NL1030190C2 - Oplegger. - Google Patents

Description

Titel: Oplegger

De uitvinding heeft betrekking op een oplegger voor wegtransport, omvattende een laadplateau met tenminste één wielstel, en een aan een korte zijde van de oplegger aangebrachte trekkerkoppeling voor samenwerking met een trekker.

5 Dergelijke opleggers zijn algemeen bekend en worden veelvuldig toegepast.

Het laadplateau kan daarbij deel uitmaken van een vaste opbouw, zoals een laadkist of tank, maar kan ook deel uitmaken van een container-chassis voor het transporteren van bijvoorbeeld ISO genormaliseerde 10 vrachtcontainers.

Vanzelfsprekend worden bij gebruik van de oplegger op de openbare weg strenge eisen gesteld aan de aslast en de druk die door de oplegger via de trekkerkoppeling op de trekker wordt uitgeoefend.

Om het transport zo efficiënt mogelijk uit te voeren, nemen 15 vervoerders dikwijls verschillende ladingen mee die afzonderlijke bestemmingen hebben.

Zo kan een tankoplegger zijn voorzien van een voorste en een achterste tank voor verschillende vloeistoffen die op verschillende plaatsen moeten worden afgeleverd. Bij een vaste opbouw kan bijvoorbeeld eerst een 20 deel van de lading worden gelost dat vervolgens wordt vervangen door een | lichtere lading, zoals retour gezonden emballage. Bij containerchassis kunnen bijvoorbeeld op de oplegger twee twintigvoetscontainers worden geplaatst die op afzonderlijke plaatsen moeten worden geleegd of moeten worden gelost en vervangen door een lege retourcontainer.

25 Het moge duidelijk zijn dat ten gevolge van het laden en lossen gedurende een transportroute tussentijds de aslast en de door de koppeling uitgeoefende druk sterk kan variëren. Hierdoor is de vervoerder vaak 1030190 2 verplicht om zijn transport volgens een bepaalde route te laten verlopen, bijvoorbeeld een route waarbij de zwaardere lading meer voorop wordt geplaatst en de lichtere lading meer achterop op de oplegger wordt geplaatst, en waarbij de achtergelegen lichtere lading het eerst wordt gelost.

5 In een aantal gevallen moet daarbij de lading tijdehjk worden gelost en weer teruggezet. Een voorbeeld hiervan is de bovengenoemde oplegger met vaste opbouw waarbij in het achterste deel retouremballage is opgenomen. Deze retouremballage moet eerst worden gelost alvorens de meer naar voren gelegen lading via de achterste laaddeuren vanaf de 10 dokshelter kan worden bereikt.Vervolgens moet de oude en de nieuwe j retouremballage worden geladen. Voorts moet dikwijls het chassis worden j in- of uitgeschoven om aslast en koppelingsdruk in te stellen.

De uitvinding beoogt een oplegger voor wegtransport waarmee bovengenoemde nadelen kunnen worden tegengegaan. In het bijzonder 15 beoogt de uitvinding een oplegger waarmee de aslast en de door de koppehng uitgeoefende druk sneller en beter kan worden ingesteld, en waarbij de lading gemakkelijk toegankehjk is om te worden gelost. Daartoe is de oplegger volgens de uitvinding gekenmerkt doordat deze aan de overstaande korte zijde is voorzien van een alternatieve trekkerkoppeling 20 voor samenwerking met een trekker, zodat de hoofdrijrichting van de oplegger omkeerbaar is.

Door de overstaande korte zijden elk te voorzien van een trekkerkoppeling, kan de oplegger naar keuze in één van twee tegenovergestelde hoofdrijrichtingen met een trekker worden gekoppeld.

25 Tijdens transport kan de trekker aan de zwaarst belaste zijde worden aangekoppeld. Bij het lossen kan de trekker worden omgereden en kan de oplegger met de juiste korte zijde naar de losplaats, bijvoorbeeld een dokshelter worden geplaatst. Na het lossen van de lading kan de trekker opnieuw aan de dan zwaarst belaste zijde worden geplaatst. Op deze wijze 030190 3 hoeft in een transportroute bijvoorbeeld niet als eerste de plaats te worden aangedaan waar de achtergelegen, lichtere lading moet worden gelost.

Door de trekkerkoppelingen aan de overstaande zijden in hoofdzaak gelijk uit te voeren, kan het koppelsysteem met de trekker simpel 5 worden uitgevoerd. Op voordelige wijze is de trekkerkoppeling van de oplegger uitgevoerd als een kingpin die kan samenwerken met een koppelschotel op de trekker. De trekkerkoppelingen van de oplegger zijn derhalve bij voorkeur van hetzelfde type. Bij voorkeur wordt op de oplegger een mannelijke trekkerkoppeling toegepast, omdat deze veelal van 10 eenvoudigere constructie zijn.

Onder een oplegger voor wegtransport dient binnen deze context te - worden verstaan een oplegger die is voorzien van een kenteken voor toelating op de openbare weg.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn 15 weergegeven in de volgconclusies.

De uitvinding zal nader worden toe gelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven.

In de tekening toont:

Fig. la een schematisch zijaanzicht van een trekker met een 20 oplegger volgens de uitvinding in een eerste hoofdrijrichting;

Fig. lb een schematisch bovenaanzicht van fig. la;

Fig. 2a een schematisch zijaanzicht van de trekker met oplegger van fig. lb waarbij de trekker is omgereden en waarbij de hoofdrijrichting van de oplegger is omgekeerd, en fig. 2b een schematisch bovenaanzicht van 25 fig. 2a.

De tekeningen betreffen slechts een schematische weergave van een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding die bij wijze van niet-limiterend uitvoeringsvoorbeeld is gegeven. In de tekeningen zijn gelijke of corresponderende onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers weergegeven.

1030190 4

Figuren la en b tonen respectievelijk een zij- en bovenaanzicht van een oplegger 1 voor normaal vervoer over de openbare weg. De oplegger is dus zonder ladingsafhankelijke ontheffing op de openbare weg toegelaten. De oplegger 1 omvat een laadplateau 2 met vier wielstellen 3. Aan een korte 5 zijde 4a van de oplegger 1 is een trekkerkoppeling 5a aangebracht voor samenwerking met een trekker 6.

Oplegger 1 is aan de overstaande korte zijde 4b voorzien van een alternatieve trekkerkoppeling 5b voor samenwerking met de trekker 6. De hoofdrijrichting, die met een dubbele pijl P is aangegeven is omkeerbaar.

10 Onder hoofdrijrichting dient binnen deze context te worden verstaan een rijrichting die de oplegger heeft wanneer deze achter een voorwaarts bewegende trekker is gekoppeld; de naar de trekker 6 toe gekeerde korte zijde 4 van de oplegger is in dat geval aan te merken als voorzijde van de trekker. Bij de oplegger 1 zijn de voor- en achterzijde 15 omkeerbaar, zoals af te leiden is uit figuren 2a en 2b.

De trekkerkoppelingen 5a, 5b aan de overstaande zijden 4a, 4b zijn uitgevoerd als in hoofdzaak gelijke kingpinnen.

De oplegger 1 is nabij de korte zijden 4a, 4b voorzien van wielstellen 3a, 3b die hier, zoals verderop nog nader zal worden toegelicht, 20 gedwongen stuurbaar zijn uitgevoerd. Als alternatief kunnen de wielstellen 3a, 3b ook vrij stuurbaar of star zijn uitgevoerd.

De nabij de korte zijden 4a, 4b gelegen wielstellen 3a, 3b zijn elk ten opzichte van het laadplateau 2 verschuifbaar tussen een meer nabij de rand 7a, 7b van de korte zijden 4a, 4b van het laadplateau 2 gelegen stand 25 waarin opname van een achterstuk 8 van de trekker 6 onder het laadplateau 2 wordt geblokkeerd, en een verder van de rand 7a, 7b van de korte zijden 4a, 4b gelegen stand waarin opname van een achterstuk 8 van een trekker 6 onder het laadplateau 2 mogelijk is. In de figuren 1 is het wielstel 3b getoond in de eerste stand en is het wielstel 3a getoond in de 1030190 5 j ! tweede stand. In de figuren 2 is het wielstel 3a getoond in de eerste stand en is het wielstel 3b getoond in de tweede stand.

De nabij de korte zijden 4a, 4b gelegen wielstellen 3a, 3b zijn gekoppeld verschuifbaar uitgevoerd. In dit uitvoeringsvoorbeeld is dit 5 gerealiseerd doordat de wielstellen 3a, 3b via een koppelbalk 9 zijn gekoppeld.

De oplegger 1 is nabij het midden voorzien van twee starre wielstellen 3c respectievelijk 3d. De starre wielstellen 3c, 3d kunnen eventueel verschuifbaar ten opzichte van het laadplateau zijn uitgevoerd, 10 maar zijn in dit uitvoeringsvoorbeeld vast opgesteld.

Beide trekkerkoppelingen 5a, 5b zijn voorzien van besturingsmiddelen 10a, 10b voor het, op basis van een via een trekkerkoppeling 5a, 5b gerealiseerde zwenkhoek tussen trekker 6 en oplegger 1, besturen van een nabij de ongekoppelde trekkerkoppeling 5a, 5b 15 gelegen, gedwongen stuurbaar wielstel 3a, 3b. In figuren 1 besturen de besturingsmiddelen 10a het gedwongen stuurbare wielstel 3b, terwijl in figuren 2 de besturingsmiddelen 10b het wielstel 3a besturen. In het bovenaanzicht van figuren lb en 2b is zichtbaar dat de zwenkhoek α nul graden bedraagt.

20 De besturingsmiddelen zijn bijvoorkeur mechanisch uitgevoerd, in het bijzonder als gestippeld weergegeven stuurstangen die zich vanaf met de kingping samenwerkende draaikransen 10a, 10b uitstrekken tot aan draaikransen 11b respectievelijk 11a van het gedwongen stuurbare wielstel 3b respectievelijk 3a. Omwille van de overzichtelijkheid is in figuren lb, 2b 25 telkens slechts een set stuurstangen weergegeven. Uiteraard is het eveneens mogelijk om de besturingsmiddelen elektronisch of hydraulisch uit te voeren. In het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld wordt het nabij de gekoppelde korte zijde 4 gelegen, gedwongen stuurbaar wielstel in gekoppelde toestand niet bestuurd. Uiteraard is het wel mogelijk om ook dit 30 voorste gedwongen stuurbare wielstel gedwongen te sturen.

1030190 6

De nabij de overstaande korte zijden 4a, 4b gelegen wielstellen 3a, 3b zijn elk via een vergrendelbare draaikrans 11a, 11b zwenkbaar om een staande as ten opzichte van het laadplateau 2 opgesteld. In het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld is telkens de in rijrichting voorgelegen 5 draaikrans 11 vergrendeld, d.w.z. in figuren 1 is de draaikrans 11a vergrendeld en is de draaikrans 11b vrijgegeven, terwijl in de figuren 2 de draaikrans 11a is vrijgegeven en de draaikans 11b is vergrendeld. De vergrendeling van de draaikransen 11 is in dit uitvoeringsvoorbeeld gerealiseerd doordat de draaikransen 11 in de eerste stand van het wielstel 10 3 op een geleidingsrail zijn geschoven die rotatie van de draaikrans tegengaat, terwijl de draaikransen 11 wanneer het wielstel 3 in de tweede stand is, vrij van de geleiding zijn en kunnen roteren.

De wielen van de nabij de overstaande korte zijden 4a, 4b gelegen wielstellen 3a, 3b zijn via vergrendelbare fusee-assen 12a, 12b zwenkbaar 15 om een staande as ten opzichte van het laadplateau 2 opgesteld. De vergrendeling is daarbij zo uitgevoerd dat de fusee-assen worden vrijgegeven wanneer de draaikransen 11 worden vergrendeld. Als alternatief kunnen de wielstellen 3a, 3b via liftassen in hoogte verstelbaar ten opzichte van het laadplateau 2 zijn opgesteld. In een dergelijk geval kan 20 het in rijrichting voorste wielstel 3 worden opgetild, in plaats van dat het via een fusee-as stuurbaar wordt gemaakt.

Het laadplateau 2 van de in het uitvoeringsvoorbeeld weergegeven oplegger 1 maakt deel uit van een containerchassis. Het chassis is bij voorkeur voorzien van twistlocks met een hartafstand van veertig voet voor 25 het opnemen van een 40-voetscontainer en van twee sets twistlocks voor het op het chassis opnemen van twee 20-voetscontainers. Eventueel kan nog worden voorzien in additionele twistlocks voor het opnemen van railbakken of 30-voetscontainers. Voorts kan het chassis nog worden voorzien van twistlocks met een hartafstand van 42,5 of 45 voet voor het opnemen van 30 een 45-voetscontainer. Het chassis kan indien gewenst zijn voorzien van 1030190 7 uitschuifbare of uitklapbare delen of van op- of aanzetstukken om de gewenste hartafstand tussen de twistlocks te realiseren.

Als alternatief kan het laadplateau 2 deel uitmaken van een vaste opbouw, zoals een laadkist of tankopbouw. Bijvoorkeur is een dergelijke 5 laadkist voorzien van laaddeuren aan de overstaande korte zijden 4 van de oplegger, en/of in rijrichting gezien meerdere opeenvolgende ladingcompartimenten. In geval van een tankopbouw betreft dit meerdere tankcompartimenten in rijrichting.

De wielen van de wielstellen 3 zijn voorzien van schijfremmen en 10 de vering van de wielen is voorzien van in rijrichting dubbel uitgevoerde veerbalgen.

De wielstellen 3a, 3b dragen stootbalken, verlichtingseenheden en kentekenplaten. Uiteraard kunnen stootbalken, verlichtingseenheden en kentekenplaathouders ook door het laadplateau 2 zijn gedragen, 15 bijvoorbeeld als een klapbalk die kan worden versteld tussen een opwaartse of liggende stand enerzijds en een neerwaartse gebruiksstand anderzijds.

De hoofdrijrichting P van de oplegger kan als volgt worden versteld tussen de in de figuren 1 getoonde richting en de in figuren 2 getoonde richting.

20 In figuur 1 is weergegeven dat twee 20-voetscontainers op de oplegger 1 zijn geplaatst. De in rijrichting voorste container met de aanduiding H is zwaarder beladen dan de in rijrichting achterste container met de aanduiding L. Bij de transportroute moet eerst de zwaarste container worden gelost. Nabij het losplatform 13 wordt de trekker 6 van de 25 trekkerkoppeling 5a losgekoppeld en wordt de trekker omgereden naar de overstaande korte zijde 4b. Vervolgens wordt de trekker gekoppeld aan de overstaande korte zijde 4b en wordt de oplegger met de korte zijde 4a tegen het losplatform 13 geplaatst.

1030190 8

De oplegger kan als volgt worden versteld vanuit de in figuren 1 getoonde stand naar de in figuur 2 getoonde stand om de hoofdrijrichting te keren.

De verstelbare wielstellen 3a, 3b worden op de rem gezet.

5 Vervolgens wordt het laadplatform 2 ten opzichte van de wielstellen 3a, 3b ontgrendeld en wordt het met de nog aangekoppelde trekker 6 ten opzichte van de wielstellen 3a, 3b verschoven en in een niet-weergegeven neutrale stand gebracht. In deze stand zijn de wielstellen 3a, 3b elk zo ver van de kingpinnen 7a, 7b verwijderd dat het achterstuk 8 van de trekker 6 nog 10 precies kan aankoppelen en kan afkoppelen. Vanuit de in figuur 1 getoonde stand beweegt het laadplatform 2 ten opzichte van de wielstellen 3a, 3b naar rechts.

In de neutrale stand zijn de wielstellen hier in zijaanzicht symmetrisch ten opzichte van het midden van de oplegger opgesteld. De 15 neutrale stand is bij voorkeur stabiel, zodat steunpoten kunnen worden vermeden. Vervolgens wordt de trekker 6 van de ene kingpin 5a ontkoppeld en na omrijden van de trekker 6 aan de overstaande kingpin 5b gekoppeld. Met de trekker 6 wordt het laadplatform 2 vervolgens in figuur 2 naar rechts geschoven tot in de daar getoonde stand. Vervolgens wordt het 20 laadplatform weer ten opzichte van de wielstellen vastgezet, en worden de wielstellen 3a, 3b vrijgegeven.

De oplegger 1 kan op een gebruikelijke wijze zijn opgebouwd door middel van een chassis. Het is echter ook mogelijk om het laadplateau 2 uit te voeren als een stijve, lichte sandwichconstructie waarop de wielstellen 25 met behulp van platen aangrijpen. De verschuifbaarheid van de wielstellen kan bijvoorbeeld worden gerealiseerd door de sandwichconstructie van het laadplateau althans aan de onderzijde gegolfd uit te voeren en de wielstellen via een corresponderend gevormde golfplaat met het laadplateau te laten samenwerken. Door de voortplantingsrichting van de golvingen dwars op de 1030190 9 transportrichting te kiezen kan het wielstel dan eenvoudig in langsrichting j van het voertuig worden verschoven.

Het moge duidelijk zijn dat de uitvinding niet beperkt is tot het hier weergegeven uitvoeringsvoorbeeld. Zo kan de oplegger zijn voorzien van 5 slechts nabij het midden gelegen wielstellen. Ook kan de oplegger zijn voorzien van slechts een enkelvoudig, bijvoorbeeld star, wielstel dat over in hoofdzaak de gehele lengte van de oplegger verschuifbaar is. Uiteraard is in een dergelijke uitvoering voorzien in inklapbare steunpoten nabij de j overstaande korte zijde. Het zal de vakman duidelijk zijn dat vele varianten i 10 mogelijk zijn binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.

j ! 1030190

Claims (13)

1. Oplegger voor wegtransport, omvattende een laadplateau met ten minste één wielstel, en een aan een korte zijde van de oplegger aangebrachte trekkerkoppeling voor samenwerking met een trekker, met het kenmerk, dat de oplegger aan de overstaande korte zijde is voorzien van i 5 een alternatieve trekkerkoppeling voor samenwerking met een trekker, zodat de hoofdrijrichting van de oplegger omkeerbaar is.

2. Oplegger volgens conclusie 1, waarbij de trekkerkoppelingen aan de overstaande zijden in hoofdzaak gelijk zijn uitgevoerd, bijvoorkeur als kingpin.

3. Oplegger volgens conclusie 1 of 2, waarbij nabij de korte zijden is voorzien in wielstellen, in het bijzonder vrij stuurbare wielstellen of gedwongen stuurbare wielstellen.

4. Oplegger volgens conclusie 3, waarbij de nabij de korte zijden gelegen wielstellen elk ten opzichte van het laadplateau verschuifbaar zijn 15 tussen een meer nabij de rand van de korte zijde van het laadplateau gelegen stand waarin opname van een achterstuk van een trekker onder het laadplateau wordt geblokkeerd, en een verder van de rand van de korte zijde van het laadplateau gelegen stand waarin opname van een achterstuk van een trekker onder het laadplateau mogelijk is.

5. Oplegger volgens conclusie 4, waarbij de nabij de korte zijden gelegen wielstellen gekoppeld verschuifbaar zijn uitgevoerd.

6. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies, waarbij nabij het midden is voorzien in ten minste één wielstel, bijvoorkeur één of meer starre wielstellen.

7. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies waarbij voor beide trekkerkoppelingen is voorzien in besturingsmiddelen voor het, op basis van de via een trekkerkoppeling gerealiseerde zwenkhoek tussen trekker en 1030190 i ! oplegger, besturen van een nabij de ongekoppelde trekkerkoppeling gelegen, gedwongen stuurbaar wielstel.

8. Oplegger volgens conclusies 3-7, waarbij de nabij de overstaande korte zijden gelegen wielstellen elk via een vergrendelbare draaikrans 5 zwenkbaar ten opzichte van het laadplateau zijn opgesteld.

9. Oplegger volgens conclusies 3-8, waarbij de wielen van nabij de overstaande korte zijden gelegen wielstellen via vergrendelbare fusee-assen zwenkbaar ten opzichte van het laadplateau zijn opgesteld en/of via liftassen in hoogte verstelbaar ten opzichte van het laadplateau zijn 10 opgesteld.

10. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies, waarbij het laadplateau deel uitmaakt van een container-chassis.

11. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies 1-9, waarbij het laadplateau deel uitmaakt van een vaste opbouw.

12. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de geremde wielen van de wielstellen zijn voorzien van remmen die in beide hoofdrijrichtingen een in hoofdzaak gelijke remkarakteristiek hebben, in het bijzonder schijfremmen.

13. Oplegger volgens één der voorgaande conclusies, waarbij de 20 oplegger is voorzien van een vering die in beide hoofdrijrichtingen een in hoofdzaak gelijke veerkarakteristiek heeft, in het bijzonder dubbel uitgevoerde veerbalgen. 1030190