NL1026841C2 - Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee. - Google Patents

Description

Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee met ten minste twee eenheden voor het verwerken van voer, waarbij elke eenheid is voorzien van een ruimte voor het opnemen van een of meer balen 5 voer en een verkleiningsorgaan voor het losmaken van voer van een baal, welke inrichting voorts is voorzien van een meng-ruimte voor het mengen van voercomponenten tot een voermeng-sel, transportmiddelen voor het toevoeren van losgemaakt voer aan de menghouder, en een afgeeforgaan voor het afgeven van 10 het voermengsel uit de mengruimte.

Een inrichting van deze soort is beschreven in DE-A-195 39 339. Bij deze bekende inrichting zijn twee eenheden voor het verwerken van voer aan weerzijden van de centraal gelegen mengruimte aangebracht, waarbij het verkleiningsorgaan 15 is uitgevoerd als een doseerwals die samenwerkt met een boven de doseerwals geplaatste transporteur voor het gedoseerd afgeven van voer aan de mengruimte. In de mengruimte worden de van weerzijden aangevoerde voerhoeveelheden gemengd en door een als dwarstransporteur uitgevoerd afgeeforgaan als voermengsel 20 afgegeven. Deze bekende inrichting heeft verschillende bezwaren. Door de opstelling van de eenheden voor het verwerken van voer aan weerzijden van een centrale mengruimte kan de inrichting maximaal twee eenheden omvatten. Het toepassen van een doseerwals voor het gedoseerd afgeven van het losgemaakte voer 25 vereist een relatief hoog aandrijfvermogen. In de mengruimte vindt bij deze bekende inrichting geen goede menging van de toegevoerde voerhoeveelheden en eventuele andere voerbestand-delen plaats. De gebruiker kan de toegevoerde hoeveelheid weliswaar beïnvloeden door het variëren van de rotatiesnelheid 30 van de doseerwalsen en/of de transportsnelheid van de trans-portorganen van de eenheid, maar in de praktijk is het niet goed mogelijk een gewenste samenstelling van het voermengsel nauwkeurig te realiseren.

EP-A-1 402 771 beschrijft een inrichting voor het los-35 maken en mengen van voer voor vee, waarbij twee eenheden voor 1026841 2 het verwerken van voer naast elkaar zijn aangebracht. Het voer wordt door een verkleiningsorgaan van een baal voer afgenomen en via een dwarstransporteur afgegeven aan het vee. Er is bij deze bekende inrichting geen mengruimte voor het mengen van 5 verschillende voerbestanddelen aanwezig. De bekende inrichting is wel voorzien van weegorganen, waarmee de gebruiker van de inrichting een gewenste verhouding kan bereiken van de verschillende voercomponenten die door het afgeeforgaan worden afgegeven.

10 EP-B-0 931 454 beschrijft een inrichting voor het ver kleinen en mengen van voercomponenten voor vee, die deel uitmaakt van een voersysteem, waarbij de inrichting als mengvoer-wagentje is uitgerust, dat deel uitmaakt van een voersysteem met opslagbunkers voor verschillende voercomponenten. Het 15 mengvoerwagentje is met weegorganen uitgerust, zodat door middel van een besturingseenheid een gewenste hoeveelheid en samenstelling voermengsel kan worden gevormd. In het mengwagen-tje is een mengelement aangebracht voor het mengen van de componenten tot het gewenste voermengsel. Deze bekende inrichting 20 heeft het bezwaar dat de voercomponenten als losgemaakt voer in de opslagbunkers moet worden aangebracht. Hierdoor neemt de kwaliteit van het voer relatief snel af.

De uitvinding beoogt een inrichting van de in de aanhef genoemde soort te verschaffen, waarbij de bezwaren van de 25 bekende inrichtingen op eenvoudige doch niet minder doeltreffende wijze zijn ondervangen.

Hiertoe heeft volgens de uitvinding de inrichting het kenmerk dat elk verkleiningsorgaan is ingericht voor het losmaken en afvoeren van voer vanaf een zijde van een baal voer 30 en de mengruimte onderdeel is van een menghouder met een aan-drijfbaar mengelement, waarbij een weegorgaan is aangebracht voor het wegen van de hoeveelheid voer die aan de menghouder is toegevoerd, waarbij een programmeerbare besturingseenheid is aangebracht met een invoerorgaan voor het invoeren van een 35 gewenste hoeveelheid en samenstelling van het voermengsel, welke besturingseenheid elk verkleiningsorgaan afzonderlijk kan bedienen voor het losmaken van een hoeveelheid voer van een baal afhankelijk van de gewenste hoeveelheid en samenstel- 1026841 3 ling van het voermengsel en de door het weegorgaan gewogen hoeveelheid voer die aan de menghouder is toegevoerd.

Bij de inrichting volgens de uitvinding wordt een ver-kleiningsorgaan toegepast, dat het voer vanaf een zijvlak, bij 5 voorkeur de bovenzijde, van de baal voer losmaakt en afvoert. Een dergelijk verkleiningsorgaan wordt ook wel aangeduid als bovenlosser en heeft het belangrijke voordeel dat het vereiste aandrijfvermogen relatief laag is. Doordat de mengruimte onderdeel is van een menghouder met een aandrijfbaar mengelement 10 wordt een goede menging van de verschillende componenten tot een gelijkmatig voermengsel gewaarborgd. Door middel van het weegorgaan en de besturingseenheid kan volledig automatisch een gewenste hoeveelheid en samenstelling van het voermengsel worden verkregen. De inrichting kan zonder tussenkomst van een 15 bedieningspersoon groepen vee een gewenste hoeveelheid en samenstelling voermengsel verstrekken. De gebruiker van de inrichting behoeft slechts periodiek balen voer in de verschillende eenheden te plaatsen. De in de eenheden geplaatste balen voer behouden gedurende lange tijd hun kwaliteit. Bovendien 20 kan door het verwerken van balen voer de inrichting een compacte constructie hebben. Doordat de eenheden naast elkaar zijn opgesteld kunnen afhankelijk van de gewenste capaciteit twee, drie of meer eenheden naast elkaar worden opgesteld.

Volgens een gunstige uitvoeringsvorm omvat ten minste 25 één eenheid voor het verwerken van voer voorts een of meer houders voor andere voerproducten, die boven een transportor-gaan zijn geplaatst, waarbij elke houder een afgeeforgaan heeft voor het afgeven van het voerproduct aan het transport-orgaan, waarbij elk afgeeforgaan wordt bediend door de bestu-30 ringseenheid. Hierdoor wordt bereikt dat de inrichting voer-mengsels kan produceren met een zeer gevarieerde samenstelling die kan worden gekozen afhankelijk van de groep vee die moet worden gevoerd.

Volgens de uitvinding kan de gehele inrichting ver-35 rijdbaar zijn, waarbij de menghouder en het bijbehorende afgeeforgaan één geheel vormen met de inrichting. Als alternatief kan de menghouder zijn uitgevoerd als afzonderlijke, verrijdbare mengwagen met aandrijforganen voor het afgeeforgaan, het mengelement en eventueel het rijden. In dit geval kan het 1026841 4 overige gedeelte van de inrichting stationair zijn opgesteld op een geschikte locatie, waarbij voor de mengwagen slechts een beperkte breedte van de voergang nodig is.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 5 hand van de tekening, waarin enkele uitvoeringsvoorbeelden van de inrichting volgens de uitvinding schematisch zijn weergegeven .

Fig. 1 toont in perspectief een eerste uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de inrichting 10 als één geheel verrijdbaar is uitgevoerd.

Fig. 2 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van de inrichting uit Fig. 1.

Fig. 3 is een schematisch weergegeven doorsnede volgens de lijn III-III uit Fig. 2.

15 Fig. 4 is een schematisch weergegeven doorsnede vol gens de lijn IV-IV uit Fig. 2.

Fig. 5 is een schematisch weergegeven doorsnede volgens de lijn V-V uit Fig. 2.

Fig. 6 is een met Fig. 4 overeenkomende doorsnede van 20 een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, waarbij de menghouder is uitgevoerd als afzonderlijke, verrijdbare mengwagen.

Figs. 7 en 8 zijn schematisch weergegeven aanzichten van de mengwagen uit Fig. 6.

25 Fig. 9 is een schematisch weergegeven bovenaanzicht van een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding.

In de fig. 1 en 2 is een inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee weergegeven, die is voorzien van 30 drie eenheden 1,2,3 voor het verwerken van voer. Voer voor vee kan omvatten ruwvoer, zoals balen gras, maïs, stro en dergelijke, en andere voercomponenten, zoals aardappelen, bierbos-tel, pulp, krachtvoer enz. Balen kunnen, zoals in de tekening is weergegeven, rechthoekig van vorm zijn, maar uiteraard is 35 de inrichting ook geschikt voor het verwerken van ronde balen of balen met andere vormen. Elke eenheid 1-3 is voorzien van een ruimte 4 voor het opnemen van één of meer balen ruwvoer 5, een verkleiningsorgaan 6 voor het losmaken van voer van een baal en een transportorgaan 7 voor het toevoeren van een baal 1026841 5 voer aan de verkleiningseenheid 6. Bij de eenheid 3 kan de ruimte 4 met een vaste bodem zijn uitgevoerd, waarbij het transportorgaan na de ruimte 4 begint en alleen dient voor het transporteren van het losgemaakte voer en andere voercomponen-5 ten, zoals hierna nog wordt besproken. De verschillende eenheden 1-3 zijn in langsdoorsnede weergegeven in de fig. 3, 4 en 5. De eenheden 1-3 zijn ondersteund op een sterk schematisch weergegeven chassis 8 dat is voorzien van wielen 9, zodat de gehele inrichting verrijdbaar is.

10 De eerste eenheid 1 kan bijvoorbeeld worden gebruikt voor uit maïs samengestelde voerbalen 5 die door het transportorgaan 7 naar het verkleiningsorgaan 6 worden getransporteerd. Het verkleiningsorgaan 6 is als bovenlosser uitgevoerd. Een dergelijke bovenlosser heeft het voordeel dat slechts een 15 relatief laag aandrijfvermogen nodig is. In de tekening is als voorbeeld aangegeven dat de bovenlosser 6 is voorzien van een eindloze band 10 met uitstekende pennen 11 die het voer vanaf de bovenzijde van de baal 5 losmaken en afvoeren naar een op-voertransporteur 12. Uiteraard kan ook een andere type boven-20 losser worden toegepast. Opgemerkt wordt dat het van belang is dat het verkleiningsorgaan 6 voer van de baal laagsgewijs losmaakt vanaf een zijde, bij voorkeur de bovenzijde, van de baal. Het is desgewenst mogelijk in plaats vanaf de bovenzijde ook vanaf een andere zijde voer los te maken.

25 Zoals in fig. 1 is weergegeven strekt deze opvoer- transporteur 12 zich over de gehele breedte van de inrichting uit, zodat de opvoertransporteur het losgemaakte voer en/of eventuele andere voercomponenten van de desbetreffende eenheid 1-3 ontvangt en kan opvoeren. Desgewenst kunnen uiteraard ook 30 voor elke eenheid 1-3 afzonderlijke opvoertransporteurs 12 worden toegepast. Bij het in de tekening weergegeven uitvoe-ringsvoorbeeld is de opvoertransporteur 12 uitgevoerd als transportband, maar de opvoertransporteur kan bijvoorbeeld ook als in hoofdzaak verticale vijzel of dergelijke zijn uitge-35 voerd.

Op de opvoertransporteur 12 volgt een menghouder 13, waarin een aandrijfbaar mengelement 14 is aangebracht voor het mengen van de in de menghouder 13 gestorte voercomponenten.

Bij de inrichting volgens de fig. 1-5 is de menghouder 13 op 1026841 6 het chassis 8 van de inrichting ondersteund. In een zijwand van de menghouder 13 is een afvoeropening (niet zichtbaar) aangebracht die door een klep 15 is afgesloten. Wanneer de voercomponenten voldoende zijn gemengd, kan de klep 15 worden 5 geopend en wordt het voer afgegeven aan een afvoertransporteur 16, die het voermengsel aan de linker- of rechterzijde van de inrichting aan het vee kan afgeven.

In fig. 4 is een doorsnede van de tweede eenheid 2 weergegeven, die in dit geval is gevuld met balen 5 van kuil-10 voergras. Zoals uit de fig. 1, 3 en 4 blijkt, is de lengte van de eenheid 2 groter dan de lengte van de eenheid 1, zodat in de eenheid 2 meer balen 5 kunnen worden geplaatst dan in de eenheid 1. Bovendien kan de eenheid 2 hierdoor gemakkelijk worden gevuld vanaf de langszijde van de inrichting. Zoals in 15 fig. 1 zichtbaar is, is tussen de eenheden 1 en 2 een wand 17 en tussen de eenheden 2 en 3 een wand 18 geplaatst. Aan de buitenzijde van de eenheid 1 is ook een wand 19 aangebracht, hetgeen ook bij de eenheid 3 desgewenst het geval kan zijn.

In fig. 5 is een doorsnede van de eenheid 3 weergege-20 ven, waaruit blijkt dat deze eenheid een ruimte voor het opnemen van één baal 5 voer heeft aan de in het bovenaanzicht van fig. 2 linkerzijde van de eenheid 3, waarbij boven deze ruimte weer een bovenlosser 6 is geplaatst. Hierdoor kan de inrichting drie verschillende soorten en/of kwaliteiten ruwvoer ver-25 werken. Tussen de locatie van de bovenlosser 6 en de opvoertransporteur 12 zijn verschillende houders 20,21,22 en 23 voor voerproducten gemonteerd. De houders 20-22 zijn bestemd voor het opnemen van andere voerproducten dan ruwvoer, zoals bijvoorbeeld aardappelen, bierbostel, pulp, krachtvoer 30 en dergelijke. De houder 23 is bestemd voor het opnemen van een baal stro, maar ook balen van een ander voersoort kunnen in deze houder worden geplaatst. Elke houder 20-23 heeft een afgeeforgaan, waarmee het desbetreffende voerproduct gedoseerd kan worden afgegeven aan het transportorgaan 7 van de eenheid 35 3. De houder 23 kan tevens zijn uitgevoerd met middelen voor het draaien van de in deze houder geplaatste baal voer. Het transportorgaan 7 voert het door de bovenlosser 6 losgemaakte voer van de baal 5 en het voerproduct dat uit één of meer van de houders 20-23 is afgegeven toe aan de opvoertransporteur 40 12, die het voerproduct afgeeft aan de menghouder 13. Opge- 1026841 7 die het voerproduct afgeeft aan de menghouder 13. Opgemerkt wordt dat desgewenst de eenheid 3 zonder opneemruimte voor een baal voer kan zijn uitgevoerd.

Het zal duidelijk zijn dat door de samenstelling van 5 de inrichting uit drie naast elkaar gelegen eenheden 1-3, waarbij de eenheid 3 geschikt is gemaakt voor verschillende voerproducten, in de menghouder 13 uiteenlopende mengsels van voerproducten kunnen worden gemaakt.

De beschreven inrichting is voorzien van een niet na-10 der weergegeven programmeerbare besturingseenheid met een in-voerorgaan in de vorm van een toetsenbord, aanraakbeeldscherm of dergelijke, waarmee een gewenste hoeveelheid en samenstelling van het voermengsel in de menghouder 13 kan worden ingevoerd. De besturingseenheid is door middel van op zichzelf be-15 kende geschikte middelen gekoppeld met de transportorganen 7 van de eenheden 1-3, de bovenlossers 6, de afgeeforganen van de houders 20-23 en de opvoertransporteur 16, zodat de besturingseenheid de verschillende hoeveelheden voer die aan de menghouder 13 worden toegevoerd kan bepalen. Voorts is een 20 weegorgaan aangebracht voor het wegen van de hoeveelheid voer die aan de menghouder 13 is toegevoerd. Dit weegorgaan kan sensoren omvatten die bijvoorbeeld het gewicht van het voer in de menghouder 13 meten of sensoren die het gewicht van het voer in de verschillende eenheden 1-3 meten. Op deze wijze kan 25 de besturingseenheid geheel automatisch de bovenlossers 6 en de afgeeforganen van de houders 20-23 bedienen voor het toevoeren van de gewenste hoeveelheid van de verschillende voerproducten aan de menghouder 13.

De bovenlossers 6 zijn bij de weergegeven uitvoerings-30 vorm gemonteerd aan een in hoofdzaak verticaal frame 24, waarbij de bovenlosser 6 naar mate het voer van de bovenzijde van de voerbaal 5 wordt afgenomen langs het frame 24 omlaag kan bewegen. De bovenlosser 6 schraapt het voer van de bovenzijde van de baal en voert het losgemaakte voer af naar de menghou-35 der 13. Bij de weergegeven uitvoeringsvorm stort de bovenlosser 6 hiertoe het afgeschraapte voer op de opvoertransporteur 12 bij de eenheden 1 en 2 respectievelijk op het transportor-gaan 7 bij de eenheid 3.

1026841 8

Als alternatief kan bij de eenheden 1 en 2 de boven-losser het voer rechtstreeks in de menghouder 13 storten, zodat de opvoertransporteur 12 kan worden weggelaten. Hierdoor kan de lengte van de inrichting worden beperkt, respectieve-5 lijk de opnamecapaciteit van de eenheden 1 en 2 worden vergroot bij gelijkblijvende lengte van de inrichting. Bij deze uitvoeringsvorm is de bovenlosser 6 vast verbonden met het frame 24, waarbij middelen zijn aangebracht, die de baal 5 die zich onder de bovenlosser 6 bevindt, geleidelijk omhoog ver-10 plaatst.

In fig. 6 is een met fig. 4 overeenkomstige doorsnede weergegeven van een tweede uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding, die in hoofdzaak op dezelfde wijze is uitgevoerd als de uitvoeringsvorm volgens de fig. 1-5. Bij de 15 uitvoeringsvorm volgens fig. 6 is de menghouder uitgevoerd als afzonderlijke, verrijdbare mengwagen 25 met een chassis 26 met wielen 27. In dit geval kan de beschreven inrichting als stationair opgestelde inrichting zijn uitgevoerd, waarbij de mengwagen 25 in de in fig. 6 weergegeven positie ten opzichte 20 van de inrichting wordt opgesteld voor het vullen van de mengwagen met de verschillende gewenste voercomponenten. De mengwagen omvat een niet nader weergegeven besturingseenheid en aandrijforganen, waarbij de aandrijforganen met een of meer elektromotoren kunnen zijn uitgevoerd. Uiteraard omvat de 25 mengwagen 25 ook de benodigde accu's. Het opladen van de accu's kan in een speciaal laadstation plaatsvinden of bij de stationair opgestelde inrichting. Het is desgewenst ook mogelijk een externe aandrijving voor het mengelement te gebruiken, waarmee het mengelement gedurende een mengfase kan worden 30 gekoppeld. Ook is het mogelijk het aandrijforgaan voor het mengen te koppelen met het elektriciteitsnet, zodat voor het ! mengen van het voer de energie direct van het net wordt afge nomen. De aansluiting op het net kan plaatsvinden wanneer de mengwagen25 zich bij de inrichting bevindt of op een andere 35 geschikte locatie.

Aan één of beide zijden van de mengwagen 25 bevindt zich een opklapbare afvoertransporteur 28, waarmee het voer-mengsel aan het vee kan worden afgegeven. In fig. 7 is de transporteur 28 in de afgeefstand weergegeven. Voor het afge- 1026841 9 ven van het voermengsel wordt een schematisch in fig. 8 getoonde klep 29 geopend, waardoor een afgeefopening 30 wordt vrijgegeven via welke het voermengsel aan de afvoertranspor-teur 28 wordt geleverd. Hierbij wordt het mengelement 14 lang-5 zaam aangedreven voor het uit de mengruimte afvoeren van het voermengsel, waarbij de voeding van het aandrijforgaan plaatsvindt uit de accu.

Het toepassen van een afzonderlijke, verrijdbare meng-wagen 25 heeft het voordeel, dat met een relatief smalle voer-10 gang kan worden volstaan.

In fig. 9 is sterk schematisch een derde uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding weergegeven, die is voorzien van twee naast elkaar geplaatste eenheden 1 en 2 voor balen voer. Voor het overige is deze inrichting op de-15 zelfde wijze uitgevoerd als de inrichting volgens de fig. 1-5 met een menghouder die op het verrijdbare chassis 8 van de inrichting is gemonteerd. Uiteraard kan ook in dit geval een afzonderlijke verrijdbare mengwagen 25 worden toegepast. Ook is het mogelijk één van de eenheden 1,2 uit te voeren op dezelfde 20 wijze als de eenheid 3 met verschillende houders 20-23.

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvormen die binnen het kader der conclusies op verschillende manieren kunnen worden gevarieerd.

1026841

Claims (12)

1. Inrichting voor het losmaken en mengen van voer voor vee met ten minste twee eenheden voor het verwerken van voer, waarbij elke eenheid is voorzien van een ruimte voor het opnemen van een of meer balen voer en een verkleiningsorgaan 5 voor het losmaken van voer van een baal, welke inrichting voorts is voorzien van een mengruimte voor het mengen van voercomponenten tot een voermengsel, transportmiddelen voor het toevoeren van losgemaakt voer aan de menghouder, en een afgeeforgaan voor het afgeven van het voermengsel uit de meng-10 ruimte, met het kenmerk, dat elk verkleiningsorgaan is ingericht voor het losmaken en afvoeren van voer vanaf een zijde van een baal voer en de mengruimte onderdeel is van een menghouder met een aandrijfbaar mengelement, waarbij een weegor-gaan is aangebracht voor het wegen van de hoeveelheid voer die 15 aan de menghouder is toegevoerd, waarbij een programmeerbare besturingseenheid is aangebracht met een invoerorgaan voor het invoeren van een gewenste hoeveelheid en samenstelling van het voermengsel, welke besturingseenheid elk verkleiningsorgaan afzonderlijk kan bedienen voor het losmaken van een hoeveel-20 heid voer van een baal afhankelijk van de gewenste hoeveelheid en samenstelling van het voermengsel en dè door het weegor-gaan gewogen hoeveelheid voer die aan de menghouder is toegevoerd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij ten minste 25 één eenheid voor het verwerken van voer voorts een of meer houders voor andere voerproducten omvat, die boven een trans-portorgaan zijn geplaatst, waarbij elke houder een afgeeforgaan heeft voor het afgeven van het voerproduct aan het trans-portorgaan en waarbij elk afgeeforgaan wordt bediend door de 30 besturingseenheid.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij twee of meer eenheden voor het verwerken van voer een verschillende lengte hebben.

4. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 35 waarbij voor elke eenheid voor het verwerken van voer een op- voertransporteur is aangebracht voor het toevoeren van voer 1026841 aan de menghouder, waarbij elke eenheid is voorzien van een transportorgaan voor het toevoeren van een baal voer aan de verkleiningseenheid of voer aan de opvoertransporteur.

5. Inrichting volgens conclusie 4, waarbij het ver- 5 werkingsorgaan ten opzichte van het transportorgaan op en neer beweegbaar is.

6. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het verkleiningsorgaan van een of meer eenheden voor het verwerken van voer losgemaakte voer direct aan de menghouder kan 10 afgeven.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij ter plaatse van het verkleiningsorgaan middelen zijn aangebracht voor het heffen van een baal voer.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 15 waarbij de gehele inrichting verrijdbaar is.

9. Inrichting volgens één der conclusies 3-7, waarbij de menghouder is uitgevoerd als afzonderlijke verrijdbare mengwagen met aandrijforganen voor het afgeeforgaan, het meng-element en eventueel het rijden.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij de mengwa gen een tweede besturingseenheid omvat die koppelbaar is met de besturingseenheid van de inrichting, waarbij de tweede be-sturingeenheid de aandrijforganen voor het afgeeforgaan, het mengelement en eventueel het rijden bedient.

11. Inrichting volgens conclusie 9 of 10, waarbij de mengwagen is voorzien van een voedingsbron voor de aandrijforganen, waarbij de mengwagen het aandrijforgaan voor het mengen aansluitbaar is op het elektriciteitsnet.

12. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, 30 waarbij tussenwanden zijn aangebracht tussen de eenheden. 1026841