NL2007445C2 - Bevestigingsmiddel, rolstoelinrichting voorzien van een dergelijk bevestigingsmiddel, alsmede het gebruik daarvan. - Google Patents

Description

Bevestigingsmiddel, rolstoelinrichting voorzien van een dergelijk bevestigingsmiddel, alsmede het gebruik daarvan.

BESCHRIJVING

5 De onderhavige uitvinding betreft een bevestigingsmiddel voor het losneembaar bevestigen van een voorwerp, bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, aan een langwerpig buisdeel van een gestel van een rolstoelinrichting.

Bij een bekende rolstoelinrichting is het rugkussen losneembaar bevestigd aan het gestel van de rolstoelinrichting. Op deze wijze kan het rugkussen 10 losgenomen worden, om reiniging van de bekleding mogelijk te maken. Daartoe kan, na het losnemen van het rugkussen, de bekleding verder losgenomen worden van het frame van het rugkussen. Zo is het mogelijk om de bekleding op eenvoudige wijze te reinigen.

Voor het losneembaar bevestigen van het rugkussen aan het gestel 15 van de rolstoel, wordt een bevestigingsmiddel gebruikt. In een bekende uitvoering, is het bevestigingsmiddel een zogeheten Speedclip SCP, zoals bijvoorbeeld vervaardigd door de firma Don Quichotte. De Speedclip SCP omvat een blokvormige basis waarin een doorgaand gat voorzien is voor het met behulp van een schroef met plug bevestigen van de basis aan het frame van het rugkussen. Aan twee tegenover 20 elkaar gelegen zijden van de basis strekken zich in totaal twee langgerekte en enigszins gekromde lichamen uit. De lichamen zijn scharnierbaar verbonden met de basis. Aan uiteinden van de lichamen zijn haakranden voorzien, zodanig dat de uiteinden van de lichamen naar elkaar toegebracht kunnen worden en aan elkaar gehaakt kunnen worden. In deze gehaakte toestand is een doorgaand gat gevormd, 25 waarin een buisvormig deel van het gestel opgenomen kan worden. Het kussen kan dus bevestigd worden aan het gestel, door het basisdeel nabij het buisvormig deel van het gestel te plaatsen, en vervolgens de lichamen rondom de buis te scharnieren, en aan elkaar te haken.

Het is een nadeel van het bekende bevestigingsmiddel, dat deze 30 relatief onveilig is. Bij een harde impact op de rolstoel (bijvoorbeeld bij een botsing tijdens transport van de rolstoel) kan de haakvormige verbinding losschieten, of het uiteinde van de lichamen breken, waardoor het rugkussen los kan komen. Dit is ongewenst.

2

Een verder nadeel van het bekende bevestigingsmiddel is dat deze door een gebruiker juist weer relatief moeilijk los te nemen is. De benodigde kracht is relatief groot, waardoor de gebruiker vaak aanvullend gereedschap moet gebruiken voor het losnemen van het bevestigingsmiddel.

5 Het is derhalve een doel van de onderhavige uitvinding, om te voorzien in een bevestigingsmiddel dat in staat is om harde impacts op de rolstoel te weerstaan, maar waarbij de bevestiging toch relatief eenvoudig door een gebruiker is los te nemen, bij voorkeur zonder gebruik te maken van aanvullend gereedschap.

Daartoe voorziet de uitvinding in een bevestigingsmiddel van de 10 bovengenoemde soort. Het bevestigingsmiddel omvat een eerste bevestigingsdeel dat verbindbaar is met een zijde van het voorwerp, zoals het rugkussen van de rolstoelinrichting. Het bevestigingsmiddel omvat een tweede bevestigingsdeel dat verbindbaar is met het langwerpig buisdeel van het gestel van de rolstoel. In een gemonteerde toestand is een langsrichting van het bevestigingsmiddel in hoofdzaak 15 parallel aan een langsrichting van het buisdeel, althans ter plaatse van het bevestigingsmiddel. Het eerste bevestigingsdeel is losneembaar met het tweede bevestigingsdeel verbindbaar voor het losneembaar met de rolstoelinrichting verbinden van het voorwerp. Volgens de uitvinding is het eerste bevestigingsdeel voorzien van een eerste bevestigingsorgaan dat is ingericht om in aangrijping te zijn 20 met een op het tweede bevestigingsdeel voorzien tweede bevestigingsorgaan, waarbij het eerste bevestigingsorgaan en het tweede bevestigingsorgaan zodanig zijn geconfigureerd dat ze in de gemonteerde toestand een relatieve dwarsbeweging van het eerste bevestigingsdeel ten opzichte van het tweede bevestigingsdeel dwars op de langsrichting van het bevestigingsmiddel blokkeren en een relatieve 25 langsbeweging in ten minste de langsrichting van het bevestigingsmiddel vrijgeven voor het via de relatieve langsbeweging losneembaar met elkaar verbinden van het eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel. Een schuifbeweging in de langsrichting is dus toegestaan, maar een beweging dwars op de langsrichting wordt beperkt. Het toestaan van de relatieve langsbeweging zorgt ervoor dat het tweede 30 bevestigingsdeel los geschoven kan worden van het eerste bevestigingsdeel, door deze in de langsrichting te bewegen. De gebruiker kan dus relatief eenvoudig de bevestiging tot stand brengen en weer ongedaan maken, zonder dat daarbij aanvullende gereedschappen noodzakelijk zijn. Verder zorgt de blokkering van de 3 beweging in de dwarsrichting ervoor dat een veilige verbinding verkregen wordt, die ook harde impacts kan weerstaan, aangezien bij een impact de optredende krachten zich ook in de dwarsrichting zullen manifesteren. Daarmee wordt het doel van de onderhavige uitvinding bereikt.

5 In een uitvoeringsvorm, omvat een van het eerste bevestigingsorgaan en het tweede bevestigingsorgaan een zich in een langsrichting van het bevestigingsmiddel uitstrekkend langgestrekt bevestigingslichaam, en omvat het andere van het eerste bevestigingsorgaan en het tweede bevestigingsorgaan een aan het bevestigingslichaam aangepaste, zich in de langsrichting van het 10 bevestigingsmiddel uitstrekkende bevestigingsgroef voor het daarin opnemen van het bevestigingslichaam. Met een dergelijke uitvoering wordt op relatief eenvoudige wijze een bevestigingslichaam verkregen waarbij de bevestigingsdelen in de langsrichting beweegbaar zijn voor het tot stand brengen van de verbinding, of het losnemen daarvan, en waarbij de optredende krachten in de dwarsrichting goed 15 weerstaan kunnen worden. De benodigde sterkte van de verbinding in de dwarsrichting kan op eenvoudige wijze verkregen worden door de dimensies van het bevestigingslichaam aan te passen.

De stevigheid van de verbinding wordt verder vergroot wanneer het eerste bevestigingsorgaan en het tweede bevestigingsorgaan in de gemonteerde 20 toestand van het bevestigingsmiddel in hoofdzaak een vormgesloten verbinding vormen. De vormgesloten verbinding zorgt tevens voor enige weerstand tegen een relatieve beweging in de langsrichting, waardoor de verbinding slechts actief door een gebruiker verbroken kan worden gemaakt. De vormgesloten verbinding voorkomt of beperkt ook relatieve bewegingen in de dwarsrichting.

25 In een uitvoeringsvorm, is het bevestigingsmiddel voorzien van een aanslag voor het in de gemonteerde toestand in één langsrichting blokkeren van de relatieve beweging tussen het eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel. De éne langsrichting is daarbij bij voorkeur de langsrichting waarin de verbinding tot stand gebracht dient te worden. Hierdoor voelt de gebruiker 30 wanneer de verbinding volledig tot stand gebracht is, doordat het tweede bevestigingsdeel niet meer verder kan bewegen, aangezien de aanslag bereikt is. Ook zorgt de aanslag ervoor dat de verbinding, althans in die éne langsrichting, niet zonder meer losgenomen kan worden, waardoor het bevestigingsmiddel zorgt voor 4 een veiligere verbinding.

Bij voorkeur is de aanslag daarbij voorzien aan een kops uiteinde van de bevestigingsgroef. Derhalve vormt de aanslag een barrière tegen verdere beweging van het bevestigingslichaam.

5 Om de initiële positionering van het bevestigingslichaam in de bevestigingsgroef te vereenvoudigen, en om verschillen in toleranties in de verschillende onderdelen op te vangen, heeft het de voorkeur dat het bevestigingslichaam zodanig met een veerelement verbonden is dat het bevestigingslichaam in de losgenomen toestand verplaatsbaar is in een dwarsrichting 10 van het bevestigingsmiddel. Hierdoor kan enige speling opgevangen worden, zodanig dat het bevestigingslichaam toch in lijn met de bevestigingsgroef bewogen kan worden.

In een eenvoudige constructie, omvat het veerelement een plaatvormig wanddeel. Dit veerelement kan integraal verbonden zijn met het 15 bevestigingslichaam.

In een uitvoeringsvorm, is, althans in de gemonteerde toestand van het eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel, in het tweede bevestigingsdeel een doorgang voor het langwerpig buisdeel gevormd, waarbij de doorgang in de dwarsrichting begrensd is door omtrekswanden van ten minste het 20 tweede bevestigingsdeel. Hierdoor is het tweede bevestigingsdeel stevig verbindbaar op het langwerpig buisdeel.

Bij voorkeur is de doorgang in de gemonteerde toestand omsloten door omtrekswanden van zowel het eerste bevestigingsdeel als van het tweede bevestigingsdeel. In de losgenomen toestand van het eerste bevestigingsdeel en het 25 tweede bevestigingsdeel, is bij voorkeur een met de doorgang verbonden toevoeropening aanwezig in het tweede bevestigingsdeel voor het via deze toevoeropening losneembaar op het buisdeel plaatsen van het tweede bevestigingsdeel. Hierdoor is het tweede bevestigingsdeel eenvoudig losneembaar op het buisvormig deel te plaatsen. De toevoeropening bezit bij voorkeur kleinere 30 dimensies dan het buisdeel van het gestel waarop het tweede bevestigingsdeel geplaatst wordt. Deze kleinere dimensies zorgen ervoor dat enige klemkracht verkregen wordt. Er is enige kracht nodig om het tweede bevestigingsdeel op het gestel te plaatsen, en weer los te nemen. Bij het losnemen van de verbinding tussen 5 het eerste bevestigingsdeel en het tweede bevestigingsdeel blijft het tweede bevestigingsdeel derhalve goed op het buisvormig deel zitten. Hierdoor kan het tweede bevestigingsdeel niet kwijt raken. Bij verbinding met het eerste bevestigingsdeel, is het buisvormig deels omringd door omtrekswanden van het 5 eerste en het tweede bevestigingsdeel. Hierdoor wordt een stevige verbinding met het buisdeel verkregen.

Volgens een aspect voorziet de uitvinding in een rolstoelinrichting, omvattende een gestel met een langwerpig buisdeel waaraan een voorwerp, bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, losneembaar verbonden is door 10 middel van een bevestigingsmiddel volgens de uitvinding. Voordelen van een dergelijke inrichting zijn hierboven reeds toegelicht.

Volgens een aspect voorziet de uitvinding verder in het gebruik van een bevestigingsmiddel volgens de uitvinding, voor het bevestigen van een voorwerp, bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, aan een langwerpig 15 buisdeel van een gestel van een rolstoelinrichting. Het voorwerp kan daarbij eveneens een rugzak zijn, of een paraplu, of enig ander gebruiksvoorwerp dat door een gebruiker van de rolstoelinrichting nodig is of zou kunnen zijn.

De uitvinding zal navolgend worden toegelicht aan de hand van de figuurbeschrijving en de bijbehorende figuren, waarin tonen: 20 Fig. 1 - een aanzicht in perspectief van een bevestigingsmiddel in een deels bevestigde toestand;

Fig. 2a en 2b - een aanzicht in perspectief en een vooraanzicht, respectievelijk, van een bevestigingsmiddel in een volledig bevestigde toestand;

Fig. 3a en 3b - een onderaanzicht en een aanzicht in doorsnede 25 volgens lijn lllb-lllb in Fig. 2b van een bevestigingsmiddel in een bevestigde toestand.

Fig. 1 toont een aanzicht in perspectief van een bevestigingsmiddel 1. Het bevestigingsmiddel omvat een eerste bevestigingsdeel 10 dat bevestigbaar is op een plaatgedeelte 3 van bijvoorbeeld een frame van een rugkussen. Het 30 bevestigingsmiddel 1 omvat tevens een tweede bevestigingsdeel 20 dat bevestigbaar is op een buisvormig gedeelte 5 van een gestel van bijvoorbeeld een rolstoelinrichting. Het eerste bevestigingsdeel 10 is (volledig) losneembaar van het tweede bevestigingsdeel 20, dat wil zeggen dat de twee bevestigingsdelen 10, 20 6 niet integraal met elkaar verbonden zijn.

Het eerste bevestigingsdeel 10 is met daartoe geschikte middelen bevestigbaar aan het voorwerp 3. In de getoonde uitvoering, omvat het eerste bevestigingsdeel 10 een basisdeel waarin een doorgaande boring is aangebracht, 5 waardoor dit basisdeel middels een schroef 19 bevestigbaar is aan het voorwerp, eventueel met behulp van een plug. De vakman zal bekend zijn met geschikte middelen voor het tot stand brengen van deze verbinding. Het is echter ook mogelijk om het basisdeel te voorzien van een haakelement, zodanig dat een tas, of rugzak, of ander voorwerp bevestigbaar is aan het eerste bevestigingsdeel. Uiteraard zijn 10 andere manieren van bevestiging denkbaar, welke voor de vakman op zich bekend zijn.

Het tweede bevestigingsdeel 20 omvat een toevoeropening 27, waarmee het tweede bevestigingsdeel 20 schuifbaar bevestigbaar is op het buisvormige deel 5 van het gestel. De toevoeropening 27 heeft daarbij een iets 15 kleinere breedte dan de diameter van het buisvormige deel 5, zodanig dat een klemmende verbinding op het buisvormige deel 5 verkregen wordt. Hierdoor zal het tweede bevestigingsdeel 20 niet zomaar afneembaar zijn van het gestel, en kan het in de losgenomen toestand van de verbinding ook niet zonder meer kwijt raken. Een beweging van het tweede bevestigingsdeel 20 in een axiale richting A van het 20 buisdeel 5 wordt bij voorkeur toegestaan.

Het eerste bevestigingsdeel 10 is losneembaar bevestigbaar met het tweede bevestigingsdeel 20, door de bevestigingsdelen relatief in een langsrichting L van het bevestigingsmiddel 1 naar elkaar toe te bewegen. Dit kan tot stand komen door bijvoorbeeld het eerste bevestigingsdeel 10 op de gewenste eindpositie te 25 positioneren, en vervolgens het tweede bevestigingsdeel 20 in de axiale richting A over de buis 5 te schuiven. De bevestiging van de twee delen 10,20 komt dan tot stand met op het eerste bevestigingsdeel 10 voorziene eerste bevestigingsorganen 11 enerzijds, en op het tweede bevestigingsdeel 20 voorziene tweede bevestigingsorganen 21 anderzijds.

30 Fig. 2a en 2b tonen de gemonteerde toestand van het bevestigingsmiddel 1. Hier is te zien dat het voorwerp 3 zich in de gemonteerde toestand op een dwarsafstand van het buisdeel 5 bevindt. De bovenzijde van het eerste bevestigingsdeel 10 ligt in lijn met de bovenzijde van het tweede 7 bevestigingsdeel 20. Dit in lijn liggen wordt vergemakkelijkt doordat aan het uiteinde van de bevestigingsgroef 22 een aanslag 25 (zie Fig. 1) voorzien is. Deze blokkeert de relatieve beweging in een langsrichting L, en zorgt er tevens voor dat de bevestigingsgroef 22 slechts vanaf een zijde toegankelijk is. Derhalve kan het eerste 5 bevestigingsdeel 10 slechts vanaf één zijde in het tweede bevestigingsdeel 20 geschoven worden.

In de gemonteerde toestand zorgen de bevestigingsorganen 11, 21 ervoor dat een relatieve dwarsbeweging van het eerste bevestigingsdeel ten opzichte van het tweede bevestigingsdeel dwars op de langsrichting L van het 10 bevestigingsmiddel 1 geblokkeerd is. Tevens zorgen ze er voor dat een relatieve langsbeweging in ten minste de langsrichting L van het bevestigingsmiddel 1 vrijgegeven is zodanig dat via de relatieve langsbeweging het eerste bevestigingsdeel 10 en het tweede bevestigingsdeel 20 losneembaar met elkaar verbindbaar zijn.

15 De verbinding kan eenvoudig losgenomen worden door de bevestigingsdelen 10,20 relatief ten opzichte van elkaar in de langsrichting L (parallel aan axiale richting A van het buisdeel 5) te bewegen. Een beweging loodrecht op de langsrichting L, en dan in het bijzonder in de richting vanaf het buisdeel 5 radiaal naar de zijde 4 van het voorwerp 3 toe, wordt echter geblokkeerd. Een rotationele 20 beweging kan eventueel toegestaan worden, maar een dergelijke beweging kan op geschikte wijze ook geblokkeerd worden, bijvoorbeeld door toepassing van een aantal in een dwarsrichting op afstand van elkaar geplaatste bevestigingsmiddelen voor een enkel voorwerp. Bijvoorbeeld, voor het bevestigen van een rugkussen worden bij voorkeur in totaal vier bevestigingsmiddelen gebruikt. Ook kan met het 25 doel om de rotationele beweging tegen te gaan de door het tweede bevestigingsdeel 20 geleverde klemkracht op het buisdeel 5 vergroot worden. Dit is bijzonder geschikt wanneer het bevestigingsmiddel 1 gebruikt wordt voor het bevestigen van een relatief klein voorwerp aan het buisdeel 5 van het gestel.

Zoals te zien is in Fig. 2a, heeft het bevestigingsmiddel 1 in de 30 gemonteerde toestand van de twee bevestigingsdelen 10,20 de vorm van een cilindrische schijf. Op deze wijze zijn er geen scherpe randen aan het bevestigingsmiddel 1, waardoor de bevestiging ook relatief veilig voor de gebruiker is.

8

Fig. 3a en 3b tonen een onderaanzicht en een aanzicht in perspectief van het bevestigingsmiddel 1. Het eerste bevestigingsdeel 10 omvat daarbij aan weerszijden van het basisdeel aangebrachte bevestigingsorganen 11, in de vorm van zich in een langsrichting L van het bevestigingsmiddel 1 uitstrekkende 5 bevestigingslichamen 12. De bevestigingslichamen 12 zijn in de getoonde uitvoeringsvorm cilindrisch gevormd, maar kunnen uiteraard ook anders vormgegeven zijn. Het tweede bevestigingsdeel 20 omvat een tweede bevestigingsorgaan 21, in de vorm van twee bevestigingsgroeven 22 voor het daarin opnemen van de bevestigingslichamen 12.

10 In de gemonteerde toestand, is in het bevestigingsmiddel een doorvoeropening 25 gevormd, waardoorheen het buisdeel 5 opneembaar is. Dit buisdeel 5 is in de gemonteerde toestand omgeven door wanden van zowel het eerste bevestigingsdeel 10 als van het tweede bevestigingsdeel 20.

Voor het vereenvoudigen van het tot stand brengen van de 15 montage, zijn de bevestigingslichamen enigszins beweegbaar in een richting dwars op de langsrichting L. Daartoe zijn bijvoorbeeld veerelementen 14 voorzien. Deze plaatvormige elementen 14 zijn met een uiteinde verbonden aan een centraal basisdeel, en aan het overige uiteinde verbonden met het bevestigingslichaam. Hierdoor kunnen de plaatvormige elementen enigszins scharnieren ten opzichte van 20 het basisdeel, en zijn ook de bevestigingslichamen 12 enigszins beweegbaar. Op deze wijze kunnen de bevestigingslichamen op een juiste wijze in lijn gebracht worden met de bevestigingsgroeven 22.

De uitvinding is hierboven beschreven aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld. Andere uitvoeringen, die mogelijk onder de gevraagde 25 beschermingsomvang van de aangehechte conclusies vallen, zijn echter ook denkbaar.

Claims (11)

1. Bevestigingsmiddel (1) voor het losneembaar bevestigen van een voorwerp (3), bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, aan een langwerpig 5 buisdeel (5) van een gestel van een rolstoelinrichting, waarbij het bevestigingsmiddel (1) een eerste bevestigingsdeel (10) omvat dat verbindbaar is met een zijde (4) van het voorwerp (3), en waarbij het bevestigingsmiddel een tweede bevestigingsdeel (20) omvat dat verbindbaar is met het langwerpig buisdeel (5) van het gestel, waarbij in een gemonteerde toestand een langsrichting (L) van het bevestigingsmiddel (1) in 10 hoofdzaak parallel is aan een langsrichting (A) van het buisdeel, althans ter plaatse van het bevestigingsmiddel, waarbij het eerste bevestigingsdeel (10) losneembaar met het tweede bevestigingsdeel (20) verbindbaar is voor het losneembaar met de rolstoelinrichting verbinden van het voorwerp (3), waarbij het eerste bevestigingsdeel (10) voorzien is van een eerste bevestigingsorgaan (11) dat is ingericht om in 15 aangrijping te zijn met een op het tweede bevestigingsdeel voorzien tweede bevestigingsorgaan (21), waarbij het eerste bevestigingsorgaan (11) en het tweede bevestigingsorgaan (21) zodanig zijn geconfigureerd dat ze in de gemonteerde toestand een relatieve dwarsbeweging van het eerste bevestigingsdeel (10) ten opzichte van het tweede bevestigingsdeel (20) dwars op de langsrichting (L) van het 20 bevestigingsmiddel (1) blokkeren en een relatieve langsbeweging in ten minste de langsrichting (L) van het bevestigingsmiddel (1) vrijgeven voor het via de relatieve langsbeweging losneembaar met elkaar verbinden van het eerste bevestigingsdeel (10) en het tweede bevestigingsdeel (20).

2. Bevestigingsmiddel (1) volgens conclusie 1, waarbij een van het 25 eerste bevestigingsorgaan (11) en het tweede bevestigingsorgaan (21) een zich in een langsrichting (L) van het bevestigingsmiddel (1) uitstrekkend langgestrekt bevestigingslichaam (12) omvat, en waarbij het andere van het eerste bevestigingsorgaan (11) en het tweede bevestigingsorgaan (21) een aan het bevestigingslichaam (12) aangepaste, zich in de langsrichting (L) van het 30 bevestigingsmiddel uitstrekkende bevestigingsgroef (22) omvat voor het daarin opnemen van het bevestigingslichaam (12).

3. Bevestigingsmiddel (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste bevestigingsorgaan (11) en het tweede bevestigingsorgaan (21) in de gemonteerde toestand van het bevestigingsmiddel in hoofdzaak een vormgesloten verbinding vormen.

4. Bevestigingsmiddel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het bevestigingsmiddel (1) voorzien is van een aanslag (25) voor het in de 5 gemonteerde toestand in één langsrichting (L) blokkeren van de relatieve beweging tussen het eerste bevestigingsdeel (10) en het tweede bevestigingsdeel (20).

5. Bevestigingsmiddel (1) volgens conclusie 4, waarbij ten minste afhankelijk van conclusie 2, waarbij de aanslag voorzien is aan een kops uiteinde van de bevestigingsgroef.

6. Bevestigingsmiddel (1) volgens een van de conclusies 2-5, waarbij het bevestigingslichaam (12) zodanig met een veerelement (14) verbonden is dat het bevestigingslichaam (12) in de losgenomen toestand verplaatsbaar is in een dwarsrichting van het bevestigingsmiddel (1).

7. Bevestigingsmiddel (1) volgens conclusie 6, waarbij het veerelement 15 een plaatvormig wanddeel (14) omvat.

8. Bevestigingsmiddel (1) volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij, althans in de gemonteerde toestand van het eerste bevestigingsdeel (10) en het tweede bevestigingsdeel (20), in het tweede bevestigingsdeel (20) een doorgang (25) voor het langwerpig buisdeel (5) gevormd is, waarbij de doorgang (25) in de 20 dwarsrichting begrensd is door omtrekswanden (26) van ten minste het tweede bevestigingsdeel (20).

9. Bevestigingsmiddel volgens conclusie 8, waarbij de doorgang (25) in de gemonteerde toestand omsloten is door omtrekswanden (16, 26) van zowel het eerste bevestigingsdeel (10) als van het tweede bevestigingsdeel (20), waarbij, in de 25 losgenomen toestand van het eerste bevestigingsdeel (10) en het tweede bevestigingsdeel (20), een met de doorgang (25) verbonden toevoeropening (27) aanwezig is in het tweede bevestigingsdeel (20) voor het via deze toevoeropening (27) losneembaar op het buisdeel (5) plaatsen van het tweede bevestigingsdeel (20).

10. Rolstoelinrichting, omvattende een gestel met een langwerpig 30 buisdeel (5) waaraan een voorwerp (3), bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, losneembaar verbonden is door middel van een bevestigingsmiddel (1) volgens een van de voorgaande conclusies.

11. Gebruik van een bevestigingsmiddel (1) volgens een van de conclusies 1 tot en met 9, voor het bevestigen van een voorwerp (3), bij voorkeur een zitelement, zoals een rugkussen, aan een langwerpig buisdeel (5) van een gestel van een rolstoelinrichting. 5