NL1028645C2 - Inrichting en werkwijze voor het bekleden van voedselproducten. - Google Patents

Description

Inrichting en werkwijze voor het bekleden van voedselproducten

De uitvinding betreft een voor het bekleden van voedselproducten, zoals vlees, vis, gevogelte, groente en dergelijke met een bekledingssubstantie die een relatief hoge 5 viscositeit bezit, zoals beslag, tempura en dergelijke, omvattende een houder waarin de bekledingssubstantie opneembaar is tot een nominaal niveau, een transportband zonder eind die doorlaatbaar is voor de bekledingssubstantie en die zich door de houder uitstrekt tussen een invoerzijde en een afvoerzijde en waarvan het bovenste part het nominale niveau kruist voor het dompelen van de voedselproducten in de bekledingssubstan-10 tie, welke transportband nabij de invoerzijde is omgeleid voor het leiden van de transportband van een positie onder het nominale niveau naar een positie boven het nominale niveau.

Een dergelijke inrichting is bekend uit NL-C-1018404. Bij deze bekende inrichting kunnen de voedselproducten geleidelijk in de bekledingssubstantie worden geleid. 15 De voedselproducten worden daartoe allereerst opgenomen op het zich boven het oppervlak van de bekledingssubstantie bevinden bovenste part van de transportband dat zich aan de invoerzijde bevindt. Gewoonlijk worden de voedselproducten daartoe toegevoerd door een aparte toevoerband, en overgenomen door de invoerzijde van de transportband. Vervolgens beweegt het enigszins schuin gerichte bovenste part van de 20 transportband naar het oppervlak van de bekledingssubstantie en dompelt daarbij de zich op dat bovenste part bevindende producten geheel in de bekledingssubstantie. Om deze effecten te bewerkstelligen is het noodzakelijk dat de transportband doorlaatbaar is voor de bekledingssubstantie.

Een dergelijke inrichting heeft derhalve ten doel om de voedselproducten geheel 25 rondom te bekleden. Het voedselproduct moet daartoe rondom goed toegankelijk zijn, en in dat verband is de oplegging van de voedselproducten op de transportband van belang. Bij sommige producten doet zich het probleem voor dat de gebieden die opliggen op de transportband en daarmee in aanraking zijn, minder goed bekleed worden. Dit wordt veroorzaakt door het feit dat de invoerzijde van de transportband zich boven 30 het nominale niveau bevindt. Aldaar is de bekledingssubstantie weggezakt als gevolg van het doorlaatbare karakter van de transportband, zodat de voedselproducten aanvankelijk direct terecht komen op de transportband. Wanneer vervolgens de producten in de bekledingssubstantie gedompeld worden, kan zich het probleem voordoen dat de Λ 028645" 2 delen van de voedselproducten die in aanraking zijn met de transportband niet goed bereikt kunnen worden met de bekledingssubstantie. Daardoor kunnen onregelmatig bedekte of zelfs geheel onbedekte gebieden ontstaan, hetgeen een niet-acceptabel eindproduct oplevert.

• 5 Doel van de uitvinding is daarom een inrichting van het hiervoor beschreven type te verschaffen die in dit opzicht beter voldoet. Dat doel wordt bereikt doordat zich vanaf de omleiding een voor de bekledingssubstantie ondoorlaatbaar schermelement uitstrekt.

Het schermelement dat zich onder het eerste gedeelte van het bovenste part van 10 de transportband uitstrekt, biedt de mogelijkheid om daar overheen de bekledingssubstantie aan te brengen, bij voorbeeld door deze mee om te leiden en mee te voeren met het omleiden van de transportband. De voedselproducten komen dan niet meer direct in aanraking met de transportband, doch komen reeds bij het aanvoeren te liggen op een laag bekledingssubstantie die zich gevormd heeft op het schermelement. Ondanks het 15 feit dat de transportband doorlaatbaar is voor de bekledingssubstantie, kan deze toch niet wegzakken doordat het schermelement dit verhindert. Er wordt een laag bekledingssubstantie gevormd die voldoende dik is om de voedselproducten geheel te bekleden aan de onderzijde. Wanneer daarna de aldus aan de onderzijde beklede voedselproducten in de hoeveelheid bekledingssubstantie worden gedompeld, wordt de rest daar-20 van bekleed.

Op bekende wijze kan zich nabij de invoerzijde een omwentelingssymmetrisch omleidorgaan bevinden. Het schermelement strekt zich dan bij voorkeur uit over het omleidorgaan zodanig dat de transportband in een eerste stap is omgeleid over het omleidorgaan, en vervolgens in een tweede stap over het schermelement. Op deze wijze is 25 tussen het omleidorgaan en het schermelement een spleet gevormd, welke spleet een doorgang bepaalt voor bekledingssubstantie die met het omleidorgaan en/of de transportband wordt meegevoerd, welke doorgang regelbaar is voor het beïnvloeden van de hoeveelheid bekledingssubstantie die door de doorgang treedt en die over het schermelement beweegt.

30 Door de spleet tussen het omleidorgaan en het schermelement te voorzien van een regelorgaan, kan volgens de uitvinding bovendien de dikte van de laag bekledingssubstantie die op het schermelement terecht komt, naar behoefte worden ingesteld. Ook de onderzijde van de voedselproducten kan dan op de juiste wijze geheel worden bekleed, 1028645' 3 doordat deze zoals reeds beschreven eenvoudigweg worden opgenomen op de vooraf reeds gevormde laag bekledingssubstantie.

Het regelorgaan kan op vele verschillende wijzen worden uitgevoerd, bijvoorbeeld in de vorm van een omwentelingssymmetrische staaf die zich geheel langs het 5 omleidorgaan uitstrekt. Bij voorkeur is de contour van het regelorgaan het negatief van de contour van het omleidorgaan, zodanig dat een zo goed mogelijke afsluiting kan worden verkregen tussen het omleidorgaan en het regelorgaan.

De verplaatsbaarheid van het regelorgaan kan op verschillende manieren worden bereikt. Volgens een eenvoudige uitvoering is het regelorgaan verplaatsbaar volgens 10 een gekromde baan waarvan het middelpunt in wezen samenvalt met de hartlijn van het omleidorgaan.

Op bekende wijze kan zich boven het bovenste part van de transportband een geleidingsband bevinden. Het onderste part van deze geleidingsband ligt tegenover het bovenste part van de transportband en bevindt zich onder het nominale niveau, zodanig 15 dat de voedselproducten op betrouwbare wijze door de bekledingssubstantie kunnen worden geleid.

De uitvinding betreft tevens een werkwijze voor het volledig rondom bekleden van voedselproducten. Deze werkwijze omvat de stappen van: - het op het bovenste part van een transportband zonder eind opnemen van de 20 voedselproducten, welke transportband doorlaatbaar is voor die substantie, - het in die hoeveelheid substantie dompelen van de voedselproducten die zich op het bovenste part van de transportband bevinden, - het ter plaatse van een omleidorgaan omleiden van de transportband tussen een onderste part en het bovenste part, 25 - het meevoeren van de substantie met het omleidorgaan en/of de transportband naar het bovenste part, - het leiden van de transportband met meegevoerde substantie over een niet doorlaatbaar schermelement dat een spleet insluit met het omleidorgaan, welke spleet een doorgang vormt voor de meegevoerde substantie.

30 Indien de afmetingen van de spleet niet al te groot worden gekozen, kan een ge deelte van de rondgeleide substantie zich verzamelen op het schermelement zodanig dat de onderzijde van de voedselproducten ook goed kunnen worden bekleed. Dat vormen van de laag bekledingssubstantie op het schermelement ter bekleding van de onderzijde 1*028645“ 4 van de voedselproducten kan nog worden verbeterd door de stap van het verdelen van de substantie in een deel dat door de doorgang wordt geleid en een deel dat over het schermelement wordt geleid.

In dat verband kan de grootte van de doorgang worden gevarieerd door een ge-5 schikt regelorgaan voor het beïnvloeden van de verdeling van het deel van de substantie die door de doorgang wordt geleid en het deel van de substantie die over het schermelement wordt geleid.

Vervolgens zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld.

10 Figuur 1 toont een zijaanzicht in langsdoorsnede van een inrichting volgens de uitvinding.

Figuren 2-5 tonen verschillende toestanden van de inrichting, en wel met A aangeduide gedeelte van figuur 1.

Figuur 6 toont een gedeeltelijk bovenaanzicht op het gedeelte A.

15 Figuur 7 toont details van de geleiding van het regelorgaan in de doorsnede vol gens VII-VII van figuur 6.

De in figuur 1 weergegeven inrichting omvat een in zijn geheel met 1 aangeduid gestel, dat is ondersteund door de poten 2. Dit gestel 1 draagt een houder 3, alsmede het frame 4 waarover de in zijn geheel met 5 aangeduide transportband zonder eind is ge- 20 leid. Deze transportband 5 omvat op bekende wijze een bovenste part 6 en een onderste part 7. De transportband, en wel het bovenste part 6 daarvan, beweegt in de richting van de pijl vanaf een invoerzijde 8 naar een afvoerzijde 9. '

Verder is op bekende wijze boven de transportband 5 de geleidingsband 10 aan- | gebracht. Het onderste part 11 van deze geleidingsband ligt op een zekere afstand van | 25 het bovenste part 6 van de transportband 5, waardoor een spleet wordt gevormd. De j j geleidingsband 10 is opgehangen in een hulpframe 13, dat door middel van de op zich j bekende instelmiddelen 14 op en neer verplaatsbaar is. Daarmee kan de dikte van de spleet 12 worden ingesteld. Het doel van de geleidingsband 10 zal hieronder worden toegelicht.

30 Door middel van een aanvoertransportband 15 worden te bekleden voedselpro ducten 16 toegevoerd aan de inrichting volgens de uitvinding. Deze voedselproducten 16 treden de inrichting binnen aan de invoerzijde, en worden vervolgens op het bovenste part 6 van de transportband 5 door de houder 3 gevoerd. In deze houder 3 bevindt 1028645* 5 zich een hoeveelheid van een substantie 17 met een relatief hoge viscositeit, zoals beslag, tempura en dergelijke. Deze hoeveelheid substantie 17 bevindt zich op of nabij het nominale niveau 18.

De producten 16 op de invoerzijde 8 worden in deze hoeveelheid substantie 17 5 bewogen door de transportband 5. Het bovenste part 6 van de transportband kruist het nominale niveau 18 van de hoeveelheid substantie 17, zodanig dat de producten 16 geleidelijk geheel ondergedompeld worden in de substantie 17. In dat verband is de geleidingsband 10 van belang. Door deze op de juiste wijze in te stellen kunnen de producten door het onderste part 11 van deze geleidingsband 10 onder het nominale niveau 10 18 gedrongen worden, zodat zij geheel omhuld worden.

Voor de meeste producten is het van groot belang dat deze omhulling met de be-kledingssubstantie volledig is, dat wil zeggen een voldoende dikte heeft op alle oppervlakken van de voedselproducten 16. In dat verband doet zich in de praktijk het probleem voor dat de onderzijde, die op het bovenste part 6 van de transportband 5 rust, 15 niet goed bereikbaar is. Aan de invoerzijde 8 worden de immers dan nog onbeklede producten 16 op het bovenste part 6 van de transportband 5 geplaatst, hetgeen betekent dat bij het vervolgens onderdompelen de plaats van aanraking tussen de voedselproducten 16 en dat bovenste part 6 is afgeschermd voor de bekledingssubstantie. In het gerede product blijven daardoor niet beklede delen achter, hetgeen zeer ongewenst is.

20 Volgens de uitvinding is dit ondervangen door nabij de invoerzijde 8 het scher- melement te voorzien in de vorm van een voor de substantie ondoorlaatbare plaat 19. Deze plaat 19 strekt zich enigszins uit tot boven het in zijn geheel met 20 aangeduide omleidorgaan, dat een trommel 21 omvat met daarop aangebrachte tandwielen 22 die in de transportband 5 grijpen: zie figuur 2. Bij het draaien van het omleidorgaan 20 en 25 daarmee van de transportband 5 wordt de substantie vanwege de relatief hoge viscositeit mee omhoog gevoerd, zodanig dat het met 25 aangeduide gedeelte daarvan door de spleet 24 tussen het omleidorgaan 20 en de plaat 19 treedt, zoals weergegeven in figuur 3.

Volgens de uitvinding kan van dit effect gebruik gemaakt worden om de bekle-30 dingssubstantie op het bovenoppervlak van de plaat 19 te brengen. Daartoe is het staaf-vormige regelorgaan 26 voorzien, dat door middel van de in zijn geheel met 27 aangeduide hefboominrichting, die zich aan beide uiteinden van het regelorgaan 26 bevindt, op en neer bewogen kan worden.

1028645' 6

In de in figuur 3 weergegeven toestand bevindt het regelorgaan 26 zich in een onderste positie, zodanig dat het gedeelte 25 van de substantie vrij doorgang heeft door de spleet 24. In die toestand kan het gedeelte 25 van de substantie de bovenzijde van de plaat 19 niet bereiken.

5 In figuur 4 is de situatie weergegeven waarbij het regelorgaan 26 in een enigszins hogere positie is geplaatst door het hefboomstelsel 27. De doorgang door de spleet 24 wordt daardoor iets verkleind, zodanig dat niet alle substantie 25 daar doorheen kan treden. Een gedeelte wordt gedwongen bovenlangs de plaat 19 te stromen, welk gedeelte is aangegeven met het verwijzingsteken 37.

10 Aldus is op de bovenzijde van de plaat 19 een, in dit geval relatief dunne, laag bekledingssubstantie 37 gevormd. Aangezien het bovenste part 6 van de transportband strak op de plaat 19 wordt geklemd, bevindt een belangrijk gedeelte van de bekledingssubstantie 37 zich boven dat bovenste part 6 zodanig dat de producten 16 terechtkomen op de bekledingssubstantie 37 en aldus volledig aan de onderzijde bekleed kunnen 15 worden. Bij het vervolgens onderdompelen in de hoeveelheid substantie 17 in de houder 3 wordt vervolgens de rest van het product 16 bekleed.

In de in figuur 5 weergegeven toestand is het regelorgaan 26 geheel omhoog bewogen, waardoor de spleet 24 dan ook vrijwel geheel is afgesloten en vrijwel alle omgeleide substantie 25 over het bovenoppervlak van de plaat 19 moet stromen. Aldus i 20 wordt een relatief dikke laag substantie 37 bovenop de plaat gevormd.

In het bovenaanzicht van figuur 6 is weergegeven dat het frame 4 twee langspla-ten 35 omvat, die onder andere door de dwarsbalk 36 onderling zijn verbonden. In dit frame 4 is het omleidorgaan 20 opgehangen, dat een aantal naast elkaar geplaatste tandwielen 22 bezit op de trommel 21. Tevens zijn de aan weerszijden aan de langspla-25 ten 35 opgehangen stangenstelsels 27 weergegeven. Ook is te zien dat het regelorgaan 26 aan de naar het omleidorgaan 20 gekeerde zijde een contour 28 heeft die is afgestemd op die contour 34 van het omleidorgaan 20, dat wil zeggen op de contour 34 van de trommel 21 met de ten opzichte daarvan enigszins uitstekende tandwielen 22. Het voordeel van deze overeenkomst in de contouren 28, 34 is dat de spleet 24 tussen het 30 omleidorgaan 20 en het regelorgaan 26 beter kan worden afgedicht. Het bovenoppervlak van de plaat 19 bezit groeven 40 waar doorheen de knooppunten van de uit draad-materiaal bestaande band 5 zijn geleid.

1028645“ j--------------------------- 7

In figuur 7 is weergegeven dat zich in de langsplaten 35 van het frame 4 sleuven 30 bevinden, waarin pennen 31 steken van de schetsplaat 32 waaraan het regelorgaan 26 is bevestigd. Deze uitvoering zorgt ervoor dat het regelorgaan 26 een cirkelbaan kan beschrijven, die gecentreerd is ten opzichte van de hartlijn van het omleidorgaan 20.

5 Verder is de plaat 19 voorzien van lippen 39, die grijpen om de dwarsbalk 36. Aan de andere zijde is de plaat 19 opgelegd op de aan de langsplaten 35 bevestigde, naar binnen wijzende pennen 38.

i | T028645-

Claims (14)

1. Inrichting voor het bekleden van voedselproducten (16), zoals vlees, vis, gevogelte, groente en dergelijke met een bekledingssubstantie (17) die een relatief hoge vis- ·: 5 cositeit bezit, zoals beslag, tempura en dergelijke, omvattende een houder (3) waarin de bekledingssubstantie (17) opneembaar is tot een nominaal niveau, een transportband (5) zonder eind doorlaatbaar is voor de bekledingssubstantie (17) en die zich door de houder uitstrekt tussen een invoerzijde (8) en een afvoerzijde (9) en waarvan het bovenste part (6) het nominale niveau (18) kruist voor het dompelen van de voedselproducten 10 (16) in de bekledingssubstantie (17), welke transportband (5) nabij de invoerzijde (8) is omgeleid voor het leiden van de transportband (S) van een positie onder het nominale niveau (18) naar een positie boven het nominale niveau (18), met het kenmerk dat zich vanaf de omleiding een voor de bekledingssubstantie ondoorlaatbaar schermelement (19) uitstrekt. 15

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij het schermelement (19) zich geheel boven het nominale niveau (18) bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij zich nabij de invoerzijde (8) een 20 omwentelingssymmetrisch omleidorgaan (20) bevindt, en het schermelement (19) zich uitstrekt over het omleidorgaan (20) zodanig dat de transportband (5) in een eerste stap is omgeleid over het omleidorgaan (20), en vervolgens in een tweede stap over het schermelement (19).

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zich tussen het om leidorgaan (20) en het schermelement (19) een spleet (24) bevindt, welke spleet (24) een doorgang bepaalt voor bekledingssubstantie (25) die met het omleidorgaan (20) en/of de transportband (5) wordt meegevoerd, welke doorgang regelbaar is voor het beïnvloeden van de hoeveelheid bekledingssubstantie (25) die door de doorgang treedt 3 0 en/of die over het schermelement (19) beweegt. 1028645-

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij een regelorgaan (26) is voorzien dat overbrengbaar is tussen een positie op afstand van de doorgang voor het vrijgeven daarvan, en een positie nabij of in de doorgang voor het nagenoeg blokkeren daarvan. • 5

6. Inrichting volgens conclusie 5, waarbij het regelorgaan (26) staafvormig is en zich evenwijdig aan het omleidorgaan (20) uitstrekt

7. Inrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij het regelorgaan (26) een in hoofdzaak ronde staaf omvat. 10

8. Inrichting volgens conclusie 4, 5, 6 of 7, waarbij de contour (34) van de naar het omleidorgaan (20) gekeerde zijde van het regelorgaan (26) het negatief is van de contour (28) van het omleidorgaan (20).

9. Inrichting volgens een der conclusies 5-8, waarbij het regelorgaan (26) ver plaatsbaar is volgens een gekromde baan waarvan het middelpunt in wezen samenvalt met de hartlijn van het omleidorgaan (20).

10. Inrichting volgens een der conclusies 5-9, waarbij aan beide einden van het 20 regelorgaan (26) een stangenstelsel (27) is voorzien voor het verplaatsen van het regelorgaan (26).

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij zich boven het bovenste part (6) van de transportband (5) een geleidingsband (10) bevindt, van welke 25 geleidingsband (10) het onderste part (11) ligt tegenover het bovenste part (6) van de transportband (5) en zich onder het nominale niveau (18) bevindt.

12. Werkwijze voor het met een bekledingssubstantie (17) met een relatief hoge viscositeit, zoals beslag of tempura en dergelijke, bekleden van voedselproducten (16), 30 zoals vlees, vis, gevogelte, groente en dergelijke, omvattende de stappen van: - het op het bovenste part (6) van een transportband (5) zonder eind opnemen van de voedselproducten (16), welke transportband (5) doorlaatbaar is voor die bekledingssubstantie (17), if 028645 = - het in die hoeveelheid bekledingssubstantie (17) dompelen van de voedselproducten (16) die zich op het bovenste part (6) van de transportband (5) bevinden, - het ter plaatse van een omleidorgaan (20) omleiden van de transportband (5) tussen een onderste part (7) en het bovenste part (6), 5. het meevoeren van de bekledingssubstantie (17) met het omleidorgaan (20) en/of de transportband (5) naar het bovenste part (6), - het leiden van de transportband (5) met meegevoerde bekledingssubstantie (25) over een niet doorlaatbaar schermelement (19) dat een spleet (24) insluit met het omleidorgaan (20), welke spleet een doorgang vormt voor de meegevoerde bekledingssub- 10 stantie(25).

13. Werkwijze volgens conclusie 12, omvattende de stap van het verdelen van de bekledingssubstantie (25) in een deel dat door de doorgang wordt geleid en een deel (3 7) dat over het schermelement (19) wordt geleid. 15

14. Werkwijze volgens conclusie 13, omvattende het variëren van de grootte van de doorgang voor het beïnvloeden van de verdeling van het deel van de bekledingssubstantie (25) die door de doorgang wordt geleid en het deel (37) van de bekledingssubstantie dat over het schermelement (19) wordt geleid. 20 I028645-