NL1027181C2 - Oppakken van objecten. - Google Patents

Description

« 5

Korte aanduiding: Oppakken van objecten.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het oppakken van objecten, de inrichting omvattende ten minste één zuignap om op het ronde object aan te grijpen, alsmede een drukruimte j die is verbonden met een binnenzijde van de zuignap via een kanaal J 10 dat in de drukruimte en in de zuignap uitmondt, in welke drukruimte zodanig een onderdruk ten opzichte van de omgeving aanbrengbaar is, dat wanneer de zuignap aangrijpt op het object, dit door de onderdruk tegen de zuignap wordt vastgehouden en kan worden opgepakt.

Uit de stand van de techniek is een inrichting bekend voor het 15 oppakken van eieren van een kartonnen drager (tray) om deze op een transportbaan van een machine, bijvoorbeeld een sorteermachine te plaatsen. De inrichting heeft meerdere zuignappen die elk via een bijbehorende kanaal zijn verbonden met een gezamenlijke drukruimte waarin een onderdruk aangebracht kan worden door middel van een pomp, 20 meer in het bijzonder een vacuümpomp. Tijdens gebruik worden de zuignappen van boven tegen de eieren op de drager geplaatst en wordt vervolgens in de drukruimte een onderdruk t.o.v. de omgeving aangebracht waardoor de eieren tegen de zuignappen worden aangezogen. Dit verschaft een voldoende vasthoudkracht om de eieren van de tray 25 op te tillen en naar een transportbaan te verplaatsen. Om de eieren los te laten wordt de onderdruk in de drukruimte opgeheven door bijvoorbeeld via een bedienbare klep valse lucht uit de omgeving toe te laten. Ook is het mogelijk om door middel van bijvoorbeeld een pomp of vanuit een persluchtbron lucht aan de drukruimte toe te 30 voeren.

Op een veel toegepaste drager kunnen dertig eieren geplaatst worden. Deze kunnen tegelijkertijd worden opgepakt met een inrichting die is voorzien van dertig zuignappen. Het komt echter in de praktijk voor dat er op de drager één of meer eieren ontbreken of dat er 35 eieren kapot zijn, of dat één of meer van de zuignappen niet goed op de eieren kunnen aangrijpen. Hierdoor zijn niet alle zuignappen bezet wat resulteert in het aanzuigen van valse lucht door de niet bezette zuignappen en de bijbehorende kanalen waardoor een verlies van de onderdruk van de drukruimte t.o.v. de omgevingsdruk optreedt. Dit 1027181 - 2 - verlies van onderdruk in de drukruimte en dientengevolge in de bezette zuignappen heeft als gevolg dat de eieren die wel opgepakt zijn minder stevig vastgehouden worden. Uit de stand van de techniek is bekend om het verlies van onderdruk te beperken door het kanaal 5 dat de zuignap en de drukruimte verbindt een geringe diameter te geven zodat dit kanaal als een stromingsweerstand werkt. Kanalen met een geringe diameter raken snel verstopt door vervuiling die naar . binnen wordt gezogen.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterde inrichting van het 10 in de aanhef genoemde type te verschaffen.

Dit doel wordt bereikt door een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1, gekenmerkt doordat de inrichting een persluchtleiding omvat die in of nabij het kanaal uitmondt om perslucht in het kanaal te blazen.

15 Doordat perslucht met grote kracht in het kanaal wordt geblazen kan vuil dat zich in het kanaal bevindt worden weggeblazen zodat verstopping ervan wordt vermeden.

Bij een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding mondt de persluchtleiding in de drukruimte uit bij de monding van het kanaal 20 om, bij voorkeur bij het loslaten van het object, een straal perslucht gericht in het kanaal te blazen. Doordat de perslucht gericht in het kanaal wordt geblazen kan vuil dat zich in het kanaal bevindt in de richting van de zuignap worden weggeblazen zodat het vuil via de zuignap uit de inrichting wordt verwijderd.

25 Verdere kenmerken voordelen van de uitvinding komen naar voren in de navolgende beschrijving van een voorkeursuitvoeringsvorm aan de hand van de bijgevoegde tekening, waarin: .Fig. 1 in doorsnede een gedeelte van een voorkeursuitvoeringsvorm toont van een inrichting volgens de 30 uitvinding,

Fig. 2 in doorsnede een gedeelte van een andere voorkeursuitvoeringsvorm toont van een inrichting volgens de uitvinding,

Fig. 3-6 schematisch een cyclus van het oppakken en neerleggen 35 van eieren met een inrichting volgens de uitvinding tonen, en

Fig. 7 in doorsnede een kanaalorgaan toont van nog een andere uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

1027181 ______ - 3 -

In Fig. 1 is een gedeelte weergegeven van een inrichting voor het oppakken van objecten, in het bijzonder in hoofdzaak ronde objecten, en meer in het bijzonder eieren. De inrichting omvat één of meer zuignappen 1 die bijvoorbeeld in een rij of meerdere naast 5 elkaar gelegen rijen zijn aangebracht. In de figuur is ter vereenvoudiging slechts één zuignap 1 weergegeven. De zuignap 1 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld gevormd als een harmonica-achtig gegolfd flexibel buisvormig lichaam 2, dat als een harmonica kan uitzetten en kan inkrimpen. De zuignap 1 heeft een naar beneden 10 gekeerde mond 3 waarmee het ei aangegrepen kan worden. Het lichaam 2 van de zuignap 1 heeft een bovenste gedeelte 6 dat klemmend om een in hoofdzaak cilindervormig kanaalorgaan 4 is aangebracht. In het kanaalorgaan 4 is een rondomlopende ringvormige groef 5 aangebracht. Aan de binnenzijde van het bovenste gedeelte 6 van het zuignaplichaam 15 2 is een ringvormig uitstulping 7 aangebracht die in de groef 5 wordt opgenomen om het lichaam 2 op het kanaalorgaan vast te zetten.

Het kanaalorgaan 4 is verbonden met een drukruimte 8. In de figuur zijn een onderste wand 9a en een bovenste wand 9b getoond die de drukruimte 8 aan de onderzijde en de bovenzijde begrenzen. In het 20 kanaalorgaan 4 is een kanaal 10 aangebracht met een in hoofdzaak constante diameter van bij voorkeur 3mm, dat de zuignap 1 verbindt met de drukruimte 8. Het kanaal 10 heeft in de drukruimte 8 een monding 11 en in de zuignap 1 een monding 12.

De inrichting is verder voorzien van een persluchtleiding 13 25 voor het toevoeren van perslucht. Aan de persluchtleiding 13 is een mondstuk 14 aangébracht. Het mondstuk 14 omvat een mondstukkanaal 15 dat met een spuitmond 16 op een afstand D van de monding 11 van het. kanaal 10 uitmondt. Met voordeel is het mondstuk 14 ten opzichte van het kanaal 10 zodanig gepositioneerd dat de spuitmond 16 in het 30 verlengde van het kanaal 10 is gelegen zodat tijdens gebruik een straal perslucht direct en in hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn van het kanaal 10 in het kanaal 10 geblazen wordt zoals met de pijl 17 is aangeduid.

In Fig. 2 is een gedeelte van de inrichting voor het oppakken 35 van objecten weergegeven met een alternatieve uitvoeringsvorm van het kanaalorgaan 4. De onderdelen die overeenkomen met de in Fig. 1 getoonde inrichting zijn met dezelfde verwijzingscijfers aangeduid.

1027181 - 4 -

Het kanaalorgaan 4 in Fig. 2 heeft een kanaal 20 met een gedeelte 21 met een constante diameter, bij voorkeur van ongeveer 3mm. De monding van het kanaal 20 in de drukruimte 8 wordt gevormd door een zich vanaf het gedeelte 21 verwijdend mondingsgedeelte 22.

5 De twee gedeeltes 21 en 22 van het kanaal 20 verschaffen het kanaal 20 een trechtervorm. De trechtervorm heeft als voordeel dat de perslucht afkomstig uit de spuitmond 16 beter in het kanaal 20 kan worden opgevangen en dus doelmatiger wordt gebruikt.

De werking van de inrichting volgens de uitvinding wordt in het 10 navolgende toegelicht aan de hand van de Figuren 1-6. Een eenheid 30 voorzien van een drukruimte 8 en de aan de onderwand 9a aangebrachte zuignappen 1 volgens de uitvinding, wordt boven een drager 31 met eieren 32 gepositioneerd zoals in Fig. 3 is weergegeven. Vervolgens wordt de eenheid 30 met de zuignappen 1 naar beneden bewogen zodat de 15 zuignappen 1 in aangrijping met de eieren 32 worden gebracht zoals in Fig. 4 is weergegeven. De zuignappen 1 worden hierdoor tevens ingedrukt wat door de harmonicavorm mogelijk is. Door middel van een pomp 33, bij voorkeur een vacuümpomp, wordt ten opzichte van de omgeving een onderdruk aangebracht in de drukruimte 8. Hierdoor 20 worden de eieren 32 stevig op de zuignappen 1 gezogen. Vervolgens kunnen de eieren 32 uit de drager 31 worden getild zoals in Fig. 5 is getoond en verplaatst naar een andere locatie zoals met een pijl 34 is aangeduid.

Op de andere locatie worden de eieren 32 neergezet op een 25 draagvlak, bijvoorbeeld een transportbaan 36 of iets dergelijks zoals in Fig. 6 is weergegeven. De eieren 32 worden bij voorkeur losgelaten door de onderdruk in de drukruimte 8 op te heffen. Dit kan plaatsvinden door bijvoorbeeld de werkingsrichting van de pomp 33 om te draaien of door bijvoorbeeld perslucht uit een persluchtbron (niet 30 getoond) toe te voeren aan de drukruimte 8. Hierdoor kan in de drukruimte 8 eventueel een overdruk ten opzichte van de omgeving opgewekt worden waardoor de eieren 32 beter worden losgelaten.

Tijdens het opheffen van de onderdruk kunnen de door de zuigkracht op de eieren 32 ingedrukte zuignappen 1 uitzakken en worden de eieren 32 35 geleidelijk losgelaten.

Bij voorkeur tijdens het loslaten van de eieren 32 wordt vanuit een persluchtbron 35 door de persleiding 13 een stoot perslucht vanuit de spuitmonden 16 in de richting van de kanalen 10, 20 1027181 ' - 5 - geblazen. Hierdoor worden de kanalen 10, 20 schoongeblazen en wordt vuil zoals bijvoorbeeld eierstruif, veer- en mestdeeltjes en dergelijke aan de onderzijde uit het kanaal 10, 20 geblazen. De zuignappen 1 hoeven hierdoor niet uit de inrichting verwijderd te 5 worden om bijvoorbeeld met een luchtdrukpistool of iets dergelijks te worden schoongeblazen, wat bij de bekende in de beschrijvingsinleiding genoemde inrichting volgens de stand van de techniek wel het geval is. De kanalen 10, 20 bij de zuignappen 1 worden tijdens elke werkingscyclus schoongeblazen door middel van de 10 perslucht uit de spuitmonden 16 met als voordeel dat de inrichting volgens de uitvinding niet hoeft te worden stilgezet om verstoppingen in het kanaal 10, 20 te verwijderen of te voorkomen. Dit leidt tot een doelmatiger gebruik van de inrichting met economisch voordeel.

Bij voorkeur wordt op het moment dat de eieren 32 het oppervlak 15 van de transportbaan 36 raken, de stoot perslucht gegeven. Een ei 32 blijft daardoor niet aan een zuignap 1 hangen door een eventueel niet snel genoeg opheffen van de onderdruk in de zuignap 1, wat bijvoorbeeld veroorzaakt kan worden doordat er tijdens het oppakken van de eieren 32 vuil in het kanaal 10, 20 is gezogen waardoor het 20 kanaal 10, 20 geheel of gedeeltelijk is verstopt. Het precies op het juiste moment geven van de stoot perslucht verschaft dus het voordeel dat de eieren 32 altijd op een nauwkeurig bepaald moment van de zuignappen 1 loslaten en niet kunnen vallen.

Bij een andere mogelijke uitvoeringvorm van de inrichting 25 kunnen de eieren 32 neergelegd worden door perslucht in het kanaal 10, 20 te blazen, terwijl de onderdruk in de drukruimte 8 gehandhaafd blijft. De stoot perslucht zorgt er bij elke zuignap 1 voor dat de onderdruk lokaal wordt opgeheven en de eieren 32 worden losgelaten.

In Fig. 7 is een ander uitvoeringsvorm van het kanaalorgaan 30 getoond. In het kanaalorgaan 74 is een kanaal 70 aangebracht dat de drukruimte met de zuignap verbindt. Het kanaal 70 heeft een monding 72 bij de zuignap en een monding 71 in de drukkamer. In het kanaalorgaan 74 is een persluchtkanaal 73 aangebracht dat met een monding 76 dwars in het kanaal 70 uitmondt. Het persluchtkanaal 73 is 35 met een persluchtleiding voor het toevoeren van perslucht koppelbaar. Door perslucht via het persluchtkanaal 73 in het kanaal 70 te blazen, zoals met pijlen 77 is geïllustreerd, kan vuil zowel via de monding 71 als via de monding 72 uit het kanaal 70 geblazen worden.

1027181 - 6 -

Begrepen moet worden dat de uitvinding niet beperkt is tot een inrichting voor het oppakken van in hoofdzaak ronde objecten zoals eieren. Ook een inrichting waarbij een anders gevormd object, bijvoorbeeld een vlak object, wordt opgepakt is denkbaar volgens de 5 uitvinding. Het is zelfs denkbaar dat een object, zoals bijvoorbeeld een vlakke plaat door meerdere zuignappen wordt opgepakt. Het is dus, ongeacht de vorm van het op te pakken object, van voordeel om de uitvinding toe te passen wanneer de kanalen door het gebruik verstopt kunnen raken door vervuiling.

10 10271 81 "

Claims (11)

1. Inrichting voor het oppakken van objecten, de inrichting | omvattende ten minste één zuignap om op het object aan te grijpen, i 5 alsmede een drukruimte die is verbonden met een binnenzijde van de zuignap via een kanaal dat in de drukruimte en in de zuignap uitmondt, in welke drukruimte zodanig een onderdruk ten opzichte van de omgeving aanbrengbaar is, dat wanneer de zuignap aangrijpt op het object, dit door de onderdruk tegen de zuignap wordt 10 vastgehouden en kan worden opgepakt, met het kenmerk, dat de inrichting een persluchtleiding omvat die in of nabij het kanaal uitmondt om perslucht in het kanaal te blazen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de persluchtleiding bij de 15 monding van het kanaal in de drukruimte uitmondt om een straal perslucht gericht in het kanaal te blazen.

3. Inrichting volgens conclusie 2, waarbij de persluchtleiding op een afstand van de monding van het kanaal in de drukruimte uitmondt, 20 bij voorkeur op een afstand van ongeveer 5nun.

4. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het kanaal ten minste gedeeltelijk een constante diameter heeft, bij voorkeur van ongeveer 3mm. 25

5. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de monding van het kanaal in de drukruimte wordt gevormd door een mondgedeelte dat vanuit de richting van de drukruimte taps toeloopt. 30

6. Inrichting volgens één van de conclusies 2-5, waarbij de persluchtleiding is voorzien van een op het kanaal gerichte spuitmond die in hoofdzaak in het verlengde van het kanaal is aangebracht zodat tijdens gebruik de straal perslucht direct en in 35 hoofdzaak evenwijdig aan de hartlijn van het kanaal in het kanaal geblazen wordt. 1027181 • - 8 -

7. Inrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij druktoevoermiddelen zijn voorzien voor het opheffen van de onderdruk in de drukruimte om het object los te laten.

8. Werkwijze voor het oppakken en weer op een draagvlak neerleggen van objecten, waarbij een inrichting volgens één van de voorgaande conclusies wordt toegepast.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij bij het neerleggen van het 10 object tijdens het loslaten ervan een stoot perslucht vanuit de persluchtleiding in het kanaal wordt geblazen.

10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de stoot perslucht wordt gegeven op het moment dat het object het draagvlak raakt. 15

11. Werkwijze voor het oppakken van eieren vanuit een drager en het neerleggen van de eieren op een draagvlak, waarbij een inrichting volgens één van de conclusies 1-7 wordt toegepast. 10271 81 11