NL1031378C2 - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een hoes om een potplant. - Google Patents

Description

Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een hoes om een potplant.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het aanbrengen van een hoes om een potplant omvattende het voorzien in een individuele 5 hoes vanaf een opslag voor hoezen, het openen van die hoes en het in de geopende hoes inbrengen van die potplant.

Een dergelijke werkwijze is in de stand der techniek algemeen bekend. Het mechaniseren van het inbrengen van potplanten in hoezen stuit vooral bij gewassen die aanzienlijk voorbij de pot uitsteken en gevoelig zijn voor beschadiging op problemen. 10 Deze worden onder andere veroorzaakt door het hoesmateriaal dat in aanzienlijke wrijving voorziet met de plant. Daardoor zijn bij mechanisatie zodanige problemen opgetreden dat in praktijk veel gewassen met de hand in een hoes ingébracht worden hetgeen omslachtig is.

In de stand der techniek zijn allerlei voorstellen gedaan om de hoes langs de pot 15 en het zich daarin bevindende gewas te bewegen. Een voorbeeld wordt aangetroffen in WO 03/004359. Daarbij wordt met behulp van zuignappen een hoes geopend en een gewas met behulp van een band gedragen en in de hoes geplaatst. Andere constructies werken met openklappende lepels om de hoes te openen.

Het blijkt dat dergelijke constructies hetzij bijzonder gecompliceerd zijn en 20 daarom gevoelig voor storingen hetzij niet volledig bevredigend werken.

Het is het doel van de onderhavige uitvinding in een werkwijze te voorzien waarmee op snelle en gewaarborgde wijze het aanbrengen van een hoes om een potplant mogelijk is.

Dit doel wordt bij een hierboven beschreven werkwijze verwezenlijkt doordat het 25 openen van die hoes omvat het nabij de bovenzijde daarvan aan twee zijden aangrijpen van de bovenrand van de hoes, bij het uit elkaar bewegen van die randen, gevolgd door het in geopende toestand van de hoes aanbrengen van ten minste tien naar elkaar toe gebrachte spreidpennen, het na het inbrengen van de spreidpennen in de hoes naar buiten bewegen van de spreidpennen voor het volledig openen van de hoes, waarna de 30 potplant binnen de spreidpennen in de hoes bewogen wordt, en het weg bewegen van de potplant en de hoes van de spreidpennen.

Volgens de onderhavige uitvinding wordt met behulp van een groot aantal spreidpennen, zoals ten minste tien, en bij voorkeur ten minste twintig en meer in het 1031378- 2 bijzonder ongeveer dertig spreidpennen de hoes op zeer nauwkeurige wijze geopend. Het aantal pennen is afhankelijk van de grootte van de hoes en het daarvoor gebruikte materiaal. Eveneens is deze afhankelijk van den "passing" tussen de hoes en de potplant. Gebleken is dat indien de hoes zo nauwkeurig mogelijk geopend wordt, d.w.z.

5 zoveel mogelijk de vorm van de in te brengen potplant benaderd wordt, zonder problemen de potplant inclusief gewas ingebracht kan worden.

Begrepen kan worden dat een dergelijke potplant elke (dwarsdoorsnede)vorm kan hebben en dat de rangschikking van de spreidpennen daaraan aangepast is.

Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding zijn de spreidpennen hol 10 uitgevoerd en is het mogelijk daardoor lucht te blazen om het aanbrengen verder te vergemakkelijken.

De beweging van de spreidpennen is bij voorkeur een kantelbeweging.

Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding zijn deze spreidpennen kantelbaar aangebracht op een draagplaat. Bovendien zijn op dezelfde draagplaat bij 15 voorkeur vasthoudpennen aangebracht die de pot van de potplant kunnen dragen. Deze vasthoudpennen zijn effectief totdat met behulp van de spreidpennen de hoes in de gewenste geopende positie gebracht is. Daarna laten de vasthoudpennen de pot los waardoor deze langs de spreidpennen naar beneden glijdt bij het meenemen van de hoes.

20 De aandrijving van de kantelbare pennen kan op enige in de stand der techniek voorstelbare wijze uitgevoerd zijn. Zo is het mogelijk met behulp van een centrale ring die ten opzichte van de draagplaat draait en voorzien is van een aantal zich schuin uitstrekkende sleuven, de kantelbeweging van de spreidpennen en vasthoudpennen te verwezenlijken. De pennen kunnen zowel rond, plat als met enige andere gedaante 25 uitgevoerd zijn.

Tijdens het inbrengen van de potplant in de hoes wordt de hoes ten opzichte van de spreidpennen vastgehouden. Dit kan bijvoorbeeld verwezenlijkt worden met behulp van hoesklemmen. Bovendien kan dit verwezenlijkt worden met behulp van de grijper die gebruikt wordt om een hoes van de hoesopslag af te nemen.

30 Volgens een bijzondere uitvoering van de uitvinding wordt de hierboven beschreven draagplaat met spreidpennen in de hoes bewogen na het eerste gedeeltelijk openen van de hoes, voor het verder openen van de hoes. Begrepen zal worden dat het ook mogelijk is de hoes naar de spreidpennen toe te bewegen.

3

Alvorens deze beweging van de spreidpennen naar de hoes toe plaatsvindt wordt eerst de potplant ten opzichte van de spreidpennen bij voorkeur vastgehouden door de vasthoudpennen gepositioneerd. Dit kan gebeuren door boven de vasthoudpennen een trechtervormige constructie aan te brengen waarmee de potplant met behulp van een 5 plantgrijper ingébracht wordt. Met behulp van een plantgrijper kan de potplant vanaf elke locatie aan een dergelijke trechterachtige constructie toegevoerd worden.

Volgens de onderhavige uitvinding is het mogelijk bij het verwijderen van het gewas met hoes de hoesopslag uit de bewegingsbaan van het gewas te verplaatsen. Eveneens is het mogelijk de potplant aan de onderzijde te ondersteunen bij de afvoer 10 daarvan.

Met de onderhavige uitvinding is het mogelijk door middel van de pennen een soort diafragmaconstructie te verwezenlijken waarmee de hoes volledig te openen is zodat allerlei soorten planten ingebracht kunnen worden. Door de aanwezigheid van de hierboven beschreven trechterachtige constructie wordt bovendien het gewas, indien dit 15 voorbij de pot uitsteekt, enigszins samengedrukt zonder dat daarbij beschadiging optreedt.

De uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden.

De onderhavige uitvinding zal hieronder nader aan de hand van een in de 20 tekening afgebeeld uitvoeringsvoorbeeld verduidelijkt worden. Daarbij toont:

Fig. 1 schematisch de inrichting volgens de onderhavige uitvinding bij het daarboven aanbrengen van een potplant;

Fig. 2 de inrichting tijdens de in de bovenzijde daarvan plaatsen van een potplant;

Fig. 3 de inrichting volgens de uitvinding bij het ovememen van de potplant; 25 Fig. 4 de inrichting volgens de uitvinding voor het openen van een hoes;

Fig. 5 de inrichting tijdens het gedeeltelijk openen van een hoes;

Fig. 6 de inrichting bij het inbrengen van de spreidpennen in de hoes;

Fig. 7 de inrichting tijdens het spreiden van de hoes;

Fig. 8 de inrichting volgens fig. 7 in gedraaid aanzicht; 30 Fig. 9 de inrichting bij het in de hoes treden van de potplant;

Fig. 10 de inrichting bij het verlaten van de potplant; en

Fig. 11 in perspectief de bediening van de pennen.

4

De inrichting volgens de onderhavige uitvinding is in het geheel met 1 aangegeven en werkt samen met een met 2 aangegeven plantgrijper. Deze plantgrijper is voorzien van armen 3 die onder de rand 9 van een pot 11 van een potplant 10 met gewas 12 kunnen aangrijpen. Begrepen zal worden dat aangrijping van de potplant op 5 enige andere in de stand der techniek bekende wijze plaats kan vinden.

De plantgrijper is zodanig uitgevoerd dat deze een potplant vanaf enige plaats op kan pakken en boven de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding kan brengen.

De inrichting 1 bestaat uit een inbrengtrechter 5 welke van een aantal spleten 6 voorzien is zodanig gepositioneerd dat daardoor de armen 3 van de plantgrijpinrichting 10 2 kunnen bewegen. Trechter 5 is met het overige deel van de inrichting bevestigd aan een draagplaat 1 die op niet nader afgebeelde wijze in verticale richting volgens pijl 26 op en neer beweegbaar is.

Aan draagplaat 16 zijn spreidpennen 13 bevestigd evenals vasthoudpennen 14. Beide pennen zijn kantelbaar aan de draagplaat aangebracht. De einde van de 15 spreidpennen 13 grijpen aan in sleuven 22 aangebracht in een ring 17 die aangebracht is boven draagplaat 16 terwijl de einden van de spreidpennen 14 aangrijpen in sleuven van een ring 18 die onder draagplaat 16 aangebracht is. Ring 17 is ten opzichte van draagplaat 16 roteerbaar door bediening van cilinder 19. Ring 18 is roteerbaar ten opzichte van de draagplaat 16 door middel van cilinder 20.

20 Uit fig. 11 blijkt een detail van de bediening van spreidpennen 13. Deze zijn met een einde op genomen in een sleuf 22 van een blok 21 en deze sleuf strekt zich zodanig uit ten opzichte van het vaste scharnierpunt van de spreidpennen 13 in de draagplaat 16 dat bij rotatie van ring 17 door cilinder 19 de spreidpennen een ingaande of uitgaande beweging maken.

25 In fig. 4 is een hoesopslag 23 getoond. Deze bestaat uit een aantal aan elkaar hechtende hoezen 24. Met behulp van een grijper 25 kan de voorste hoes van de hoesopslag aangegrepen worden en naar buiten getrokken worden zoals in fig. 5 getoond is.

Aan de hand van fig. 7 en 8 is een tweetal hoesklemmen 27 getoond. Deze zijn 30 heen en weer verplaatsbaar in de richting van pijl 28. In fig. 10 is een tafel 30 getoond die in de richting van pijl 31 veiplaatsbaar is.

De hierboven beschreven inrichting werkt als volgt. Op enigerlei wijze wordt een potplant 10 aangegrepen door plantgrijper 2 en boven trechter 5 bewogen. Dit is in fig.

5 1 afgebeeld. Vervolgens wordt de plantgrijper 2 die met behulp van de vasthoudarmen 3 de pot 11 aangrijpt naar beneden bewogen in de richting van pijl 7 (fig. 2). Daarbij beweegt de potplant in trechter 5. Door de aanwezigheid van spleten 6 kunnen de armen 3 onbelemmerd verder bewegen.

5 Vervolgens wordt de rand 9 van de pot 11 aangegrepen door vasthoudpennen 14.

Deze bevinden zich in de in fig. 1-3 getoonde naar boven geklapte positie. Vervolgens kunnen de vasthoudarmen 3 enigszins naar buiten bewogen worden zoals getoond is in fig. 3 en kan de plantgrijper 2 in de richting van pijl 8 wegbewogen worden.

Op een eerder tijdstip, tegelijkertijd of later wordt met behulp van grijper 25 de 10 voorste hoes 24 van hoesopslag 23 genomen zoals getoond is in fig. 4 en opengetrokken zoals getoond is in fig. 5. Daarna wordt de draagplaat 16 in de richting van pijl 15 zoals getoond in fig. 3 en fig. 6 naar beneden bewogen waardoor de naar binnen gebrachte spreidpennen 13 in de gedeeltelijk geopende hoes 24 bewogen worden. Vervolgens wordt uitgaande van fig. 6 cilinder 19 zodanig bediend dat de 15 spreidpennen 13 naar buiten bewegen waardoor de hoes opengedrukt wordt. In het afgebeelde uitvoeringsvoorbeeld zijn dertig pennen aanwezig. Eventueel kunnen de pennen hol uitgevoerd zijn en aangesloten zijn op een luchtblaasinrichting.

In de positie getoond in fig. 7 is de hoes volgens een regelmatige polygoon opengespreid. Naar buiten bewegen van de pennen 13 vindt plaats totdat de hoes 20 klemmend opgenomen wordt tussen de pennen 13 en de naaf binnen gebrachte hoesklem 27. Dit klemmen, hoesklem 27 vindt op twee posities plaats terwijl op de derde positie aangrijping tussen pen 13 en grijper 25 plaatsvindt. Zo is de hoes stevig ingeklemd tussen de pennen en de grijper respectievelijk hoesklemmen 27. Vervolgens wordt de cilinder 20 bediend in de zin van het naar beneden bewegen van de 25 vasthoudpennen 14. Daardoor beweegt de pot en zo de potplant 10 naar beneden in de hoes 24. Daarbij ontstaat de in fig. 9 getoonde situatie. Omdat de hoes optimaal gespreid is zal het gewas 12 zonder knelling of andere beschadiging in optimale positie in de hoes ingebracht worden.

Vervolgens worden de hoesklemmen 27 naar buiten bewogen en wordt de grijper 30 25 verder wegbewogen van de hoesopslag. Het langzaam van de spreidpennen af laten bewegen van de hoes wordt bevorderd door het geleidelijk verder openen van de spreidpennen. Bovendien wordt de hoesopslag 23 wegbewogen in de richting van pijl 29. Bij het vervolgens verder naar buiten bewegen van de spreidpennen 13 kan de van 6 hoes 24 voorziene potplant naar beneden bewegen. In het onderhavige geval zal bij het openen van de spreidpennen 13 de draagplaat 16 in de richting van pijl 4 naar boven bewegen en potplant 10 voorzien van hoes 24 achterblijven op tafel 30. Tafel 30 zal vervolgens in de richting van pijl 31 naar beneden bewegen en de plantplant 10 met 5 hoes zal op enige in de stand der techniek bekende wijze afgevoerd worden en verdere potplanten samengevoegd worden.

Hoewel de uitvinding hierboven aan de hand van een voorkeursuitvoering beschreven is, zal degene bekwaam in de stand der techniek dadelijk begrijpen dat varianten mogelijk zijn binnen het bereik van de bijgaande conclusies. Zo is het 10 mogelijk het bewegingverloop van de verschillende delen ten opzichte van elkaar op andere wijze uit te voeren. Zo is bijvoorbeeld mogelijk de draagplaat niet in verticale richting heen en weer te bewegen respectievelijk de hoezenopslag stationair te houden. Deze en verdere varianten welke eveneens de bediening van de spreidpennen en vasthoudpennen en het bijbehorende mechanisme daarvan omvatten kunnen 15 onderhevig zijn aan variaties die dadelijk opkomen bij degene bekwaam in de stand der techniek na het lezen van de beschrijving. Bovendien dient begrepen te worden dat de geclaimde rechten zich niet uitsluitend uitstrekken tot de hoofdconclusie in combinatie met de volgconclusies maar ook tot de volgconclusies afzonderlijk zonder combinatie met de hoofdconclusie.

1 031378-

Claims (11)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een hoes (24) om een potplant (10) omvattende het voorzien in een individuele hoes vanaf een opslag (23) voor 5 hoezen, het openen van die hoes en het in de geopende hoes inbrengen van die potplant, met het kenmerk, dat het openen van die hoes omvat het nabij de bovenzijde daarvan aan twee zijden aangrijpen van de bovenrand van de hoes, bij het uit elkaar bewegen van die randen, gevolgd door het in geopende toestand van de hoes aanbrengen van ten minste tien naar elkaar toe gebrachte spreidpennen 10 (13), het na het inbrengen van de spreidpennen in de hoes naar buiten bewegen van de spreidpennen voor het volledig openen van de hoes, waarna de potplant binnen de spreidpennen in de hoes bewogen wordt, en het weg bewegen van de potplant en de hoes van de spreidpennen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de spreidpennen (13) een kantelbeweging uitvoeren.

3. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij de potplant door zwaartekracht in de ruimte begrensd door de spreidpennen beweegt. 20

4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het uit elkaar bewegen van die bovenranden van de hoes uitgevoerd wordt tijdens verplaatsing van de hoes naar een positie onder die potplant.

5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij tijdens het inbrengen van de potplant in de hoes, de hoes in de dikte daarvan vastgeklemd wordt.

6. Inrichting (1) voor het aanbrengen van hoezen (24) om potplanten (10) 30 omvattende grijpmiddelen (25) voor het vanaf een hoesopslag (23) individualiseren en eerste openen van die hoezen, met de grijpmiddelen (25) samenwerkende spreidpennen (13), waarbij ten minste tien volgens een ring aangebrachte spreidpennen (13) aanwezig zijn, welke spreidpennen kunnen 1 0313 7,0- δ bewegen van een naar elkaar toe gebrachte positie naar een spreidstand, welke spreidpennen en grijpmiddelen ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn om die spreidmiddelen in die hoes te brengen.

7. Inrichting volgens conclusie 6, omvattende vasthoudmiddelen (14) voor het vasthouden van die potplant en het vrijgeven daarvan na het spreiden van die spreidpennen (13).

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij die vasthoudmiddelen 10 vasthoudpennen (14) omvatten.

9. Inrichting volgens een van de conclusies 6-8, waarbij die pennen (13, 14) kantelbaar op een draagplaat (16) aangebracht zijn en door rotatie van een met de draagplaat samenwerkende ring (17, 18) gekanteld worden. 15

10. Inrichting volgens een van de conclusies 6-9, waarbij die grijpmiddelen (25) onder die spreidmiddelen (13) verplaatsbaar zijn en onder die spreidmiddelen een verticaal verplaatsbare draagtafel (30) is aangebracht.

11. Inrichting volgens een van de conclusies 6-10, omvattende stroomopwaarts van de grijpmiddelen aangebrachte centreermiddelen (5) voor potplanten. ii03 13 7 8 -