NL1026750C2 - Vloerconstructie. - Google Patents

Description

Titel: Vloerconstructie !

De onderhavige uitvinding heeft in zijn algemeenheid betrekking op een constructie voor een vloer, die is voorzien van een warmtewisselaar. Meer in het bijzonder heeft de onderhavige uitvinding betrekking op een vloer die beloopbaar 5 is, en bruikbaar is voor het beoefenen van sporten zoals volleybal, tennis, etc.

Europees octrooi 0.454.663 beschrijft een vloerconstructie die een groot aantal onderling evenwijdige, 10 buisvormige stromingskanalen omvat, die gemaakt kunnen zijn van een EPDM-rubber. Door de stromingskanalen kan een warme of koude vloeistof worden geleid, om warmte toe te voeren of af te voeren, al naar gelang het gewenste thermische effect. Om van de stromingskanalen een beloopbare en bespeelbare vloer te 15 maken, beschrijft de publicatie dat de stromingskanalen worden ingebed in een korrelvormig, gummi-achtig materiaal of EPDM-rubber, welke korrels met elkaar verbonden zijn door een bindmiddel, bijvoorbeeld een polyurethaan kleefmiddel. Het inbedden gebeurt door op de ondergrond een pasteus mengsel van 20 het granulaat met bindmiddel aan te brengen, daar de stromingskanalen in te drukken, en daar weer het pasteuze mengsel overheen te smeren, waarna nog een verdichtingsstap nodig is.

Een groot nadeel hiervan is de manier waarop deze vloer 25 moet worden vervaardigd. De vloer moet ter plaatse worden vervaardigd, en dat kan alleen bij gunstige weersomstandigheden. Bij het vervaardigen moeten de werklui omgaan met mengsels waar oplosmiddelen in zitten, waarmee gezondheidsaspecten geassocieerd zijn. Het hanteren van de mengsels, met 30 name het aanbrengen van de toplaag, is specialistisch werk, en moet worden uitgevoerd door speciaal daarvoor opgeleide mensen. Daarbij hangt de bereikte kwaliteit van de uiteindelijke vloer af van het vakmanschap van de betreffende mensen.

1 026750 - 2

Voorts is het een nadeel, dat de aldus vervaardigde vloer onlosmaakbaar is gefixeerd aan de ondergrond. Het is daardoor niet op eenvoudige wijze mogelijk om de eigenschappen van de vloer te veranderen. Voor een verandering van de toepassing 5 van de vloer, bijvoorbeeld als het de bedoeling is dat er een andere sport beoefend moet gaan worden, kan het gewenst zijn om de vloer een andere kleur, een andere stroefheid, etc te geven. Bovendien kan het gewenst zijn dat een dergelijke verandering slechts tijdelijk is. Bij de bekende vloer is het 10 alleen mogelijk de vloer in zijn geheel te verwijderen en te vervangen, of een andere toplaag aan te brengen over de bestaande toplaag.

Europees patent 0.436.523 beschrijft een vloerconstructie die eveneens een stelsel van onderling evenwijdige slangen 15 omvat, onderling met elkaar verbonden door dwarsverbindings-stukken ("Stege"). De slangen zijn ingebed in een vulmassa, die uitsteekt tot boven de slangen en aldus een vlak bovenoppervlak vormt. De vulmassa is dermate elastisch, dat het geheel van het slangenpakket en de vulmassa oprolbaar is.

20 Ten opzichte van Europees octrooi 0.454.663 biedt de constructie zoals beschreven in Europees patent 0.436.523 wellicht het voordeel, dat het aanbrengen op een ondervloer is vereenvoudigd. Een nadeel is echter, dat de vulmassa een geheel vormt met het slangenpakket, en dat een verandering van 25 de eigenschappen van het vloeroppervlak alleen kan worden bereikt door de vloer in zijn geheel te verwijderen en te vervangen, of een andere toplaag aan te brengen over de bestaande toplaag.

Een verder nadeel van de in Europees patent 0.436.523 30 beschreven vloerconstructie betreft de zijdelingse stabiliteit . Het slangenpakket met de vulmassa wordt vervaardigd met een bepaalde breedte. Wanneer een groot oppervlak moet worden bedekt, moeten er dus meerdere van dergelijke pakketten naast elkaar gelegd worden. De verschillende pakketten kunnen dan 35 ten opzichte van elkaar verschuiven, en om dat tegen te gaan zijn verdere bevestigingsmaatregelen benodigd.

De onderhavige uitvinding beoogt de genoemde nadelen te overwinnen.

1 026750 - • 3

Meer in het bijzonder beoogt de onderhavige uitvinding een vloerconstructie te verschaffen die de voordelen van de technieken zoals beschreven in de genoemde patenten combineert met de voordelen van een gemakkelijk aanbrengen, en de voor-5 delen van een flexibel gebruik door een gemakkelijk vervangen van de toplaag.

Daartoe verschaft de onderhavige uitvinding een tegel-vormig vloerelement, dat aan zijn onderzijde is voorzien van 10 een profilering passend bij de profilering van een als warmtewisselaar bruikbaar slangenpakket. Het tegelvormig vloerelement is bij voorkeur stijf, maar elastisch genoeg om enigszins mee te geven als daarom gelopen wordt.

Het tegelvormig vloerelement kan eenvoudig worden 15 aangebracht door zijn geprofileerde onderkant te drukken in het slangenpakket; even zo eenvoudig kan het element worden verwijderd om te worden vervangen door een ander vloerelement met andere eigenschappen, waarbij dan het slangenpakket kan blijven liggen.

20 Het tegelvormig vloerelement kan worden vervaardigd in diverse gewenste vormen en maten, zodat daar ook patronen mee gelegd kunnen worden. Bijvoorbeeld kan het vloerelement rechthoekig of zelfs vierkant zijn, zeshoekig, etc. Het tegelvormig vloerelement kan relatief klein zijn, maar het kan 25 ook een breedte hebben die groter is dan de breedte van een slangenpakket, waardoor het tevens fungeert als horizontaal koppelelement.

Deze en andere aspecten, kenmerken en voordelen van de 30 onderhavige uitvinding zullen nader worden verduidelijkt door de hiernavolgende beschrijving onder verwijzing naar de tekeningen, waarin gelijke verwijzingscijfers gelijke of vergelijkbare onderdelen aanduiden, en waarin: de figuren 1A-C schematisch dwarsdoorsneden tonen van een 35 gedeelte van een warmtewisselaar; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede is die meerdere warmtewisselaar-pakketten naast elkaar toont; figuur 3A een schematisch perspectiefaanzicht is van een tegelvormig vloerelement volgens de onderhavige uitvinding; 1 026750 - 4 figuur 3B op grotere schaal een dwarsdoorsnede toont van een gedeelte van het vloerelement van figuur 3A; figuur 4 een schematische dwarsdoorsnede is van een gedeelte van een vloerconstructie volgens de onderhavige uitvinding; 5 figuur 5 een schematisch perspectiefaanzicht is dat de combinatie illustreert van een relatief grote vloertegel met meerdere relatief kleine warmtewisselaars; en de figuren 6A-D detail-aanzichten zijn die schematisch uitvoeringsvormen van koppelorganen van vloertegels 10 illustreren.

Figuur IA toont schematisch een dwarsdoorsnede van een gedeelte van een warmtewisselaar, bruikbaar in combinatie met een vloerelement zoals later zal worden besproken. De warmte-15 wisselaar 10 omvat flexibele buizen 11, waarvan er in figuur IA slechts drie zijn weergegeven. Elke buis 11 omvat een inwendig stromingskanaal 12, waar doorheen een warme of koude vloeistof kan stromen. De buizen 11 zijn door middel van dwarsverbindingsstukken 13 in zijdelingse richting met elkaar 20 gekoppeld. Tussenruimten tussen de buizen 11 zijn aangeduid bij 15 .

De uitvoeringsvorm als geïllustreerd in figuur IA is op zich bekend in de praktijk. Daarbij hebben de buizen 11 een in hoofdzaak cirkelvormige contour, en strekken de verbindings-25 stukken 13 zich tangentiaal uit ten opzichte van de buizen 11. De onderhavige uitvinding is echter niet beperkt tot een dergelijke configuratie. Figuur 1B illustreert, dat de buizen 11 een rechthoekige dwarsdoorsnede kunnen hebben. Figuur 1BC illustreert, dat de buizen 11 opgetild kunnen liggen ten 30 opzichte van de dwarsverbindingsstukken 13.

In de geïllustreerde voorbeelden heeft de warmtewisselaar 10 een vlak onderoppervlak, gedefinieerd door de dwarsverbindingsstukken 13, waarbij de buizen 11 zich volledig aan de bovenzijde van de dwarsverbindingsstukken 13 bevinden. De 35 dwarsverbindingsstukken 13 kunnen zich echter ook op een hoger niveau bevinden, bijvoorbeeld radiaal gericht zijn ten opzichte van de buizen 11, in welk geval de buizen 11 dus ook aan de onderzijde uitsteken buiten de verbindingsstukken 13.

1 026750 - 5

Bij de bekende warmtewisselaar strekken de dwars-verbindingsstukken 13 zich uit over de volledige longitudinale richting van de buizen 11. De onderhavige uitvinding is daar echter niet toe beperkt: het is mogelijk dat de dwars-5 verbindingsstukken 13 in de lengterichting discontinu zijn, en bijvoorbeeld zijn voorzien van gaten of onderbrekingen, hetgeen echter ter wille van de eenvoud niet geïllustreerd is.

Bij voorkeur is de warmtewisselaar 10 gemaakt van een elastisch materiaal, zoals bijvoorbeeld EPDM-rubber, zodat de 10 warmtewisselaar 10 oprolbaar is. Bij het aanbrengen op een vloer wordt dan de opgerolde warmtewisselaar 10 uitgerold en op de betreffende ondergrond neergelegd. De warmtewisselaar 10 heeft daarbij éen vooraf bepaalde breedte, gedefinieerd door een vooraf bepaald aantal buizen 11 naast elkaar. Indien de te 15 bedekken ondergrond groter is dan deze breedte, worden er meerdere warmtewisselaars 10 naast elkaar neergelegd, zoals schematisch geïllustreerd in figuur 2. Bij wijze van voorbeeld is aangenomen, dat een warmtewisselaar 10 bestaat uit een stelsel van tien buizen 11 naast elkaar; figuur 2 illustreert 20 drie van dergelijke pakketten naast elkaar, waarbij de verschillende pakketten zijn aangeduid als respectievelijk 10A, 10B en 10C.

Figuur 3A is een schematisch perspectiefaanzicht van een 25 tegelvormig vloerelement 20 volgens de onderhavige uitvinding, en figuur 3B toont op grotere schaal een dwarsdoorsnede van een gedeelte van dat vloerelement 20. Het tegelvormige vloerelement, dat in figuur 3A een vierkante contour heeft, maar dat als alternatief bijvoorbeeld een rechthoekige contour, een 30 zeshoekige contour, etcetera kan hebben, heeft een onder- oppervlak 23 en een bovenoppervlak 24. Aan zijn onderzijde is het tegelvormig vloerelement 20 voorzien van een ribbelvormige profilering, dat wil zeggen dat er aan de onderzijde langwerpige groefvormige verdiepingen 21 zijn aangebracht, die 35 zich vanaf het onderoppervlak 23 uitstrekken in de richting van het bovenoppervlak 24. Die groeven 21 dienen als opneem-ruimte voor een buis 11 van een warmtewisselaar 10, en hebben derhalve een aan de contour van een dergelijke buis 11 aangepaste contour. Tussen die opneemruimten 21 heeft het 1 026750- 6 tegelvormig vloerelement 20 draagribben 25, die zich uitstrekken over de volledige hoogte van het bovenoppervlak 24 naar het onderoppervlak 23.

Figuur 4 is een schematische dwarsdoorsnede van een 5 gedeelte van een vloerconstructie 1 volgens de onderhavige uitvinding, en toont een tegelvormig vloerelement 20 aangebracht op een warmtewisselaar 10. De buizen 11 van de warmtewisselaar 10 zijn opgenomen in de opneemruimten 21 van het vloerelement 20, en de draagribben 25 van het vloerelement 10 20 strekken zich uit in de tussenruimten 15 tussen de buizen 11 van de warmtewisselaar 10.

De contour van de opneemruimte 21 en de hoogte van de draagribben 25 van het vloerelement 20 zijn zodanig gekozen dat, in de situatie van figuur 4, waar het vloerelement 20 is 15 aangebracht op een corresponderende warmtewisselaar 10, het onderoppervlak 23 van het vloerelement 20, en dus het onderoppervlak van de draagribben 25, steunt op het bovenoppervlak van de verbindingsstukken 13 tussen de buizen 11. Hierdoor wordt bereikt dat een op het bovenoppervlak 24 van het vloer-20 element 20 uitgeoefende drukkracht, zoals schematisch aangeduid bij de pijl F, door de draagribben 25 en de verbindingsstukken 13 direct wordt doorgegeven aan de ondergrond (ter wille van de eenvoud niet weergegeven in de figuren), waardoor het dichtknijpen van de buizen 11 bij een 25 dergelijke belasting zoveel mogelijk wordt tegengegaan.

De contour van de draagribben 25 hoeft niet exact gelijk te zijn aan de contour van de tussenruimten 15 tussen de buizen 11. In figuur 4 is bijvoorbeeld bij de pijl A getoond, dat de maximale breedte van de draagribben 25 kleiner mag zijn 30 dan de maximale breedte van de tussenruimten 15. Wel verdient het de voorkeur, dat de maximale breedte van de draagribben 25 groter is dan de minimale breedte van de tussenruimten 15, zoals ook geïllustreerd in figuur 4, zodat een vormsluitende borging ontstaat.

35 In figuur 4 is voorts geïllustreerd, dat de opneemruimte 21 nauwsluitend kan passen om de buis 11, hetgeen de voorkeur geniet wegens de daardoor bereikte goede warmte-overdracht tussen de warmtewisselaars 10 en de vloerelementen 20. Ook dat is echter niet noodzakelijk. Bijvoorbeeld is het zeer wel 1026750- 7 denkbaar, dat zich aan de bovenzijde van de buis 11 een spleet bevindt tussen de buis 11 en het bovenoppervlak van de opneemruimte 21. Een dergelijke spleet kan meerdere functies vervullen. Enerzijds kan een dergelijke spleet eventuele 5 maattoleranties en maatverschillen tussen de buizen 11 en de opneemruimten 21 opvangen. Anderzijds zorgt een dergelijke spleet ervoor, dat het bovenoppervlak 24 van het tegelvormig vloerelement 20 een weinig kan worden ingedrukt zonder dat de buis 11 noodzakelijkerwijs eveneens wordt ingedrukt. Meer in 10 het bijzonder kan hierdoor worden verzekerd, dat verticale drukkrachten (pijl F in figuur 4) door de draagribben 25 naar een ondergrond worden geleid terwijl de buizen 11 niet of nauwelijks belast worden.

Het verdient de voorkeur dat de breedte van de draag-15 ribben 25 op de hoogte corresponderend met de maximale breedte van de buizen 11, zodanig is gekozen, dat de buizen 11 aan weerszijden gesteund zijn door draagribben 25, hetgeen het eventueel indrukken van de buizen 11 als gevolg van een op het oppervlak 24 uitgeoefende drukkracht verder bemoeilijkt.

20

Het aanbrengen van het vloersysteem 1 volgens de onderhavige uitvinding op een ondergrond is bijzonder gemakkelijk. Eerst worden de warmtewisselaars 10 naast elkaar neergelegd, zoals geschetst in figuur 2. Dan worden de tegelvormige vloer-25 elementen op de warmtewisselaars 10 gelegd en aangedrukt, waarbij de in figuur 4 geïllustreerde situatie wordt bereikt. Uiteraard worden zoveel warmtewisselaars 10 en tegelvormige vloerelementen 20 aangebracht als nodig is om het gewenste grondoppervlak te bedekken. In wezen is de vloer dan klaar.

30 Daarbij bieden de tegelvormige vloerelementen een beloopbare vloer die in goed thermisch contact staat met de warmtewisselaar 10. Het bovenoppervlak 24 van de tegels 20 is dicht, en is gekozen om eigenschappen te hebben die passen bij de beoogde toepassing, bijvoorbeeld met betrekking tot kleur, 35 stroefheid, etc.

Voorts is het bijzonder gemakkelijk om desgewenst één of meerdere tegels weg te nemen en te vervangen door andere tegels. Aldus is bijvoorbeeld reparatie van de vloer in geval van beschadigde tegels snel en relatief goedkoop uit te 1 026750- 8 voeren. Ook kan het gewenst zijn om de toepassing van de vloer te veranderen, waartoe de tegels vervangen kunnen worden door gelijksoortige tegels met andere eigenschappen.

De tegelvormige vloerelementen kunnen in principe van een 5 willekeurig materiaal vervaardigd worden. Afhankelijk van de beoogde toepassing kunnen de vloerelementen 20 volgens de onderhavige uitvinding bijvoorbeeld vervaardigd worden van een hard materiaal, zoals bijvoorbeeld een harde kunststof, hout, aluminium, beton, etc. Bij voorkeur echter zijn de vloer-10 elementen enigszins elastisch, waartoe zij vervaardigd kunnen worden van een rubber materiaal. De vloerelementen kunnen bijvoorbeeld gesneden worden uit massief rubber, maar bij voorkeur worden de vloerelementen vervaardigd door rubber korrels, bijvoorbeeld EPDM-rubber, samen met een geschikt 15 bindmiddel te persen in een mal met de juiste vormgeving. Met een dergelijk persproces is het mogelijk om sterke vloerelementen te verkrijgen. Door een geschikte preparatie van de corresponderende wand van de mal kunnen gewenste oppervlakte-effecten van het bovenoppervlak 24 worden bereikt. Men kan 20 ervoor kiezen om het bovenoppervlak 24 vlak af te werken, maar men kan het bovenoppervlak 24 ook voorzien van een bepaald ribbelpatroon of dergelijke, ter verhoging van de stroefheid. Ook is het desgewenst mogelijk om het bovenoppervlak 24 te voorzien van decoratieve patronen, een logo, etc.

25 Bij voorkeur hebben de tegelvormige vloerelementen een open structuur, zodanig dat de tegels drainage van opliggend of opvallen vocht (regenwater) mogelijk maken.

Een tegelvormig vloerelement kan een dwarsafmeting hebben 30 kleiner dan de dwarsafmeting van de warmtewisselaar 10. Op een enkele warmtewisselaar 10 worden dan twee of meer vloerelementen 20 naast elkaar aangebracht. Bij voorkeur echter heeft het tegelvormig vloerelement 20 een breedte die aanmerkelijk groter is dan de breedte van een warmtewisselaar 35 10. Met voordeel correspondeert de breedte van een vloer element 20 met een geheel aantal malen de breedte van de warmtewisselaar 10, waarbij dat aantal gelijk kan zijn aan 2, 3, 4, 5, etc. Figuur 5 is een schematisch perspectief aanzicht, dat illustreert dat een enkel vloerelement 20A zich 1 02 6 7 50 - 9 dan uitstrekt over meerdere warmtewisselaars 10 en aldus tevens fungeert als horizontaal koppelelement tussen naburige warmte-elementen 10.

Figuur 5 illustreert tevens, dat het dan in de praktijk 5 mogelijk is dat langs de rand van de vloer gebruik wordt gemaakt van vloerelementen 20B met een kleinere breedte, om het laatste gedeelte van de laatste warmtewisselaar IOC te bedekken.

Opgemerkt wordt, dat de functie van horizontaal koppel-10 element ook kan worden bereikt in gevallen waarbij de breedte van de tegels 20 kleiner is dan of gelijk is aan de breedte van de warmtewisselaars 10.

In een verdere uitwerking zijn de tegelvormige vloer-15 elementen 20 voorts voorzien van koppelorganen om de vloerelementen 20 in horizontale richting met elkaar te koppelen.

De figuren 6A en 6B zijn schematische dwarsdoorsneden van een vloerelement, die twee verschillende uitvoeringsvormen van dergelijke koppelorganen illustreren.

20 Een tegelvormig vloerelement 20 heeft twee tegenover elkaar gelegen zijranden 26 en 27. Bij de in figuur 6A geïllustreerde uitvoeringsvorm is de ene zijrand 26 voorzien van minstens één koppeluitsteeksel 28, en is de tegenover liggende zijrand 27 voorzien van minstens één corresponderende 25 koppeluitsparing 29 waar het koppeluitsteeksel 28' van een andere, gelijksoortige tegel 20' in past. De vorm van de koppeluitsteeksels 28 en de koppeluitsparingen 29 zijn zodanig gekozen, dat een vormsluitende krachtoverdragende verbinding ontstaat, zoals voor een deskundige duidelijk zal zijn.

30 Figuur 6B toont een variant, waarbij de zijranden 26 en 27 een meanderende contour hebben en aldus haakvormige koppelorganen 31 en 32 definiëren. De ene zijrand 26 heeft een omlaag gericht haakvormig koppelorgaan 31, en de tegenover liggende zijrand 27 heeft een omhoog gericht haakvormig 35 koppelorgaan 32. Ook in dit geval kunnen de koppelorganen 31', 32 van naast elkaar gelegen tegels 20', 20 met elkaar samenwerken om een horizontale relatieve verplaatsing van tegels 20 tegen te gaan.

1 026750 - 10

Een voordeel van de variant van figuur 6B ten opzichte van de variant van figuur 6A is, dat de tweede tegel 20' kan worden aangebracht en in aangrijping met de eerste tegel 20 kan worden gebracht door een verticale beweging.

5 Figuur 6C is een schematisch bovenaanzicht van gedeelten van twee tegels 20 en 20' om een andere uitvoeringsvorm van dergelijke koppelorganen te illustreren. Ook in dit geval is de ene zijrand 26 voorzien van minstens één koppeluitsteeksel 38, en is de tegenoverliggende zijrand 27 voorzien van 10 minstens één corresponderende koppeluitsparing 39 waar het koppeluitsteeksel 38' van de andere, gelijksoortige tegel 20' in past. Ten opzichte van de uitvoeringsvorm van figuur 6A zijn de koppeluitsteeksels en de koppeluitsparingen geroteerd ; over 90°, zodat de tegels 20, 20' in bovenaanzicht de contour 15 hebben van in elkaar passende puzzelstukjes.

In figuur 60 zijn de afmetingen van de koppeluitsteeksels en de koppeluitsparingen relatief groot gekozen in vergelijking tot de afmetingen van de tegels 20, 20'.

Uiteraard kunnen de afmetingen van de koppeluitsteeksels en de 20 koppeluitsparingen aanzienlijk kleiner worden gekozen: in een praktische uitvoeringsvorm kunnen de tegels afmetingen hebben in de orde van bijvoorbeeld ongeveer 50 - 100 cm, en kunnen de koppeluitsteeksels en de koppeluitsparingen afmetingen hebben in de orde van 5 cm of minder. Het is echter ook mogelijk dat 25 de koppeluitsteeksels en de koppeluitsparingen inderdaad substantiële afmetingen hebben, zoals getoond in figuur 6C, omdat de opneemruimten 21 zich ook kunnen uitstrekken door de koppeluitsteeksels 38.

Een voordeel van de variant van figuur 6C ten opzichte 30 van de variant van figuur 6B is, dat de tweede tegel 20' kan worden aangebracht en in aangrijping met al zijn buurtegels 20 . kan worden gebracht door een verticale beweging. Het wegnemen en terugplaatsen van een enkele tegel is dan gemakkelijker.

Figuur 6D is een schematisch bovenaanzicht van gedeelten 35 van twee tegels 20 en 20', vergelijkbaar met figuur 6C, om een andere uitvoeringsvorm van dergelijke koppelorganen te illustreren. In dit geval zijn de tegels 20, 20' steeds alleen voorzien van uitsparingen 39, 39', die zich tegenover elkaar bevinden. Bij voorkeur zijn de tegels 20 nu symmetrisch voor 1 026750- 11 rotatie over 180°. Om tegels 20 en 20' onderling te koppelen, is voorzien in losse koppelstukken 40, aan beide uiteinden voorzien van een verdikking 41, 42, passend in de respectieve uitsparingen 39, 39'. Met betrekking tot de afmetingen en de 5 opneemruimten 21 geldt hetzelfde als datgene wat is vermeld met betrekking tot figuur 6C.

Ten behoeve van randafwerking kan voorzien zijn in in vulstukken 50, die beschouwd kunnen worden als "half" koppelstuk 40, met een contour overeenkomend met de contour 10 van de uitsparingen 39, zoals ook geïllustreerd in figuur 6D

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn, dat er nog diverse andere vormvariaties mogelijk zijn voor de koppel-organen 28 en 29 of 31 en 32 of 38 en 39.

15

In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de tegelvormige vloerelementen voorzien van metaaldeeltjes, bijvoorbeeld in de vorm van korrels, draadjes, staafjes, etc. Dergelijke metaaldeelt jes zullen het warmte-overdragend vermogen tussen de 20 warmtewisselaar 10 en het bovenoppervlak 24 van de vloerelementen 20 verhogen.

Voorts kunnen de vloerelementen 20 voorzien zijn van een metaalgaas tussen de opneemruimten 21 en het bovenoppervlak 24. Een dergelijk metaalgaas, in figuur 3B schematisch 25 aangeduid door de stippellijn 22, heeft een verhoogde mechanische sterkte van de vloerelementen 20 tot gevolg.

In een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het tegel-vormig vloerelement 20 aan zijn onderzijde voorzien van een gemakkelijk vervormbare laag, bijvoorbeeld een harslaag, zoals 30 in figuur 3B schematisch aangeduid bij 41. De tegels 20 kunnen ook van een dergelijke laag worden voorzien direct voorafgaand aan het plaatsen van een tegel 20 op een warmtewisselaar 10. Een dergelijke laag 41 zorgt voor een betere vulling van eventuele holle ruimten tussen de tegel 20 en de warmte-35 wisselaar 10 en daardoor voor een beter contact en dus een betere warmte-overdracht tussen de warmtewisselaar 10 en het vloerelement 20.

1 026750 - 12

Het zal voor een deskundige duidelijk zijn dat de uitvinding niet is beperkt tot de in het voorgaande besproken uitvoeringsvoorbeelden, maar dat diverse varianten en modificaties mogelijk zijn binnen de beschermingsomvang van de ! 5 uitvinding zoals gedefinieerd in de aangehechte conclusies.

Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat de beschreven vloer- i tegels worden toegepast in samenhang met warmtewisselaarbuizen die de dwarsverbindingsstukken 13 missen. In een dergelijk i geval zullen de draagribben 25 rechtstreeks op de ondervloer 10 steunen.

Voorts is het bij voorbeeld mogelijk om de hiervoor beschreven metaaldeeltjes en/of het hiervoor beschreven metaalgaas toe te passen in vloerconstructies met warmte-wisselaar-elementen 10, waarop een beloopbare laag wordt 15 aangebracht in de vorm van een pasteuze massa die vervolgens uithardt.

1 026750"

Claims (26)

1 U 2 8 750 - en waarbij de draagribben (25) van het vloerelement (20) zich bevinden in de tussenruimten (15) van de warmtewisselaar (10).

1. Tegelvormig vloerelement (20), met een onderoppervlak (23) en een bovenoppervlak (24), welk vloerelement (20) aan de onderzijde is voorzien van langwerpige groefvormige verdiepingen (21), geschikt als opneemruimte voor het opnemen 5 van buizen (11) van een warmtewisselaar (10), waarbij het vloerelement (20) tussen die opneemruimten (21) draagribben (25) heeft, die zich uitstrekken over de volledige hoogte van het bovenoppervlak (24) naar het onderoppervlak (23).

2. Tegelvormig vloerelement volgens conclusie 1, vervaardigd ! van een elastisch materiaal, zoals bijvoorbeeld een rubber materiaal, bij voorkeur een EPDM-rubber. i

3. Tegelvormig vloerelement volgens conclusie 1, vervaardigd i 15 van massief rubber.

4. Tegelvormig vloerelement volgens conclusie 1, vervaardigd van rubber korrels, bijvoorbeeld EPDM-rubber, die samen met een geschikt bindmiddel zijn geperst in een mal met de juiste 20 vormgeving.

5. Tegelvormig vloerelement volgens conclusie 1, vervaardigd van een hard materiaal, zoals bijvoorbeeld een harde kunststof, hout, aluminium, beton, etc. 25

6. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de langwerpige groefvormige verdiepingen (21) nabij het onderoppervlak (23) een kleinere dwarsafmeting hebben dan op een hoger niveau. 30

7. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij draagribben (25) nabij het onderoppervlak (23) een grotere dwarsafmeting hebben dan op een hoger niveau. 35 ! 0 2 6 7 50 -

8. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, voorts voorzien van koppelorganen (28, 29; 31, 32; 38, 39; 40) die zijn ingericht om de vloer-elementen (20) in horizontale richting met elkaar te koppelen. 5

9. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, voorts voorzien van in het materiaal van het vloerelement opgenomen metaaldeeltjes, bijvoorbeeld in de vorm van korrels, draadjes, staafjes, etc. 10

10. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, voorts voorzien van een metaalgaas (22) tussen de opneemruimten (21) en het bovenoppervlak (24).

11. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij aan de onderzijde een gemakkelijk vervormbare laag (41), bijvoorbeeld een harslaag, is aangebracht.

12. Tegelvormig vloerelement volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij de tegels ten behoeve van drainage een open structuur hebben.

13. Werkwijze voor het vervaardigen van een tegelvormig vloer-25 element volgens een willekeurige der voorgaande conclusies, waarbij rubber korrels, bijvoorbeeld EPDM-rubber, samen met een geschikt bindmiddel worden geperst in een mal met de juiste vormgeving.

14. Vloerconstructie (1), omvattende: ten minste één warmtewisselaar (10), die een stelsel omvat van onderling in hoofdzaak evenwijdige buizen (11) met steeds een tussenruimte (15) tussen twee naburige buizen (11); ten minste één tegelvormig vloerelement (20) volgens een 35 willekeurige der voorgaande conclusies 1-12 of vervaardigd met de werkwijze volgens conclusie 13, aangebracht op de warmtewisselaar (10) ; waarbij de buizen (11) van de warmtewisselaar (10) zijn opgenomen in de opneemruimten (21) van het vloerelement (20);

15. Vloerconstructie volgens conclusie 14, waarbij de contour 5 van de opneemruimten (21) van het vloerelement (20) correspondeert met de contour van de buizen (11) van de warmtewisselaar (10) .

16. Vloerconstructie volgens conclusie 14 of 15, waarbij de 10 opneemruimten (21) nauwsluitend passen om de buizen (11).

17. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 14-16, waarbij de maximale breedte van de draagribben (25) groter is dan de minimale breedte van de tussenruimten (15).

18. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 14-17, waarbij de buizen (11) door middel van dwars-verbindingsstukken (13) in zijdelingse richting met elkaar zijn gekoppeld. 20

19. Vloerconstructie volgens conclusie 18, waarbij het onder-oppervlak van een draagribbe (25) steunt op het bovenoppervlak van de verbindingsstukken (13) tussen de buizen 11.

20. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 14-17, waarbij het onderoppervlak van een draagribbe (25) steunt op een ondervloer, direct dan wel onder tussenkomst van een dwarsverbindingsstuk (13) van de warmtewisselaar (10).

21. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 14-20, waarbij de buizen (11) zijn gemaakt van een elastisch materiaal, zoals bijvoorbeeld EPDM-rubber.

22. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 35 14-21, waarbij meerdere warmtewisselaars (10A, 10B, 10C) naast elkaar zijn aangebracht, en waarbij een tegelvormig vloerelement (20A) zich uitstrekt over ten minste een deel van een eerste warmtewisselaar (10A) en ten minste een deel van de naastgelegen warmtewisselaar (10B). 1 0 2 β 7 50

23. Vloerconstructie volgens een willekeurige der conclusies 14-22, waarbij een tegelvormig vloerelement (20) een breedte heeft die groter is dan de breedte van een warmtewisselaar 5 (10).

24. Vloerconstructie volgens conclusie 23, waarbij de breedte van een vloerelement (20) correspondeert met een geheel aantal malen de breedte van de warmtewisselaar (10), waarbij dat 10 aantal gelijk kan zijn aan 2, 3, 4, 5, etc.

25. Koppelorgaan (40) voor samenwerking met koppeluitsparingen (39) van tegelvormige vloerelementen (20, 20') volgens een willekeurige der conclusies 1-12, welk koppelorgaan (40) aan 15 zijn onderzijde is voorzien van langwerpige groefvormige verdiepingen, geschikt als opneemruimte voor het opnemen van buizen (11) van een warmtewisselaar (10), waarbij het koppelorgaan (40) tussen die opneemruimten draagribben heeft, die zich uitstrekken over de volledige hoogte van het koppelorgaan 20 (40) .

26. Vulstuk (50) voor samenwerking met een koppeluitsparing (39) van een tegelvormig vloerelement (20) volgens een willekeurige der conclusies 1-12, welk vulstuk (50) aan zijn 25 onderzijde is voorzien van langwerpige groefvormige verdiepingen, geschikt als opneemruimte voor het opnemen van buizen (11) van een warmtewisselaar (10), waarbij het vulstuk (50) tussen die opneemruimten draagribben heeft, die zich uitstrekken over de volledige hoogte van het vulstuk (50). 1 Ü 2 6 7 50 *?