NL9002671A - Werkwijze en inrichting voor het op een lopende band plaatsen van voorwerpen. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het op een lopende band plaatsen van voorwerpen

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor hetop een nauwkeurige afstand van elkaar plaatsen van voorwerpenop een continu lopende afvoerband.

Een dergelijke werkwijze is o.a. bekend uit de Europeseoctrooiaanvrage 0 237 299. Bij deze bekende werkwijze wordtgebruik gemaakt van in wezen een drietal in lijn met elkaarliggende transportbanden, namelijk een eerste aanvoerband, eentweede overzetband en een derde afvoerband.

De overzetband is zeer kort in lengte en roteert met eenvariabele snelheid, met behulp van een kostbare besturing,waarbij de kans groot is dat reeds bij zeer geringeafwijkingen, een niet juiste positionering van de voorwerpenop de afvoerband optreedt. Daartoe wordt bij de bekendeinrichting gebruik gemaakt van een zuigeenheid die hetvoorwerp ter plaatse van de overzetband vasthoudt. Bovendiendient steeds een bepaalde wrijving tussen het voorwerp en detransportband aanwezig te zijn.

De uitvinding beoogt een werkwijze welke genoemde nadelenopheft.

Hiertoe worden de voorwerpen afzonderlijk aangevoerd aaneen direct boven of op gelijk niveau met de band gemonteerdevlakke plaat of dergelijke en vervolgens in een bepaaldefrequentie op de afvoerband geschoven.

Genoemd opschuiven kan daarbij plaatsvinden in dezelfderichting als die van de afvoerband.

Bovendien kan dit afschuiven plaatsvinden met dezelfdesnelheid als waarmee de afvoerband beweegt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichtingvoor het uitvoeren van genoemde werkwijze, welke inrichting isvoorzien van een toevoermechanisme voor de voorwerpen, eeneindloze afvoerband en een daartussen opgestelde vlakke plaatof dergelijke, die zich op gelijk niveau of direct boven de band bevindt, terwijl tevens is voorzien in een over de plaatheen en weer beweegbare schuif.

Deze schuif kan worden aangedreven door een krukdrijf-stangmechanisme, dan wel een kruksleufmechanisme, waarvan hetbewegingspatroon door middel van een nok nauwkeurig kan wordenbepaald.

Een andere transportmogelijkheid bestaat daaruit, dat devoorwerpen door ten minste een boven de vlakke plaat beweeg¬bare meenemer op de afvoerband worden geschoven.

Ook kan, wanneer de continu lopende afvoerband is opge¬deeld in enkele naast elkaar lopende banden, gebruik wordengemaakt van onder de plaat en de banden opgestelde, aan rond¬lopende aandrijfmiddelen en door sleuven in de plaat en debanden reikende meenemers.

De afstand tussen de voorwerpen op de continu bewegendeafvoerband kan daarbij worden geregeld door het regelen van debandsnelheid.

Een andere mogelijkheid voor het regelen van de afstandtussen de voorwerpen op de afvoerband kan worden bereikt doorhet wijzigen van de afschuiffrequentie.

Voor een juiste positionering zal het duidelijk zijn datde wrijvingscoëfficiënt tussen de voorwerpen en de afvoerbandten opzichte van de wrijvingscoëfficiënt tussen de voorwerpenen de vlakke plaat relatief hoog moet zijn.

Volgens een andere uitvoeringsvorm van de inrichtingvolgens de uitvinding, waarbij de band bestaat uit tenminstetwee snaren, kan gebruik worden gemaakt van een, tenminste terplaatse van een der bewerkingsstations opgesteldevibreerinrichting, waardoor is gewaarborgd, dat de toegevoerdeprodukten stabiel in de verpakking komen te liggen.

Daar bij het uitvoeren van een vibratie op de verpakkingmet inhoud een verschuiven van de verpakking zou kunnenoptreden, werkt deze bij voorkeur samen met eenmeenemerketting of dergelijke, die de verpakking tijdens devibratie op zijn plaats houdt.

In verdere uitwerking van de uitvinding kan, wanneer hetbewerkingsstation een vulstation is, het vulstation zijnvoorzien van benedenwaarts en buitenwaarts draaibare elementenvan zodanige afmeting, dat zij in geopende stand de afstandtussen de afvoeropening van het vulstation en de verpakkingoverbruggen. Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat de produktente allen tijde in de verpakking terechtkomen.

De beschreven werkwijze en inrichting is uitstekendgeschikt voor het één voor één toevoeren van verpakkingenvanuit een stapel, en welke verpakkingen dienen voor bijvoor¬beeld het transport en de verkoop van vruchten, zoals bijvoor¬beeld tomaten e.d. in bepaalde gewichtshoeveelheden. Uiteraardzal daarbij gebruik worden gemaakt van een meebewegend vul¬station .

Ter verduidelijking van de uitvinding zullen thans, onderverwijzing naar de tekening, enkele uitvoeringsvoorbeelden vaneen inrichting voor het op nauwkeurige afstand van elkaar opeen vlakke, continu lopende band afzetten van verpakkingenworden beschreven. In de tekening toont:

Fig. 1 een schematisch zijaanzicht van een eerste uit¬voeringsvorm van een inrichting voor het op regelmatige af¬stand van elkaar op een afvoerband plaatsen van verpakkings-trays of -houders;

Fig. 2 een overeenkomstig aanzicht van een tweede uit¬voeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 3 een soortgelijk aanzicht van een derdeuitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 4 een aanzicht overeenkomstig fig. 1-3 van eenvierde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens deuitvinding;

Fig. 5 een detail van de inrichting volgens fig. 4 vóórhet lossen; en

Fig. 6 een aanzicht overeenkomstig fig. 5 na het lossen.

Volgens de tekening is een inrichting voor het één vooréén toevoeren van verpakkingshouders of trays 2 voorzien vaneen opslaghouder met ontstapelingsmiddelen 1. Dergelijke ontstapelingsmiddelen zijn wel bekend uit bijvoorbeeld de Ame¬rikaanse octrooischriften 4.909.412 en 4.361.263, en zullenbijgevolg hier niet verder in detail worden beschreven. Onderhet ontstapelingssysteem 1 bevindt zich een vlakke plaat 3 dieevenwijdig aan een afvoerband 7 en zo dicht mogelijk er bovenof op gelijk niveau met deze band is gemonteerd. De plaat 3kan ook zijn uitgerust met sleuven dan wel bestaan uit naastelkaar opgestelde pennen of strippen. Boven de plaat 3 kan eenafschuiver 4 bewegen. De beweging van de afschuiver 4 wordtgeregeld door middel van een roterende nok 5 die samenwerktmet een sleufkruk 6. Beweging van de afschuiver 4 brengt deaangevoerde trays op genoemde afvoerband 7. Het zal duidelijkzijn, dat door wijziging van de bandsnelheid of de afschuif-frequentie van de afschuiver 4 de afstanden tussen de trays 2op de afvoerband 7 kunnen worden gewijzigd.

Op deze wijze wordt gewaarborgd, dat de houders of trays2 telkens met nauwkeurig bepaalde tijdsintervallen onder eenvulstation 8 komen, waar zij met grote snelheid kunnen wordengevuld met een bepaalde gewichtshoeveelheid produkt.

Na het vorenstaande zal ook de constructie en werking vande inrichting beschreven in fig. 2 en 3 duidelijk zijn. Bij deinrichting volgens fig. 2 wordt geen gebruik gemaakt van eenafschuiver 4, een nok 5 en een sleufkruk 6, doch van rond¬lopende meenemers, d.w.z. bij de inrichting volgens fig. 2bevinden de meenemers zich boven het niveau van de vlakketafel en bij de inrichting volgens fig. 3 bevinden zij zichonder de vlakke tafel. In het laatste geval zal het duidelijkzijn, dat zowel de band als de vlakke plaat is voorzien vansleuven voor het doorlaten van de meenemers.

Bij de uitvoeringsvorm weergegeven in fig. 4, 5 en 6 isop soortgelijke wijze als bij de inrichting weergegeven infig. 1 sprake van een ontstapelingssysteem 1, een vlakke plaat3, die evenwijdig is aan een afvoerband 7 en een boven devlakke plaat 3 opgestelde afschuiver 4. De afvoerband 7bestaat in het onderhavige geval uit een aantal snaren. Zoalsuit fig. 4 blijkt, bevindt zich ter plaatse van het vulstation 8 onder het bovenpart van de afvoerband 7 een meeneemketting10 met meenemers 11. Hierdoor wordt gewaarborgd, dat tijdenshet vullen de houders 2 zich steeds op de goede plaatsbevinden.

Zoals met een dubbele pijl is weergegeven, beweegt hetvulstation 8 met de daaronder doorgevoerde verpakkingen 2 mee.Teneinde daarbij te waarborgen, dat de produkten, bijvoorbeeldcherry-tomaten, op de juiste wijze in de verpakking 2 komen,is het vulstation 8 aan de benedenzijde afgesloten door tweeklephelften 12 die aan de buitenzijde zijn voorzien vangeleidebanen 13. De geleidebanen kunnen samenwerken metvolgrollen 14 (zie in het bijzonder fig. 5 en 6), welketijdens bedrijf een benedenwaartse beweging kunnen uitvoeren.Met de volgrollen 14 zijn leiplaten 15 gekoppeld met eenzodanige lengte, dat in de vulstand van het vulstation 8 deleiplaten de ruimte tussen de klephelften 12 en de bovenrandvan de houder 2 overbrugt, zodat is gewaarborgd, dat deprodukten in de houder terechtkomen en niet daarlangs kunnenvallen.

Het zal daarbij duidelijk zijn, dat de klephelften onderveerdruk staan en wel in de richting van openen van de klep.

Teneinde een doorbuigen van de snaarvormige afvoerband 7tijdens het vullen te voorkomen, bevinden zich ter plaatse vande afvoerband 7 onder het vulstation 8 een aantalsteunstrippen 16.

Het zal duidelijk zijn, dat binnen het raam van deuitvindingsgedachte een groot aantal wijzigingen mogelijk is.Zo zou bijvoorbeeld, indien noodzakelijk, het vulstation naasteen horizontale beweging tijdens het transport ook nog eenverticale beweging kunnen ondergaan, teneinde de afstandtussen het vulstation en de houder te minimaliseren.

Claims (16)

1. Werkwijze voor het op een nauwkeurige afstand van elkaarplaatsen van voorwerpen op een continu lopende band, met hetkenmerk, dat de voorwerpen op een direct boven of op gelijkniveau met de band opgestelde vlakke plaat of dergelijkeworden geplaatst en vervolgens in een bepaalde frequentie opde band worden geschoven.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hetafschuiven vanaf de vlakke plaat naar de continu lopende bandplaatsvindt in de bewegingsrichting van de continu lopendeband.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dathet afschuiven plaatsvindt met een snelheid die tenminstegelijk is aan die van de continu lopende band.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgenseen of meer van de voorgaande conclusies, gekenmerkt door eenaanvoerinrichting voor voorwerpen, een continu roterende afvoerhand en een direct boven of op gelijk niveau dan de bandopgestelde vlakke plaat of dergelijke.

5. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat deschuif wordt aangedreven door middel van een krukdrijfstang-mechanisme.

6. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, datboven de vlakke plaat een schuif is opgesteld, die wordtaangedreven door middel van een kruksleufmechanisme, waarvanhet bewegingspatroon door middel van een nok nauwkeurig kanworden bepaald.

7. Inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat devoorwerpen door middel van ten minste een boven de vlakkeplaat beweegbare meenemer op de band kunnen worden geschoven.

8. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij de continulopende band is opgedeeld in enkele naast elkaar lopendebanden, met het kenmerk, dat de voorwerpen kunnen worden ver¬plaatst met behulp van meenemers welke onder de plaat en debanden zijn opgesteld en zijn bevestigd aan rondlopende aan- / drijfmiddelen, waarbij de meenemers reiken door sleuven in deplaat en tussen de banden.

9. Inrichting volgens een of meer van de conclusie 4-8, methet kenmerk, dat de afstand van de voorwerpen ten opzichte vanelkaar kan worden gewijzigd door middel van het wijzigen vande bandsnelheid.

10. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 4-8, methet kenmerk, dat de afstand van de voorwerpen ten opzichte vanelkaar kan worden gevarieerd door middel van het wijzigen vande afschuiffrequentie.

11. Inrichting volgens een of meer van de conclusies 4-10,met het kenmerk, dat de wrijvingscoëfficiënt tussen de voor¬werpen en de band ten opzichte van de wrijvingscoëfficiënttussen de voorwerpen en de vlakke plaat relatief hoog is.

12. Inrichting volgens een van de conclusies 4-11, met hetkenmerk, dat de voorwerpen verpakkingen zijn en daarop verderebewerkingen mogelijk zijn met behulp van tijdens deze bewer¬king tijdelijk met de band meelopende bewerkingsstations.

13. Inrichting volgens conclusie 12, waarbij de band bestaatuit tenminste twee snaren, met het kenmerk, dat tenminste terplaatse van een der bewerkingsstations een vibreerinrichtingis opgesteld.

14. Inrichting volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat devibreerinrichting samenwerkt met een meenemerketting ofdergelijke (welke de verpakking tijdens bedrijf op zijn plaatshoudt).

15. Inrichting volgens conclusie 12, 13 of 14, waarbij hetbewerkingsstation een vulstation is, met het kenmerk, dat hetvuistation is voorzien van benedenwaarts en buitenwaartsdraaibare elementen van zodanige afmeting, dat zij in geopendestand de afstand tussen de afvoeropening van het vulstation ende verpakking overbruggen.

16. Inrichting volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat deklepdelen samenwerken met vertikaal beweegbare leiplaten diedoor middel van een rol- en noksamenwerking de kleppenbedienen en in de onderste stand op de verpakking aansluit.