NL1029648C2 - Betonplaat. - Google Patents

Description

Betonplaat

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een betonplaat voorzien van een bovenkant en 5 een onderkant, die voor straten, pleinen en dergelijke wordt gebruikt. De uitvinding heeft verder betrekking op de combinatie van een betonplaat en een kabelgoot en een kabelgoot die in combinatie met een betonplaat volgens de uitvinding kan worden gebruikt.

10 Stand van de techniek

Een dergelijke betonplaat is bekend als Stelcon plaat en wordt veelal toegepast als tijdelijke verharding bijvoorbeeld op stranden en bij evenementen voor voetgangers en als aan- en afvoerwegen op bouwplaatsen voor vrachtwagens. Daarnaast worden de platen gebruikt voor industrie en milieuvloeren. Dergelijke betonplaten zijn meestal 15 aan de bovenkant voorzien van een omlijstingsraam van staal om het afbrokkelen van de randen te voorkomen.

Beschrijving van de uitvinding

De onderhavige uitvinding tracht het leggen van wegverharding zoals trottoirs, te 20 vereenvoudigen en te versnellen.

Een betonplaat volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding heeft het kenmerk dat de bovenkant voorzien is van een bestratingmotief en dat ten minste een langszijde van de betonplaat gedeeltelijk een vlak heeft dat een haakse hoek heeft met de onderkant en daarboven gedeeltelijk een vlak heeft dat een stompe hoek heeft met de 25 bovenkant van de betonplaat.

Tegenwoordig wordt bij het leggen van trottoirs eerst de trottoirband en opsluitband geplaatst. Daarna wordt het zand geëgaliseerd voor de trottoirtegels, waarna de trottoirtegels op het zand gelegd worden. Dit alles vergt veel handwerk en lichamelijk inspanning. Een trottoirband wordt gelegd om het trottoir verhoogd ten 30 opzichte van het wegdek te kunnen leggen. De trottoirband zorgt er tevens voor dat de eerste rij tegels langs de weg niet wegzakken of verschuiven wanneer er toevallig een auto overheen zou rijden. Om beschadiging van de wielen van een auto te voorkomen, hebben trottoirbanden een specifieke vorm. Het gedeelte dat onder het wegdek ligt 1 02964 8 t 2 loopt haaks op de onderkant van de trottoirband en het gedeelte dat boven het wegdek ligt maakt een stompe hoek met de bovenkant van de trottoirband. Door de stompe hoek raakt een autowiel dat langs een trottoirband rijdt, eerst de zijkant van de trottoirrand met de band en niet met de wieldop. Wanneer het gedeelte boven het 5 wegdek ook haaks op de bovenkant zou staan, dan zal in veel gevallen de wieldop of velg de trottoirband raken. Dit leidt tot beschadiging en mogelijk zelf vernieling van de wieldop of velg. Een betonplaat volgens de uitvinding heeft daarom aan ten minste een zijde van de betonplaat die als trottoirband fungeert, dezelfde eigenschappen. Doordat de betonplaat volgens de uitvinding een bestratingsmotief heeft en een zijde met de 10 genoemde eigenschappen, is het mogelijk met een handeling over een bepaalde lengte een compleet trottoir te leggen, die tevens een zijkant heeft met de eigenschap van een trottoirrand. Doordat het gedeelte van de zijkant haaks staat op de onderkant van de betonplaat, wordt het mogelijk de betonplaat tijdelijk te verwijderen voor werkzaamheden die in de grond onder plaat moeten gebeuren, zonder de stenen van het 15 wegdek mee te trekken. Daarnaast is door de zijde die een stompe hoek maakt met de bovenkant, het risico van beschadiging van een wieldop door langsrijden minimaal. Wanneer de hoek stomper is, kan dit gedeelte de functie krijgen van inritband.

In een uitvoeringsvorm van een betonplaat volgens de uitvinding heeft het bovenste gedeelte van de betonplaat onder het gedeelte van de bovenkant met het 20 bestratingmotief een andere materiaalsamenstelling dan het bovenste gedeelte van de betonplaat in een band langs de ten minste een langszijde van de betonplaat. Door gebruik te maken van verschillende materialen is het mogelijk om de eigenschappen van de bovenkant aan te passen aan het gebruik. Zo kan het wenselijk zijn het trottoir gedeelte van materiaal met een relatief zachte of gladde structuur, waardoor een 25 voetganger die valt zijn huid niet direct beschadig. Daarentegen is het ook wenselijk dat een voetganger die op de rand van de trottoir loopt, niet al te snel met zijn schoeisel van de rand afglijdt. Het materiaal dient in het tweede geval ruwer van structuur te zijn. Ook wordt het mogelijk om verschillende kleuren materiaal te gebruiken waardoor de functie van de delen van het wegdek beter zichtbaar wordt.

30 In een verdere uitvoeringsvorm van de betonplaat volgens de uitvinding heeft de onderkant onder het vlak met de stompe hoek een verdikking.

Door de verdikking onder het vlak met de stompe hoek wordt de betonplaat op die plaats steviger. Dit kan in het bijzonder van belang zijn als de stompe hoek zo t 02964 8 ί 3 groot is dat de hierdoor ontstane trottoirrand kan fungeren als inritband. Zonder verdikking is de kans groter dat de betonplaat ter hoogte van de inrit gaat breken of afbrokkelen wanneer een zwaar voertuig over de inritband rijdt. Het vlak aan de onderkant van de verdikking loopt in een voordelige uitvoeringsvorm evenwijdig aan 5 de onderkant van de betonplaat. Deze vorm van verdikking kan eenvoudig aangebracht worden in het fabricage proces van de betonplaten.

In een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft de betonplaat aan de onderkant een gleuf, waarbij de gleuf evenwijdig loopt aan de langszijde van de betonplaat die ligt tegenover de ten minste ene langszijde. De betonplaat kan naast 10 wegverharding ook dienst doet als deksel voor een kabelgoot. Deze gleuf in de betonplaat wordt dan gebruikt om de betonplaat ten opzichte van de kabelgoot te positioneren en op zijn plaats te houden. Dit gebeurt doordat een opstaande rand van de kabelgoot bij plaatsing van de betonplaat ingrijpt in de gleuf. Mocht het nu voorkomen dat een voertuig tegen de als trottoirrand fungerende zijde zou rijden, dan 15 zal de plaat niet verschuiven ten opzichte van de kabelgoot en omdat de kabelgoot stevig in de grond zit zal de betonplaat ook niet verschuiven.

In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een combinatie van een betonplaat volgens de uitvinding en een kabelgoot. Een kabelgoot heeft ten minste twee opstaande randen. Door bij plaatsing van de betonplaat op de 20 kabelgoot een van de opstaande randen in te laten grijpen in een gleuf in de onderkant van de betonplaat, kan de betonplaat snel gepositioneerd worden ten opzicht van de goot. Het gebruik van de combinatie heeft ook het voordeel dat wanneer gewerkt moet worden aan één van de kabels in de goot, de betonplaten eenvoudig en snel verwijderd kunnen worden en dat daarmee direct de kabels toegankelijk zijn. Er zijn geen 25 graafwerkzaamheden nodig om bij de kabels te komen, die het risico geven van beschadiging van een van de kabels. Tevens kunnen na het werk aan de kabels de betonplaten snel op hun plaats gelegd worden. Wanneer werkzaamheden aan de kabels in de kabelgoot plaats moeten vinden, wordt met deze combinatie de overlast van omwonenden tot een minimum beperkt. De kabels zijn snel bereikbaar en de 30 verwijderd trottoirdelen zijn weer snel en nauwkeurig teruggelegd.

In een verdere uitvoeringsvorm van de combinatie heeft de kabelgoot een opstaande rand in het midden van de kabelgoot welke opstaande rand bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot ingrijpt in de gleuf. Dit heeft als voordeel dat het voor 1 02964 $ 4 de plaatsing van de betonplaat ten opzichte van de kabelgoot niet uitmaakt hoe de kabelgoot ligt. Dan zal ongeacht hoe de kabelgoot in de lengterichting is neergelegd, de betonplaat op een zelfde positie geplaatst worden.

In een verdere uitvoeringsvorm van de combinatie liggen de langszijde van de 5 betonplaat die ligt tegenover de ten minste een langszijde en een langszijde van de kabelgoot in het verlengde van elkaar. Deze uitvoeringsvorm geeft de mogelijkheid om eerst de kabelgoot nauwkeurig te leggen. De van de weg af gekeerde zijde van kabelgoot bepaald dan de positie van de rand van het trottoir. Wanneer later de betonplaat op de kabelgoot gelegd wordt, komt de positie van trottoirrand van de 10 betonplaat op de overeenkomstige positie.

Een kabelgoot volgens de uitvinding, voor gebruik in combinatie met een betonplaat volgens de uitvinding, is voorzien van ten minste twee opstaande randen, waarbij een van de opstaande randen hoger is dan de andere. Door een van de opstaande randen hoger uit te voeren, is het mogelijk deze verhoogde rand te gebruiken 15 om de betonplaat ten opzicht van de kabelgoot te centreren. In een voordelige uitvoeringsvorm is de opstaande rand in het midden van de goot hoger is dan de andere opstaande randen. Doordat de rand in het middel van de goot ligt, kan de goot over 180° gedraaid worden en zal in beide gevallen de betonplaat bij plaatsing op dezelfde positie gelegd worden.

20 In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een kabelgoot om in combinatie met een betonplaat gelegd te worden. De kabelgoot volgens de uitvinding heeft een verhoogde zijwand welke verhoogd is ten opzichte van de tegenoverliggende zijwand, waarbij de buitenzijde van de kabelgoot aan de zijde van de verhoogde zijwand een vlak heeft dat een haakse hoek heeft met de onderkant van 25 de kabelgoot en daarboven gedeeltelijk een vlak heeft dat een stompe hoek heeft met een bovenkant van de verhoogde zijwand. Deze kabelgoot heeft de gecombineerde functie van trottoirband en kabelgoot. In een stap kan nu de kabelgoot en trottoirband uitgezet worden.

In een uitvoeringsvorm van een kabelgoot volgens de uitvinding heeft de 30 verhoogde zijwand aan de naar binnen gerichte zijde een draagrand, waarbij de bovenkant van een opstaande rand anders dan de verhoogde zijwand, hoger ligt dan de draagrand. Door deze draagrand wordt een betonplaat die op de kabelgoot gelegd wordt ondersteund, zodat doorbuigen en eventueel breken bij belasting wordt 1 02964 8 5 voorkomen. Daarnaast komt hierdoor de bovenkant van de botenplaat gelijk te liggen aan de bovenkant van de verhoogde zijwand.

In een verder aspect heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een combinatie van een kabelgoot volgens de uitvinding en een betonplaat. De betonplaat 5 aan de onderkant een gleuf heeft, waarbij de gleuf evenwijdig loopt aan een langszijde van de betonplaat en bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot een opstaande rand van de kabelgoot ingrijpt in de gleuf. Hierdoor wordt bereikt dat bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot de betonplaat goed aansluit op de verhoogde zijwand en niet meer kan verschuiven van de zijwand af.

10

Figuurbeschrijving

De onderhavige uitvinding zal hierna meer gedetailleerd besproken worden met gebruikmaking van karakteristieke uitvoeringsvormen, met referentie naar de bij gevoegde tekeningen, waarbij 15 Fig. 1 toont een 3-D tekening van een betonplaat volgens de uitvinding.

Fig. 2 een dwarsdoorsnede toont van een betonplaat volgens de uitvinding.

Fig. 3a-e een aantal variaties toont van de betonplaat volgens de uitvinding.

Fig. 4 een eerste variant toont van een betonplaat met gedeeltelijk een trottoirrand en inritband.

20 Fig. 5 een tweede variant toont van een betonplaat met gedeeltelijk een trottoirrand en inritband.

Fig. 6 een derde variant toont van een betonplaat met gedeeltelijk een trottoirrand en inritband.

Fig. 7 een dwarsdoorsnede toont van voorbelden van een betonplaat met inritband 25 waarbij de betonplaat verdikt is.

Fig. 8 een dwarsdoorsnede toont van een combinatie van een betonplaat en kabelgoot volgens de uitvinding.

Fig. 9 een dwarsdoorsnede toont van een andere combinatie van een betonplaat en kabelgoot volgens de uitvinding.

Voorbeelden

Fig. 1 toont een 3-D tekening van een betonplaat volgens de uitvinding. De betonplaat 1 heeft een bovenkant 2 en een onderkant 3. De bovenkant 2 is voorzien 30 1 02964 8 6 van een bestratingsmotief. Dit motief kan zijn in de vorm van 30x30cm tegels zoals getoond, maar kan ieder ander motief hebben bijvoorbeeld het motief van straatstenen. Het is ook mogelijk dat de textuur van de bovenkant aangepast is. Zo kan de bovenkant bijvoorbeeld lijken op een grindpad, kinderkopjes of gravel. Aan een zijde 5 is de betonplaat gedeeltelijk schuin afgewerkt, zodat deze kan fungeren als trottoirrand. In figuur 2, dat een dwarsdoorsnede toont van een betonplaat volgens de uitvinding, is dit duidelijker zichtbaar. De plaat is verdeeld in een trottoir gedeelte E en een trottoirrand gedeelte D. De schuin afgewerkte zijde van het trottoirrand gedeelte heeft gedeeltelijk een vlak 6 dat een haakse hoek heeft met de onderkant 3 en gedeeltelijk 10 een vlak 4 dat een stompe hoek heeft met de bovenkant 2 van de betonplaat. Het haakse gedeelte 6 heeft tot doel om de weg die tegen de betonplaat aan komt te liggen goed aan te laten sluiten. De hoogte van dit gedeelte B is afhankelijk van de plaatdikte en de hoogte van de bovenkant ten opzichte van de weg C. Bij een plaatdikte van 14 cm en een trottoirhoogte van 10 cm zal de hoogte van het loodrechte gedeelte 4 cm 15 zijn. Voordeel van het haaks zijn van het onderste gedeelte 6 van die zijde, is dat de betonplaat nadat deze gelegd is, er naderhand verticaal uitgelicht kan worden zonder de naastliggende weg te beschadigen. Andere gangbare plaatdiktes zijn 16 en 20 cm.

De stompe hoek tussen de bovenkant en vlak 4 is zo gekozen dat het risico van beschadiging van autowielen gering is. Vaak steekt een wieldop of velg uit. Doordat 20 vlak 4 onder een hoek staat, zal niet de wieldop of velg als eerste de rand raken maar de band zelf. Bij trottoirbanden met een hoogte van 12 cm ten opzichte van het wegdek ligt de bovenkant van de trottoir 2 cm van de weg af.

Verder zijn de hoeken van de betonplaat aan de bovenkant (12,14) afgerond. Hierdoor wordt de kans op afbrokkelen van de randen aanzienlijk verminderd. Tijdens 25 het fabricage proces van de betonplaten wordt het bestratingsmotief (16) aangebracht door onderin de bak waarin de betonplaat gestort wordt, een patroon of mal aan te brengen. Figuur 2, laat bijvoorbeeld een tegelmotief van 30x30 cm tegels zien. Referentie A geeft hierbij de grootte van de tegel aan. Het bovenste gedeelte 10 van de bovenkant met het bestratingsmotief kan een andere materiaalsamenstelling hebben 30 dan het bovenste gedeelte van de betonplaat dat de trottoirrand 8 vormt. Zo kan door een juiste materiaalkeuze het comfort voor de gebruiker vergroot worden. Zo kan bijvoorbeeld het trottoirgedeelte E gemaakt zijn van glad of flexibel materiaal, waardoor een voetganger bij vallen zich minder snel verwond, en kan het trottoirrand 1 02964 8 7 ί i gedeelte van een ruw materiaal zijn, zodat de voetganger wanneer hij zijn voet gedeeltelijk op de trottoirrand zet, voldoende grip heeft en niet van de rand afglijdt. Bij een betonplaat volgens de uitvinding vormen het onderste gedeelte van de betonplaat en de trottoirband 8 een geheel. Tijdens het fabricage proces van een betonplaat 5 volgens de uitvinding is het ook mogelijk dat eerst de betonplaat voorzien van trottoirband gemaakt wordt. De betonplaat heeft echter een uitsparing voor het aanbrengen van het bovenste gedeelte 10 voor het weggedeelte met bestratingsmotief.

In een later stap wordt het weggedeelte met bestratingsmotief aangebracht, bijvoorbeeld door middel van verlijming. De tegels worden dan op de betonplaat 10 gelijmd. Ook kan bijvoorbeeld een laagje asfalt aangebracht worden in plaats van tegels. Door deze fabricage methode wordt het aantal mogelijkheden voor een betonplaat met bestratingsmotief verder vergroot.

De betonplaat kan optioneel aan de zijde die ligt tegenover de trottoirrand, voorzien zijn met het motief van een opsluitband (niet getoond), hierdoor wordt het 15 mogelijk om met de betonplaat in een keer de totale breedte van een luxe trottoir te leggen en vervalt het separaat aanbrengen van de trottoirband en de opsluitband.

Wanneer twee betonplaten naast elkaar gelegd worden, kan een afdichting aanbracht worden tussen de betonplaten. Onkruid krijgt dan geen kans om wortels te ontwikkelen tussen de twee betonplaten.

20 De figuren 3a-e tonen een aantal variaties van de betonplaat volgens de uitvinding. Figuur 3a toont een betonplaat voorzien van een gat voor bijvoorbeeld een putdeksel of water/gaskraan. Wanneer, een boom of lantarenpaal in het trottoir staat, wordt in een uitvoeringsvorm een uitsparing aan een zijkant van de betonplaat gemaakt.

De betonplaten kunnen dan verwijderd worden zonder de boom of lantarenpaal eerst 25 weg te halen. Figuur 3b toont een betonplaat met een uitsparing voor bijvoorbeeld een trottoirkolk. Figuur 3c toont een betonplaat met een uitsparing voor bijvoorbeeld een telefoon-, kabel- of elektriciteitskast. Figuur 3d toont een andere variant van uitsparing voor bijvoorbeeld een trottoirkolk. Figuur 3e toont een betonplaat voor het leggen van een rondgaand trottoir. Een trottoirplaat kan ook met twee aansluitende zijden een 30 trottoirrand hebben voor bijvoorbeeld de hoek van een straat. Ook kan een trottoirplaat aan twee tegenover elkaar liggende zijden een trottoirrand hebben, bijvoorbeeld voor een vluchtheuvel, rijbaanscheiding of tussenbennen.

1 02964 8 * 8

De betonplaat kan in plaats van een trottoirrand ook een inritband hebben. Fig. 4 toont een eerste variant van een betonplaat met gedeeltelijk een trottoirrand 8 en inritband 9. Voor een brede inrit kan het nodig zijn dat een betonplaat 1 over de gehele lengte voorzien is van een inritband 9. Fig. 5 toont een tweede variant van een 5 betonplaat met gedeeltelijk een trottoirrand 8 en inritband 9. Bij deze variant is de overgang van inritband naar trottoirrand abrupter dan bij de variant in Fig. 4. Fig. 6 toont een derde variant van een betonplaat 1 met gedeeltelijk een trottoirrand 8 en inritband 9. Bij deze variant loopt via een ronding de inritband 9 over in de trottoirrand 8.

10 Vooral bij de combinatie van dunne plaat en inritband 9 kan het gevaar ontstaan dat bij belasting de betonplaat 1 bij het begin van de inritband 9 afbreekt. Een plaatselijke verdikking B’ van de plaat ter hoogte van de inritband zorg ervoor dat de betonplaat weer de gewenste stevigheid krijgt. Fig. 7 toont een dwarsdoorsnede van voorbeelden van een betonplaat met inritband waarbij de betonplaat verdikt is. De 15 verdikking 11 a kan zo uitgevoerd zijn dat de plaat overal ongeveer eenzelfde dikte heeft. Het kan ook zijn dat de onderkant 3a van het vlak van de verdikking evenwijdig loopt aan de onderkant 3 van de rest van de betonplaat. Deze variant wordt aangegeven met verwijzingscijfer 1 lb. Bij een loodrecht gedeelte van 4 cm hoog zal een verdikking van 6 cm al voldoende stijfheid geven.

20 Doordat met de betonplaat volgens de uitvinding snel en eenvoudig over de volle breedte een trottoir te leggen is en ook weer te verwijderen is, kan de betonplaat tevens dienst doen als deksel voor een kabelgoot onder het trottoir. Fig. 8 toont een dwarsdoorsnede van een combinatie van een betonplaat 1 en een kabelgoot 18. De kabelgoot 18 in figuur 8 heeft drie opstaande randen 20a, 20b en 20c. Afhankelijk van 25 het aantal compartimenten in de goot heeft de goot minimaal twee opstaande randen.

De betonplaat heeft aan de onderkant een gleuf 22. Deze gleuf loopt over de gehele breedte van de plaat. De diepte van de gleuf 22 is bij voorkeur 3 cm diep, zodat bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot een verhoogde opstaande rand 20b van de kabelgoot ingrijpt in de gleuf. De kabelgoot heeft één opstaande rand 20b die hoger is 30 dan de andere opstaande randen 20a, 20c. De verhoogde opstaande rand 20b is bij voorkeur evenveel hoger als de gleuf 22 in de betonplaat 1 diep is. Wanneer het grondniveau gelijk of net iets boven het niveau ligt van de andere opstaande randen 20a, 20c doch onder het niveau van de verhoogde opstaande rand 20b, dan zal bij 1 02964 8 9 plaatsing van de betonplaat de verhoogde opstaande rand 20b vallen in de gleuf. Deze manier van plaatsing heeft het voordeel dat de betonplaat in de breedte richting van het trottoir niet meer kan verschuiven ten opzichte van de kabelgoot 18. Wanneer een voertuig tegen de trottoirrandzijde 8 aanrijdt zal de betonplaat lniet verschuiven 5 doordat de kabelgoot 18 stevig in de grond ligt en de verhoogde rand 20b de betonplaat 1 op zijn plaats houdt. De verhoogde opstaande rand 20b zal echter dik genoeg moeten zijn om de dwarskrachten op te kunnen vangen. Een opstaande rand 20b van beton met een dikte van minimaal 2 cm kan deze dwarskrachten al opvangen. De gleuf 22 in de betonplaat zal minimaal de breedte moeten hebben van de breedte van de verhoogde 10 opstaande rand 20b, zodat die in de gleuf 22 valt. In figuur 8 is gekozen om de in het midden van de kabelgoot 18 aanwezige opstaande rand te verhogen. Hierdoor ligt de positie van de kabelgoot 18 ten opzichte van de betonplaat 1 vast, ook als de kabelgoot 180° gedraaid neergelegd zou worden. Voor de vakman is duidelijk meerdere opstaande randen verhoogd mogen zijn. Om de betonplaat 1 te kunnen leggen, moet 15 een betonplaat 1 dan echter wel een gelijk aantal en juist gepositioneerde gleuven hebben als het aantal verhoogde randen van de kabelgoot. In figuur 8 is de positie van de gleuf 22 zo gekozen dat een zijkant 24 van de kabelgoot in het verlengde ligt van een zijde 26 van de betonplaat. Hierdoor wordt het mogelijk door plaatsing van de kabelgoot gelijktijdig de positie van de rand van het trottoir vast te leggen. Dit scheelt 20 weer tijd voor het uitzetten van de infrastructuur. Om vervuiling van de goot en beschadiging van betonplaat of goot te voorkomen wordt boven op de randen een afdichtingsmateriaal gelegd. Wanneer de betonplaat 1 direct op de kabelgoot 18 gelegd zou worden, kan dit extra spanningen geven in de betonplaat met gevolg dat hij barst of breekt. Door gebruik te maken van een afdichtingsmateriaal dat flexibel is zoals 25 schuimrubber, wordt de druk tussen kabelgoot en betonplaat verspreid en is de kans op beschadiging minder.

Fig. 9 toont een andere uitvoeringsvorm van een combinatie van een betonplaat 1 en kabelgoot 18. De betonplaat is in deze uitvoeringsvorm is voorzien aan de bovenkant van een bestratingsmotief. De kabelgoot 18 heeft drie opstaande randen 21a, 21b, 21c. 30 Twee opstaande randen fungeren als zijwand van de kabelgoot 21a, 21c. Zijwand 20c heeft daarnaast de functie van trottoirband. Daartoe is deze zijwand 21c verhoogd ten opzichte van de tegenoverliggende zijwand 20a. De buitenzijde van de kabelgoot aan de zijde van de verhoogde zijwand heeft een vlak 27 dat een haakse hoek heeft met de 102964 8 10 onderkant 23 van de kabelgoot en daarboven gedeeltelijk een vlak 24 dat een stompe hoek heeft met een bovenkant 25 van de verhoogde zijwand 21c. De kabelgoot heeft een draagrand 26 aan de naar binnen gerichte zijde van de verhoogde zijwand 21c. Deze draagrand geeft een betonplaat extra ondersteuning zodat deze bij belasting niet 5 breekt. Daarnaast zorgt de draagrand ervoor dat de bovenkant van de betonplaat nagenoeg gelijk komt te liggen met de bovenkant 25 van de verhoogde zijwand 21c. In de uitvoeringsvorm getoond in Fig. 4 ligt de bovenkant van een opstaande rand 21b, hoger ligt dan de draagrand 26. Dit zou eventueel ook de andere zijwand 21a mogen zijn. De betonplaat heef aan de onderkant een gleuf 22. Wanneer de betonplaat 1 op 10 de kabelgoot 18 wordt geplaatst, dan grijpt de bovenkant van opstaande rand 21b in de gleuf 22. Hierdoor sluit de betonplaat goed aan op de zijwand 21c na plaatsing en kan de betonplaat ook niet meer van opstaande rand 21c afschuiven. De gleuf loopt evenwijdig aan een langszijde van de betonplaat. Mocht een kabelgoot slechts twee opstaande randen hebben, dan mag de bovenkant van de andere zijkant hoger liggen 15 dan de draagrand 26.

Een aantal uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn hiervoor beschreven met behulp van specifieke uitvoeringsvormen. Diverse veranderingen en variaties van de elementen beschreven met betrekking tot deze uitvoeringvormen kunnen door de vakman worden gemaakt terwijl deze nog steeds onder het bereik van de onderhavige 20 uitvinding vallen zoals gedefinieerd door de toegevoegde conclusies.

1 02964 8

Claims (13)

1. Betonplaat (1) voorzien van een bovenkant (2) en onderkant (3), met het kenmerk dat de bovenkant (2) voorzien is van een bestratingmotief en dat ten minste een 5 langszijde van de betonplaat gedeeltelijk een vlak (6) heeft dat een haakse hoek heeft met de onderkant (3) en daarboven gedeeltelijk een vlak (4) heeft dat een stompe hoek heeft met de bovenkant (2) van de betonplaat.

2. Betonplaat volgens conclusie 1, met het kenmerk dat het bovenste gedeelte(l 0) 10 van de betonplaat onder het gedeelte van de bovenkant (2) met het bestratingmotief een andere materiaalsamenstelling heeft dan het bovenste gedeelte van de betonplaat in een band (8) langs de ten minste een langszijde van de betonplaat

3. Betonplaat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk dat de betonplaat aan de 15 onderkant (3) onder het vlak (4, 9) met de stompe hoek een verdikking (11a) heeft.

4. Betonplaat volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het vlak (3a) aan de onderkant van de verdikking evenwijdig loopt aan de onderkant (3) van de betonplaat.

5. Betonplaat volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de betonplaat aan de onderkant een gleuf (22) heeft, waarbij de gleuf (22) evenwijdig loopt aan de langszijde (26) van de betonplaat die ligt tegenover de ten minste ene langszijde.

6. Combinatie van een betonplaat (1) volgens conclusie 5 en een kabelgoot (18), waarbij de kabelgoot (18) ten minste twee opstaande randen (20a, 20b, 20c) heeft, met het kenmerk dat bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot een van de opstaande randen (20b) ingrijpt in de gleuf (22).

7. Combinatie van een betonplaat (1) en kabelgoot (18) volgens conclusie 6, met het kenmerk dat de kabelgoot (18) een opstaande rand (20b) heeft in het midden van de kabelgoot welke opstaande rand bij plaatsing van de betonplaat op de kabelgoot ingrijpt in de gleuf (22). 1 02964 8 «· #

8. Combinatie van een betonplaat (1) en kabelgoot (18) volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk dat de langszijde (26) van de betonplaat die ligt tegenover de ten minste een langszijde van de betonplaat en een langszijde (24) van de kabelgoot in het 5 verlengde liggen van elkaar.

9. Kabelgoot (18) voor gebruik in combinatie met een betonplaat (1) volgens conclusie 6, welke kabelgoot voorzien is van ten minste twee opstaande randen (20a, 20b, 20c), met het kenmerk dat een van de opstaande randen (20b) hoger is dan de 10 andere.

10. Kabelgoot (18) volgens conclusie 9, met het kenmerk dat een opstaande rand (20b) in het midden van de kabelgoot (18) hoger is dan de andere opstaande randen (20a, 20). 15

11. Kabelgoot (18) met het kenmerk dat een verhoogde zijwand (21c) van de kabelgoot verhoogd is ten opzichte van de tegenoverliggende zijwand (21a), waarbij de buitenzijde van de kabelgoot aan de zijde van de verhoogde zijwand een vlak (27) heeft dat een haakse hoek heeft met de onderkant (23) van de kabelgoot en daarboven 20 gedeeltelijk een vlak (24) heeft dat een stompe hoek heeft met een bovenkant (25) van de verhoogde zijwand (21c).

12. Kabelgoot (18) volgens conclusie 11, met het kenmerk dat de verhoogde zijwand (21c) aan de naar binnen gerichte zijde een draagrand (26) heeft, waarbij de bovenkant 25 van een opstaande rand (21b) anders dan de verhoogde zijwand (21c), hoger ligt dan de draagrand (26).

13. Combinatie van een kabelgoot (18) volgens conclusie 11 en een betonplaat (1), met het kenmerk dat de betonplaat aan de onderkant een gleuf (22) heeft, waarbij de 30 gleuf evenwijdig loopt aan een langszijde van de betonplaat (1) en bij plaatsing van de betonplaat (1) op de kabelgoot (18) de opstaande rand (21b) ingrijpt in de gleuf (22). 1 02964 8