NL1029675C2 - Geleidingssysteem. - Google Patents

Description

GELEIDINGSSYSTEEM

De uitvinding heeft betrekking op een geleidingssysteem voor het geleiden van een object tussen twee compartimenten.

5 De uitvinding heeft tevens betrekking op een rails voor een dergelijk geleidingssysteem.

Het is bekend een geleidingssysteem toe te passen voor het verplaatsen van een object tussen twee locaties. Wanneer de twee locaties zich op een afstand van elkaar bevinden en 10 onderdeel vormen van twee compartimenten welke van elkaar gescheiden zouden moeten zijn door een brandwerende wand, zullen ook delen van het geleidingssysteem brand- en rookwerend uitgevoerd moeten zijn. Dit is in het bijzonder het geval in zorginstellingen zoals als verzorgingstehuizen. 15 De woon-, verblijf- en slaapruimtes zijn aparte subbrandcompartimenten. De wanden van de compartimenten zijn brand/rookwerend. Echter ter plaatse van het geleidingssysteem zijn aanvullende maatregelen noodzakelijk.

Volgens de stand van de techniek is het bekend de holte 20 van een rails van een geleidingssysteem te voorzien van een uitzettend of opschuimend materiaal dat bij verhoogde temperatuur uitzet zodanig dat de holte wordt afgesloten en rook en/of brand uit een eerste compartiment niet via het geleidingssysteem overslaat naar een tweede compartiment. Een 25 dergelijk geleidingssysteem wordt getoond in NL 1020753.

Een nadeel van de systemen volgens de stand van de techniek is dat het afsluitmiddel pas boven een bepaalde drempeltemperatuur gaat uitzetten. Rookverspreiding wordt pas vanaf de drempeltemperatuur tegengegaan. Bij rookontwikkeling 30 bij lage temperatuur is de rookwerendheid van systemen volgens de stand van de techniek niet voldoende. Bovendien is de afsluiting bij de bekende techniek niet voldoende.

1029675 2

Het doel van de uitvinding volgens een aspect is een geleidingssysteem te verschaffen dat een verhoogde rookwerendheid heeft. Volgens een ander aspect is een doel van de uitvinding een geleidingssysteem te verschaffen 5 waarbij de afsluiting is verbeterd.

: Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt bij voorkeur | met een geleidingssysteem omvattende een rails die zich tussen twee compartimenten kan uitstrekken en die tenminste een zich in een lengterichting van de rails uitstrekkende 10 holte heeft. Bij voorkeur omvat het geleidingssysteem tevens een tenminste in de holte aangrijpende en door de holte beweegbare geleider voor het object. Volgens de uitvinding is een afsluitmiddel beweegbaar in de holte opgenomen en is deze beweegbaar tussen een in hoofdzaak afsluitende toestand en 15 een open toestand, waarbij de geleider langs het afsluitmiddel door de holte beweegbaar is. Hierdoor wordt een geleidingssysteem verkregen waarbij de holte van de rails waardoorheen de geleider of cassette beweegbaar is, afgesloten is. Rookontwikkeling bij lage temperatuur wordt 20 reeds bij kamertemperatuur tegengehouden door het i afsluitmiddel. De rook kan zich niet via de holte in de rails verspreiden over andere compartimenten. Op het moment dat de geleider door de holte heen wordt bewogen, is het afsluitmiddel naar de open toestand beweegbaar waardoor de 25 geleider langs het afsluitmiddel kan bewegen. In de afsluitende toestand is de afsluiting van de holte niet per se volledig. Enige tussenruimte tussen afsluitmiddel en holte is mogelijk.

Volgens de uitvinding omvat het afsluitmiddel een 30 uitzettend middel. Het uitzettende middel zal bij verhoogde temperatuur zorg dragen voor de verdere afsluiting. In tegenstelling tot de stand van de techniek wordt de rook-werende functie van het afsluitmiddel gecombineerd met de 3 volledige afsluiting van de holte waarin het afsluitmiddel geplaatst is bij een verhoogde temperatuur ten gevolge van een brand in een van de compartimenten. Het uitzettende middel zal vanaf een bepaalde drempeltemperatuur bijvoorbeeld 5 opschuimen, waardoor de holte volledig wordt afgesloten. Hiermee wordt niet alleen de rook geweerd, maar wordt ook luchttoevoer naar de brand tegen gehouden. Aangezien het afsluitmiddel al in staat is een in hoofdzaak afsluitende toestand aan te nemen, zal slechts een kleine opschuiming van 10 het uitzettende middel voldoende zijn om tot een volledige afsluiting te komen.

Hierdoor zal bij temperatuurverhoging naast de afsluitende werking van het afsluitmiddel ook de afsluitende werking van het opschuimend materiaal gebruikt kunnen worden. 15 Het afsluitmiddel wordt in de gesloten toestand vastgehouden door het uitgezette materiaal bij verhoogde temperatuur.

Bij voorkeur is het afsluitmiddel een zwenkbare klep. De klep kan door zwenken gesloten en geopend worden. Bij voorkeur is de klep scharnierend met de rails verbonden.

20 Hierdoor wordt een geleidingssysteem verkregen dat tegen lage kosten met verhoogde zekerheid kan worden samengesteld.

Het is verder gunstig dat de zwenkbare klep een as heeft die in twee uitsparingen in de rails is opgenomen. Hierdoor wordt een klep verkregen die draaibaar is rond de as. De 25 asuiteinden zijn opgenomen in twee uitsparingen van de rails.

Bij voorkeur ligt het zwaartepunt van de klep in gebruik onder de as. Hierdoor zal de klep onder invloed van de zwaartekracht in een verticale positie worden gebracht met het zwaartepunt onder de as. Dit kan de uitgangspositie zijn 30 van de klep in de afsluitende positie.

Bij voorkeur heeft de klep een op de holte van de rails aansluitend profiel. Hierdoor sluit de klep de holte zelf volledig af.

4

Bij voorkeur is het uitzettende materiaal aangebracht nabij een omtreksrand van het afsluitmiddel. Door het uitzettende materiaal nabij de omtreksrand aan te brengen zal een kleine uitzetting van het materiaal al tot volledige 5 afsluiting van de holte leiden. De omtreksrand van het afsluitmiddel ligt aan op bijvoorbeeld de laterale wanden van de holte in de rails. Door opschuiming wordt de nog aanwezige tussenruimte tussen omtreksrand en wand van de holte opgevuld en volledig afgesloten.

10 Door het uitzettende materiaal nabij de omtreksrand van het afsluitende middel aan te brengen wordt de mogelijke uitzetting van het opschuimende materiaal tevens gedeeltelijk gestuurd. De tussenruimte tussen omtreksrand en holte wordt als eerste gevuld en afgesloten. Uitzetting bijvoorbeeld in 15 een middendeel van de holte, dat voor de volledige afsluiting van minder belang is, wordt hierdoor gedeeltelijk vermeden. Door de sturing en gerichtheid van de uitzetting kan met minder uitzettend materiaal worden gewerkt, waardoor een kostenbesparing kan worden gehaald.

20 Bij voorkeur is het afsluitmiddel dubbelwandig met daartussen het opschuimend materiaal. Zo'n seal is anorganisch, vochtbestendig, duurzaam en schuimt tot ca 10 maal het oorspronkelijke volume op. Dit soort materialen worden veelvuldig toegepast in brandwerende deuren en 25 brandmanchetten.

Bij voorkeur is deze aanvullende seal van een bij brand drukopbouwend opschuimend materiaal gesandwicht tussen twee wanden. Het afsluitmiddel bestaat bij voorkeur uit drie op elkaar aangebrachte lagen waarbij bijvoorbeeld de middenlaag 30 wordt gevormd door het opschuimend materiaal. Door de sandwich kan het opschuimende materiaal alleen uitzetten via de zijrand of omtreksrand van het zodanig samengestelde afsluitmiddel. Dit versnelt de volledige afsluiting. Deze 5 uitvoering is een voorbeeld van een afsluitmiddel welke een drager omvat, en waarbij het uitzettende middel nabij een omtreksrand van de drager is aangebracht.

In een andere voorkeurhebbende uitvoering is een sleuf 5 aangebracht in de omtreksrand van het afsluitmiddel/de klep. De sleuf kan worden gevuld met opschuimend materiaal. Door deze positie zal direct bij verhoogde temperatuur het schuim het afsluitmiddel in een gesloten positie vastzetten. Het schuim zet immers zodanig uit dat de omtreksrand wordt 10 vastgezet.

Bij voorkeur omvat het geleidingssysteem een dwingend middel, zoals een veer, welke met het afsluitmiddel is verbonden en die het afsluitmiddel naar de afsluitende toestand voorspant. Door middel van de veer wordt het 15 afsluitmiddel in de gesloten of afsluitende positie gehouden. Zodra dit mogelijk is zal het afsluitmiddel door de voorspanning naar de afsluitende positie worden bewogen vanuit de open positie.

Bij voorkeur is de rails van het geleidend systeem een 20 geëxtrudeerd, bijvoorbeeld aluminium, profiel. Het extrusieprofiel heeft bij voorkeur twee C-vormige kamers met een tussenwand. Het profiel is bij voorkeur symmetrisch. Een dergelijk profiel is algemeen verkrijgbaar in de handel en kan tegen lage kosten worden vervaardigd.

25 Bij voorkeur is een deel van de tussenwand verwijderd tot de plaats waar het afsluitmiddel in de rails wordt gemonteerd. Dit kan door frezen.

Bij voorkeur zijn de uitsparingen voor de as van de klep aangebracht in laterale wanden van de rails en neemt de 30 afstand tussen de laterale wanden af of blijft deze gelijk met toenemende afstand tot de uitsparingen. Alleen hierdoor kan een vormsluitende klep zwenkend in de railsholte opgenomen worden. De klep en/of de railsholte kan geen naar 6 buiten toe uitspringende delen hebben, aangezien deze de rotatie van de klep zouden verhinderen of de afsluiting mogelijk zouden maken. Een voorbeeld van een dergelijk profiel wordt gegeven in de tekening. De vakman zal 5 verschillende uitvoeringen kunnen maken welke vormsluiten en zwenkbaar in de een holte van een profiel kunnen worden opgenomen. De klep zal geen lateraal uitstekende delen hebben.

In een andere uitvoeringsvorm is de rails een gewalst 10 stalen profiel. Een dergelijk profiel heeft een hoger smeltpunt dan bijvoorbeeld een aluminium profiel en is derhalve beter bestand tegen hitte. Ook zijn de dragende eigenschappen van een stalen profiel beter dan van een aluminium profiel. De uitvoeringsvoorbeelden gegeven voor 15 aluminium kunnen ook in staal worden vervaardigd. In het bijzonder gelden dezelfde voorwaarden voor de scharnierbaarheid van de klep in de holte van het stalen profiel zoals hierboven gegeven.

Bij voorkeur is de rails van het geleidingssysteem 20 verbindbaar met het plafond. De holte van de rails is aan de onderzijde van die rails toegankelijk zodanig dat de cassette daaronder kan hangen en het object, bijvoorbeeld een patiënt, daaraan hangend verplaatst kan worden.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een rails voor 25 een geleidingssysteem volgens één van de onafhankelijke conclusies. De rails heeft een holte welke voorzien is van een afsluitmiddel voor het rookwerend en brandwerend afsluiten van die holte wanneer de rails twee compartimenten met elkaar verbindt.

30 De rails voor een geleidingsysteem heeft bij voorkeur een langgerekt profiel voorzien van ten minste twee kamers. De kamers worden in dwarsdoorsnede van het profiel gescheiden door een tussenwand. Op ten minste een plaats in de rails is 7 een deel van de tussenwand verwijderd. Op deze plek kan het beweegbare afsluitmiddel worden aangebracht. Bij voorkeur zijn op die plaats uitsparingen voor het opnemen van een as van een klep aangebracht in langswanden van het profiel.

5 Hierdoor kan de klep scharnierend worden geplaatst.

Volgens de uitvinding wordt verstaan onder twee compartimenten twee kamers in bijvoorbeeld een gebouw. Tussen deze compartimenten bevindt zich vaak een rook- en/of brandwerende scheidingswand, waardoor het geleidingssysteem 10 moet worden aangebracht. Hierdoor wordt de brandwerende en/of rookwerende werking van de scheidingswand verminderd of zelfs geheel tenietgedaan.

Een geleidingssysteem volgens de uitvinding is ook wel bekend als een plafondlift. In bestaande dan wel nieuwbouw 15 komt het voor dat er een plafondlift wordt aangebracht door de gangen en naar diverse ruimten. Een dergelijke plafondlift loopt via een railssysteem dat gemonteerd is aan het bouwkundige plafond en kan daarbij diverse brandwerende scheidingen passeren.

20 De regelgeving op dit gebied in Nederland (het bouwbesluit) stelt dat de Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (wbdbo) voor een gebouw dat moet zijn opgedeeld in brandcompartimenten tussen de 30 tot en met 60 minuten moet liggen. Dit afhankelijk van gebouwfunctie en de plaats 25 van de hoogste vloer van een verblijfsgebied.

Draagconstructies die een scheiding met een wbdo-eis van 30 tot en met 60 minuten dragen, dienen dezelfde brandwerendheid te bezitten als de scheiding zelf. (Denk hierbij aan staalconstructies).

30 Of aan de wbdbo-eis wordt voldaan kan beoordeeld worden met behulp van de norm NEN 6068:1997 waarin verwezen wordt naar de norm NEN 6069:1997 hoofdstuk 3 voor de bepaling van brandwerende scheidingsconstructies.

! 8

De criteria vermeldt in de norm NEN 6069:1997 zijn:

Vlamdichtheid betrokken op afdichting, thermische isolatie betrokken op temperatuurstijging (wanden en vloeren), thermische isolatie betrokken óp straling (luiken, deur- en 5 raamconstructies) en bezwijken (dragende constructieonderdelen).

De regelgeving geeft aan dat rookwerende scheiding gelijk is aan een wbdbo-eis van 20 minuten. Dus de bovengenoemde oplossing zou aan de regelgeving voldoen wat betreft zowel 10 rook- als brandwerendheid.

De uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de bijgevoegde figuren waarin:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht toont van een gebouw met twee compartimenten waarin het geleidingssysteem volgens 15 de uitvinding is toegepast,

Figuur 2 een tweede aanzicht van een detail van de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 toont,

Figuur 3 een detail toont van een afsluitmiddel volgens een tweede uitvoeringsvorm van de uitvinding.

20 In figuur 1 wordt een opengewerkt aanzicht getoond van een gebouw, zoals een zorginstelling, die bestaat uit verschillende kamers of compartimenten 1,2/ die telkens in hoofdzaak gescheiden worden door wanden 3,4. De wanden voldoen aan de wettelijke eisen voor brandveiligheid en 25 brandvertraging. Niet getoond is het plafond van de compartimenten. Het geleidingssysteem is bij voorkeur verbonden met het plafond.

Compartimenten 1 en 2 zijn met elkaar verbonden middels een opening 5. In de opening is een deur bestaande uit twee 30 zwenkende met de wanden verbonden deurdelen 6,7. De deurdelen zijn vervaardigd uit een brandwerend of vertragend materiaal en voldoen aan wettelijke eisen.

9

Aan de bovenhoek van de deurdelen 6,7 is een uitsparing 8 gevormd. Deze is nodig ten einde de plaatsing van een rails 9 van een geleidingssysteem volgens de uitvinding te plaatsen, in de uitvoeringsvorm in het midden van de deur.

5 Verschillende andere uitvoeringen van de deur, bijvoorbeeld een schuifdeur, zijn mogelijk.

De rails 9 is verbonden met het plafond. De vakman zal bekend zijn met verschillende verbindingstechnieken. Het kan gaan om nieuwbouw, maar de rails kan ook in bestaande 10 bebouwing worden geplaatst.

De rails 9 heeft in dwarsdoorsnede een profiel dat in hoofdzaak een H-vorm heeft, bestaande uit twee holtes of kamers 10,11, welke holtes middels een opening van buiten toegankelijk zijn. Een holte, 10, wordt gebruikt voor 15 verbinding met het plafond. Geschikte verbindingsmiddelen I

kunnen worden gekozen. j

De tweede kamer 11 wordt gebruikt voor geleiding van een geleider of cassette 12, die schematisch is weergegeven. De cassette is verbonden met een drager, in deze uitvoering een 20 draagband 13, waarmee een persoon, verplaatst kan worden bijvoorbeeld uit bed en in bad. Diverse uitvoeringen voor een dergelijke transportsysteem met geleiding volgens de uitvinding zijn mogelijk. De uitvinding is niet beperkt tot een bijzondere wijze van transport.

25 De cassette 12 heeft een aantal gelagerde wielen, waarvan er twee 15 zijn weergegeven. Deze zijn verbonden met een T~ vormige nok 16 aan een bovenzijde van de cassette. De T-vormige nok met wielen is opgenomen in de tweede holte 11 van de rails. De cassette is voorzien van aandrijfmiddelen voor 30 aandrijving van de wielen. De cassette kan door een bestuurder bijvoorbeeld middels een afstandbediening, worden bediend. De cassette zal dan het gedragen object kunnen verplaatsen door te bewegen langs en/of onder de geleidende 10 rails volgens pijl 17. Het object kan van het eerst compartiment 1 naar het tweede compartiment gedragen worden.

Figuur 2 toont een details volgens pijl II in figuur 1 van de rails 9 nabij de doorgang 5.

5 Ter plaatse van de deuropening is in de rails een afsluitmiddel 20 opgenomen. Het afsluitmiddel is in de getoonde uitvoering een beweegbare klep, die kan scharnieren rondom een as 21, die gevormd wordt door een met de klep verbonden pen 22. De uiteinden 23,24 van de pen 22 zijn 10 opgenomen in de zijwanden 25 van de rails 9 aangebrachte uitsparing 26. Hierdoor wordt een eenvoudige scharnierende verbinding verkregen.

De rails 9 heeft een dubbel C-vormig profiel. Het afsluitmiddel is aangebracht in een deel waar de tussenwand 15 30 van het profiel deels is verwijderd. Hierdoor ontstaat een open verbinding tussen de beide holten 10,11 van de rails. In de geopende toestand van het afsluitmiddel kan hierdoor het afsluitmiddel volledig naar de bovenste holte 10 gezwenkt worden, waardoor de volledige onderste holte 11 ter 20 beschikking staat aan de cassette 12.

De klep zal onder invloed van de zwaartekracht als standaard of uitgangspositie de getoonde positie innemen, waarbij de klep de eventuele rookdoorvoer via de holte 11 van de rails 9 blokkeert.

25 Daarnaast wordt de klep 20 voorgespannen middels veren 28,29. Deze zullen de klep 20, wanneer de beweging van de klep niet geblokkeerd is, terug dwingen naar de gesloten toestand. In een andere uitvoering worden als veermiddelen een spiraal van verenstaal gebruikt.

i 30 Wanneer de cassette 16 door de deuropening 5 passeert, zal de cassette de volledige holte 11 nodig hebben. De klep 20 kan echter rond de as zwenken en komt daardoor vrijwel volledig buiten de holte 11 te liggen en blokkeert de passage i ! 11 niet. De as van de klep bevindt zich op een hoogte buiten de holte 11, namelijk in de holte 10.

De klep is vormsluitend uitgevoerd met een profiel overeenkomstig de door de twee holtes 10,11 gevormde 5 doorsnede. De doorsnede is zodanig, dat deze geen uitstekende delen heeft. Vanaf de as neemt de afstand tussen de laterale wanden van het profiel telkens af of blijft gelijk. Had deze toegenomen, dan had de klep niet vrij kunnen zwenken.

Het afsluitmiddel 20 heeft een omtreksrand 32, de welke 10 in de gesloten toestand aanligt op de zijwanden van de holte 10,11. Een kleine tussenruimte is mogelijk. De klep blokkeert in de gesloten toestand, zoals getoond in figuur 2 het grootste deel van de holten 10,11. Hierdoor wordt een groot deel van mogelijke rookontwikkeling via de holten 15 tegengegaan.

In de gesloten toestand worden alle holten van de rails afgesloten. Eventueel kunnen aanvullende vormsluitende middelen aanwezig zijn, zoals een flexibele, bijvoorbeeld rubbers rondom de omtreksrand van de klep aangebrachte band. 20 Door deze band zal de klep nauwsluitend op het binnenprofiel aanliggen.

! Wanneer de deuren 6,7 gesloten zijn en de klep gesloten i j is, zal rook niet uit een van de compartimenten naar het andere compartiment kunnen ontsnappen.

25 De klep wordt gevormd door een hard materiaal bijvoorbeeld een metaal.

Figuur 3 toont de klep voor een andere uitvoeringsvorm.

De bijpassende rails is niet getoond.

Figuur 3 toont een omtreksrand 58 van een klep 59. De 30 klep 59 kan op dezelfde wijze als de eerste uitvoeringsvorm worden opgenomen in de rails. In de omtreksrand, die langs de laterale wanden van een rails zullen bewegen, is een sleuf aangebracht. In de sleuf is opschuimend middel aangebracht.

12

Bij een temperatuur verhoging zal dit middel opzetten en zal het de klep klemmen tussen de laterale wanden van de rails. Hierdoor wordt een gunstige vergrendeling verkregen.

Een klep volgens een niet getoonde uitvoeringsvorm 5 bestaat uit drie lagen. De twee buitenste lagen kunnen worden gevormd door een metaal. Daartussen is een opschuimend materiaal aangebracht, dat vanaf een temperatuur boven bijvoorbeeld 50’C, bij voorkeur 150'C opzwelt. Door de opzwelling zal het schuim de holte in de rails aanvullend 10 afsluiten en wordt de normaal vrije beweging van de klep geblokkeerd en vergrendeld. Doordat de opschuimende laag tussen twee stijvere lagen is gesandwicht zal de laag vooral naar de zijkanten kunnen uitzetten. De uitzetting is deels gericht. De uitzetting is vooral gericht, wanneer het 15 afsluitmiddel is opgenomen in het geleidingssysteem, richting de laterale wanden van de holte.

Het zal duidelijk zijn dat verschillende andere uitvoeringsvormen mogelijk zijn. De vakman zal telkens geschikte materialen kunnen kiezen. De uitvinding is niet 20 beperkt door de getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle in de tekst genoemde elementen kunnen los van elkaar of in combinatie met andere onderdelen zelf een uitvinding vormen, zonder dat daarvan thans is aangegeven dat het een uitvinding is. Zij kunnen het onderwerp worden van een afgesplitste 25 aanvrage gericht op een andere combinatie van maatregelen dan thans aangegeven in de bijgesloten conclusies.

i | j i 1029675

Claims (19)

1. Geleidingssysteem voor de geleiding van een object tussen twee compartimenten, omvattende een zich tussen de 5 compartimenten uitstrekkende rails die ten minste een zich in een lengte richting van de rails uitstrekkende holte heeft en een ten minste in de holte aangrijpende en door de holte beweegbare geleider voor het object, waarbij een afsluitmiddel beweegbaar in de holte is opgenomen en 10 beweegbaar is tussen een in hoofdzaak afsluitende toestand en een open toestand, waarbij de geleider langs het afsluitmiddel door de holte beweegbaar is, met het kenmerk dat het afsluitmiddel een uitzettend materiaal omvat.

2. Geleidingssysteem volgens conclusie 1, met het 15 kenmerk, dat het afsluitmiddel een zwenkbare klep is.

3. Geleidingssysteem volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zwenkbare klep een as heeft die in twee uitsparingen in de rails is opgenomen.

4. Geleidingssysteem volgens conclusie 3, met het 20 kenmerk, dat de uitsparingen voor de as zijn aangebracht in laterale wanden van de rails en dat de afstand tussen de laterale wanden in dwarsdoorsnede van de rails langs de as afneemt of gelijk blijft gezien bij toenemende afstand tot de uitsparingen.

5. Geleidingssysteem volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het zwaartepunt van de klep zich in gebruik onder de as bevindt.

6. Geleidingssysteem volgens één van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat het uitzettende materiaal is aangebracht 30 nabij een omtreksrand van het afsluitmiddel.

7. Geleidingssysteem volgens één van de conclusies 1-6, met het kenmerk, dat een dwingend middel, zoals een veer, met 1029675 het afsluitmiddel is verbonden en het afsluitmiddel naar de afsluitende toestand voorspant.

8. Geleidingssysteem volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de rails een geëxtrudeerd profiel is.

9. Geleidingssysteem volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het extrusie profiel twee C-vormige kamers heeft met een tussenwand daartussen.

10. Geleidingssysteem volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat een deel van de tussenwand is verwijderd op de 10 plaats waar het afsluitmiddel in de rails is gemonteerd.

11. Geleidingssysteem volgens één van de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat de rails een gewalst stalen profiel is.

12. Geleidingssysteem volgens één van de conclusies 1-11, met het kenmerk, dat de rails verbindbaar is met het plafond.

13. Geleidingssysteem volgens één van de conclusie 2-12, met het kenmerk, dat een omtreksrand van de klep voorzien is van een sleuf, waarin het uitzettende middel is aangebracht.

14. Geleidingssysteem volgens een van de conclusies 1-14, waarbij het afsluitmiddel ten minste twee op elkaar 20 aangebrachte lagen omvat, waarbij ten minste een laag wordt gevormd door het uitzettende materiaal.

15. Geleidingssysteem volgens conclusie 15, waarbij de laag van uitzettend materiaal is opgenomen tussen twee andere lagen.

16. Rails voor een geleidingssysteem volgens één van de voorgaande conclusies.

17. Rails voor een geleidingsysteem volgens conclusie 16, omvattende een langgerekt profiel voorzien van ten minste twee kamers gescheiden door een tussenwand, waarbij een deel 30 van de tussenwand is verwijderd.

18. Rails volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat uitsparingen voor het opnemen van een as van een klep zijn aangebracht in langswanden van het profiel ter hoogte van de uitsparing.

19. Afsluitmiddel voor een geleidingssysteem omvattende een drager en nabij een omtreksrand van de drager aangebracht 5 uitzettend materiaal. 1029675