NL1009880C1 - Inrichting en houder voor het legen en reinigen van containers. - Google Patents

Description

Inrichting en houder voor het legen en reinigen van containers.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van containers alsook op een houder voor het opnemen van de inhoud van containers.

5

De afvoer van afval met behulp van containers welke worden geledigd in bijvoorbeeld een houder van een vuilniswagen is algemeen bekend. Eveneens is bekend dat de vervuiling van containers beheersbaar is door de containers na het legen te reinigen met een wasvloeistof. Een nadeel van de bestaande wasinrichtingen, in het bijzonder 10 wanneer gecombineerd met een aan bovenzijde te laden houder, is dat een aanzienlijk deel van de wasvloeistof welke wordt gebruikt bij het reinigen wordt verspreid in de omgeving. De verspreiding van deze wasvloeistof vindt vooral plaats in de vorm van een nevel. Hierdoor ontstaat een zeer ongunstig werkklimaat voor de personen die met het ledigen en reinigen van containers zijn belast. Een bijkomend nadeel is dat de 15 bestaande wasinrichtingen, in het bijzonder wanneer te gebruiken met een bovenladende houder, een aanzienlijke opbouwlengte hebben en daardoor niet in alle gewenste situaties kunnen worden aangebracht.

De onderhavige uitvinding heeft daarom tot doel het verschaffen van een verbeterde ~ 20 inrichting en houder voor het legen en reinigen van containers waarmee een wasinrichting met beperkte bouwlengte kan worden aangewend voor het reinigen van containers waarbij geen of slechts in zeer beperkte hoeveelheid wasvloeistof vrijkomt. _

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting voor het legen en reinigen van containers I

25 omvattende: . ..... z - tenminste één zwenkbare hefarm voorzien van aangrijpmiddelen voor containers, - een afsluitorgaan dat zwenkbaar verbonden is met de hefarm en op afstand van de Γ koppeling met de zwenkarm is voorzien van geleidingsmiddelen, - een op het afsluitorgaan aangrijpende wasrobot, en 30 - aandrijfmiddelen voor het doen roteren van de zwenkbare hefarm. :

Bij voorkeur is het afsluitorgaan plaatvormig en grijpt dit roteerbaar aan op twee = evenwijdig verlopende hefarmen. Een belangrijk voordeel van een dergelijke inrichting is gelegen in het feit dat de wasrobot kan worden samengebouwd met het afsluitorgaan.

1 00 98 80 -2-

Hierdoor ontstaat een zeer compacte constructie ten opzichte van de situatie waarin het afsluitorgaan en de wasrobot aangrenzend worden samengebouwd. Een belangrijk bijkomend voordeel is dat met de inrichting een situatie kan worden gecreëerd waarbij door het legen van de container, dat wil zeggen het verplaatsen van de tenminste ene 5 hefarm, de wasrobot reeds in de positie wordt geplaatst van waaruit deze relatief eenvoudig kan samenwerken met de container. Deze stand van de wasrobot houdt in dat deze onder een hellinghoek wordt geplaatst die tenminste in belangrijke mate overeenkomt met de hellinghoek van de geopende zijde van de ledigende container. Het is onmogelijk de wasrobot in een dergelijke uitgangsstand te fixeren omdat dit zou 10 betekenen dat de wasrobot belangrijk uitkraagt ten opzichte van een houder waarin de containers geleegd worden. Dit betekent dat of de houder aanzienlijk verkleind zou moeten worden hetgeen resulteert in een beperkt laadvermogen van bijvoorbeeld een vuilniswagen of dat de totale bouwhoogte van een vuilniswagen met een houder en stationaire opgeplaatste wasrobot zodanig groot is dat deze niet geschikt is voor 15 gangbaar gebruik op de openbare weg. Het in de gewenste uitgangsstand van de wasrobot brengen geschiedt met de inrichting overeenkomstig de uitvinding gelijktijdig met het verplaatsen van de zwenkbare hefarm en behoeft daarom geen complexe wasrobot met extra bewegingsvrijheden. Wanneer het afsluitorgaan plaatvormig is verschaft het goede mogelijkheden voor het opbouwen van de wasrobot en is deze 20 gelijktijdig afgeschermd van de inhoud van een houder waarmee het afsluitorgaan kan samenwerken. Daarnaast heeft een plaatvormig afsluitorgaan het voordeel dat hiermee een houder voor het bevatten van afval goed kan worden afgeschermd hetgeen de kans op ongewenste lekkages vanuit een houder aanzienlijk beperkt. Het voordeel van twee evenwijdig verlopende hefarmen ter ondersteuning van het afsluitorgaan heeft als 25 voordeel dat het afsluitorgaan hiermee op een stabiele wijze wordt ondersteund.

In een andere voorkeursuitvoering van de inrichting omvatten de geleidingsmiddelen tenminste één geleidebaan en tenminste één met het afsluitorgaan verbonden geleideorgaan voor samenwerking met de geleidebaan. Dit geleideorgaan kan 30 bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een nokrol. Door de roteerbare verbinding van het afsluitorgaan met de zwenkbare hefarm en de op afstand van deze verbinding gelegen j t on Off sn -3- geleidebaan waarmee het afsluitorgaan samenwerkt door bijvoorbeeld een nokrol, zal bij i verplaatsing van de hefarm de hoekstand van het afsluitorgaan wijzigen. Aldus kan een hoekstand van het afsluitorgaan worden gerealiseerd welke een gunstige uitgangspositie oplevert voor de wasrobot bij het reinigen van een geleegde container.

5

In een voorkeursuitvoering bestaat de wasrobot uit een waskop welke wordt ondersteund door een verlengbare drager. De hoekstand van de verlengde drager is bij voorkeur instelbaar ten opzichte van het afsluitorgaan, hetgeen kan worden gerealiseerd door bijvoorbeeld tenminste één hoekstandcilinder. In weer een andere ! 10 voorkeursuitvoering is ook de hoekstand van de waskop ten opzichte van de verlengbare drager instelbaar. Een dergelijke wasrobot is relatief eenvoudig van constructie en maakt het desalniettemin mogelijk de waskop over een aanzienlijke afstand in de te reinigen container te steken. Het zeer belangrijke voordeel hiervan is dat de wasvloeistof met grote kracht tegen de binnenwand van de container kan worden gespoten, hetgeen 15 een goede reiniging oplevert, en dat desondanks geen, of nagenoeg geen wasvloeistof ongecontroleerd de container verlaat. Hierdoor zal de omgeving weinig of niet worden :

verontreinigd door wasvloeistof hetgeen de werkomstandigheden van vuilnismannen positief beïnvloed. Door de instelbare hoekstand van de verlengbare drager ten opzichte I

van het afsluitorgaan, bijvoorbeeld door tenminste één hoekstandcilinder, kan de 20 waskop voor het inbrengen van de container af worden gezwenkt waarna de hoekstand van de waskop ten opzichte van de verlengbare drager instelbaar is. Wanneer de hoekstand van de waskop ten opzichte van de verlengbare drager een gewenste waarde heeft aangenomen kan de verlengbare drager met de waskopzijde weer naar de container worden toegezwenkt. Aldus wordt de waskop met een aanzienlijke diepte in de 25 container gebracht. Dit levert de bovengenoemde voordelen op. 7

De uitvinding omvat tevens een houder voor het opnemen van de inhoud van containers Z

voorzien van een inrichting zoals bovengaand beschreven. Daarbij is de inrichting bij =

voorkeur zodanig aan de bovenzijde van de houder bevestigd dat het afsluitorgaan in 30 een stand waarbij de hefarm in hoofdzaak evenwijdig is geplaatst aan de bovenzijde van I

de houder eveneens in hoofdzaak evenwijdig is geplaatst aan de houder. Een dergelijke 1 00 9880 : -4- houder kan worden samengebouwd met bijvoorbeeld een vrachtwagen om aldus een vuilniswagen te vormen. Het is echter ook mogelijk de houder stationair op te stellen of deze samen te bouwen met een ander voer- of vaartuig. In de situatie waarin de inrichting aan de bovenzijde van de houder is bevestigd dient de houder in een gesloten 5 stand, dat wil zeggen een stand waarin het afsluitorgaan aangrijpt op een uitsparing in de bovenzijde van de houder, een minimale hoogte te hebben. In deze stand zal de houder doorgaans worden verplaatst. Ook de hefarm dient in deze situatie minimaal uit te kragen ten opzichte van de houder hetgeen wordt gerealiseerd wanneer deze in hoofdzaak evenwijdig is geplaatst aan de houder.

10

Bij voorkeur sluit het afsluitorgaan in een stand waarin de hefarm een zodanige stand inneemt dat de container in een te ledigen stand boven de houder is geplaatst, een hoek in met de bovenzijde van de houder van 30° tot 50°, bij voorkeur een hoek van ongeveer 40°. In de praktijk blijkt de geopende zijde van een te ledigen container een hoek van 15 30° tot 50°, bij voorkeur een hoek van ±40°, in te sluiten met de bovenzijde van de houder. Wanneer de hoekstand van het afsluitorgaan een in hoofdzaak overeenkomstige hoek insluit met deze geopende zijde van de container kan de waskop relatief eenvoudig in de container worden gebracht tot een grotere diepte. Dit levert de voordelen op zoals reeds bovengaand beschreven.

20

Bij voorkeur loopt de geleidebaan van het afsluitorgaan in hoofdzaak evenwijdig aan de bovenzijde van de houder. De geleidebaan kan dan eenvoudig worden samengebouwd met de houder en neemt daardoor weinig plaats in.

25 De houder is voorts bij voorkeur aan een opstaande zijde voorzien van een geleidebaan voor het geleiden van door de hefarmen te verplaatsen containers. In een verder voorkeursuitvoering is de houder aan tenminste een zijde van de door het afsluitorgaan afsluitbare opening in de houder voorzien van een opstaand element. Een dergelijk opstaand element, bijvoorbeeld in de vorm van een plaat vormt een spatscherm tegen 30 het ongewenst verspreiden van wasvloeistof en/of afval. Alhoewel de kans op het ongewenst uittreden van wasvloeistof naar de omgeving door het diep in de container , 1009880 -5- brengen van de waskop reeds zeer is beperkt maakt een opstaand element het geheel onmogelijk dat zijdelings materiaal naar buiten treedt.

De onderhavige uitvinding zal verder worden verduidelijkt aan de hand van het in 5 navolgende figuur weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeeld. Hierin toont: fig. 1 een zijaanzicht op een inrichting voor het ledigen en reinigen van containers in een ruststand, ! fig. 2 een zijaanzicht op de inrichting getoond in fig. 1 in een werkstand waarin een container is geleegd en een waskop voor reiniging in de container is gebracht, en 10 fig. 3 een zijaanzicht op de inrichting getoond in fig. 1 en 2 in een werkstand waarin een afwijkend container type van dat weergegeven in fig. 2 wordt gereinigd.

Fig. 1 toont een inrichting 1 voor het legen en reinigen van containers weergegeven in een ruststand. Een hefarm 2, welke roteerbaar is rond een rotatie-as 3, bevindt zich in 15 een horizontale stand. De hefarm 2 is voorzien van een oor 4 waarop een afdekorgaan 5 roteerbaar aangrijpt middels een rotatie-as 6. Het afdekorgaan 5 is aan de van de rotatie-as 6 afgekeerde zijde voorzien van een nokrol 7 welke is opgenomen in een horizontale lineaire geleiding 8. : 20 De inrichting 1 is in het bijzonder bedoeld om te worden samengebouwd met de bovenzijde van een afvalcontainer en wel op zo een danige wijze dat het afdekorgaan 5 een opening in de bovenzijde van de container afdekt. Dit kan worden gerealiseerd door een draagbalk 9 van de inrichting te verbinden met de container en het aanbrengen van ~ een uitsparing in de bovenzijde van de container ter grootte van ongeveer het 25 afdekorgaan 5. Γ

Op het afdekorgaan 5 zijn twee oren 10, 11 bevestigd ter bevestiging van een wasrobot 12. Ter ondersteuning van het oor 10 is het afdekorgaan 5 voorzien van een uitkragend _ deel 13 hetgeen het mogelijk maakt de wasrobot 12 in de nabijheid van de rotatie-as 6 te .

30 plaatsen. I

1 00 98 80 : -6-

De vvasrobot 12 bevindt zich, in de ruststand van de inrichting 1 zoals weergegeven in deze figuur, in een ingeklapte toestand. Een waskop 14 van de wasrobot bevindt zich dan ook in een zodanig weggezwenkte stand dat deze weinig ruimte in beslag neemt. De stand zoals weergegeven in deze figuur wordt in het bijzonder gezocht tijdens transport 5 van de container waarop de inrichting 1 is aangebracht opdat de totale bouwhoogte van de inrichting 1 beperkt kan blijven. In de praktijk is het gewenst dat de maximale hoogte van de inrichting 1 in de ruststand maximaal een halve meter is. Wanneer aan deze voorwaarde is voldaan kan een houder van aanzienlijke omvang met de daarop bevestigde inrichting 1 op een normale vrachtwagen worden aangebracht en worden 10 getransporteerd over de openbare weg.

Fig. 2 toont de inrichting 1 in een werkstand. Door middel van onderbroken lijnen is een tweetal type afzetcontainers 15, 16 weergegeven alsmede een deksel 17 ter afsluiting van de afzetcontainers 15, 16. De afzetcontainers 15, 16, hebben gestandaardiseerde 15 afmetingen en een volume van respectievelijk 120 en 240 liter.

De hefarm 2 is ten opzichte van fig. 1 rond de rotatie-as 3 naar een in hoofdzaak verticale stand verplaatst. Het van de rotatie-as 3 afgekeerde uiteinde van de hefarm is verbonden met een trekstang 18. Aan de van de hefarm 2 afgekeerde zijde grijpt de 20 trekstang 18 aan op een aangrijporgaan 19. Dit aangrijporgaan 19 is verplaatsbaar langs . een, in deze figuur niet weergegeven verticale geleiding welke is samengebouwd met de opstaande zijde van de afvalhouder waarop de inrichting 1 wordt bevestigd. Een afzetcontainer 15, 16 kan worden bevestigd aan het aangrijporgaan 19 wanneer dat zich in een neerwaartse positie bevindt. Vervolgens zwenkt de hefarm 2 naar de in fig. 2 25 weergegeven stand, waarbij het aangrijporgaan allereerst naar boven wordt bewogen om vervolgens bij het bereiken van de inrichting 1 te verdraaien naar de in deze figuur weergegeven stand. De aangegrepen afzetcontainer 15, 16 zal daarbij verdraaien naar een stand zoals weergegeven in deze figuur. Het afval dat zich in de afzetcontainer 15, 16 bevindt zal vervolgens naar beneden vallen tot in de afvalhouder. Dit wordt mogelijk 30 gemaakt doordat het afdekorgaan 5 bij het verdraaien van de hefarm 2 wordt verplaatst. Door de verplaatsing van het oor 4 bevestigd aan de hefarm 2 zal het afdekorgaan 5 aan 1 00 98 80 -7- een zijde worden verplaatst langs een cirkelboog. Daar het afdekorgaan zwenkbaar middels een rotatie-as 6 is verbonden met het oor 4 zal het zich verplaatsen naar een stand zoals weergegeven in fig. 2. De van het oor 4 afgekeerde zijde van het afdekorgaan 5 grijpt middels de nokrol 7 in de lineairgeleiding 8 en zal bij het naar 5 boven zwenken van de hefarm 2 naar links bewegen in fig. 2. Het verplaatsen van het j afdekorgaan 5 is gewenst om zo een uitsparing vrij te laten in de inrichting 1 voor het j doorlaten van afval dat uit de afzetcontainer 15, 16 valt tot in de niet weergegeven afvalhouder. Een belangrijk bijkomend voordeel van het afdekorgaan 5 is daarbij dat het een afscherming vormt tegen afval dat uit de container 15, 16 valt. Mochten er 10 afvaldelen in de fig. 2 zich naar links verplaatsen dan zullen zij zich niet verder kunnen ' verplaatsen dan tot het afdekorgaan 5 alwaar ze zullen worden opgevangen en door de scheefstand ervan alsnog naar de afvalhouder worden gevoerd.

Na het legen van de container 15, 16 dient deze nog gereinigd te worden. Hiertoe is 15 voorzien in een wasrobot 12. De wasrobot 12 is in deze figuur weergegeven in een : werkzame stand. Ten opzichte van de stand weergegeven in fig. 1 is een sledecilinder 20 " verlengd en is de waskop 14 middels een waskopcilinder 21 verplaatst naar een positie op enige afstand van de sledecilinder 20. De wasrobot 12 is tevens voorzien van een ; kantelcilinder 22 waardoor de waskop 14 in de afvalcontainer 15, 16 kan worden ~ 20 gebracht en vervolgens tot diep in deze container 15, 16 kan worden gevoerd. Het zeer belangrijke voordeel daarvan is dat het relatief diep in de container 15, 16 brengen van de waskop 14 betekent dat er een goede reiniging mogelijk is almede dat er geen of ~

nagenoeg geen wasvloeistof ongecontroleerd uit de container 15, 16 zal stromen. De I

wasvloeistof zal na het wassen langs de binnenwand van de container 15, 16 naar 1 25 beneden worden afgevoerd en in de, niet weergegeven, afvalhouder vallen.

Bij voorkeur komt de hoekstand van het afdekorgaan 5 tijdens het reinigen van de ’

container 15, 16 in hoofdzaak overeen met een geopende zijde 23 van de afvalcontainer I

15, 16 omdat hierdoor de wasrobot 12 in een gunstige uitgangspositie wordt gebracht. = 30 Deze bevindt zich dan immers in een stand waarin met relatief eenvoudige bewegingen de waskop 14 in de afzetcontainer 15, 16 kan worden gebracht. Hierdoor kan de 1 00 98 80 -8- wasrobot 12 relatief eenvoudig blijven van constructie, is deze bedrijfszeker en kan de waskop 14 tot ver in de afzetcontainer 15, 16 worden bewogen hetgeen in het bijzonder een gezocht effect is.

5 De werking in de tijd van sledecilinder 20, waskopcilinder 21 en kantelcilinder 22 is niet in detail beschreven omdat deze afhankelijk zal zijn van onder andere de vorm van de te wassen afzetcontainer 15,16.

Zo is in fig. 3 de inrichting 1 getoond in een werkstand in combinatie met een middels 10 onderbroken lijnen weergegeven 1100 liter container 24. Hierbij is duidelijk zichtbaar dat de positie van de waskop 14 in fig. 3 afwijkt van de positie van de waskop 14 zoals weergegeven in fig. 2. Voor een goede reiniging is het immers gewenst de waskop 14 op een centrale positie in een container 15, 16, 24 te brengen. Afhankelijk van de vorm van de container 15, 16, 24 zal dus ook de werkpositie van de waskop 14 variëren. Ten 15 opzichte van de stand van de wasrobot 12 weergegeven in fig. 2 is in het bijzonder de sledecilinder 20 minder ver uitgeschoven.

Hoewel de uitvinding aan de hand van slechts een enkel uitvoeringsvoorbeeld is toegelicht zal het een ieder duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins tot het beschreven , 20 en getoonde uitvoeringsvoorbeelden is beperkt. In tegendeel zijn binnen het kader van de uitvinding voor de vakman nog vele variaties mogelijk. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk de wasrobot 12 anders uit te voeren, aan weerszijden van de containers 15, 16, 24, althans in de stand waarin zij worden geleegd, opstaande elementen aan te brengen in de vorm van schotten en/of verdere voorzieningen aan te brengen ter afscherming van 25 de geopende zijde 23 van de container 15, 16,24 om het ongewenst uittreden van in het bijzonder wasvloeistof te voorkomen.

1009880

Claims (13)

1. Inrichting voor het legen en reinigen van containers omvattende: - tenminste één zwenkbare hefarm voorzien van aangrijpmiddelen voor containers, 5. een afsluitorgaan dat zwenkbaar verbonden is met de hefarm en op afstand van de koppeling met de zwenkarm is voorzien van geleidingsmiddelen, - een op het afsluitorgaan aangrijpende wasrobot, en - aandrijfmiddelen voor het doen roteren van de zwenkbare hefarm.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het afsluitorgaan plaatvormig is en roteerbaar aangrijpt op twee evenwijdig verlopende hefarmen.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de geleidingsmiddelen tenminste één ’ geleidebaan omvatten en tenminste één met het afsluitorgaan verbonden geleideorgaan 15 omvatten voor samenwerking met de geleidebaan.

4. Inrichting volgens conclusie 3, waarbij het geleideorgaan een nokrol is.

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de wasrobot bestaat uit een = 20 waskop welke wordt ondersteund door een verlengbare drager.

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij de hoekstand van de verlengbare drager ten opzichte van het afsluitorgaan instelbaar is.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de instelbaarheid van de hoekstand van de I verlengbare drager ten opzichte van het afsluitorgaan wordt gerealiseerd door middel ~ van tenminste één hoekstandcilinder.

8. Inrichting volgens een der conclusies 5-7, waarbij de hoekstand van de waskop ten 30 opzichte van de verlengbare drager instelbaar is. r 1ΠΠΡΡΡΠ -10-

9. Houder voor het opnemen van de inhoud van containers, omvattende een inrichting volgens een der conclusies 1-8.

10. Houder volgens conclusie 9, waarbij de inrichting zodanig aan de bovenzijde van de 5 houder is bevestigd dat het afsluitorgaan in een stand waarbij de hefarm in hoofdzaak evenwijdig is geplaatst aan de bovenzijde van de houder eveneens in hoofdzaak evenwijdig is geplaatst aan de houder.

11. Houder volgens conclusie 9 of 10, waarbij het afsluitorgaan in een stand waarin de 10 hefarm een zodanige stand innemen dat een container in een te ledigen stand boven de houder is geplaatst, een hoek insluit met de bovenzijde van de houder van 30° tot 50°, bij voorkeur een hoek van ongeveer 40°.

12. Houder volgens een der conclusies 9-11, waarbij de geleide-baan van het 15 afsluitorgaan in hoofdzaak evenwijdig loopt aan de bovenzijde van de houder.

13. Houder volgens een der conclusies 9-12, waarbij de houder aan tenminste één opstaande zijde van de door het afsluitorgaan afsluitbare opening in de houder voorzien van een opstaand element. i i ! 1009880