevestigd aan een verbrandingskamer van een motor, een brandstoftoevoerleiding 6 en een brandstofterugvoerleiding 8 verbonden met de brandstoftank 2 20 met de gasinjector 42, een brandstofpomp 10 bevestigd aan de brandstoftank 2 en toevoeren van de brandstof naar de gasinjector 42 door de brandstoftoevoerleiding 6, een afsluitklep 14 bevestigd aan de brandstoftoevoerleiding 6, een brandstofdrukregulator 16 en een druk- en 25 temperatuursensor 18 aangebracht op de brandstofterugvoerleiding 8, een koelmiddeltemperatuursensor 34 (getoond in Figuur 1) en een luchtinlaattemperatuursensor 24 (getoond in Figuur 1) die de temperatuur detecteert van een luchtinlaattemperatuur en een motorkoelmiddel.
30 Vanwege de gedetailleerde beschrijving van de elementen hierboven die reeds zijn uitgelegd in de stand van de techniek worden zij hier weggelaten.
11
Verder is het voor de hand liggend voor een vakman dat het LPI-gasinjectorsysteem volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding een interface omvat en een elektronische aanstuureenheid (ECU) hoewel deze 5 niet zijn getoond in de tekeningen.
Verder, kan de ECU worden gerealiseerd als tenminste een microprocessor die werkzaam is met een vooraf ingesteld programma en het vooraf ingestelde programma kan worden geprogrammeerd zodanig dat het een set van instructies bevat 10 voor het uitvoeren van stappen in een werkwijze volgens de exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding hetgeen later in detail zal worden beschreven.
Volgens de exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding omvat het LPI-gasinjectorsysteem een 15 hulpbrandstoftank 110 bevestigd in de brandstoftank 2 en voor het tijdelijk opslaan van de brandstof.
De hulpbrandstoftank 110 is verbonden met de brandstoftank 2 door een één-richtingscontroleklep 111.
De één-richtingscontroleklep 111 brengt automatisch 20 de hulpbrandstoftank 110 in contact met de brandstoftank 2 in het geval dat de druk van de hulpbrandstoftank 110 hoger is dan de druk van de brandstoftank 2.
Derhalve kan de brandstof die is opgeslagen in de hulpbrandstoftank 110 naar de brandstoftank 2 stromen.
25 De hulpbrandstoftank 110 is verbonden met de gasinjector 42 door een bypasssleiding 120.
De bypasssleiding 120 is vertakt vanaf de brandstofterugvoerleiding 8.
De brandstof die door de bypasssleiding 120 gaat, 30 wordt tijdelijk opgeslagen in de hulpbrandstoftank 110, en wordt dan verzameld in de brandstoftank 2 en hergebruikt.
De brandstoftoevoerleidingsklep 130, een brandstofterugvoerleidingsklep 140 en een 12 bypasssleidingsklep 150 zijn respectievelijk bevestigd aan de brandstoftoevoerleiding 6, de brandstofterugvoerleiding 8 en de bypasssleiding 120 voor het selectief openen en sluiten van elke leiding.
5 De brandstoftoevoerleidingsklep 130, de brandstofterugvoerleidingsklep 140 en de bypasssleidingsklep 150 zijn respectievelijk verbonden met de ECU 30 door de interface 20.
Hier kunnen omdat elke lijn selectief wordt geopend 10 en gesloten door de ECU 30 solenoïde kleppen worden gebruikt.
In een geval dat een brandstofdruk toeneemt vanwege de brandstofdruk in de brandstoftoevoerleiding 6 en de brandstofterugvoerleiding 8 in de motor, wordt het 15 getransformeerd tot een gasvormige toestand door hoge warmte van de motor nadat de motor wordt gestopt, wordt de brandstof opgeslagen in de hulpbrandstoftank 110 door de bypasssleiding 120.
Op dat moment, wordt de bypasssleidingsklep 150 20 geopend.
Derhalve wordt een lekkage door de druktoename bij de tip van de gasinjector 42 voorkomen door het tijdelijk opslaan van de hoog verwarmde brandstof in de hulpbrandstoftank 110.
25 Verder, in het geval van het herstarten na een korte stop, start de motor na gasvormige brandstof die achterbleef in de brandstoftoevoerleiding 6 en de brandstofterugvoerleiding 8 is overgebracht naar de hulpbrandstoftank 110 door de bypasssleidingsklep 150.
30 Derhalve wordt een slechte startbaarheid voorkomen omdat vloeibare toestand brandstof wordt toegevoerd naar de motor.
13
Volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, wordt een werkwijze voor het voorkomen van brandstoflekkage en een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid dat zich voordoet in het 5 geval van herstarten na een korte stop, gebruik makend van het LPI-gasinjectorsysteem volgens de onderhavige uitvinding in het navolgende beschreven.
Ten eerste, verwijzend naar Figuur 3, wordt een werkwijze beschreven voor het voorkomen van 10 brandstoflekkage.
Bij de eerste stap S100 bepaalt de ECU of de motor stopt.
Teneinde vast te stellen of de motor stopt, is informatie vanuit respectievelijke sensoren input voor de 15 ECU bij stap S110 en dan detecteert de ECU of een aan/af toestand van de motorontstekingssleutel aanwezig is bij stap S120.
En dan, in het geval dat de motor stopt, bij een tweede stap S200, bepaalt de ECU of zich een toestand 20 voordoet dat de brandstoflekkage vanuit de gasinjector 42 wordt bevredigd.
Meer in het bijzonder, ten eerste, houdt de ECU een toestand vast dat de brandstoftoevoerleidingsklep 130 en de brandstofterugvoerleidingsklep geopend zijn en de 25 bypasssleidingsklep 150 gesloten is bij stap S210.
Op dat moment wordt een brandstofbeweging in de gasinjector 42 aangestuurd door de brandstofdrukregulator 16 die bevestigd is op de brandstofterugvoerleiding 8 zodanig dat de brandstofdruk wordt gehandhaafd op een vooraf 30 ingestelde druk.
Dan wordt de brandstof in de gasinjector 42 in hoge mate wordt verwarmd door warmte die wordt afgegeven door de 14 motor en het motorcompartiment met een hoge warmte, en zo neemt de brandstofdruk toe.
Derhalve detecteert de ECU een koelmiddeltemperatuur en een luchtinlaattemperatuur van de motor door gebruik te 5 maken van de koelmiddeltemperatuursensor 34 en de luchtinlaattemperatuursensor 24.
Dan, in het geval dat de gedetecteerde temperaturen hoger zijn dan de vooraf ingestelde standaardtemperatuurwaarden, bepaalt de ECU of de 10 brandstoftemperatuur in de gasinjector 42 overmatig is toegenomen bij stap S220.
Dat wil zeggen, in een geval dat de koelmiddeltemperatuur hoger is dan de standaardtemperatuurwaarde, omdat de motorkoeling niet 15 gemakkelijk wordt gerealiseerd , kan de motortemperatuur toenemen.
Verder, in een geval dat de inlaatluchttemperatuur hoger is dan de standaardtemperatuurwaarde kan de motor niet worden gekoeld door de omgeving.
20 In het geval dat de koelmiddeltemperatuur en de inlaatluchttemperatuur hoger zijn dan de respectievelijke standaard temperatuurwaarden, meet de ECU een toenemende snelheid van de druk in de brandstofleiding (brandstoftoevoerleiding en brandstofterugvoerleiding nabij 25 de motor) .
Meer in het bijzonder meet de ECU de brandstofleidingsdruk door gebruik te maken van druk- en temperatuursensor 18 van de brandstofterugvoerleiding 8 bij een vooraf in gestelde tijd in een toestand dat de 30 brandstoftoevoerleidingsklep 130, de brandstofterugvoerleidingsklep 140 en de bypasssleidingsklep 150 gesloten zijn bij stap S230.
15
Dan berekent de ECU een drukhellingswaarde bij stap 2, S250, S260 en S270.
Dan, indien de berekende drukhellilngswaarde hoger is dan een vooraf ingestelde standaard hellingswaarde, 5 bepaalt de ECU dat gas kan worden gelekt uit de gasinjector 42 bij stap S280.
Bij een derde stap S300, in het geval dat de ECU bepaalt dat er een mogelijkheid is dat gas lekt vanuit de gasinjector 42, stelt de ECU een aanstuurwerkwijze in 10 werking voor het voorkomen van de gaslekkage.
Ten eerste sluit de ECU de brandstoftoevoerleidingsklep 130 en de brandstofterugvoerleidingsklep 140 en opent de bypasssleidingsklep 150.
15 Dan gaat de achterblijvende brandstof met een toegenomen druk gaat terug naar de hulpbrandstoftank 110 langs de bypasssleiding 120 en de bypasssleidingsklep 150 wordt opengehouden bij stap S310.
Dan worden de druk en de temperatuur in de 20 brandstofterugvoerleiding successievelijk gemeten bij stap S320.
De gemeten drukwaarde en temperatuurwaarde worden vergeleken met de vooraf ingestelde standaard drukwaarde en de standaard temperatuurwaarde bij stap S330.
25 In het geval dat de brandstofdruk en de temperatuur in de terugvoerleiding 8 lager zijn dan de standaard drukwaarde en de standaard temperatuurwaarde, dat wil zeggen de achterblijvende hoeveelheid brandstof met een hoge druk en temperatuur is in voldoende mate weggenomen door het 30 leiden langs de bypasssleiding 120, langs de één- richtingscontroleklep 111 die wordt geopend en de brandstof met hoge druk en temperatuur wordt verzameld in de 16 hulpbrandstoftank 110 en stroomt naar de brandstoftank 2 bij stap S340.
Hierin betekent de standaard drukwaarde een koelingsmate nadat de motor van het LPI-voertuig stopt en is 5 de geschikte druk waarbij de brandstof wordt verzameld in de hulpbrandstoftank 110 en wordt overgebracht naar de brandstoftank 2.
Dat wil zeggen dat de brandstof in de hulpbrandstoftank 110 hoger kan zijn dan de druk in de 10 brandstoftank 2.
Dan gaat elke klep terug naar zijn oorspronkelijke toestand door het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep 130 en de brandstofterugvoerleidingsklep 140 en het sluiten van de bypasssleidingsklep 150.
15 Dat betekent dat de brandstof die achterbleef in de brandstofleiding nadat de motor was gestopt, werd verwarmd en verdampt door de hoge warmte van de motor en het motorcompartiment.
Derhalve stroomt de brandstof naar de 20 hulpbrandstoftank 110 door de bypasssleiding 120 wanneer de brandstofdruk toeneemt.
Derhalve kan lekkage van de achterblijvende brandstof door de tip van de gasinjector 42 worden voorkomen door het aansturen van de achterblijvende brandstofdruk.
25 De achterblijvende brandstof in de gasinjector 42 en de brandstofleiding kan geen conditie bevredigen voor het starten van de motor, en wordt geëlimineerd door de beschreven werkwijze.
In het bijzonder, in het geval van het herstarten na 30 een korte stop, blijft de brandstof in de gasinjector 42 in een gasvormige toestand.
Derhalve kan starten niet makkelijk worden gerealiseerd in de motor die gebruik maakt van het LPI- 17 gasinjectiesysteem, dat een toestand nodig heeft waarbij de brandstof zich in een vloeibare toestand bevindt.
Teneinde dit startprobleem te voorkomen, wordt volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige 5 uitvinding, zoals getoond in Figuur 4, een werkwijze verschaft voor het voorkomen van de slechte startbaarheid.
Meer in het bijzonder, volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding wordt in de vijfde stap S500 door de ECU bepaald of de 10 ontstekingssleutel aan is nadat een vooraf ingestelde tijd is verstreken nadat de motor is gestopt bij stap S510.
Verder bepaalt de ECU of de brandstof in de brandstoftoevoerleiding voldoet aan de toestand van het herstarten na een korte stop.
15 Meer in het bijzonder bepaalt de ECU of een tijd voorbij is gegaan vanaf de motorstop tot de herstart die langer is dan een vooraf ingestelde standaardtijdswaarde bij stap S520.
En dan meet de ECU het verschil tussen een 20 koelmiddeltemperatuur wanneer de motor stopt en een koelmiddeltemperatuur wanneer de motor opnieuw start en bepaalt of het verschil hoger is dan een vooraf ingestelde waarde bij stap S530.
Verder bepaalt de ECU of een koelmiddeltemperatuur 25 en een luchtinlaattemperatuur wanneer de motor herstart, hoger zijn dan vooraf ingestelde standaard temperatuurwaarden bij stap S540 en S550.
Over het algemeen koelen temperaturen van de motor en het motorcompartiment na initiële toename tijdens een 30 constante periode nadat de motor stopt.
Derhalve, indien de motor opnieuw start wanneer de temperatuur van de motor en het motorcompartiment zijn toegenomen nadat de motor is gestopt, start de motor in een 18 toestand dat een hoge brandstoftemperatuur aanwezig is in de gasinjector 42.
De stappen zoals hierboven beschreven zijn om te bevestigen of de achterblijvende brandstof in de gasinjector 5 42 is omgezet naar de gasvormige toestand door het opnemen van warmte vanwege de temperatuur van de motor en het motorcompartiment die zijn toegenomen.
In het geval dat de omstandigheden zoals beschreven in een vijfde stap worden vervuld, wordt in de zesde stap 10 S600 de brandstofpomp 10 in de brandstoftank in werking gesteld gedurende een vooraf bepaalde periode, zodanig dat de druk in de brandstofleiding toeneemt bij stap S610.
Gelijktijdig wordt de brandstofterugvoerleidingsklep 140 gesloten en de brandstoftoevoerleidingsklep 130 en de 15 bypasssleidingsklep 150 geopend. Derhalve wordt de achterblijvende gasvormige brandstof in de gasinjector 42 overgebracht naar de hulpbrandstoftank 110 door de bypasssleiding 120 door de brandstof die wordt toegevoerd door de brandstoftoevoerleiding 6.
20 Bij een zevende stap S700 wordt alleen de brandstoftoevoerleidingsklep 130 geopend na een vooraf ingestelde tijd vanaf de zesde stap en de brandstofterugvoerleidingsklep 140 en de bypasssleidingsklep 150 worden gesloten.
25 Derhalve wordt brandstof toegevoerd vanaf de brandstoftank 2 en gelijktijdig neemt de druk van de gasinjector 42 toe door de toegevoerde brandstof.
Dan gaat de brandstofdruk van de brandstoftoevoerleiding 6 omhoog tot een vooraf ingestelde 30 standaard drukwaarde.
De standaard drukwaarde is een vereiste doeldrukwaarde wanneer de motor start.
19
Bij een achtste stap S800, indien de brandstofdruk in de brandstoftoevoerleiding 6 omhoog is gegaan tot de standaard drukwaarde, laat de ECU dit weten aan de bestuurder door het aanzetten van een startlamp bij stap 5 S710.
En dan, indien de bestuurder de motor start, detecteert de ECU of de motor start bij stap S820 en in een geval dat de motor start, opent de ECU de brandstoftoevoerleidingsklep 130 en de 10 brandstofterugvoerleidingsklep 140.
Verder sluit de ECU de bypasssleidingsklep 150 zodanig dat brandstof met een normale druk wordt toegevoerd bij stap S830.
Dan opent de ECU de één-richtingscontroleklep 111 15 tijdens een constante periode zodanig dat de brandstof die is verzameld in de hulpbrandstoftank 110 naar de brandstoftank 2 stroomt.
Zoals beschreven, volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding stopt een hoge 20 druk brandstofgas in de gasinjector dat gevormd is door toename van de brandstofdruk in de brandstofleiding door hoge warmte van de motor en het motorcompartiment nadat de motor stopt en kan stromen naar de hulpbrandstoftank door de bypasssleiding.
25 Derhalve kan geen gas gelekt worden vanuit de tip van de gasinjector en een duurzame vermindering van de hoge brandstofdruk kan worden voorkomen.
Verder, volgens een exemplarische uitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, kan een slechte 30 herstarttoestand van de motor, wanneer de motor herstart na een korte stop, worden gedetecteerd en achterblijvende brandstof kan worden geëlimineerd door de bypasssleiding.
20
Verder kan de herstart worden gerealiseerd door gebruik te maken van nieuw toegevoerde brandstof.
Derhalve kan slechte startbaarheid wanneer de motor herstart na een korte stop, dat zich voordoet door de arme 5 brandstof veroorzaakt door verdamping van de brandstof door een toename van temperatuur van het motorcompartiment worden voorkomen.
Terwijl deze uitvinding is beschreven in verband met wat thans wordt beschouwd als een praktische exemplarische 10 uitvoeringsvorm, dient te worden begrepen dat de onderhavige uitvinding niet beperkt is tot de beschreven uitvoeringsvorm, maar in tegendeel, dat het de bedoeling is dat verschillende modificaties en equivalente opstellingen binnen de beschermingsomvang van de aangehechte conclusies 15 vallen.
1031694

Claims (5)

1. Vloeibaar-gasinjectiesysteem dat LPG-brandstof injecteert vanuit een brandstoftank door een gasinjecteur in 5 vloeibare toestand, omvattende: de brandstoftank gevuld met LPG; de gasinjecteur die is bevestigd aan een verbrandingskamer van een motor; een brandstoftoevoerleiding en een brandstof-10 terugvoerleiding die de brandstoftank verbinden met de gasinjecteur; een brandstofpomp die is bevestigd aan de brandstoftank en die de brandstof door de brandstoftoevoerleiding naar de gasinjecteur voert; 15 een meervoudige klep en een afsluitklep die opeenvolgend bevestigd zijn aan de brandstoftoevoerleiding; een brandstofdrukregulator en een druk- en temperatuursensor, aangebracht op de brandstofterugvoer-leiding; 20 een koelmiddeltemperatuursensor en een luchtinlaattemperatuursensor voor het detecteren van koelmiddeltemperatuur en luchtinlaattemperatuur; een bypasssleiding die de gasinjecteur verbindt met de brandstoftank en is vertakt vanaf de brandstofterugvoer-25 leiding; een hulpbrandstoftank bevestigd aan de brandstoftank en die tijdelijk de brandstof opslaat die wordt verzameld door de bypasssleiding; en een brandstoftoevoerleidingsklep, een brandstof-30 terugvoerleidingsklep en een bypasssleidingsklep die respectievelijk zijn bevestigd aan de brandstoftoevoerleiding, de brandstofterugvoerleiding en de bypasssleiding voor het selectief openen en sluiten van elke leiding. 1031694
2. Werkwijze voor het voorkomen van brandstoflekkage door een gasinjector nadat een motor is gestopt door gebruik te maken van een LPI-gasinjecteursysteem waarbij de werkwijze omvat: 5 een eerste stap van het bepalen of een motor stopt; een tweede stap van het bepalen of zich een mogelijke gaslekkagetoestand voordoet in het geval dat de motor stopt bij de eerste stap; een derde stap van het verzamelen van de brandstof 10 naar een hulpbrandstoftank door het openen van een bypasssleidingsklep en het sluiten van een brandstoftoevoer-leidingsklep en een brandstofterugvoerleidingsklep in het geval dat de mogelijke gaslekkagetoestand zich voordoet bij de tweede stap; en 15 een vierde stap van het terugvoeren van de brandstof die verzameld is in de hulpbrandstoftank naar een brandstoftank in het geval dat een druk en temperatuur van de brandstof die verbleef in de brandstoftoevoerleiding lager zijn dan een vooraf ingestelde standaard drukwaarde en 20 standaard temperatuurwaarde.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarin de gasinjecteurlekaagemogelijkheidstoestand bij de tweede stap omvat: het bepalen of elke gedetecteerde temperatuurwaarde 25 hoger is dan een respectievelijk vooraf vastgestelde standaard-temperatuurwaarde na het detecteren van de koelmiddeltemperatuur en de luchtinlaattemperatuur in een toestand dat de brandstoftoevoerleidingsklep, de brandstofterugvoerleidingsklep en de bypasssleidingsklep 30 zijn geopend; het sluiten van de brandstoftoevoerleidingsklep, de brandstofterugvoerleidingsklep, en de bypasssleidingsklep in het geval dat een koelmiddeltemperatuur en een luchtinlaattemperatuur hoger zijn dan de respectievelijke 5 standaard temperatuurwaarde en het vaststellen of er een lekkagemogelijkheid bestaat in het geval dat een druk hellingswaarde hoger is dan een vooraf ingestelde hellingswaarde door het meten van een brandstofterugvoer-leidingdruk in een vooraf bepaalde ruimte.
4. Werkwijze volgens conclusie 2, verder omvattende: een werkwijze voor het voorkomen van slechte startbaarheid in het geval van het herstarten na een korte stop door gebruik te maken van een LPI-gasinjectiesysteem waarbij de werkwijze omvat: 15 een vijfde stap van het vaststellen of brandstof in een brandstoftoevoerleiding zich in een toestand bevindt van herstarten na een korte stop; een zesde stap van het laten toenemen van de brandstofdruk in een brandstoftoevoerleiding door het 20 sluiten van de brandstofterugvoerleidingsklep, het openen van een brandstoftoevoerleidingsklep en een bypasssleidingsklep en het in werking stellen van een brandstofpomp gedurende een vooraf bepaalde tijd in het geval dat de omstandigheid van het herstarten na de korte 25 stop zich voordoet; een zevende stap van het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep en het sluiten van de brandstofterugvoerleidingsklep en de bypasssleidingsklep nadat een vooraf bepaalde tijd is verstreken, zodanig dat 30 een brandstofdruk van de brandstoftoevoerleiding zich op een vooraf in gestelde standaard drukwaarde bevindt; en een achtste stap van het openen van de brandstoftoevoerleidingsklep en de brandstofterugvoerleidingsklep en het sluiten van de bypasssleidingsklep nadat de motor start indien de brandstofdruk van de brandstoftoevoerleiding zich op een vooraf bepaalde standaard drukwaarde bevindt.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, 5 waarbij van de brandstof wordt bepaald dat het zich in een toestand bevindt voor het herstarten bij de vijfde stap in het geval dat een respectievelijke tijd is verstreken vanaf het stoppen van de motor tot de herstart, het verschil tussen een koelmiddeltemperatuur tijdens het 10 stoppen van de motor en een koelmiddeltemperatuur tijdens het herstarten van de motor en een koelmiddeltemperatuur en een luchtinlaat-temperatuur tijdens het herstarten van de motor hoger zijn dan vooraf bepaalde referentiewaarden. 1031694
NL1031694A 2006-03-16 2006-04-26 Autogasinjectie (lpi) systeem en werkwijze voor het verhinderen van gaslekkage en slechte startprestaties gebruikmakend van hetzelfde. NL1031694C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
KR20060024263 2006-03-16
KR1020060024263A KR100747240B1 (ko) 2006-03-16 2006-03-16 엘피아이 가스인젝터 시스템 및 이를 이용한 연료누출방지방법 및 시동불량 방지방법

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1031694A1 NL1031694A1 (nl) 2007-09-18
NL1031694C2 true NL1031694C2 (nl) 2011-12-01

Family

ID=38592175

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1031694A NL1031694C2 (nl) 2006-03-16 2006-04-26 Autogasinjectie (lpi) systeem en werkwijze voor het verhinderen van gaslekkage en slechte startprestaties gebruikmakend van hetzelfde.

Country Status (6)

Country Link
JP (1) JP4355713B2 (nl)
KR (1) KR100747240B1 (nl)
CN (1) CN100472056C (nl)
AU (1) AU2006201749B2 (nl)
IT (1) ITMI20060851A1 (nl)
NL (1) NL1031694C2 (nl)

Families Citing this family (20)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
KR100974590B1 (ko) * 2007-11-14 2010-08-06 현대자동차주식회사 Lpi 펌프의 윤활유 손실 방지 장치
KR100999613B1 (ko) * 2007-12-14 2010-12-08 현대자동차주식회사 엘피아이 엔진의 연료 공급시스템
KR100952009B1 (ko) * 2008-04-14 2010-04-08 현대자동차주식회사 엘피아이 하이브리드 차량의 연료펌프 제어방법
JP5259514B2 (ja) * 2009-07-16 2013-08-07 ヤンマー株式会社 Dmeエンジンの起動方法
KR101199321B1 (ko) 2010-12-10 2012-11-09 (주)모토닉 직접분사 엘피아이 시스템
JP5585501B2 (ja) * 2011-03-15 2014-09-10 株式会社デンソー 燃料供給装置
RU2451819C1 (ru) * 2011-04-29 2012-05-27 Государственное образовательное учреждение высшего профессионального образования Московский государственный технический университет "МАМИ" Система питания двигателя внутреннего сгорания сжиженным газовым топливом
CN102374074A (zh) * 2011-11-11 2012-03-14 南车玉柴四川发动机股份有限公司 燃气发动机燃气进气旁通装置
JP5895570B2 (ja) * 2012-02-09 2016-03-30 株式会社デンソー ガスエンジン制御システム
US9133783B2 (en) * 2012-03-07 2015-09-15 Ford Global Technologies, Llc Method and system for estimating fuel system integrity
CN102733995A (zh) * 2012-06-19 2012-10-17 潍坊威度电子科技有限公司 液化气体燃料液态直喷装置及发动机复合阀
KR101419043B1 (ko) 2012-10-10 2014-07-10 (주)모토닉 가스연료차량용 연료탱크 및 그의 연료충전방법
KR101886075B1 (ko) 2012-10-26 2018-08-07 현대자동차 주식회사 차량용 열교환기
CN103075260A (zh) * 2013-01-23 2013-05-01 任一虎 一种双燃料发动机燃油喷射控制系统及其方法
CN103603735B (zh) * 2013-11-14 2016-03-16 力帆实业(集团)股份有限公司 一种cng汽车燃气供给监控系统及方法
KR101734775B1 (ko) 2016-06-09 2017-05-24 현대자동차주식회사 Lpg 연료 차량의 충전 장치 및 방법
EP3682104A4 (en) * 2017-08-28 2021-06-30 Volvo Truck Corporation PRESSURIZED FUEL SYSTEM FOR AN ENGINE AND METHOD OF OPERATING A PRESSURIZED FUEL SYSTEM FOR AN ENGINE
JP6982439B2 (ja) * 2017-09-08 2021-12-17 川崎重工業株式会社 船舶
DE102018212117A1 (de) * 2018-07-20 2020-01-23 Robert Bosch Gmbh Vorratstank, Kraftstofffördereinrichtung und Verfahren zur Regulierung des Druckes in einem Vorratstank
KR102607815B1 (ko) * 2023-06-13 2023-11-30 (주)블루젠트 베이퍼락 방지 장치가 구비된 차량용 엘피지 직분사식 연료 장치

Family Cites Families (7)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE19611434B4 (de) * 1995-05-31 2004-02-26 AVL Gesellschaft für Verbrennungskraftmaschinen und Meßtechnik m.b.H. Prof. Dr. Dr.h.c. Hans List Einspritzsystem für eine Brennkraftmaschine
JPH1136990A (ja) 1997-07-18 1999-02-09 Nippon Soken Inc エンジンの燃料供給装置
KR100297294B1 (ko) * 1997-10-30 2001-10-24 류정열 Lng차량의연료장치
FR2791093B1 (fr) * 1999-03-18 2001-05-04 Inst Francais Du Petrole Systeme d'alimentation en carburant liquide sous pression d'un moteur a combustion interne
US6453877B1 (en) * 2000-11-28 2002-09-24 Outboard Marine Corporation Fuel delivery system using two pressure regulators with a single electric fuel pump
KR100476196B1 (ko) * 2001-12-18 2005-03-16 현대자동차주식회사 엘피아이 차량의 인젝터 누출 방지방법
KR20040054881A (ko) * 2002-12-18 2004-06-26 현대자동차주식회사 엘피아이 엔진의 연료공급시스템

Also Published As

Publication number Publication date
ITMI20060851A1 (it) 2007-09-17
AU2006201749B2 (en) 2008-12-04
JP4355713B2 (ja) 2009-11-04
CN100472056C (zh) 2009-03-25
AU2006201749A1 (en) 2007-10-04
CN101037978A (zh) 2007-09-19
KR100747240B1 (ko) 2007-08-07
NL1031694A1 (nl) 2007-09-18
JP2007247639A (ja) 2007-09-27

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL1031694C2 (nl) Autogasinjectie (lpi) systeem en werkwijze voor het verhinderen van gaslekkage en slechte startprestaties gebruikmakend van hetzelfde.
AU2006201756B2 (en) LPI Engine System
RU2464439C2 (ru) Способ и устройство для управления системой впрыска газа в двигатель внутреннего сгорания, работающий на жидком и газообразном топливах
US8181619B2 (en) Vehicle having idling stop control and control methods thereof
AU2009270319B2 (en) Gaseous fuel injection system for engines
RU2666032C2 (ru) Способ для двигателя (варианты) и топливная система двигателя
US20090055077A1 (en) Operating Method and Device for a Gas-Operated Internal Combustion Engine
KR100629673B1 (ko) 엔진의 연료 공급 장치
RU2493415C2 (ru) Комплект клапанов газовых форсунок, способ управления работой клапанов газовых форсунок и устройство для управления работой инжекторной системы подачи топлива
US8534260B2 (en) Fuel supply system
US7017559B2 (en) Method for the operation of a fuel system for an LPG engine
KR100999613B1 (ko) 엘피아이 엔진의 연료 공급시스템
JPH11210557A (ja) エンジンの液化ガス燃料供給装置
JP2002038980A (ja) エンジンの燃料切換制御装置
WO2002050418A1 (fr) Alimentation en gaz d'un moteur a combustion interne
JP2011236814A (ja) 内燃機関の制御装置
JP2011220208A (ja) 内燃機関の制御装置
JP5402767B2 (ja) 内燃機関の制御装置
NL1031661C2 (nl) Werkwijze voor het controleren van brandstofinjectie van een lpi-motor.
KR100440164B1 (ko) 엘피아이 차량의 초기 시동시 연료 제어방법
KR100851468B1 (ko) 엘피아이 엔진용 압력가변형 연료시스템 및 그 제어방법
KR20050068986A (ko) 엘피아이 차량의 인젝터 누출 방지 시스템 및 그 방법
JP2003074415A (ja) 内燃機関における燃料供給方法とその装置
KR100746915B1 (ko) 엘피아이 차량의 연료 누출 방지장치 및 그것의 제어방법
JP2010001772A (ja) 内燃機関の燃料供給装置

Legal Events

Date Code Title Description
AD1A A request for search or an international type search has been filed
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20160501