NL2011537C2

NL2011537C2 - Neerklapbaar veiligheidshek langs een spoorbaan.

Info

Publication number: NL2011537C2
Application number: NL2011537A
Authority: NL
Inventors: Erik Haverkort
Original assignee: Volkerrail Nederland B V
Priority date: 2012-10-03
Filing date: 2013-10-01
Publication date: 2014-04-22
Also published as: NL2011537A

Description

Neerklapbaar veiligheidshek langs een spoorbaan.

De uitvinding heeft betrekking op een neerklapbaar veiligheidshek voor plaatsing langs een spoorbaan voor trein, 5 tram of metro voor personenvervoer. Dit hek is bedoeld voor gebruik tijdens werkzaamheden aan de spoorbaan, om te verhinderen dat personeel per ongeluk in het bereik komt van een op het nevenspoor passerende trein.

Voor werken aan een bestaand spoor is een zo kort mogelijke 10 buitendienststelling cruciaal om treinstremmingen tot een minimum te beperken. Veiligheidsvoorzieningen moeten snel kunnen worden aangebracht en weer verwijderd om zoveel mogelijk tijd voor het eigenlijke onderhoud beschikbaar te houden.

Tussen twee parallelle sporen is vaak onvoldoende ruimte 15 voor een permanent, vormvast hek, wegens de afmeting van passerende treinen. Daarom wordt gewerkt met tijdelijke hekken.

DE29504415 UI openbaart een tijdelijk aan de spoorstaaf te monteren, vormvast hek. FR2928384A1 openbaart een dwars op de lengterichting van de spoorbaan neerklapbaar tijdelijk hek. 20 NL1030000C2 openbaart een ander tijdelijk hek langs de spoorbaan. Ook JP2005-299121 openbaart eveneens een hek

Het doel van de uitvinding is veelzijdig en is gericht op, bijvoorbeeld, één of meer van de volgende eigenschappen: robuust, goedkoop in gebruik, betrouwbaar, eenvoudig op te 25 bergen, geschikt voor langs een gebogen spoor, snel in en buiten bedrijf te stellen, maximale veiligheid, ononderbroken minimaal 20 of 50 meter lang, geschikt voor permanente plaatsing langs het spoor.

Het hek van deze uitvinding omvat staanders, bij voorkeur 30 een groot aantal van minimaal vier of acht staanders, met onderlinge tussenruimte en in de tussenruimte tussen de staanders strekt zich een barrièremiddel uit, welk barrièremiddel gemonteerd is aan de staanders en is ingericht voor het verhinderen van passage van een persoon. Het hek is 35 door de staanders op de grond afgesteund. De staanders zijn nabij de grond zwenkend uitgevoerd en het barrièremiddel is zodanig uitgevoerd of gemonteerd dat dit het zwenken van de staanders niet hindert of onmogelijk maakt. De staanders 2 zwenken zodanig dat het hek in lengterichting van het spoor kan worden neergeklapt.

Zodoende kan het hek een grote ononderbroken lengte bezitten, bijvoorbeeld meer dan 100 meter. Het opzetten en 5 neerklappen kan worden gemechaniseerd, zodat afstandbediening mogelijk wordt. De mechanische belasting van het hek is gunstig aangezien de zwenkbeweging dwars is gericht op de richting van de barrièrewerking. Het ingeklapte hek neemt weinig ruimte in en vormt ingeklapt geen bijzondere hindernis in geval van 10 evacuatie van een naast het hek tot stilstand gekomen trein. Het hek kan voor een periode van vele jaren achtereen permanent zijn geïnstalleerd naast het spoor.

Bij voorkeur is één of meer van het volgende van toepassing voor het hek: het barrièremiddel omvat een ligger / lat / 15 langwerpig profiel of twee of meer van deze elementen op afstand boven elkaar, bij voorkeur elk de afstand tussen twee opeenvolgende staanders overbruggend; het barrièremiddel is zwenkend gemonteerd aan de staanders, bij voorkeur onder tussenkomst van een scharnierpen; de staanders zijn met hun 20 benedeneinde ingebed in de grond welke grond het ballastbed kan zijn; in hun stand bij het hek in de barrièrestand of bedrijfstand is het zwenken van de staanders in de richting tegengesteld aan de richting van neerklappen geblokkeerd, bijvoorbeeld door een aanslag, waarbij bij voorkeur iedere 25 staander een eigen blokkeermiddel heeft; de staanders zijn vrij zwenkend uitgevoerd in het zwenkgebied tussen de neergeklapte en opgerichte stand, eventueel met uitzondering van de met een aandrijving gekoppelde staander; van het hek is een staander, bij voorkeur een enkele staander, aandrijvend gekoppeld met 30 een mechanische of motorische aandrijving voor het zwenken van de staander, bij voorkeur grijpt de aandrijving op het benedeneinde van de staander aan en/of levert een draaimoment aan een onderdeel van de staander, bijvoorbeeld een zich draaivast aan het benedeneinde van de staander bevindende, 35 eventueel uitstekende scharnierpen; er is een borgmiddel voor het vrijgeefbaar borgen van het hek in de opgerichte stand, het borgmiddel is bij voorkeur gecombineerd met de mechanische 3 aandrijving; de tussenruimte tussen twee opeenvolgende staanders is tussen 2 en 5 of 10 meter, bijvoorbeeld ongeveer 3 meter; de tussenruimte tussen de staanders is in hoofdzaak gelijk; de staanders en/of het barrièremiddel zijn in hoofdzaak 5 vormvast of star; de staanders zijn ieder individueel rechtstreeks met een onderste geleding in de ondergrond ingebed.

Voor het barrièremiddel is bij voorkeur één of meer van het volgende van toepassing: gemonteerd aan iedere staander 10 van het hek; gevormd uit lengtestukken welke aan minder dan alle staanders zijn gemonteerd, bijvoorbeeld aan niet meer dan twee staanders; het begin van het ene lengtestuk en het einde van het volgende lengtestuk zijn aan dezelfde staander gemonteerd; het ene lengtestuk bevindt zich aan de ene en het 15 in zijn verlengde zich uitstrekkende en direct volgende andere lengtestuk bevindt zich aan de andere zijde van een staander, zijn bijvoorbeeld daaraan gemonteerd; het ene lengtestuk bevindt zich aan de ene en het zich erboven bevindende andere lengtestuk bevindt zich aan de andere zijde van een staander, 20 waarbij bij voorkeur deze lengtestukken zich tussen gemeenschappelijke staanders uitstrekken; een lengtestuk is aan beide bijbehorende staanders aan dezelfde zijde gemonteerd; de lengtestukken zijn in hoofdzaak recht; is vrij zwenkend gemonteerd aan de staanders over het zwenkgebied tussen de 25 opgerichte en neergeklapte stand. Eén of meer van deze eigenschappen van het barrièremiddel bieden de mogelijkheid om het hek een bocht naar rechts of links te laten beschrijven, bijvoorbeeld de latten zijn recht en onder een hoek aan de staanders gemonteerd.

30 Aan de hand van het in de bijgaande tekening getoonde uitvoeringsvoorbeeld wordt de uitvinding verder toegelicht. Vele variaties op dit uitvoeringsvoorbeeld en ook andere uitvoeringsvoorbeelden behoren eveneens tot de uitvinding. Alle figuren zijn weergaven in perspectief.

35 Fig. 1 toont het inventieve hek opgericht;

Fig. 2 toont het hek in een tussenstand;

Fig. 3 toont het hek volledig neergeklapt; 4

Fig. 4 toont een detail van het hek; en

Fig. 5 en 6 tonen het hek opgericht resp. neergeklapt, tussen twee sporen.

Het hek omvat staanders 1, een onderlat 2 en een bovenlat 53. De latten 2, 3 hebben een lengte juist voldoende voor het overbruggen van de afstand tussen twee opeenvolgende staanders 1. Via door de staander en latten 2, 3 stekende scharnierpennen zijn de latten 2, 3 aan de staanders 1 vrij zwenkend gemonteerd bij scharnieren 4.

10 Bij hun benedeneinde hebben de staanders een scharnier 4 zodat de staanders geleed zijn. De onderste geleding is in de ondergrond ingebed.

Eén van de standers is bij het benedeneinde uitgerust met een aandrijving 5 die de zwenkbeweging van de staander 1 15 aandrijft. De aandrijving 5 bevat een elektromotor en een handslinger.

Door werking van de aandrijving 5 wordt de bijbehorende staander 1 gezwenkt. Via de latten 2, 3 wordt de aandrijving overgebracht op alle andere staanders 1 van het hek. De 20 zwenkbeweging vindt plaats in het verticale vlak van het hek.

Fig. 4 toont duidelijk de verspringende montage van de latten 2, 3 aan een staander. De verspringing betreft zowel de in het verlengde van elkaar gelegen latten (dus de bovenste latten onderling respectievelijk de onderste latten onderling) 25 en ook de boven elkaar gelegen latten (dus de onderste en bovenste lat tussen de twee gemeenschappelijke staanders). Zodoende kan het hek zo plat mogelijk worden neergeklapt.

Fig. 5 en 6 tonen het belangrijkste applicatiegebied van het hek: tussen twee parallelle sporen in de vrije baan. Het 30 zwenken van het hek tussen de opgerichte en neergeklapte stand is een beweging evenwijdig aan de lengterichting van het spoor.

Claims

1. Veiligheidshek langs het spoor welke omvat een aantal staanders (1) met onderlinge tussenruimte en in de tussenruimte 5 tussen de staanders strekt zich een barrièremiddel uit, welk barrièremiddel gemonteerd is aan de staanders en is ingericht voor het verhinderen van passage van een persoon en bij voorkeur een ligger of lat of langwerpig profiel (2, 3) omvat; het hek is door de staanders op de grond afgesteund; de staanders zijn 10 nabij de grond zwenkend uitgevoerd en het barrièremiddel is zodanig uitgevoerd of gemonteerd dat dit het zwenken van de staanders niet hindert of onmogelijk maakt; de staanders zwenken zodanig dat het hek in lengterichting van het spoor kan worden neergeklapt. 15

2. Veiligheidshek volgens conclusie 1, welke een groot aantal van minimaal vier of acht staanders omvat.

3. Hek volgens conclusie 1 of 2, het barrièremiddel omvat 20 zich evenwijdig aan het spoor uitstrekkende, horizontale latten (2, 3) op hoog en laag niveau.

4. Hek volgens conclusie 1, 2 of 3, de latten met een lengte juist voldoende voor het overbruggen van de afstand tussen twee 25 opeenvolgende staanders (1).

5. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, via door de staander (1) en latten (2, 3) stekende scharnierpennen zijn de latten (2, 3) aan de staanders (1) vrij zwenkend gemonteerd 30 bij scharnieren (4).

6. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, bij hun benedeneinde hebben de staanders (1) een scharnier (4) zodat de staanders geleed zijn. 35

7. Hek volgens één van de voorgaande conclusies en de onderste geleding is in de ondergrond, zoals ballastbed, ingebed.

8. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de staanders zijn ieder individueel rechtstreeks in de ondergrond, zoals ballastbed, ingebed, bijvoorbeeld met een onderste geleding. 5

9. Hek volgens één van de voorgaande conclusies in alle zwenkstanden van de staanders (1) zijn de latten (2, 3) horizontaal.

10. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, een staander (1) is bij het benedeneinde uitgerust met een aandrijving (5) die de zwenkbeweging van de staander (1) aandrijft; de aandrijving (5) bevat bij voorkeur een elektromotor en/of een handslinger. 15

11. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, door werking van de aandrijving (5) wordt de bijbehorende staander (1) gezwenkt, terwijl via de latten (2, 3) de aandrijving overgebracht wordt op alle andere staanders (1) van het hek. 20

12. Het volgens één van de voorgaande conclusies, de zwenkbeweging vindt plaats in het verticale vlak van het hek.

13. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, met een 25 verspringende montage van de latten (2, 3) aan een staander (1) .

14. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de verspringende montage van de latten betreft de in het verlengde 30 van elkaar gelegen latten (dus de bovenste latten onderling respectievelijk de onderste latten onderling) en/of de boven elkaar gelegen latten (dus de onderste en bovenste lat tussen de twee gemeenschappelijke staanders) , zodat het hek zo plat mogelijk kan worden neergeklapt. 35

15. Het hek volgens één van de voorgaande conclusies, geplaatst tussen twee parallelle sporen in de vrije baan.

16. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, het zwenken van het hek tussen de opgerichte en neergeklapte stand is een beweging evenwijdig aan de lengterichting van het spoor. 5

17. Het volgens één van de voorgaande conclusies, in hun stand bij het hek in de barrièrestand of bedrijfstand is het zwenken van de staanders in de richting tegengesteld aan de richting van neerklappen geblokkeerd, bijvoorbeeld door een aanslag, 10 waarbij bij voorkeur iedere staander een eigen blokkeermiddel heeft.

18. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de staanders zijn vrij zwenkend uitgevoerd in het zwenkgebied tussen de 15 neergeklapte en opgerichte stand, eventueel met uitzondering van de met een aandrijving gekoppelde staander.

19. Hek volgens één van de voorgaande conclusies; van het hek is een staander, bij voorkeur een enkele staander, aandrijvend 20 gekoppeld met een mechanische of motorische aandrijving voor het zwenken van de staander.

20. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de aandrijving grijpt aan op het benedeneinde van de staander en/of 25 levert een draaimoment aan een onderdeel van de staander, bijvoorbeeld een zich draaivast aan het benedeneinde van de staander bevindende, eventueel uitstekende scharnierpen.

21. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, er is een 30 borgmiddel voor het vrijgeefbaar borgen van het hek in de opgerichte stand, het borgmiddel is bij voorkeur gecombineerd met de mechanische aandrijving.

22. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de 35 tussenruimte tussen twee opeenvolgende staanders is tussen 2 en 5 of 10 meter, bijvoorbeeld ongeveer 3 meter.

23. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de tussenruimte tussen de staanders is in hoofdzaak gelijk.

24. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de staanders 5 en/of het barrièremiddel zijn in hoofdzaak vormvast of star.

25. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, een lat is gemonteerd aan iedere staander van het hek of is gevormd uit lengtestukken zodat een lengtestuk aan minder dan alle 10 staanders is gemonteerd, bijvoorbeeld aan niet meer dan twee staanders.

26. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, het begin van het ene lengtestuk en het einde van het volgende lengtestuk 15 zijn aan dezelfde staander gemonteerd.

27. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, het ene lengtestuk bevindt zich aan de ene en het in zijn verlengde zich uit strekkende en direct volgende andere lengtestuk bevindt 20 zich aan de andere zijde van een staander, zijn bijvoorbeeld daaraan gemonteerd.

28. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, het ene lengtestuk bevindt zich aan de ene en het zich erboven 25 bevindende andere lengtestuk bevindt zich aan de andere zijde van een staander, waarbij bij voorkeur deze lengtestukken zich tussen gemeenschappelijke staanders uitstrekken.

29. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, een 30 lengtestuk is aan beide bijbehorende staanders aan dezelfde zijde gemonteerd.

30. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, de lengtestukken zijn in hoofdzaak recht. 35

31. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, een lat is vrij zwenkend gemonteerd aan de staanders over het zwenkgebied tussen de opgerichte en neergeklapte stand.

32. Hek volgens één van de voorgaande conclusies, het barrièremiddel is ingericht zodat het hek een bocht naar rechts of links beschrijft, bijvoorbeeld de latten zijn recht en onder een hoek aan de staanders gemonteerd.