NL1031289C2 - Inrichting en werkwijze voor het pellen van een langwerpige groente. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het pellen van een langwerpige groente

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en 5 inrichting voor het pellen van een langwerpige groente. De uitvinding betreft in het bijzonder langwerpige groentes met een eerste groen uiteinde en een tweede uiteinde met een wortel, zoals een lente ui. Ook kan de langwerpige groente een bolvorm hebben, in het bijzonder nabij de wortel. De 10 groente volgens de uitvinding is voorzien van een of meerdere bladeren aan een buitenzijde die na het oogsten verwijderd kunnen worden.

Dergelijke groenten worden, nadat zij geoogst zijn, gepeld. De vaak beschadigde buitenste laag van de groente 15 wordt verwijderd, teneinde verrotting van het product te vermijden en om de verkoopwaarde van het product te vergroten. Het pellen van dergelijke groente gebeurt voornamelijk handmatig. Dat is arbeidsintensief en gebeurt tegen hoge kosten.

20 Het is bekend om het overtollige blad van de groente daarvan af te borstelen. Dat leidt echter tot beschadigingen aan het product. De borstel veegt middels fysiek contact op de langwerpige groente, de buitenste vellen van de langwerpige groente af.

25 Het doel van de uitvinding is een werkwijze en inrichting te verschaffen, waarbij het vel van de groente kan worden verwijderd zonder dat de groente daarbij aanzienlijke beschadigingen oploopt.

Dat doel wordt bereikt volgens de uitvinding met een 30 werkwijze waarbij de langwerpige groenten worden verschaft en in een krachtveld worden gebracht. Bij voorkeur heeft die kracht ten minste een component die in hoofdzaak parallel aan de lengterichting van de groente gericht is, bij voorkeur 1031289 2 naar het uiteinde met wortel toe. Die kracht is in staat het te verwijderen blad van de groente af te stropen. Dit afstropen vindt plaats doordat het vel over de wortel wordt gepeld. De bewerking is er niet op gericht het blad direct te 5 verwijderen. In vergelijking met de stand van de techniek wordt een aanzienlijk kleinere kracht gebruikt.

Volgens de uitvinding wordt het over de wortel afgestroopte blad vervolgens aangegrepen en verwijderd. Hierdoor wordt het pellen in twee stappen uitgevoerd, waarbij 10 in de eerste stap een aanzienlijk kleinere kracht kan worden gebruikt voor het afstropen van het te verwijderen blad. De eerste kracht komt in directe contact met de rest van de groente, in het bijzonder de steel van de groente. Doordat de kracht lager is, en bedoeld is voor afstropen, treden minder 15 beschadigingen op de groente op.

In een tweede stap wordt het gedeeltelijk afgestroopte blad aangegrepen en verwijderd. Doordat het blad al gedeeltelijk is afgestroopt, kan de aangrijping en het verwijderen plaatsvinden zonder dat daarbij direct krachten 20 worden uitgeoefend op de productdelen anders dan het te verwijderen blad. Doordat het blad is afgestroopt over de wortel kan dit blad worden aangegrepen op een punt in het verlengde liggend van het uiteinde met de wortel, waarbij die aangrijping en verwijdering kan plaatsvinden in hoofdzaak 25 zonder directe krachten op de langwerpige groente.

Bij de tweede stap kan doordat het blad al grotendeels van de groente is losgemaakt op gemakkelijke wijze en zonder verdere beschadiging van de groente het blad worden aangegrepen.

30 Volgens een uitvoeringsvorm wordt zowel de eerste stap als de tweede stap uitgevoerd met borstels, welke het te verwijderen blad in een richting van het eerste uiteinde naar het uiteinde met wortel toe vegen, waarbij bij de tweede stap 3 een grotere kracht wordt gebruikt. De grotere kracht is noodzakelijk voor het losmaken van het te verwijderen blad van de groente. In de eerste stap wordt alleen een kracht uitgeoefend voor het over een wortel afstropen van het te 5 verwijderen blad.

Het is gunstig dat het aangrijpen van het over de wortel afgestroopte blad omvat het klemmen van het blad, in het bijzonder het klemmen van het blad tussen twee riemen. Het afgestroopte blad kan volgens de uitvinding, nadat het is 10 voorbewerkt in de eerste stap, klemmend worden aangegrepen en vervolgens worden verwijderd. Dat klemmen is mogelijk omdat er geen product aanwezig is op de plek van het reeds afgestroopte blad dat kan worden beschadigd.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm wordt het 15 geklemde blad van de groente afgetrokken, doordat na klemming bijvoorbeeld de riemen van de wortel af bewegen. Hierdoor wordt het te verwijderen blad losgetrokken van het product. Een dergelijke verwijdering kan snel gebeuren en zonder verdere beschadiging aan het product.

20 In een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze van de uitvinding worden de langwerpige groenten getransporteerd voor het uitvoeren van de verschillende bewerkstappen, bijvoorbeeld door de inrichting voor het uitvoeren van een werkwijze, door het nabij het groene uiteinde aangrijpen van 25 de groente. Het groene uiteinde bestaat vaak uit bladeren en dat deel kan zonder beschadiging worden aangegrepen, terwijl het te verwijderen blad over het andere uiteinde met wortel heen afgestroopt kan worden. In het bijzonder wordt de groente zeer nabij het groene uiteinde aangegrepen. Dit 30 groene uiteinde wordt tijdens de verwerking vaak afgesneden. Aangrijping en eventuele beschadiging van dit uiteinde is niet ernstig.

4

Het is verder gunstig dat aangrijpen en verwijderen van het blad omvat het tussen twee schuin ten opzichte van de transportrichting geplaatste riemen klemmen van het blad. Hierdoor zal het afgestroopte blad van de getransporteerde 5 groenten tussen de riemen worden geklemd en tijdens het verdere transport verwijderen de riemen zich van het wortel uiteinde, waardoor het blad wordt losgetrokken. Bij voorkeur bewegen de riemen met een snelheid die overeenkomt met de snelheid van transport van de groente.

10 Het is verder gunstig dat de werkwijze volgens de uitvinding omvat het verwijderen van de wortel. Hiervoor kunnen verschillende uit de stand van de techniek bekende werkwijzen worden gebruikt. Het is in het bijzonder gunstig een systeem van dubbele rollen te gebruiken, voor het 15 verwijderen van de wortel, waarbij de wortel tussen de dubbele rollen wordt "opgegeten".

In een verder voorkeursuitvoeringsvorm wordt het krachtveld gevormd door sproeiers met eventueel verschillende mondstukken, die bij voorkeur een vloeistof spuiten. Met de 20 sproeiers kan een vloeistof worden gespoten richting de langwerpige groente, waarbij de spuitrichting ten minste een component heeft die gericht is van het groene uiteinde van de groente naar het wortel uiteinde toe. Alhoewel een gas of lucht kan worden gebruikt voor het spuiten, is het voordelig 25 een vloeistof te gebruiken, aangezien hiermee een hogere druk/impuls op het te verwijderen blad of de te verwijderen bladeren kan worden uitgeoefend. In het bijzonder kan worden gewerkt met sproeiers waarvan de druk is in te stellen. Dat kan in het bijzonder gebeuren in samenhang met een camera die 30 vaststelt welke de vorm is van het te verwijderen blad, in het bijzonder in samenhang met de dikte en aantal bladeren die moeten worden verwijderd. Door middel van een algoritme dat door een verwerkinrichting wordt toegepast op de digitale 5 foto, kan aan de hand van een geautomatiseerde analyse de vloeistofdruk van de sproeiers worden aangepast, bijvoorbeeld worden verhoogd wanneer een aantal bladeren moet worden verwijderd of wanneer een aanzienlijke vervuiling aanwezig is 5 op de bladeren. De sproeiers kunnen tevens een reinigend doeleinde hebben. In het bijzonder kan een vloeistof worden gebruikt die ontsmet.

In een gunstige uitvoeringsvorm zijn meerdere sproeiers op de groente gericht, en spuiten de sproeiers (of 10 krachtmiddelen) die gericht zijn op het gedeelte van de groente meer nabij het groene uiteinde met een lagere druk dan die sproeiers die gericht zijn op het uiteinde meer nabij de wortel. Hierdoor kan een verdere, meer nauwkeurige instelling van het krachtveld waarmee de groente wordt 15 bewerkt, worden bewerkstelligd. Het groene gedeelte van de groente is kwetsbaarder dan het witte gedeelte waardoor het witte gedeelte met een hogere druk kan worden behandeld. Tevens is uit experimenten gebleken dat het te verwijderen blad een grotere hechting heeft met het uiteinde nabij de 20 wortel dan met het uiteinde nabij het groene deel.

De uitvinding betreft tevens een inrichting voor het pellen van een langwerpige groente, zoals een lente ui. De inrichting volgens de uitvinding omvat een gestel, een op het gestel aangebracht toevoermiddel voor de groenten, en een 25 krachtmiddel voor het op de langwerpige groente uitoefenen van een kracht in de lengterichting van de groente. Volgens de uitvinding omvat de inrichting bij voorkeur verder een op het gestel aangebrachte aangrijp- en verwijdermiddel van een blad van de groente en omvat de inrichting volgens de 30 uitvinding bij voorkeur een transportmiddel voor het van het toevoermiddel langs het krachtmiddel en boven het aangrijpen verwijdermiddel voeren van de groente. Hierdoor wordt een inrichting verkregen, waarbij de groente met het 6 transportmiddel vanaf het toevoermiddel wordt getransporteerd langs het krachtmiddel, waarbij de kracht op de langwerpige groente wordt uitgeoefend, waarbij een blad van de groente wordt afgestroopt. De inrichting volgens de uitvinding 5 transporteert de groente verder met het afgestroopte blad en brengt die boven het aangrijp- en verwijdermiddel. Het afgestroopte blad wordt aangegrepen en verwijderd. Hierdoor wordt een inrichting verkregen die in twee stappen eerst met een krachtmiddel en daarna met een aangrijp- en 10 verwijdermiddel één of meerdere bladen van de langwerpige groente pelt. Hierdoor wordt een betere krachtverdeling mogelijk, waarbij het pellen in het bijzonder een in twee stappen geregelde kracht, waarbij in het eerste krachtmiddel een blad gedeeltelijk van de langwerpige groente wordt 15 afgestroopt, in het bijzonder over het wortel uiteinde van de groente heen, en in een tweede stap door het aangrijpmiddel wordt aangegrepen en wordt verwijderd. Dat aangrijpen kan plaatsvinden zonder dat daarbij een directe kracht op de langwerpige groente wordt uitgeoefend, zoals bijvoorbeeld bij 20 het gebruik van een borstel voor het verwijderen van het reeds afgestroopte blad. Hierdoor wordt een verbeterde werking verkregen, waarbij het product aanzienlijk minder beschadigingen oploopt.

Het transportmiddel volgens de uitvinding is bij voorkeur 25 ingericht om de toegevoerde groente vanaf het toevoermiddel aan te grijpen en te transporteren langs de uit twee stappen bestaande middelen voor het verwijderen van het blad. In een andere uitvoeringsvorm wordt de groente in een houder geplaatst en worden de twee stappen na elkaar uitgevoerd op 30 de in de houder geplaatste groente. Ook die uitvoering ligt binnen de beschermingsomvang van de conclusies.

In een andere uitvoeringsvorm omvat het eerste krachtmiddel en het tweede krachtmiddel een borstel, welke 7 het te verwijderen blad van de groente af borstelt. De borstels kunnen verschillend zijn ingesteld, waarbij de eerste borstel ingesteld is op het uitoefenen van een minder grote kracht op de groente en het blad, terwijl de tweede 5 borstel een grotere kracht uitoefent, waardoor het blad kan worden verwijderd.

Ook een andere combinatie van borstels, krachtmiddelen en aangrijp- en verwijdermiddelen is mogelijk.

Volgens een voorkeursuitvoeringsvom omvat het 10 krachtmiddel ten minste een sproeier die een mondstuk heeft dat gericht is langs de door het transportmiddel aangegrepen langwerpige groente. De sproeiers spuiten het te verwijderen blad of de te verwijderen bladeren gedeeltelijk van de groente. In het bijzonder wordt het blad van het groene 15 uiteinde naar het witte uiteinde met wortel toe geblazen of toe gespoten, waarna het in de tweede stap kan worden verwijderd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het krachtmiddel een aantal sproeiers, waarbij ten minste één nabij het 20 transportmiddel aangebrachte sproeier een grotere kracht uitoefent op de groente dan een sproeier die meer van het transportmiddel verwijderd is. Hierdoor kan een grotere kracht worden uitgeoefend op het wortel uiteinde van de groente, welke een grotere kracht kan weerstaan. Tevens is 25 voor het gedeeltelijk verwijderen van het blad een grotere kracht nodig nabij het witte uiteinde van de groente.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het aangrijp- en verwijdermiddel ten minste een riem. Met de riem kan het afgestroopte blad worden verwijderd.

30 In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het aangrijp- en verwijdermiddel ten minste twee riemen voor het tussen de riemen klemmen van het afgestroopte blad. Een dergelijk 8 aangrijpmiddel kan het blad met grote kracht aangrijpen en daarna dit blad verwijderen..

Bij voorkeur hebben de riemen een klemmend part dat langs de transportrichting van het transportmiddel gericht is. De 5 riemen lopen bij voorkeur synchroon met het transportmiddel. Hierdoor kan de groente worden bewogen, zonder onderbrekingen, terwijl met de riemen de bewegende reeds deels afgestroopte blad of bladeren van de groente kunnen worden aangegrepen, en worden verwijderd. Doordat de riemen 10 en het transportmiddel synchroon lopen, vindt geen verschuiving van de richting van de groente plaats tijdens het aangrijpen en verwijderen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm is het klemmende part ten opzichte van het transportmiddel schuin aangebracht, waarbij 15 de riemen zich verwijderen van het transportmiddel in de transportrichting. Hierdoor zal bij het langs de riemen voeren van de groente, het blad worden aangegrepen en dat blad langzaam, afhankelijk van de transportsnelheid en de schuinte van de geplaatste riemen van de groente verder 20 worden afgèstroopt en worden verwijderd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting verder een aan het gestel aangebrachte ontwortelmiddel. In het bijzonder wordt dat ontwortelmiddel aangebracht stroomafwaarts van de pelmiddelen, die in een uitvoering 25 worden gevormd door de twee stappen van afstropen en aangrijpen/verwijderen.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het ontwortelmiddel twee parallelle, tegen elkaar roterende assen. Het transportmiddel leidt de groente naar het ontwortelmiddel en 30 de wortel wordt tussen de assen "opgegeten". Dat leidt tot een zeer voordelige wortelverwijdering. Na het verwijderen van het blad en de wortel is de groente verder verwerkbaar en kan deze worden verkocht.

9

Bij voorkeur omvat de inrichting een aantal sproeiers die gericht zijn op het ontwortelmiddel voor het naar het ontwortelmiddel toe spuiten van de wortels van de groente.

Dat leidt tot een voordelige uitvoeringsvorm van het 5 ontwortelmiddel.

In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de inrichting een aantal aan het gestel gemonteerde geleidingsmiddelen die zijn aangebracht ten minste gedeeltelijk parallel aan de bewegingsrichting van het transportmiddel voor het geleiden 10 van de uit het transportmiddel stekende groente. Het uitstekende einde, bij voorkeur het witte uiteinde van de groente, dat voorzien is van de wortel, is zodoende blootgesteld en kan worden bewerkt door de inrichting. Door de geleidingsmiddelen kan dit uiteinde in een positie 15 gebracht worden voor verwerking door het krachtmiddel, en/of het aangrijp- en verwijdermiddel, en/of het ontwortelmiddel.

Alhoewel de uitvinding beschreven zal worden aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvormen in de tekeningen, zal de vakman begrijpen dat een groot aantal uitvoeringsvormen 20 mogelijk is binnen de reikwijdte van de conclusies zoals aangehecht. Daarnaast zal het voor de vakman duidelijk zijn dat, ook op plaatsen waar de voordelen niet specifiek genoemd zijn, afgesplitste aanvragen mogelijk zijn op onderdelen van de inrichting zoals hierboven beschreven en zoals hieronder 25 aangegeven. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de maatregelen zoals aangegeven in deze beschrijving vrij combineerbaar zijn. In het bijzonder kan een afsplitsing gericht worden op middelen voor het uitvoeren van de tweede stap van het verwijderen van het blad.

30 De uitvinding wordt verder beschreven aan de hand van de bijgevoegde tekeningen, waarin: 10

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht is van een inrichting voor de verwerking van een levensmiddel,

Figuur 2 een detail is volgens pijl II in figuur 1, 5 Figuur 3 een detail is volgens pijl III in figuur 1,

Figuur 4 een detail is volgens pijl IV in figuur 1,

Figuren 5 en 6 een tweede en derde uitvoeringsvorm van het krachtmiddel volgens de uitvinding tonen.

10 Figuur 1 toont een overzichtaanzicht in perspectief van een inrichting 1 welke geschikt is voor de verwerking van levensmiddelen, in het bijzonder groenten of kasgroenten, waaronder langwerpige groente 2, zoals lente-ui, bos-ui en dergelij ke.

15 Op een gestel 3 kunnen een aantal verwerkmiddelen worden aangebracht voor de verwerking van toegevoerde groenten 2.

Het gestel kan uit losse modules bestaan of is een groter geheel.

Vanaf de toevoerzijde 4 wordt in een toevoerrichting 5 20 een langwerpige groente 2 op een toevoermiddel 6 toegevoerd aan de rest van de inrichting. De groente ondersteunende baan 7 van het toevoermiddel 6 is schuin geplaatst ten opzichte van de grond en de langwerpige groenten 2 zijn opgenomen tussen door schotten 12,13 gevormde vakken van de 25 transportbaan 7.

De langwerpige groente 2 is bijvoorbeeld een lente-ui of bos-ui, welke een gewoon uiteinde 10 hebben, dat bestaat uit veelal los van elkaar liggende bladeren en een wit uiteinde 11 waarop de wortelkraag 12 zich bevindt. In het 30 transportmiddel 6 zijn de langwerpige groenten aangebracht met het groene uiteinde aan de hogere zijde van de schuin liggende transportbaan 7. Het toevoermiddel 6 kan op verschillende manieren worden vorm gegeven door de vakman. In 11 de getoonde uitvoeringsvorm is gebruik gemaakt van een rond assen gelagerde transportbaan. Een aandrijving (niet getoond) is aanwezig voor het aandrijven van de transportbaan met de langwerpige groente 2 in de toevoerrichting 5. Een deel van 5 het toevoermiddel 6 is in meer detail getoond in figuur 3.

De transportbaan heeft vakken 7 tussen de schotten 12,13. De losse bladeren 10 steken daarbij uit die vakken 7 en liggen op een ondersteuningsvlak 14. Met het verwijzingscijfer 15 is een overgangsgebied aangegeven, 10 waarbij de langwerpige groente 2 wordt overgepakt van de transportbaan 6 af om verder te worden verwerkt in de inrichting 1. Dat wordt eveneens in figuur 3 in detail getoond.

Het groene uiteinde 10 wordt door vlak 14 ondersteund, 15 maar ligt in de in figuur 3 getoonde positie vrij en wordt, verder bewogen in de transportrichting 5, aangegrepen tussen de riemen 21,22 die worden geleid door de wielen 23,24, welke gelagerd 25 verbonden zijn met het gestel 3.

De riemen 21,22 klemmen het groene uiteinde 10 tussen de 20 riemen, waardoor de langwerpige groente 2 wordt overgepakt van de transportbaan 6 tot tussen de riemen en in de positie 26 worden gebracht zoals getoond in figuur 1. Een voorbeeld van de klemming door de riemen 21,22 is getoond in figuur 5.

Het groene uiteinde 10 is geklemd tussen de riemen, 25 terwijl het witte uiteinde 11 met wortel 12 daarvan uitsteekt. In eerste instantie is de aangrijping zodanig dat de groente 10 schuin ten opzichte van de verticaal hangt, maar de flexibele riemen 21,22 bijvoorbeeld van een rubber, in het bijzonder van het materiaal Linatex, dat stroef is ook 30 wanneer het nat wordt gemaakt, wordt verder geleid door wielen 30,31 die eveneens gelagerd met het gestel verbonden zijn, naar een in hoofdzaak verticale positie. Een aandrijving 33 is verbonden met tenminste één van de wielen 12 voor het aandrijven van de riemen 21,22 in een richting 34 voor tenminste het part 35 van de riemen.

Vanuit de vrijwel verticale positie 26 zoals getoond in figuur 2 van de langwerpige groente 38 wordt de langwerpige 5 groente via het door de riemen 21 en 22 gevormde transportmiddel verder geleid naar het in figuur 2 getoonde deel 40 voor het in een eerste stap afstropen of deels pellen van een blad van de groente 38. De groente 38 wordt tussen twee platen 41,42 geleid in hoofdzaak in een verticale 10 positie. De platen 41,42 hebben een V-vormige mond 43 en twee in hoofdzaak parallel aan elkaar liggende delen 44,45. De ruimte tussen de parallelle delen 44,45 wordt gebruikt voor het deels afstropen van één of meer buitenste vellen 46 van de groente.

15 Boven de ruimte tussen de parallelle platen 44,45 zijn een aantal sproeiers 51 aangebracht, welke in de getoonde uitvoeringsvorm een vloeistof spuiten van boven naar beneden tussen de parallelle delen 44,45 tegen de steel van de langwerpige groente.

20 Doordat in hoofdzaak langs de steel van de groente wordt gespoten, wordt het buitenste vel afgestroopt van die steel 47 en bij verder transport in de richting 50 wordt het vel 46 afgestroopt naar de positie zoals getoond met velletje 48.

Vel 48 is met nog slechts een klein deel verbonden met het 25 witte uiteinde van de langwerpige groente en het vel 48 is zodanig afgestroopt dat het onder invloed van de zwaartekracht naar beneden hangt tot voorbij de wortel 49 van die groente.

De sproeiers 51 zijn verbonden met een voorraad met 30 sproeimiddel, bijvoorbeeld water of water voorzien van een aanvullend reinigend middel. De vloeistof wordt onder druk gebracht en uit de respectievelijke mondstukken van de sproeiers gespoten in een richting die tenminste een 13 component heeft langs de steel 47 van de groente. Enkele langwerpige groenten hebben direct na het oogsten een buitenste 46 dat deels afgestorven is en moet worden verwijderd of worden gepeld teneinde het product verkoopbaar 5 te maken en verdere verrotting van dat vel te voorkomen.

De sproeiers 51 zijn schuin ten opzichte van de horizontaal als onderdeel van het krachtmiddel volgens de uitvinding aangebracht. Daarbij volgen de sproeiers het verdergaand afstropen van vel 46 naar de positie van vel 48. 10 Tevens kunnen de mondstukken van de sproeiers 51 ten opzichte van elkaar verschillen. Het mondstuk van sproeier 52 kan groter zijn, waardoor een lagere druk met de vloeistof wordt verkregen bij het spuiten dan de mondstukken van sproeiers 53. Hierdoor zal het spuiten meer nabij het groene einde van 15 de groente met een lagere kracht/druk plaatsvinden, dan het sproeien nabij het witte uiteinde van de groente door middel van de sproeiers 53. Het te verwijderen blad 46 is met variërende kracht verbonden met de steel 47. Meer nabij het groene einde is die kracht kleiner dan meer nabij het witte 20 einde, waardoor een krachtverdeling van de sproeimiddelen 51 voordelig is.

Het gestel 3 is in de getoonde uitvoeringsvorm van figuur 1 voorzien van twee aparte transportmiddelen beide gevormd door flexibele riemen. Beide transportmiddelen zijn verbonden 25 met aandrijving 33 die door middel van een schematisch getoonde transmissie 54 de respectievelijke wielen 55,56 van het eerste transportmiddel met flexibele riemen 21,22 aandrijft en de assen 57,58 verbonden met respectievelijke wielen voor de aandrijving van de flexibele riemen 59,60.

30 Het tweede transportmiddel met flexibele riemen 59,60 geleidt de langwerpige groente vanaf stroomafwaarts van het krachtmiddel 40 langs en over het aangrijp- en verwijdermiddel 70, het ontwortelmiddel 71 naar een 14 horizontale afvoer 72 en langs een lengte snijmiddel 73. Het verdere transport bij het tweede transportmiddel zal hieronder worden beschreven.

De langwerpige groente 80 met de deels afgestroopte 5 vellen 81 wordt door het tweede transportmiddel aangegrepen, meer nabij het witte einde 82 van die groente door het tweede transportmiddel in de vorm van flexibele riemen 59,60. Hierdoor wordt een meer stabiele aangrijping verkregen. Doordat grotere krachten in deze tweede fase op de groente 10 worden uitgeoefend, is een stabiele aangrijping gewenst.

Daarbij wordt de langwerpige groente geleid over twee schuin geplaatste dubbele riemeenheden voor het aangrijpen en verwijderen van de reeds deels afgestroopte vellen 81 van de langwerpige groente 80. De werking hiervan zal nu worden 15 beschreven. De eenheden zijn achter elkaar in de transportrichting op het gestel aangebracht. Zij bevinden zich direct onder het transportmiddel.

De dubbele riemeenheid 91 omvat twee riemen 93,94 die gespannen zijn tussen respectievelijke schijven 95,96, 20 waarbij schijf 96 via een as 97 verbonden is met een transmissie 98 waaraan een aandrijving 99 is verbonden. Door middel van de aandrijving bewegen de riemen met een snelheid die vrijwel overeenkomt met de snelheid van beweging van het tweede transportmiddel gevormd door riemen 59,60. De 25 rotatierichting van de riemen 93,94 is respectievelijk getoond door pijlen 100 en 101.

Het de dubbele riemeenheid 91 wordt een afgestroopt vel 81, dat onder invloed van de zwaartekracht hangt tot onder de wortel 104, aangegrepen. Bij verdere beweging volgens pijl 30 105 onder invloed van het tweede transportmiddel zal het aangegrepen vel 81 door de schuine positie ten opzichte van de horizontaal van de dubbele rieminrichting 91 verder worden afgestroopt. Het vel 81 wordt geklemd tussen de twee riemen 15 93,94 en wordt door de schuine plaatsing naar beneden getrokken. Daardoor kan een zeer grote kracht worden uitgeoefend om het vel 81 uiteindelijk te verwijderen van het witte uiteinde 82. Die bewerking wordt herhaald met de tweede 5 dubbele rieminrichting 92 waarvan de werking vergelijkbaar is.

De langwerpige groente 80 wordt boven de dubbele rieminrichtingen 91,92 en ontwortelmiddel 71 in hoofdzaak in een verticale positie getransporteerd en wordt daarbij geleid 10 door de in hoofdzaak langs de transportrichting 105 aangebrachte geleiders 110 en 111. De geleiders hebben een aanvullende functie om de langwerpige groente 80 op correcte wijze voor te positioneren voor de dubbele rolleninrichting 91, voor de dubbele rolleninrichting 92 en voor het 15 ontwortelmiddel 71. De dubbele rolleninrichtingen 91,92 en het ontwortelmiddel 71 zijn uitgelijnd met de tweede transportbaan en geleidingsmiddelen 110 om de langwerpige groente 80 in hoofdzaak in een verticale positie aan te grijpen en te bewerken.

20 De dubbele rieminrichtingen 91,92 kunnen het te verwijderen vel 81 met een aanzienlijk grotere kracht aangrijpen, doordat gebruik wordt gemaakt van klemmen. Dat klemmen is mogelijk, in tegenstelling tot de stand van de techniek, doordat in een eerste stap met krachtmiddel 40 de 25 vellen 46 en 48 zijn afgestroopt tot voorbij de wortel, waardoor het aangrijpen door middel van klemmen met de riemen van het vel dat onder de wortel 104 uitsteekt met de dubbele rieminrichting 91,92 mogelijk wordt. De steel van de langwerpige groente zit hierbij het aangrijpen niet in de 30 weg. Doordat met twee fasen/twee stappen worden gewerkt, kan in een eerste stap met het krachtmiddel 40 een in hoofdzaak kleinere kracht worden gebruikt voor het in een eerste stap afstropen van het buitenste vel en kan bij het aangrijpen en 16 verwijderen met de dubbele rieminrichting 91,92 een grotere kracht worden uitgeoefend voor het overbruggen van de grotere kracht die nodig is voor het uiteindelijk verwijderen van de afgestroopte vellen 81.

5 In een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt het verwijderen van het reeds deels afgestroopte vel 81 ook op andere wijze mogelijk. Het afgestroopte vel kan worden opgevangen in een vaste klem, die bij waarneming van de aanwezigheid van het vel gesloten wordt en het vel wegtrekt. 10 Ook kan met borstels worden gewerkt. In nog een andere uitvoeringsvorm kan een vrijwel verticaal geplaatste dubbele rieminrichting worden gebruikt die met hoge snelheid draait en die voor een snelle verwijdering van het blad zorg draagt.

De uitvoering zoals getoond in figuur 2 heeft als verder 15 voordeel dat het deels afgestroopte vel 81 langzaam, bij voorkeur met een steeds groter wordende kracht, wordt verwijderd. Dat leidt tot mindere beschadigingen aan het witte uiteinde van de langwerpige groente 80.

De afgestroopte vellen 81 van de gepelde groente 80 20 vallen op de grond. Zichtbaar zijn de resten 111.

De gepelde groente 120 wordt door het tweede transportmiddel verder bewogen in de richting 105. Doordat de langwerpige groente 2 op de transportbaan 6 met worteluiteinde tegen de opstaande zijde 121 van de 25 transportbaan 6 is geplaatst, hebben de door de eerste en tweede transportmiddelen aangegrepen groenten, een lengte die onder het transportmiddel uitsteekt die ongeveer gelijk zijn. Die lengte is in figuur 2 aangegeven met pijl 122. Op een afstand die iets groter is dan de lengte 122 onder het tweede 30 transportmiddel bevindt zich het ontwortelmiddel 71. Het ontwortelmiddel wordt iri de getoonde uitvoering gevormd door twee gelagerde assen 124,125 waarvan er tenminste één voorzien is van een helische groef 126. De assen zijn 17 gelagerd tussen twee blokken 128,129 en tenminste één van de assen is verbonden met een aandrijving 130. De rollen bewegen tegen elkaar in. De wortel 135 wordt door de tegen elkaar in rollende assen 124,125 opgegeten tussen die assen. De rotatie 5 van as 124 wordt weergegeven door pijl 134. As 125 roteert tegengesteld. Door dat opeten van de wortel 135 tussen de twee assen 125,126 wordt de langwerpige groente 140 verkregen zoals getoond in figuur 1, welke ontdaan is van de wortel.

In een andere uitvoeringsvorm wordt het getoonde 10 ontwortelmiddel ook gebruikt als aangrijp- en verwijdermiddel voor het verwijderen van het afgestroopte blad. Het getoonde ontwortelmiddel kan het onderwerp zijn van een afsplitsing.

De riemen 59 en 60 worden langs wielen 160,161 die gelagerd met het gestel verbonden zijn, geleid en worden 15 verder geleid naar de wielen 162,163 die getoond zijn in figuur 4 en die zijn aangebracht nabij de volgende module voor het verwerken van de langwerpige groente 140. Stroomafwaarts van het ontwortelmiddel 71 en stroomopwaarts van het lengte snijmiddel 73 wordt de langwerpige groente van 20 een in hoofdzaak verticale positie geleid naar een in hoofdzaak horizontale positie.

Aan het gestel 3 is het lengte-snijmiddel 73 aangebracht. Dat omvat in de getoonde uitvoeringsvorm een wiel 170 dat enerzijds een aandeel functie heeft voor het met de 25 inrichting 171 gelijk aanbrengen van de worteluiteinden 172 van de respectievelijke langwerpige groente 173 en verwijdert eventuele grove resten van de overgebleven wortel aan het uiteinde 172. De groente 173 wordt uit het tweede transportmiddel overgezet om de horizontale transportbaan 175 30 gevormd in de getoonde uitvoeringsvorm door drie riemen 176,177 en 178, welke rond respectievelijke schijven worden geleid. De riemen 176-178 steunen de liggende langwerpige groente 173.

18

Nadat schijf 170 de in figuur 4 getoonde linker uiteinde van de langwerpige groente heeft uitgelijnd met de stippellijn 179, wordt het groene uiteinde 180 van de langwerpige groente 173 gebracht tussen twee schijven 181,182 5 die een scherpe langszijde 183 hebben en die door middel van as 184,185 verbonden zijn met een aandrijving 186. Het groene uiteinde 180 wordt hierdoor deels verwijderd en de groente wordt op een lengte gebracht die is aangegeven met pijl 190. Andere snijmiddelen of op lengte brengmiddelen dan de 10 getoonde uitvoering volgens figuur 4 zijn mogelijk en de vakman zal hier uit de verschillende mogelijkheden kunnen kiezen.

Figuur 5 toont een andere uitvoeringsvorm van het krachtmiddel voor het in een eerste stap afstropen van het te 15 verwijderen vel van de langwerpige groente. Een langwerpige groente 200 wordt in plaats van of aanvullend aan de in figuur 2 getoonde sproeiers 51 daarbij aangegrepen door twee riemen 201, op het groene uiteinde 203 geleid tussen twee in hoofdzaak horizontaal geplaatste borstels 204,205. De 20 borstels hebben een langs-as 206,207, welke in een getoonde uitvoeringsvorm loodrecht in en uit het papier van de tekening gericht zijn. De borstels kunnen roteren rond de lengte-as 206,207 volgens pijlen 208,209 en oefenen daarbij een afstropende kracht uit op de buitenste vellen van de 25 langwerpige groente 200 in de richting van het witte uiteinde 210 van de groente. Meerdere borstels kunnen op een vergelijkbare wijze als de sproeiers getoond in figuur 2 worden aangebracht voor het afstropen van het buitenste blad van de groente.

30 Figuur 6 toont een verdere uitvoeringsvorm waarbij de borstels schuin geplaatst zijn zodanig dat het vel kan worden afgestroopt naar een positie, zoals getoond met vel 215.

19

Alhoewel de uitvinding beschreven is aan de hand van de voorkeursuitvoeringsvorm, zal het duidelijk zijn dat de vakman verschillende variaties kan aanbrengen binnen het concept van de uitvinding. Verschillende andere 5 krachtmiddelen kunnen worden gebruikt en ook de uitvoering van het aangrijp- en verwijdermiddel kan afwijken van de getoonde uitvoeringsvorm. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgesloten conclusies.

1031289

Claims (19)

1. Werkwijze voor het pellen van een langwerpige groente met een eerste groen uiteinde en een tweede uiteinde met 5 wortel omvattende: - het verschaffen van de langwerpige groente - het in een krachtveld brengen van de langwerpige groente, waarbij de kracht ten minste een component heeft die in hoofdzaak parallel aan de lengterichting van de groente 10 naar het uiteinde met wortel toe is gericht, waardoor een blad van de groente tot over de wortel wordt gestroopt, - het aangrijpen en verwijderen van het over de wortel afgestroopte blad.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het aangrijpen omvat het klemmen van het blad.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het klemmen van het blad omvat het tussen twee riemen klemmen van het blad.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de riemen van de wortel af bewegen.

5. Werkwijze volgens een van de conclusie 1-4, waarbij de 25 langwerpige groenten worden getransporteerd door het nabij het groene uiteinde aangrijpen van de groente. 1 1031289 Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij het aangrijpen en verwijderen van het blad omvat het tussen twee schuin ten 30 opzichte van de transportrichting geplaatste riemen klemmen van het blad.

7. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-6, waarbij de wortel wordt verwijderd.

8. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-7, waarbij 5 het krachtveld wordt gevormd door vloeistof spuitende sproeiers.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij meerdere sproeiers op de groente gericht zijn, en waarbij de sproeiers 10 gericht op het groene uiteinde met een lagere druk spuiten dan de op het wortel uiteinde gerichte sproeiers.

10. Inrichting voor het pellen van een langwerpige groente zoals een lente ui, omvattende een gestel, een op het 15 gestel aangebracht toevoermiddel voor de groenten, een krachtmiddel voor het op de langwerpige groente uitoefenen van een kracht in de lengterichting van de groente voor het afstropen van een blad daarvan, een op het gestel aangebracht aangrijp- en verwijdermiddel van het afgestroopte blad van de 20 groente en een transportmiddel voor het van het toevoermiddel langs het krachtmiddel en boven het aangrijp- en verwijdermiddel voeren van de groente.

11. Inrichting volgens conclusie 10, waarbij het 25 krachtmiddel ten minste een sproeier omvat die gericht is langs de door het transportmiddel aangegrepen langwerpige groente.

12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij het 30 krachtmiddel een aantal sproeiers omvat, waarbij ten minste een nabij het transportmiddel aangebrachte sproeier een grotere kracht uitoefent op de groente dan een meer van het transportmiddel verwijderde sproeier.

13. Inrichting volgens een van de conclusies 10-12, waarbij het aangrijp- en verwijdermiddel ten minste een riem omvat.

14. Inrichting volgens conclusie 13, waarbij het aangrijp- en verwijdermiddel ten minste twee riemen omvat voor het tussen de riemen klemmen van het afgestroopte blad.

15. Inrichting volgens conclusie 14, waarbij de riemen 10 een klemmend part hebben dat langs de transportrichting van het transportmiddel gericht is.

16. Inrichting volgens conclusie 15, waarbij het klemmende part schuin ten opzichte van het transportmiddel is 15 aangebracht, waarbij de riemen zich verwijderen van het transportmiddel in de transportrichting.

17. Inrichting volgens een van de conclusies 10-16, waarbij de inrichting verder een ontwortelmiddel omvat. 20

18. Inrichting volgens conclusie 17, waarbij het ontwortelmiddel twee parallelle, tegen elkaar roterende assen omvat.

19. Inrichting volgens conclusie 17 of 18, waarbij een aantal sproeiers gericht zijn op het ontwortelmiddel voor het naar het ontwortelmiddel toe spuiten van wortels van de groente.

20. Inrichting volgens een van de conclusies 10-19, waarbij geleidingsmiddelen zijn aangebracht parallel aan de bewegingsrichting van het transportmiddel voor het geleiden van de uit het transportmiddel stekende groente. 1031289