NL1030422C2 - Afvalemmer. - Google Patents

Description

Afvalemmer

De uitvinding heeft betrekking op een afValemmer, omvattende een houder alsmede een deksel dat door middel van een draaimechanisme overgebracht kan worden 5 tussen een geopende stand en een gesloten stand, welk draaimechanisme tenminste een hulparm omvat die aan een eind draaibaar is verbonden met het deksel en die aan het andere eind draaibaar ten opzichte van de houder is opgehangen, waarbij een tweede hulparm is voorzien waarvan een eind eveneens draaibaar is verbonden met het deksel en waarvan het andere eind draaibaar ten opzichte van de houder is opgehangen.

10 Uit WO-A-2005/097630 is een bak bekend voorzien van een deksel dat door middel van paren stangen verplaatst kan worden tussen een gesloten stand op de bak, en een geopende stand waarin het deksel achter de bak is gezwenkt. De stangen bevinden zich aan de buitenzijde van tegenoverliggende zijden van de bak.

Het nadeel van deze bekende uitvoering is dat het deksel in verband met het ope-15 nen daarvan moet worden opgetild, hetgeen een aparte handeling is die het gebruik bij het inwerpen van afval bemoeilijkt.

Een verdere afvalemmer is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 6.206.231. Deze bekende afvalemmer bezit een deksel dat draaibaar is verbonden met een plaat, die op zijn beurt te draaibaar is opgehangen aan een hulpkraag die zelf is geplaatst op 20 een houder. De plaat is voorzien van een verende lip, die het deksel voortdurend aangedrukt houdt in een gesloten stand. Door tegen het deksel te drukken, beweegt dit naar beneden tegen de door de verende lip uitgeoefende voorspankracht in. Het deksel geeft dan toegang tot de houder, zodat daarin afval kan worden geworpen.

Het nadeel van een dergelijke afValemmer is dat het deksel bij het opendrukken 25 vrij diep in de houder komt te steken. Daarom moet een vrij hoge hulpkraag worden toegepast, die echter tot een relatief grote verloren ruimte leidt die niet beschikbaar is voor het opnemen van afval. Een tweede nadeel is dat de inwerpopening relatief klein is als gevolg van de plaats van de schamierophanging van het deksel.

Doel van de uitvinding is een afvalemmer van het hiervoor genoemde type te 30 verschaffen, dat wil zeggen een afValemmer waarbij het deksel geopend kan worden door daar met de hand op te drukken, die deze nadelen niet bezit. Dat doel wordt bereikt doordat de draaiverbindingen tussen het deksel en de hulparmen zich aan de binnenzijde van het deksel bevinden.

1 0 3 0 422 2

Bij de afValemmer volgens de uitvinding bevindt elk draaipunt van het deksel zich boven dat deksel, zodanig dat dit geopend kan worden door daar met de hand tegen aan te duwen. Anderzijds kan, door een geschikte keuze van de positie van de draaiophangingen en draaiverbindingen, en van de afmetingen van de hulparmen, een 5 zodanig verloop bij het openen van het deksel worden verkregen dat dit niet al te ver naar beneden in de houder reikt. Bovendien kan een en ander zo worden uitgevoerd dat het geopende deksel stabiel in de geopende stand kan blijven staan. Anderzijds kan er ook voor gezorgd worden dat bij het sluiten, het deksel in een stabiele gesloten toestand komt. Het deksel bezit daarbij niet slechts één draaipunt maar een reeks draaipunten of 10 een baan met draaipunten.

Voor zowel de geopende stand als de gesloten stand van het deksel kan telkens een aanslag zijn voorzien. De aanslag die de gesloten stand bepaalt, betreft de positie van een deksel in rust. Voor de aanslag een driedelig geopende stand bepaalt, bestaan twee mogelijkheden. Volgens een eerste mogelijkheid kan deze aanslag een zodanig 15 zijn voorzien dat het deksel voor bij het "dode punt" kan bewegen. In die positie blijft het deksel openstaan. Als alternatief kan voor de geopende stand een aanslag zijn voorzien van waaruit het deksel altijd dichtvalt. Bij een dergelijke aanslag kan het deksel dus niet voorbij zijn "dode punt" bewegen.

In een voordelige uitvoeringsvorm kan een hulpkraag zijn voorzien die is ge-20 plaatst op het open eind van de houder, aan welke hulpkraag de hulparmen draaibaar zijn opgehangen. Daarbij kan de draaiophanging van de ene hulparm aan de hulpkraag zich op een hoger niveau bevinden dan de draaiophanging van de andere hulparm aan de hulpkraag. Tevens kan bij voorkeur de draaiverbinding van de hulparm waarvan de draaiophanging aan de hulpkraag zich op een hoger niveau bevindt, zich dichter bij die 25 draaiophanging bevinden dan de draaiverbinding van de hulparm waarvan de draaiophanging aan de hulpkraag zich op een lager niveau bevindt. In een dergelijke uitvoe- ringsvorm kan zowel een stabiele geopende als gesloten toestand van het deksel worden verkregen.

Zoals hiervoor besproken kan het deksel in het bijzonder met de hand worden ge-30 opend, door daar tegenaan te drukken, in de richting naar beneden toe. Als alternatief of ook aanvullend kan een pedaalbediening zijn voorzien welke een drukstang omvat waarvan het bovenste eind aangrijpt op een der hulparmen tussen de draaiverbinding en de draaiophanging daarvan. Bij voorkeur is in dit geval de drukstang in langsrichting i 3 verschuifbaar geleid, bij voorkeur ten opzichte van de hulpkraag. Verder kan het vrije bovenste eind van de hulpstang onder invloed van drukkrachten tegen de arm gedrukt worden. Dit houdt in dat tussen de drukstang en de betreffende arm geen vaste schar-nierverbinding hoeft voor te komen. Bij deze uitvoeringsvorm blijft de pedaalbediening 5 passief wanneer het deksel met de hand wordt geopend.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een doorsnede van een eerste uitvoeringsvorm van een afvalemmer volgens de uitvinding.

10 Figuur 2 toont een doorsnede door een hulpkraag met deksel van een tweede uit voeringsvorm, waarbij het deksel in de gesloten stand verkeert.

Figuur 3 toont een doorsnede die overeenkomt met die van figuur 2, waarbij het deksel in de geopende stand verkeert.

De in figuur 1 weergegeven afvalemmer volgens de uitvinding bezit een houder 15 1, waarop een hulpkraag 2 is geplaatst. In deze hulpkraag 2 is het deksel 3 verdraaibaar opgehangen. Het deksel 3 is door middel van een tweetal hulparmen 4,5 verbonden met de hulpkraag 2. De hulparm 4 is daartoe door middel van de draaiverbinding 6 draaibaar verbonden met het deksel 3, en door middel van de draaiophanging 7 draaibaar opgehangen aan de hulpkraag 2. Verder is de andere hulparm 5 door middel van de 20 draaiverbinding 8 verbonden met het deksel 3, en door middel van de draaiophanging 9 draaibaar op gehangen aan de hulpkraag 2.

Door de keuze van de onderlinge posities van de draaiverbindingen 6, 8, en van de draaiophangingen 7, 9, alsmede van de lengten van de hulparmen 4, 5, wordt nu een bepaald gewenst verloop van het deksel 3 verkregen bij het openen respectievelijk slui-25 ten daarvan. Vanuit de in Figuur 1 weergegeven, gesloten positie kan het deksel 3 geopend worden door daarop met de hand te drukken nabij de voorzijde 10 daarvan. De voorzijde 10 beweegt zich dan enigszins naar beneden, doch aangezien de schamier-verbindingen 6,8 omhoog bewegen, zal de totale neerwaartse beweging van het deksel 3 in de houder 1 gering zijn. Daardoor gaat relatief weinig ruimte verloren waarin het 30 deksel 3 beweegt, en waarin geen afval kan worden opgenomen.

Zoals hiervoor besproken, kan het deksel 3 in het bijzonder met de hand worden geopend door op de voorzijde 10 daarvan te drukken. Als alternatief kan het deksel 3 echter ook worden geopend door middel van de pedaalbediening 12. Deze bezit een ______ 4 drukstang 13, waarvan het bovenste eind door middel van de geleiding 15 is geleid ten opzichte van de houder 1. Het bovenste eind 14 van de drukstang 13 kan dus vrij van onderen tegen de arm 4 aangedrukt worden, waardoor het deksel 3 wordt geopend.

Wanneer evenwel het deksel 3 wordt geopend door de voorzijde 10 daarvan naar bene-5 den drukken, blijft de pedaalbediening 12 passief. Dit wordt mogelijk gemaakt door het feit dat het bovenste eind 14 van de drukstang 13 niet vast is verbonden met die arm 4, doch slechts door drukken daar tegenaan komt te liggen. Indien het deksel 3 nu met de hand bediend wordt, beweegt de arm 4 eenvoudigweg af van de drukstang 13, zodanig | dat deze niet mee bewogen hoeft te worden. Voordeel daarvan is dat het met de hand 10 openen van het deksel 3 niet veel kracht vereist, omdat de pedaalbediening 12 niet mee hoeft te bewegen.

In de variant van de figuren 2 en 3 is dit bewegingsverloop nader weergegeven.

De draaiophangingen 7, 9 van de armen 4 en 5 zijn nu enigszins anders gepositioneerd, en bevinden zich op een schotel 11 die integraal onderdeel uitmaakt van de hulpkraag 15 2. Zoals weergegeven in figuur 3 is het voorste gedeelte 10 van het deksel 3 enigszins naar beneden bewogen, doch deze beweging is relatief beperkt omdat de draaiophan-ging en 6 en 8 duidelijk omhoog zijn bewogen.

0 3 0 42 2

Claims (13)

1. AfValemmer, omvattende een houder (1) alsmede een deksel (3) dat door middel van een draaimechanisme overgebracht kan worden tussen een geopende stand en 5 een gesloten stand, welk draaimechanisme tenminste een hulparm (4) omvat die aan een eind draaibaar is verbonden met het deksel (3) en die aan het andere eind draaibaar ten opzichte van de houder (1) is opgehangen, waarbij een tweede hulparm (5) is voorzien waarvan een eind eveneens draaibaar is verbonden met het deksel (3) en waarvan het andere eind draaibaar ten opzichte van de houder (1) is opgehangen, met het ken- 10 merk dat de draaiverbindingen (6, 8) tussen het deksel (3) en de hulparmen (4, 5) zich aan de binnenzijde van het deksel (3) bevinden.

2. Afvalemmer volgens conclusie 1, waarbij de hartlijnen van de draaiverbindingen (6, 8) en draaiophangingen (7, 9) van beide hulparmen (4, 5) onderling evenwijdig 15 zijn.

3. AfValemmer volgens conclusie 1 of 2, waarbij een hulpkraag (2) is voorzien die is geplaatst op het open eind van de houder (1), aan welke hulpkraag (2) de hulparmen (4, 5) draaibaar zijn opgehangen. 20

4. AfValemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draaiophan-ging (7) van de ene hulparm (4) aan de hulpkraag (2) zich op een hoger niveau bevindt dan de draaiophanging (9) van de andere hulparm (5) aan de hulpkraag (2).

5. AfValemmer volgens conclusie 4, waarbij de draaiverbinding (6) van de hulp arm (4) waarvan de draaiophanging (7) aan de hulpkraag (2) zich op een hoger niveau bevindt, zich dichter bij die draaiophanging (7,9) bevindt dan de draaiverbinding (8) van de hulparm (5) waarvan de draaiophanging (9) aan de hulpkraag (2) zich op een lager niveau bevindt. 30

6: AfValemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de draaiarmen (4, 5) elk plaatvormig zijn uitgevoerd. 1030422 - - - ------------------- t

7. Afvalemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een pedaalbedie-ning (12) is voorzien welke een drukstang (13) omvat waarvan het bovenste eind (14) aangrijpt op een der hulparmen (4) tussen de draaiverbinding (6) en de draaiophanging (7) daarvan. 5

8. Afvalemmer volgens conclusie 7, waarbij de drukstang (13) in langsrichting verschuifbaar is geleid (15), en een vrij bovenste eind (14) heeft dat onder invloed van drukkrachten tegen de arm (4) gedrukt kan worden.

9. Afvalemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de posities van de draaiverbindingen (6, 8) en de draaiophangingen (7, 9) zo zijn gekozen dat, vanuit een bepaalde schuine stand van het deksel (3), het deksel (3) onder invloed van de zwaartekracht sluit.

10. AfValemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de posities van de draaiverbindingen (6, 8) en de draaiophangingen (7, 9) zo zijn gekozen dat, vanuit een bepaalde schuine stand van het deksel (3), het deksel (3) onder invloed van de zwaartekracht naar de geopende stand beweegt.

11. Afvalemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de onderlinge posities van de draaiophangingen (6, 8) en de draaiophangingen (7, 9) zo zijn gekozen dat het draaipunt of de baan met draaipunten van het deksel (3) zich boven dat deksel (3) bevindt.

12. Afvalemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aanslag is voorzien voor het bepalen van de gesloten toestand van het deksel.

13. Afvalemmer volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een aanslag is voorzien voor het bepalen van de geopende toestand van het deksel. 1030422