NL1027383C2 - Railgeleide sproeiwagen voor een kas. - Google Patents

Description

• 1

Railgeleide sproeiwagen voor een kas

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of gebieden van een kas, zoals van een landbouw- of tuinbouwkas. Dergelijke sproei-inrichtingen kunnen bijvoor-5 beeld worden gebruikt voor het reinigen van de binnenzijde het dak van de kas of het sproeien van bestrijdingsmiddelen op gewassen in de kas.

Een bekende sproei-inrichting omvat een sproeiwagen met een zwenkbare spuitmond, waarbij de sproeiwagen 10 verplaatsbaar is over een rails op de grond van de kas. Op de sproeiwagen kan een slanghaspel zijn aangebracht waarmee bijvoorbeeld water naar de sproeiwagen wordt aangevoerd. De verplaatsing van de sproeiwagen en de (herhalende) zwenkbe-weging van de spuitmond zijn elektrisch aangedreven. Bij 15 het reinigen van de binnenzijde van het dak van de kas wordt de spuitmond omhoog gericht, waarbij door verplaatsing van de sproeiwagen en het zwenken van de spruitmond het dak over een groot gebied wordt besproeid. Een nadeel van een dergelijke sproeiwagen is echter dat door de min of 20 meer willekeurige rechtlijnige besproeiing niet alleen het dak, maar bijvoorbeeld ook kwetsbare lampen of andere objecten aan of in de kas onnodig worden besproeid.

Verder zijn elektrisch aangedreven werkwagens bekend waarop een werkman met een spuit in de hand bijvoor- 1027383 2 beeld het dak van de kas of de gewassen in de kas kan besproeien. Dit is echter een arbeidsintensieve, en bij aanwezigheid van lampen bovendien een gevaarlijke werkwijze.

5 De Franse octrooiaanvrage 75.01693 toont een programmeerbare manipulator voor het aanbrengen van verf of hars op een matrijs die onder de manipulator is opgesteld. De manipulator omvat een vast opgesteld frame, een wagen met een spuitmond die verplaatsbaar is langs het frame, en 10 een aandrijving bevestigd op het frame voor verplaatsing van de wagen door tussenkomst van een kabel die is verbonden met de wagen.

Een doel van de onderhavige uitvinding is een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken 15 en/of gebieden van een kas te verschaffen waarmee oppervlakken en/of gebieden gericht kunnen worden besproeid, althans in hoofdzaak.

Een doel van de onderhavige uitvinding is een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken 20 en/of gebieden van een kas te verschaffen waarmee ongewenste besproeiing van bepaalde objecten aan of in de kas kan worden verminderd.

Een doel van de uitvinding is een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of 25 gebieden van een kas te verschaffen die met geringe menselijke inspanning kan worden aangestuurd.

De uitvinding verschaft een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of gebieden van een kas, omvattend een railgeleide sproeiwagen, eerste 30 aandrijfmiddelen op de sproeiwagen voor verplaatsing van de sproeiwagen langs rails in de kas, sproeimiddelen aan de sproeiwagen voor het besproeien van de oppervlakken en/of gebieden in de kas, en besturingsmiddelen voor de besturing van de eerste aandrijfmiddelen en de sproeimiddelen, 35 waarbij de besturingsmiddelen voorzien zijn van een programmeerbaar geheugen dat geschikt is voor de opslag van besturingsparameters voor de eerste aandrijfmiddelen en de 3 opslag van besturingsparameters voor de sproeimiddelen voor het programmeren en reproduceren van een in het bij zonder herhaaldelijke verplaatsing of verplaatsingscyclus van de sproeiwagen Icings de rails, en een werkingscyclus van de 5 sproeimiddelen, in het bijzonder afhankelijk van een positie van de sproeiwagen langs de rails.

Door middel van de opslag van de besturingsparameters kunnen de sproeimiddelen afhankelijk van de positie van de sproeiwagen langs de rails worden bestuurd, waardoor 10 het mogelijk om in het bijzonder slechts bepaalde oppervlakken en/of gebieden langs de rails in de kas gericht te besproeien. Lampen en andere obstakels kunnen daardoor onbesproeid blijven. Het opslaan van de bewegingsparameters kan eenmalig worden uitgevoerd, waarna het besproeien vele 15 malen met geringe menselijke inspanning of zelfs geheel automatisch kan worden herhaald, bijvoorbeeld gedurende een heel jaar.

Het werkbereik van de sproei-inrichting wordt vergroot wanneer de sproeimiddelen een spuitmond en draag-20 middelen voor de spuitmond omvatten, waarbij de draagmidde-len en daarmee de spuitmond beweegbaar zijn ten opzichte van de sproeiwagen in ten minste een richting dwars op de rails, en waarbij de inrichting een aandrijving omvat voor het verzorgen van de beweging van de draagmiddelen, waarbij 25 het programmeerbare geheugen geschikt is voor de opslag van besturingsparameters voor de aandrijving voor het programmeren en reproduceren van een in het bijzonder herhaaldelijke beweging of bewegingscyclus van de spuitmond ten opzichte van de sproeiwagen, in het bijzonder afhankelijk 30 van een positie van de sproeiwagen langs de rails. Het vergrote werkbereik maakt de sproei-inrichting geschikt om bijvoorbeeld kweektafels op de grond van de kas rondom te reinigen.

Het programmeren van de sproei-inrichting kan met 35 visueel overzicht plaatsvinden wanneer de besturingsmidde-len ingericht zijn voor een handmatige bediening van de inrichting en het daarbij al dan niet stapsgewijs vastleg- 4 gen van de besturingsparameters in het programmeerbare geheugen. De handmatige bediening kan daarbij bij voorbeeld verschaft zijn door een draagbare afstandsbediening die met de besturingmiddelen van de sproeiwagen is verbonden. Een 5 bedieningsman kan daarmee de sproeiwagen op veilige en overzichtelijke wijze bedienen. Botsingen van de inrichting met vaste bekende objecten in de kas tijdens bedrijf van de inrichting kunnen daardoor eenvoudig worden voorkomen. De besturingsparameters kunnen daarbij bijvoorbeeld opeenvol-10 gende posities van de spuitmond ten opzichte van de kas omvatten.

De contouren van bijvoorbeeld roedes of gootran-den het dak van de kas kunnen nauwkeurig door de spuitmond gevolgd worden wanneer de draagmiddelen een draagarm omvat-15 ten voor het op afstand van de sproeiwagen dragen van de spuitmond.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de afstand tussen de sproeiwagen en de spuitmond instelbaar door instelling van een lengte van de draagarm ten opzichte van 20 de sproeiwagen, waarbij de inrichting tweede aandrijfmiddelen omvat voor de instelling van de lengte van de draagarm.

De contouren van het dak en van andere objecten in de kas kunnen in meerdere richtingen nauwkeurig door de spuitmond worden gevolgd wanneer de draagarm zwenkbaar 25 verbonden is met de sproeiwagen, waarbij de inrichting derde aandrij fmiddelen omvat voor het verzorgen van een zwenkbeweging van de draagarm. Dit maakt de inrichting bovendien zeer geschikt voor het bespuiten van gewassen met bij voorbeeld bestrij dingsmiddelen.

30 De spuitmond kan met de draagarm vanuit meerdere richtingen een object in de kas benaderen wanneer de draagarm of een zwenkpunt van de draagarm ten opzichte van de sproeiwagen verplaatsbaar is in een richting dwars op de rails, waarbij de inrichting vierde aandrijfmiddelen omvat 35 voor het verzorgen van een verplaatsing van de zwenkarm of het zwenkpunt van de zwenkarm.

Het werkbereik van de spuitmond zelf wordt ver- 5

• I

groot wanneer de spuitmond roteerbaar verbonden is met de sproeiwagen, waarbij de werkzame richting van de spuitmond onder een hoek staat ten opzichte van zijn rotatie-as, en waarbij de inrichting vijfde aandrijfmiddelen omvat voor 5 het verzorgen van de rotatie van de spuitmond.

De positie van de sproeiwagen langs de rails kan op absolute wijze worden bepaald wanneer de sproeiwagen detectiemiddelen omvat voor het detecteren van positieba-kens en/of hindernissen langs de rails, waarbij de detec-10 tiemiddelen werkzaam zijn verbonden met de besturingsmidde-len.

Alternatief of daarbij kan de afstand van de sproeiwagen langs de rails worden bepaald wanneer de sproeiwagen een afstandsmeter omvat voor het bepalen van 15 een afgelegde afstand van de sproeiwagen langs de rails, waarbij de afstandsmeter werkzaam is verbonden met de besturingsmiddelen.

Alternatief of daarbij kan de positie van de sproeiwagen kan ten opzichte van twee op afstand van elkaar 20 gelegen bakens of hindernissen langs de rails worden bepaald wanneer de afstandsmeter een hoekopnemer en/of een teller en/of een encoder omvat voor het in het bijzonder op incrementele wijze vastleggen of opmerken van een beweging van de sproei-inrichting.

25 Evenzo kunnen de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde aandrijfmiddelen een hoekopnemer en/of een teller en/of een encoder omvatten voor het in het bijzonder op incrementele wijze vastleggen of opmerken van een beweging van de sproei-inrichting.

30 De beweging van de sproei-inrichting kan nauwkeu rig worden aangedreven wanneer de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde aandrijfmiddelen een servo-motor omvatten.

Bij voorkeur omvatten de sproeimiddelen een 35 elektronische regelklep voor het regelen van de toevoer van bijvoorbeeld water naar de spuitmond, voor het aan- en uitzetten van de watertoevoer.

6

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de sproeiwagen ingericht voor voortbeweging langs een op een ondergrond van de kas plaatsbare rails.

In een verdere ontwikkeling is de sproeiwagen 5 ingericht voor voortbeweging langs een aan een dakconstructie van de kas ophangbare rails. De sproeiwagen ondervindt daardoor nauwelijks hinder van teeltgewassen die in de kas groeien.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm is de aan het 10 dak van de kas ophangbare rails verschaft door een verwarmingsbuis voor de kas.

De uitvinding verschaft voorts een kas, bij voorkeur van het Venlo-type, voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of 15 gebieden van de kas, waarbij de kas is voorzien van rails, en waarbij de sproei-inrichting een langs de rails geleide sproeiwagen, eerste aandrijfmiddelen voor verplaatsing van de sproeiwagen langs de rails, sproeimiddelen aan de sproeiwagen voor het besproeien van de oppervlakken en/of 20 gebieden in de kas, en besturingmiddelen voor de besturing van de eerste aandrijfmiddelen en de sproeimiddelen omvat, waarbij de besturingsmiddelen voorzien zijn van een programmeerbaar geheugen dat geschikt is voor de opslag van besturingsparameters voor de eerste aandrijfmiddelen en de 25 opslag van besturingsparameters voor de sproeimiddelen voor het programmeren en reproduceren van een in het bijzonder herhaaldelijke verplaatsing of verplaatsingscyclus van de sproeiwagen langs de rails, en een werkingscyclus van de sproeimiddelen, in het bijzonder afhankelijk van een 30 positie van de sproeiwagen langs de rails.

De uitvinding verschaft voorts een kas voorzien van de voomoemde sproei-inrichting.

De uitvinding verschaft voorts een sproei-inrichting kennelijk bestemd en geschikt voor de voomoemde 35 kas.

De uitvinding zal worden toegelicht aan de hand van een aantal in de bijgevoegde tekeningen weergegeven j 7 voorbeelduitvoeringen. Getoond wordt in:

Figuur 1 een aanzicht en perspectief van een sproei-inrichting volgens de uitvinding; en

Figuur 2 een aanzicht en perspectief van de 5 inrichting volgens figuur 1, in een alternatieve bedrijfs-stand.

Figuur 1 toont een tuinbouwkas 1 van het zogenaamde Venlo-type. De kas 1 bezit een draagconstructie die is opgebouwd met rijen verticaal opgestelde metalen palen 2 10 die onderling verbonden zijn mèt horizontaal gelegen tra-lieliggers 3. Aan de bovenzijden van de verticale palen 2 is een dakconstructie 4 gelegen. De dakconstructie 4 is opgebouwd met glazen dakplaten 5 die aan een bovenzijde bij een nok 6 van de kas samenkomen en die aan de onderzijden 15 op gootranden 7 gelegen zijn. De gootranden 7 zijn, al dan niet via de tralieliggers 3, bevestigd aan de bovenzijde van de verticale palen 2.

Onder de dakconstructie 4 zijn met J-haken 9 verwarmingsbuizen 8 aan de tralieliggers 3 bevestigd. De 20 verwarmingsbuizen 8 zijn op afstand van elkaar en horizontaal evenwijdig aan elkaar gelegen.

Aan de verwarmingsbuizen 8 is een sproei- of spuitwagen 10 opgehangen. De sproeiwagen 10 bezit een langwerpig gestel 11 waaraan aam de bovenzijde aan weers-25 zijden een ophanging 12 is verschaft. De ophangingen 12 dragen de spuitwagen 10 op afstand van de verwarmingsbuizen 8. De ophangingen 12 bezitten elk een aantal wielen 13 die verrijdbaar zijn over de verwarmingsbuizen 8. De wielen 13 zijn gevormd volgens de ronding van de verwarmingsbuizen 8, 30 waardoor een verplaatsing van de sproeiwagen 10 dwars op de verwarmingsbuizen 8 is geblokkeerd en de sproeiwagen 10 slechts in richting A langs de verwarmingsbuizen 8 verrijdbaar is. De wielen 13 zijn in een aandrijvende verbinding met een elektromotor 14. Met de wielen 13 zijn niet ge-35 toonde hoekopnemers verbonden waarmee de omwentelingen van de wielen kunnen worden geregistreerd.

De sproeiwagen 10 bezit een dwarsverplaatsings- 8 wagen 15 die langs gestel 11 verplaatsbaar is in dwarsrich-ting B. De wagen 15 is in aandrijvende verbinding met een niet getoonde elektromotor, waarbij de omwentelingen van de elektromotor kunnen worden geregistreerd door een niet 5 getoonde hoekopnemer.

De wagen 15 bezit een spuitlans 16 die door een opening in de houder 17 reikt. De houder 17 is roteerbaar in richting C ten opzichte van de wagen 15, in een vlak dwars op de verwarmingsbuizen 8. De rotatie van de houder 10 wordt verzorgd door een niet getoonde elektromotor, waarbij de rotatie van de elektromotor kan worden geregistreerd door een niet getoonde hoekopnemer.

De spuitlans 16 is in zijn lengterichting verschuifbaar ten opzichte van de houder 17 in richting D. De 15 verschuiving wordt verzorgd door een tandheugelmechanisme 18 dat wordt aangedreven door middel van een niet getoonde elektromotor. De omwentelingen van de elektromotor kunnen worden geregistreerd door een niet getoonde hoekopnemer.

Aan een uiteinde van de spuitlans 16 bezit de 20 sproeiwagen 10 een spuitmond 19 die onder een hoek staat ten opzichte van de lengterichting van de spuitlans 16. De spuitmond 19 is roteerbaar in richting E om een as evenwijdig aan de lengterichting van de spuitlans 19. De rotatie wordt verzorgd door stappenmotor 20. De rotatie van 25 de spuitmond 19 ten opzichte van de spuitlans 20 kan daarbij worden geregistreerd door een niet getoonde hoekopnemer.

De spuitmond 19 is via de spuitlans 16 en slangen 21 en 22 verbonden met een niet getoonde wateraanvoer. Een 30 gedeelte van slang 22 is om een haspel 23 gewikkeld waarmee de slang 22 afhankelijk van de positie van de sproeiwagen 10 ten opzichte van de verwarmingsbuizen 8 wordt op- of af gerold. De slang 22 is daarbij via één van de wielen 13 langs een verwarmingsbuis 8 geleid. In de slang 21 is een 35 elektronische regelklep 24 opgenomen waarmee de toevoer van bijvoorbeeld water naar de spuitmond regelbaar is voor het aan of uitzetten van de waterstraal 26. De regelklep kan 9 ook buiten de sproeiwagen 10 zijn geplaatst, bijvoorbeeld aan het niet getoonde uiteinde van de slang 22 die langs de verwarmingsbuis is geleid.

De (niet getoonde) elektromotoren, hoekopnemers 5 en de regelklep 24 zijn verbonden met een elektronische besturing 27. De hoekopnemers zijn opgebouwd met tellers of encoders waarmee afhankelijk van een hoekverdraaiing van de hoekopnemers elektronische pulsen worden verschaft aan de besturing 27. De elektromotoren zijn daarbij eenvoudige AC 10 of DC motoren, maar servomotoren kunnen ook worden toegepast. Voor alle richtingen A - E zijn eindopnemers en vaste referentiebakens geplaatst, waarmee eenduidige nulpunten of referentiepunten voor de bewegingen in deze richtingen zijn verschaft voor de elektronische besturing 27.

15 De elektronische besturing 27 is afkoppelbaar verbonden met een handbediening 28 waarmee de spuitmond 19 in de richtingen A - E naar een gewenste positie kan worden verplaatst. De gewenste posities kunnen in de vorm van besturingsparameters, zoals een afgelegde afstand langs de 20 verwarmingsbuizen 8, worden vastgelegd met behulp van de hoekopnemers. Deze besturingsparameters kunnen op commando, door op een programmeerknop 29 op de handbediening te drukken, in een geheugen van de elektronische besturing worden opgeslagen. Het vastleggen vindt plaats na bedienen 25 van een programmeerknop op de handbediening. De vastgelegde posities van de beweegbare delen van de sproeiwagen 10 en de bijbehorende stand van de regelklep 24 vormen samen een bedieningsprogramma voor de sproeiwagen 10. De sproeiwagen 10 bezit daarmee een zelflerende besturing voor de opbouw 30 van een programma dat vervolgens eindeloos herhaalbaar is.

Bij het programmeren van de elektronische besturing kan op deze wijze bij het schoonspuiten van de dakconstructie nauwkeurig rekening worden gehouden met de ligging en de contouren van de tralieliggers 3, de gootranden 7, de 35 nok 6 en de roedes tussen de glazen dakplaten 5, of met bijvoorbeeld de ligging van de gewassen onder de sproeiwagen 10, waarbij de spuitlans naar beneden is gericht zoals 10 weergegeven in figuur 2. Bovendien is de inrichting door de nauwkeurig programmeerbare werking zeer geschikt voor het schoonspuiten van bijvoorbeeld kweektafels of (U-vormige) teeltgoten die op de grond van de kas zijn geplaatst.

1027383

Claims (21)

1. Sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of gebieden van een kas, omvattend een railgeleide sproeiwagen, eerste aandrijfmiddelen op de sproeiwagen voor verplaatsing van de sproeiwagen langs 5 rails in de kas, sproeimiddelen aan de sproeiwagen voor het besproeien van de oppervlakken en/of gebieden in de kas, en besturingsmiddelen voor de besturing van de eerste aandrijfmiddelen en de sproeimiddelen, waarbij de besturingsmiddelen voorzien zijn van een programmeerbaar 10 geheugen dat geschikt is voor de opslag van besturingsparameters voor de eerste aandrijfmiddelen en de opslag van besturingsparameters voor de sproeimiddelen voor het programmeren en reproduceren van een in het bij zonder herhaaldelijke verplaatsing of verplaatsingscyclus van de 15 sproeiwagen langs de rails, en een werkingscyclus van de sproeimiddelen, in het bijzonder afhankelijk van een positie van de sproeiwagen langs de rails.

2. Sproei-inrichting volgens conclusie 1, waarbij de sproeimiddelen een spuitmond en draagmiddelen voor 20 de spuitmond omvatten, waarbij de draagmiddelen en daarmee de spuitmond beweegbaar zijn ten opzichte van de sproeiwagen in ten minste een richting dwars op de rails, en waarbij de inrichting een aandrijving omvat voor het verzorgen van de beweging van de draagmiddelen, waarbij het program-25 meerbare geheugen geschikt is voor de opslag van bestu-ringsparaméters voor de aandrijving voor het programmeren en reproduceren van een in het bijzonder herhaaldelijke beweging of bewegingscyclus van de spuitmond ten opzichte van de sproeiwagen, in het bijzonder afhankelijk van een 30 positie van de sproeiwagen langs de rails.

3. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande 1027383 conclusies, waarbij de besturingsmiddelen ingericht zijn voor een handmatige bediening van de inrichting en het daarbij al dan niet stapsgewijs vastleggen van de bestu-ringsparameters in het programmeerbare geheugen.

4. Sproei-inrichting volgens conclusie 2 of 3, waarbij de draagmiddelen een draagarm omvatten voor het op afstand van de sproeiwagen dragen van de spuitmond.

5. Sproei-inrichting volgens conclusie 4, waarbij de afstand tussen de sproeiwagen en de spuitmond in- 10 stelbaar is door instelling van een lengte van de draagarm ten opzichte van de sproeiwagen, en waarbij de inrichting tweede aandrijfmiddelen omvat voor de instelling van de lengte van de draagarm.

6. Sproei-inrichting volgens conclusie 4 of 5, 15 waarbij de draagarm zwenkbaar verbonden is met de sproeiwagen, en waarbij de inrichting derde aandrijfmiddelen omvat voor het verzorgen van een zwenkbeweging van de draagarm.

7. Sproei-inrichting volgens een der conclusies 4-6, waarbij de draagarm of een zwenkpunt van de draagarm 20 ten opzichte van de sproeiwagen verplaatsbaar is in een richting dwars op de rails, waarbij de inrichting vierde aandri j f middelen omvat voor het verzorgen van een verplaatsing van de zwenkarm of het zwenkpunt van de zwenkarm.

8. Sproei-inrichting volgens een der conclusies 2-7, waarbij de spuitmond roteerbaar verbonden is met de sproeiwagen, waarbij de werkzame richting van de spuitmond onder een hoek staat ten opzichte van zijn rotatie-as, en waarbij de inrichting vijfde aandrijfmiddelen omvat voor 30 het verzorgen van de rotatie van de spuitmond.

9. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sproeiwagen detectiemiddelen omvat voor het detecteren van positiebakens en/of hindernissen langs de rails, waarbij de detectiemiddelen werkzaam zijn 35 verbonden met de besturingsmiddelen.

10. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de sproeiwagen een afstandsmeter omvat voor het bepalen van een af gelegde afstand van de sproeiwagen langs de rails, waarbij de afstandsmeter werkzaam is verbonden met de besturingsmiddelen.

11. Sproei-inrichting volgens conclusie 10, 5 waarbij de afstandsmeter een hoekopnemer en/of een teller en/of een encoder omvat voor het in het bijzonder op incre-mentele wijze vastleggen of opmerken van een beweging van de sproei-inrichting.

12. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande 10 conclusies, waarbij de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde aandrijfmiddelen een hoekopnemer en/of een teller en/of een encoder omvatten voor het in het bijzonder op incrementele wijze vastleggen of opmerken van een beweging van de sproei-inrichting.

13. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de eerste en/of tweede en/of derde en/of vierde en/of vijfde aandrijfmiddelen een servomotor omvatten.

14. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande 20 conclusies, waarbij de sproeimiddelen een elektronische regelklep omvatten voor het regelen van de toevoer van bijvoorbeeld water naar de spuitmond, voor het aan- en uitzetten van de watertoevoer.

15. Sproei-inrichting volgens een der voorgaande 25 conclusies, waarbij de sproeiwagen ingericht is voor voortbeweging langs een op een ondergrond van de kas plaatsbare rails.

16. Sproei-inrichting volgens een der conclusies 1-14, waarbij de sproeiwagen ingericht is voor 30 voortbeweging langs een aan een dakconstructie van de kas ophangbare rails.

17. Sproei-inrichting volgens conclusie 16, waarbij de aan het dak van de kas ophangbare rails is verschaft door een verwarmingsbuis voor de kas.

18. Kas, bij voorkeur van het Venlo-type, voorzien van een sproei-inrichting voor het besproeien van oppervlakken en/of gebieden van de kas, waarbij de kas is voorzien van rails, en waarbij de sproei-inrichting een langs de rails geleide sproeiwagen, eerste aandrijfmiddelen voor verplaatsing van de sproeiwagen langs de rails, sproeimiddelen aan de sproeiwagen voor het besproeien van 5 de oppervlakken en/of gebieden in de kas, en besturingmiddelen voor de besturing van de eerste aandrijfmiddelen en de sproeimiddelen omvat, waarbij de besturingsmiddelen voorzien zijn van een programmeerbaar geheugen dat geschikt is voor de opslag van 10 besturingsparametérs voor de eerste aandrij fmiddelen en de opslag van besturingsparameters voor de sproeimiddelen voor het programmeren en reproduceren van een in het bij zonder herhaaldelijke verplaatsing of verplaatsingscyclus van de sproeiwagen langs de rails, en een werkingscyclus van de 15 sproeimiddelen, in het bijzonder afhankelijk van een positie van de sproeiwagen langs de rails.

19. Kas voorzien van een sproei-inrichting volgens een der conclusies 1-17.

20. Sproei-inrichting kennelijk bestemd en 20 geschikt voor de kas volgens conclusie 18 of 19.

21. Sproei-inrichting voorzien van een of meer van de in de bijgevoegde beschrijving omschreven en/of in de bijgevoegde tekeningen getoonde kenmerkende maatregelen. -o-o-o-o-o-o-o-o- 1 027383