NL1030956C2 - Inrichting voor het aan een spoorrail bevestigen van een beveiligings-constructie. - Google Patents

Description

t r

Inrichting voor het aan een spoorrail bevestigen van een beveiligings-constructie.

[001] De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het aan een spoorrail bevestigen van een beveiligings-con- 5 structie, welke inrichting een langgerekt deel, zoals in de vorm van een buis, bezit dat onder de spoorrail door kan worden geschoven en waarbij is voorzien in middelen om de buis op de voet van de rail vast te zetten.

[002] Bij het werken aan een spoorbaan wordt ter beveiliging 10 van de baanwerkers gebruik gemaakt van een beveiligings-constructie, zoals in de vorm van een hekwerk. Dit hekwerk moet op een dusdanige afstand van de spoorrail staan, dat het niet door een trein kan worden geraakt. In .vele gevallen ie het echter gewenst het hekwerk zo dicht mogelijk bij de spoorbaan 15 te plaatsen. Het in de grond slaan van palen is in dat geval meestal niet mogelijk of minder gewenst, zodat gekozen wordt voor bevestiging van het hekwerk aan de aanwezige spoorrails.

[003] Nu is echter de breedte van de voet van spoorrails niet voor alle spoorrails gelijk. Bij de bekende beveiligings-con- 20 etructies kan dit bezwaren opleveren.

[004] Verder vereist het vastzetten van de buis op de voet van de spoorrail bij de bekende constructies relatief veel tijd, gedurende welke periode geen trein het bewuste traject mag passeren.

25 [005] Het doel van de uitvinding is nu een inrichting te ver schaffen waarbij afwijkingen in de breedte van de voet van de spoorrails gemakkelijk kunnen worden opgevangen en welke inrichting snel te monteren is.

[005] Volgens de uitvinding wordt er daartoe in voorzien, dat 30 met het vrije einde van de buis een haakvormig deel ie gekoppeld dat over de ene zijde van de voet van een spoorrail heen kan komen te vallen en dat op afstand daarvan over de buis een bus verschuifbaar maar «niet verdraaibaar is, die ten minste één haak bezit, die over de andere zijde van de voet van de 35 spoorrail heen kan komen te vallen en welke bus op zijn, in de gemonteerde stand, bovenste vlak een sleuf bezit waarin een schamierbaar met de bus verbonden nok steekt, die samen kan werken met een vertanding aangebracht in of op het bovenvlak »0309,56 « » * 2 van de buis, waarbij de nok en de vertanding zodanig zijn uitgevoerd en aangébracht, dat de nok en daarmee de bue kan worden geblokkeerd in de stand waarbij de met de bus verbonden haak zich boven de voet van de spoorrail bevindt.

5 [007] Nadat de buis onder de spoorrail door is geschoven en iets is terug getrokken zodat het haakvormige deel aan het einde ervan zich boven de voet van de spoorrail bevindt kan de bus over de buis heen, naar de voet van de spoorrail toe, worden geschoven. Dit kaïn snel plaats vinden terwijl de nok bij 10 deze verplaatsing over de vertanding heen snapt en in de eindstand van de bus tegen een tand van de vertanding aan komt te liggen. Hierdoor kan de bus geen teruggaande beweging meer uitvoeren. De periode dat de spoorbaan niet door het treinverkeer kan worden gebruikt, kan hierdoor aanmerkelijk worden 15 bekort.

[006] De mogelijkheid bestaat de nok zodanig uit te voeren en scharnierend met de bus te verbinden, dat hij door de zwaartekracht in de vertanding komt te vallen. De vrije draaiing van de nok zou echter kunnen worden tegengewerkt, zoals bijvoor-20 beeld door vuil.

[009] In verband daarmee kan er volgens de uitvinding in worden voorzien, dat de nok onder inwerking van een trekveer staat, die zodanig met de bus en de nok is verbonden, dat de nok in beide standen een stabiele positie inneemt.

25 [010] De opeenvolgende tanden van de vertanding op de buis zullen zich op een zekere, hoewel kleine, afstand van elkaar bevinden. Dit zou met zich mee kunnen brengen, dat de vast-klemming van de inrichting op de voet van de spoorrail minder stabiel is dan gewenst.

30 [011] In verband hiermee kan er volgens de uitvinding in wor den voorzien, dat het met het vrije einde van de buis gekoppelde haakvormige deel een schuifstuk bezit, dat verschuifbaar in de buis is aangebracht en door een veer naar binnen toe in de buis wordt getrokken*tot een radiaal naar buiten toe uit de 35 buis stekend deel van het schuif stuk tegen een met de buis verbonden aanslag aan wordt getrokken.

[012 [ Daar het haakvormige deel slechte over een geringe afstand behoeft te worden verplaatst, namelijk in principe over een afstand die kleiner is dan de afstand tussen twee

10 3 0 9:5 B

3 tanden van de vertandlng kan de veer tueeen het echui£stuk en de buis een relatief grote kracht uitoefenen. Verder kan er voor worden gezorgd, dat het schuif stuk slechts over de noodzakelijke afstand kan worden verplaatst. Hierdoor wordt een 5 goede verbinding van de buis met de spoorrail verkregen.

[013] Daarbij kan er in worden voorzien, dat de bus twee, zich op afstand van elkaar bevindende, haken bezit die over de spoorrail heen kunnen komen te vallen, terwijl tussen de haken in een magneet is aangebracht, die tegen de spoorrail aan kan 10 komen te liggen. Hierdoor kan de montage verder worden vergemakkelijkt.

[014] De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoeringe-voorbeeld, getoond in de tekening, waarin:

Fig. 1 een bovenaanzicht toont van een inrichting volgens 15 de uitvinding aangebracht op een spoorrail;

Fig. 2 een doorsnede toont over de inrichting van fig. 1 volgens de lijn II - II;

Fig. 3 en 4 perspectivische aanzichten tonen vanaf de twee zijden van de in de figuren 1 en 2 getoonde spoorrail met 20 de daarop aangebracht inrichting.

[015] De in de tekening getoonde inrichting omvat allereerst een buis 1, in dit geval met een rechthoekige dwars-doorsnede, die zich vanaf de spoorrail 2 naar buiten toe uitstrekt en via een verlengstuk 3 is verbonden met een verder niet getoond 25 hekwerk, dat de beveiliging voor de spoorbaan vormt.

[016] Bij het vrije einde van de buis 1 ie een haakvormig deel 4 aanwezig, dat is voorzien van een schuifstuk 5 dat verschuifbaar in de buis 1 is opgenomen en door een veer 6 naar binnen toe in de buis wordt getrokken. De afstand waar- 30 over het schuifstuk 5 zich in de buis 1 kan verplaatsen is slechts gering, namelijk niet meer dan de afstand tussen de hier na beschreven tanden van de vertanding. Het haakvormige deel 4 strekt zich uit over de voet 7 van de spoorrail 2.

[017] Bij de andere zijde van de spoorrail 2 is op de buis 1 35 een bus 8 verschuifbaar aangebracht. De bus is voorzien van een sleuf 9 waar een nok 10 in steekt, die verzwenkbaar is om een as 11, die wordt ondersteund door lippen 12, die vanaf de bus 8 naar boven toe steken.

[018] Zoals in het bijzonder getoond in figuur 4 kan zich 103 09,56 4 tussen de nok 10 en de bus Θ een veer 13 uitstrekken, zodat de nok door de veer naar de twee uiterste standen toe wordt getrokken. De veer 13 zou ook weggelaten kunnen worden wanneer de nok 10 zodanig is uitgevoerd, dat hij door zijn eigen 5 gewicht naar de in de tekening getoonde stand toe beweegt waarbij hij met de vertanding 14 in aangrijping is.

[019] De nok 10 is voorzien van een rand die aan kan komen te liggen tegen een tand van de vertanding 14, die is aangebracht in het bovenvlak 15 van de bus 8.

10 [020] De bus 8 is verder voorzien van een twee haken 16 die over de voet 7 van de rail 2 heen kunnen vallen [021] Zoals reeds toegelicht wordt bij het gebruik van de inrichting de buis 1 onder de spoorrail 2 door geschoven totdat het haakvormige deel 4 zich achter de voet 7 van de 15 spoorrail 2 bevindt. Bet haakvormige deel 4 wordt dan over de voet 7 heen getrokken en daarna wordt de bus 8 naar de spoorrail 2 toe geschoven, totdat de haken 16 zich over de voet 7 van de rail 2 uitstrekken.

[022] Daarbij bestaat nog de mogelijkheid om tussen de haken 20 16 van de bus 8 in een magneet 18 aan te brengen. Bij het naar de spoorrail 2 toe schuiven van de bus 8 zal de magneet 18 tegen de spoorrail 2 aan komen te liggen waardoor de bus op zijn plaats wordt gehouden. Dit kan de montage van de inrichting vergemakkelijken.

25 [023] Bij de verplaatsing van de bus 8 snapt de nok 10 over de vertanding 14 heen, daarbij eventueel aangetrokken door de veer 13. In de eindstand van de bus 8 bevindt de rand van de nok 10 zich achter een tand van de vertanding 14 en kan de bus niet worden teruggetrokken.

30 [024] Bij het demonteren van de inrichting zal de nok 10 naar de andere stand worden verzwenkt en in deze stand worden gehouden door de veer 13 zodat de bus 8 kan worden verschoven en de tanden 16 ervan vrij komen van de voet 7 van de spoorrail 2. De buis 1 kan dan in .de richting naar de spoorrail 2 toe 35 worden geschoven totdat het haakvormige deel 4 vrij is van de voet 7 en onder de spoorrail 2 kan worden weggetrokken.

[025] Om het gemakkelijk hanteren van de diverse onderdelen mogelijk te maken zijn deze op de zijkanten voorzien van pennen 17 waarop passend gereedschap aan kan grijpen.

103 0 9;5 6 ‘ 5 [026] Het zal duidelijk zijn, dat slechts een enkele mogelij-ke uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding in de tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wijzigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvin-5 dings-gedachte te vallen, zoals deze in de conclusies is aangegeven.

* 03 09:5 6 '

Claims (4)

1. Inrichting voor bet aan een spoorrail (2) bevestigen van een beveiligings-constructie, welke inrichting een langgerekt deel, zoals in de vorm van een buis (1), bezit dat onder de 5 spoorrail door kan worden geschoven en waarbij is voorzien in middelen om de buis op de voet van de rail vast te zetten, met het kenmerk, dat met het vrije einde van de buis (1) een haakvormige deel (4) is gekoppeld dat over de ene zijde van de voet (7) van een spoorrail (2) heen kan komen te vallen en dat 10 op afstand daarvan over de buis (1) een bus (8) verschuifbaar maar niet verdraaibaar -is, die ten minste één haak (16) bezit, die over de andere zijde van de voet (7) van de spoorrail (2) heen kan komen te vallen en welke bus (8) in zijn, in de gemonteerde stand, bovenste vlak een sleuf (9) bezit waarin een 15 schamierbaar met de bus verbonden nok (10) steekt, die samen kan werken met een vertanding (14) aangebracht in of op het bovenvlak (15) van de buis (1), waarbij de nok (ïo) en de vertanding (14) zodanig zijn uitgevoerd en aangebracht, dat de nok (10) en daarmee de bus (8) kan worden geblokkeerd in de 20 stand waarbij de met de bus verbonden haak (16) zich boven de voet (7) van de spoorrail (2) bevindt.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de nok (10) onder inwerking van een trekveer (13) staat, die zodanig met de bus (8) en de nok (10) is verbonden, dat de nok 25 (10) in beide standen een stabiele positie inneemt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het met het vrije einde van de buis (1) gekoppelde haakvormige deel (4) een schuif stuk (5) bezit, dat verschuifbaar in de buis (l) is aangebracht en door een veer (6) naar binnen toe 30 in de buis (1) wordt getrokken tot een radiaal naar buiten toe uit de buis (1) stekend deel van het schuif stuk (5) tegen een met de buis (1) verbonden aanslag aan wordt getrokken.

4. Inrichting volgens een der voorgaande Conclusies, met het kenmerk, dat de bus (8) twee, zich op afstand van elkaar 35 bevindende, haken (16) bezit die over de spoorrail (2) heen 70309-55' kunnen komen te vallen, terwijl tussen de haken (16) ln een magneet (18) Is aangebracht, die tegen de spoorrail (2) aan kan komen te liggen. 10 3 0 95 6 ‘