NL1026229C2 - Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element. - Google Patents

Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element. Download PDF

Info

Publication number
NL1026229C2
NL1026229C2 NL1026229A NL1026229A NL1026229C2 NL 1026229 C2 NL1026229 C2 NL 1026229C2 NL 1026229 A NL1026229 A NL 1026229A NL 1026229 A NL1026229 A NL 1026229A NL 1026229 C2 NL1026229 C2 NL 1026229C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
excavating
channel
digging
head
liquid
Prior art date
Application number
NL1026229A
Other languages
English (en)
Inventor
Cornelis Van Zandwijk
Frits-Jan Koppert
Original Assignee
Heerema Marine Contractors B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Heerema Marine Contractors B V filed Critical Heerema Marine Contractors B V
Priority to NL1026229A priority Critical patent/NL1026229C2/nl
Priority to US11/131,320 priority patent/US7399143B2/en
Priority to EP05076157A priority patent/EP1598482A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1026229C2 publication Critical patent/NL1026229C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D23/00Caissons; Construction or placing of caissons
    • E02D23/08Lowering or sinking caissons
    • E02D23/14Decreasing the skin friction while lowering
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D23/00Caissons; Construction or placing of caissons
    • E02D23/08Lowering or sinking caissons
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D27/00Foundations as substructures
    • E02D27/32Foundations for special purposes
    • E02D27/42Foundations for poles, masts or chimneys
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E02HYDRAULIC ENGINEERING; FOUNDATIONS; SOIL SHIFTING
    • E02DFOUNDATIONS; EXCAVATIONS; EMBANKMENTS; UNDERGROUND OR UNDERWATER STRUCTURES
    • E02D7/00Methods or apparatus for placing sheet pile bulkheads, piles, mouldpipes, or other moulds
    • E02D7/24Placing by using fluid jets

Description

ι · ; , !' Korte aanduiding: Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de , , ; bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het in een graafrichting vormen van een kanaal in een bodem, waarbij het kanaal zich uitstrekt tussen een beginpunt en een eindpunt, en waarbij de werkwijze de stappen omvat: het bij het 5 beginpunt positioneren van de graafinrichting die een graafkop omvat; het in de graafrichting voortbewegen van de graafkop, waarbij vanuit de graafkop in de graafrichting grond wordt losgemaakt met behulp van een vloeistofstraal voor het vormen van een mengsel van grond en vloeistof, en waarbij het mengsel van de graafkop wordt afgevoerd 10 naar het beginpunt van het kanaal.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem. Ook heeft de uitvinding betrekking op een samenstel van een graafinrichting en een constructie-element. Werkwijzen voor het vormen van een dergelijk 15 kanaal zijn bekend.
Uit EP-B-1 109 988 zijn een werkwijze en een inrichting bekend voor het met behulp van een graafinrichting vormen van een kanaal in de bodem. Daarbij omvat de graafinrichting een vloeistofstraalinrichting. Tijdens gebruik spuit de 20 vloeistofstraalinrichting vloeistof, doorgaans water, met kracht tegen de grond. Daarbij wordt een mengsel van grond en water gevormd, dat vervolgens wordt afgevoerd. Onder het spuiten van de vloeistof wordt de graafkop voortbewogen. Deze werkwijze en inrichting is geschikt voor het graven van kanalen met een beginpunt en een 25 eindpunt, waarbij de graafinrichting aan het beginpunt onder een grondoppervlak gaat, en aan het eindpunt weer boven het grondoppervlak komt, of ten minste uit de bodem komt, bijvoorbeeld in een bouwput.
De werkwijze en inrichting van EP-B-1 109 988 hebben echter het 30 nadeel, dat wanneer de werkwijze en inrichting worden toegepast voor 1026229 - 2 - het vormen van een blind kanaal, de graafinrichting bij het bereiken van het eindpunt van het te vormen kanaal niet meer herwinbaar is.
Immers, wanneer het eindpunt van het kanaal zich in de bodem bevindt en niet aan de oppervlakte, zal de graafinrichting zich ook in de 5 bodem bevinden wanneer deze het eindpunt heeft bereikt. De graafinrichting is dus geschikt voor het vormen van slechts één blind kanaal, en gaat vervolgens verloren. Dit is een belangrijk nadeel, omdat de graafinrichting een kostbare inrichting is.
De uitvinding beoogt in deze situatie verbetering te brengen, 10 teneinde het technisch en economisch aantrekkelijk te maken om een graafinrichting met een vloeistofstraalinrichting aan te wenden voor het vormen van een blind kanaal in de bodem.
De uitvinding verschaft daartoe in de eerste plaats een werkwijze voor het in een graafrichting vormen van een blind kanaal 15 in een bodem, waarbij het te vormen kanaal zich uitstrekt tussen een beginpunt en een eindpunt, waarbij de werkwijze de stappen omvat: (a) het bij het beginpunt positioneren van een graafinrichting die een graafkop omvat; (b) het in de graafrichting voortbewegen, van de graafkop, waarbij yanuit de graafkop in de graafrichting grond wordt 20 losgemaakt met behulp van een vloeistofstraal voor het vormen van een | mengsel van grond en vloeistof, en waarbij het mengsel van de graafkop wordt afgevoerd naar het beginpunt van het kanaal; en (c) het na het bereiken van het eindpunt van het te vormen kanaal naar het beginpunt van het kanaal bewegen van een retourdeel van de 25 graafinrichting.
Het kanaal kan daarbij een put zijn waarin een constructie gebouwd dient te worden. Er kan echter ook sprake zijn van een kanaal voor het vormen van een diepwand, of-een ander soort kanaal.
Het beginpunt van het kanaal zal zich doorgaans bevinden aan de 30 oppervlakte, bij het maaiveld. Het is ook mogelijk dat het beginpunt zich bevindt in een bouwput. Uitgangspunt is dat het beginpunt toegankelijk is voor het positioneren van de graafinrichting. Het eindpunt van het kanaal zal zich doorgaans onder de grond bevinden.
In een andere uitvoeringsvorm heeft de graafrichting een 35 neerwaartse component, en is de graafrichting bij voorkeur in hoofdzaak neerwaarts. Omdat het geheel of een deel van de graafinrichting wordt herwonnen, is de werkwijze bij uitstek geschikt voor het vormen van kanalen die vanaf de oppervlakte naar beneden lopen.
1026229 - 3 -
De graafkop is het deel van de graafinrichting dat zich in de graafrichting gezien aan de voorzijde van de graafinrichting bevindt. (Jit de graafkop wordt met kracht een vloeistof gespoten. Dit kan water zijn, maar ook een andere vloeistof. De vloeistofstraal kan in 5 een of meer richtingen gericht zijn. Het is bijvoorbeeld mogelijk om in de graafrichting te spuiten. Het is echter ook mogelijk om in een richting te spuiten die in hoofdzaak dwars op de graafrichting staat. De vloeistof wordt vanuit het beginpunt van het kanaal met een vloeistoftoevoerleiding naar de graafkop aangevoerd.
10 Het mengsel van vloeistof en grond wordt afgevoerd door middel van een mengselafvoorleiding. Deze mengselafvoerleiding strekt zich uit van de graafkop naar het beginpunt van het kanaal.
Wanneer het kanaal tijdens het vormen daarvan een steeds grotere lengte krijgt, kan het nodig zijn dat ook de 15 vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding tijdens het graven steeds langer worden. Dit kan in de praktijk bijvoorbeeld bereikt worden door de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding telkens te verlengen met een verlengingsdeel. Andere wijzen van verlenging zijn ook mogelijk.
20 Het is echter ook mogelijk dat de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding een vaste lengte hebben waarbij de lengte voldoende groot is om de lengte tussen het beginpunt van het kanaal in de graafkop te overbruggen wanneer het eindpunt is bereikt.
Wanneer het eindpunt van het kanaal is bereikt, bevindt de 25 graafkop zich onder de grond. In de werkwijze volgens de uitvinding wordt vervolgens een retourdeel van de graafinrichting verplaatst naar het beginpunt van het kanaal. Zo wordt dit retourdeel herwonnen voor hernieuwd gebruik. Het retourdeel kan daarbij de gehele graafkop omvatten.
30 In een verdere uitvoeringsvorm omvat de graafinrichting een retourdeel en een eenmalig deel, waarbij in stap (c) het retourdeel en het eenmalig deel van elkaar worden losgekoppeld, voordat het retourdeel naar het beginpunt van het kanaal wordt verplaatst.
In deze uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt op voordelige 35 wijze alleen een gedeelte van de graafinrichting naar het beginpunt verplaatst. Het kan daarbij gaan om een kostbaar gedeelte, of een in technisch opzicht moeilijk te vervaardigen gedeelte. Het eenmalig deel dat in de grond achterblijft kan een minder kostbaar deel van de graafinrichting zijn.
102 62 29.
- 4 -
In nog een andere uitvoeringsvorm wordt in stap (b) in de graafrichting gezien achter de graafkop een ondersteuningsinrichting aangebracht voor het ondersteunen van de aan het kanaal grenzende grond. Tijdens het vormen van het kanaal beweegt de graafkop zich in '5 de richting van de graafrichting. Het kanaal dat gevormd wordt, wordt 1 ’ : begrensd door aangrenzende grond. Het is mogelijk dat deze grond slap is en stevigheid ontbeert. In een dergelijke situatie bestaat het risico dat het kanaal instort, of beschadigd raakt. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat de wand van het kanaal 10 ondersteund wordt, en dat een mogelijke instorting voorkomen wordt.
In een andere uitvoeringsvorm wordt de ondersteuningsinrichting in stap (b) in de graafrichting bewogen. Tijdens het voortbewegen van de graafkop beweegt de ondersteuningsinrichting aldus met de graafkop mee. Met deze uitvoeringsvorm wordt bereikt dat de kanaalwand op een 15 technisch eenvoudige en goedkope wijze wordt ondersteund.
In nog een andere uitvoeringsvorm heeft in stap (b) de aangebrachte ondersteuningsinrichting een kleinere dwarsdoorsnede dan het gevormde kanaal. Er zal zich een vrije ruimte vormen tussen de kanaalwand en de ondersteuningsinrichting, zodat de 20 ondersteuningsinrichting betrekkelijk makkelijk voortbewogen kan worden. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel, dat de ondersteuningsinrichting slechts een geringe wrijvingskracht zal ondervinden van de kanaalwand. Bij voorkeur wordt in stap (b) een vulvloeistof aangebracht in een vrije ruimte tussen de 25 ondersteuningsinrichting en de aan het kanaal grenzende grond. Deze vulvloeistof kan ten minste twee voordelen bieden: in de eerste plaats kan de vloeistof als smeermiddel fungeren tussen de ondersteuningsinrichting en de kanaalwand voor het verder verlagen van de wrijvingsweerstand die daartussen wordt opgewekt. In de tweede 30 plaats kan de vloeistof de kanaalwand ondersteunen. Daartoe is het voordelig dat de vloeistof een soortelijk gewicht heeft dat substantieel groter is dan het soortelijk gewicht van water. Op deze wijze ontstaat in de vrije ruimte vanaf het maaiveld naar beneden een druk die substantieel groter is dan de waterdruk in de grond, en zal 35 er voldoende druk in de vrije ruimte zijn om tegendruk te bieden aan de gronddruk, zodat een goede ondersteuning van de aan het kanaal grenzende grond bereikt wordt.
In een verdere uitvoeringsvorm is de vulvloeistof bentoniet. Bentoniet heeft een soortelijk gewicht dat substantieel groter is dan 102 62 29 - 5 - het soortelijk gewicht van water, en is daarom geschikt om als steunvloeistof te dienen.
In een andere uitvoeringsvorm wordt nabij het beginpunt een bewegingsinrichting verschaft, waarbij na het bereiken van het i ) ( 5 eindpunt van het kanaal de bewegingsinrichting het retourdeel naar i : het beginpunt van het kanaal beweegt. Dit is een eenvoudige wijze om het retourdeel te herwinnen.
Bij voorkeur omvat de bewegingsinrichting een hijsinrichting, en wordt in stap (a) de graafkop opgehangen aan de hijsinrichting, 10 waarbij in stap (b) de hijsinrichting de graafkop laat zakken, en waarbij in stap (c) de hijsinrichting de graafkop ophijst. Dit is een eenvoudige en technisch betrouwbare wijze voor zowel het in stap (b) in de graafrichting voortbewegen van de graafkop als het in stap (c) bewegen van een deel van de graafinrichting naar het beginpunt. De 15 hijsinrichting wordt opgesteld nabij het beginpunt van het kanaal.
Dit zal doorgaans een positie boven het maaiveld zijn. Het is echter ook mogelijk dat de hijsinrichting bijvoorbeeld in een bouwput wordt geplaatst.
Bij voorkeur wordt in stap (b) in de graafrichting gezien 20 achter de graafkop een ondèrsteuningsinrichting aangebracht voor het ondersteunen van de aan het kanaal grenzende grond, waarbij de bewegingsinrichting aangrijpt op de ondèrsteuningsinrichting. Op deze wijze kan eenvoudig zowel een opwaarts gerichte als een neerwaarts gerichte kracht op de graafinrichting worden uitgevoerd.
25 In een alternatieve uitvoeringsvorm wordt de hijsinrichting pas met de graafkop of een deel daarvan gekoppeld tijdens stap (c). In deze uitvoeringsvorm kan de graafkop bijvoorbeeld onder de druk van zijn eigen gewicht een kanaal in de bodem vormen. Wanneer de graafkop het eindpunt van het kanaal in de bodem heeft bereikt, zal de 30 hijsinrichting een hijsmiddel, zoals een kabel of een ketting laten zakken. Deze kan dan, bijvoorbeeld op een automatische wijze, gekoppeld worden met de graafkop of een deel daarvan. Hiertoe wordt een koppeling verschaft, die bij het contact maken met de graafkop een automatische verbinding tot stand brengt.
35 Wanneer de ondèrsteuningsinrichting een op trekkrachten belastbare ondèrsteuningsinrichting is, kan de ondèrsteuningsinrichting als hijsmiddel worden gebruikt, in plaats van een kabel of ketting. De hijsinrichting wordt daartoe gekoppeld met de bovenzijde van de ondèrsteuningsinrichting. De gehele 10262 29 i - 6 - graafinrichting, inclusief ondersteuningsinrichting, wordt aldus in j stap (c) opgehesen, terug naar het beginpunt van het kanaal. Op deze wijze wordt de gehele graafinrichting herwonnen voor hernieuwd ! gebruik. Het is echter ook mogelijk om de ondersteuningsinrichting 5 zelf in het kanaal achter te laten, en alleen de graafkop en/of een deel daarvan te herwinnen.
De bewegingsinrichting kan ook een aangedreven tandwielconstructie zijn, die op het niveau van het maaiveld gepositioneerd is. De ondersteuningsinrichting is dan voorzien van | 10 een getand element, dat zich uitstrekt in de richting van het te i vormen kanaal. De tandwielconstructie grijpt aan op het getand element, en kan aldus de ondersteuningsinrichting en de graafkop in de ontgravingsinrichting voortbewegen. Tevens kan de tandwielconstructie de ondersteuningsinrichting en de graafkop terug 15 naar het beginpunt van het kanaal voortbewegen.
In een verdere uitvoeringsvorm oefent in stap (b) de bewegingsinrichting een bestuurbare kracht uit op de graafkop. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel, dat de kracht waarmee de graafkop op de grond drukt, door middel van de hijsinrichting bestuurd wordt.
20 Bij het graven van een kanaal met een graafinrichting die is voorzien van een vloeistofstraalinrichting is het vaak belangrijk om de kracht waarmee de graafkop tegen de grond drukt, nauwkeurig te doseren.
Wanneer de grond los gepakt is en de graafkop met teveel kracht tegen de grond gedrukt wordt, bestaat het gevaar dat het korrelskelet een 25 dichtere pakking wil aannemen, waardoor de grond min of meer vloeibaar wordt (fluïdisatie). Als gevolg hiervan kan de graafkop verstopt raken. Wanneer de graafkop met te weinig kracht tegen de grond wordt aangedrukt, bestaat het gevaar dat de grond te ver voor de graafkop uit wordt ontgraven, waardoor grond van opzij naar de 30 ontgraving toestroomt en een instabiel kanaal ontstaat. In deze uitvoeringsvorm kunnen deze verschijnselen in hoofdzaak vermeden worden.
In een verdere uitvoeringsvorm wordt in stap (c) een vulmateriaal in een tegen de graafrichting in gezien achter de 35 graafkop ontstane retourruimte gebracht. Wanneer de graafkop tijdens stap (c) terug naar het beginpunt van het kanaal wordt verplaatst, ontstaat een retourruimte achter de graafkop. In deze ruimte bestaat dan het risico dat het kanaal instort. Door deze ruimte te vullen met een vulmateriaal wordt dit risico op voordelige wijze voorkomen.
102 62 29.
- 7 -
Bij voorkeur is het vulmateriaal beton. Dit beton zal geleidelijk hard worden, en daarmee een permanente, stijve constructie in het kanaal vormen.
In een andere uitvoeringsvorm is het vulmateriaal bentoniet.
5 Bentoniet is zoals hierboven reeds is aangegeven, een geschikte steunvloeistof. Wanneer de ruimte met een steunvloeistof gevuld wordt, zal het voorkomen dat het gevormde kanaal geheel gevuld raakt met de steunvloeistof wanneer de graafkop zich weer bij het beginpunt bevindt. Wanneer de graafinrichting bij het beginpunt is aangekomen 10 en geheel uit het kanaal is verwijderd, kan het gevormde kanaal verder bewerkt worden.
In nog een andere uitvoeringsvorm is de graafrichting in hoofdzaak verticaal, waarbij de ondersteuningsinrichting een in het kanaal aan te brengen constructie-element is, en waarbij in stap (b) 15 een samenstel van het constructie-element en een aan de onderzijde daarvan aangebrachte graafkop naar beneden wordt bewogen. Op deze wijze kan eenvoudig een constructie-element in de grond gebracht worden. Het constructie-element kan een permanent in het kanaal aan te brengen constructie-element zijn.
20 Het is ook mogelijk om tijdens het graven aan de bovenzijde het constructie-element telkens te verlengen, bijvoorbeeld door met behulp van een bekisting en beton telkens een vooraf bepaalde lengte van het constructie-element te vormen.
In een andere uitvoeringsvorm strekt zich door het constructie-25 element in de graafrichting een holte uit van een onderzijdeopening in de aan de graafkop grenzende onderzijde van hèt constructie-element tot een in de eindsituatie boven de grond gelegen bovenzijdeopening in het constructiei-element, waarbij in stap (c) het retourdeel door de holte heen in de richting van de bovenzijdeopening 30 wordt bewogen. Het is aldus mogelijk om de graafkop te integreren met een in de grond aan te brengen constructie-element. Het constructie-element kan daarbij permanent zijn. Omdat de graafkop zich aan de onderzijde van het constructie-element bevindt, zal het bij het bereiken van het eindpunt niet zonder meer mogelijk zijn om de 35 graafkop of een deel daarvan weer terug te bewegen naar het beginpunt van het kanaal. Met de holte wordt op een voordelige wijze mogelijk gemaakt, dat ten minste een deel van de graafinrichting terug naar het beginpunt kan worden bewogen. De bovenzijdeopening kan zich aan de bovenzijde van het constructie-element bevinden. Het is ook 102 62 29.
- 8 - mogelijk dat de bovenzijdeopening zich aan een zijwand van het constructie-element bevindt, tussen de bovenzijde en de onderzijde in. Bij voorkeur bevindt de bovenzijdeopening zich bij het bereiken van de eindtoestand van het constructie-element boven de grond.
?' 5 In een verdere voordelige uitvoeringsvorm duwt het constructie- 1 ' ! element in stap (b) de graafkop naar beneden, wanneer het constructie-element zelf de graafkop duwt, is geen afzonderlijke inrichting meer nodig om de graafkop een kracht op de grond uit te laten oefenen.
10 Nog weer een andere uitvoeringsvorm omvat het aanbrengen van een verbindingsmiddel door de holte heen tussen de bovenzijdeopening en de graafkop, het verbinden van het verbindingsmiddel met het retourdeel van de graafkop, en het in stap (c) met behulp van het verbindingsmiddel door de holte heen bewegen van het retourdeel naar 15 de bovenzijdeopening. (¾) deze wijze kan het retourdeel eenvoudig door de holte heen getrokken worden. Daartoe kan het nodig zijn dat het retourdeel eerst wordt ontkoppeld van de graafkop. Het is echter ook mogelijk dat het retourdeel zodanig met de graafkop is verbonden, dat dit vrij omhoog getrokken kan worden.
20 In nog een andere uitvoeringsvorm omvat de graafinrichting een vloeistofstraalinrichting voor het genereren van de vloeistofstraal, waarbij in stap (c) het retourdeel althans een deel van de vloeistofstraalinrichting omvat. De vloeistofstraalinrichting, in het bijzonder de spuitlans daarvan, is vaak een kostbaar deel van de 25 graafinrichting. Het loont dan ook de moeite om juist dit deel te herwinnen.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de graafinrichting een vloeistoftoevoerleiding voor het aan.de graafkop toevoeren van de vloeistof en een mengselafvoerleiding voor het vanuit de graafkop 30 afvoeren van het mengsel, waarbij de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding in stap (c) naar het beginpunt van het kanaal bewogen worden.
De vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding vormen een deel van de graafinrichting met een aanzienlijke economische 35 waarde. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat juist deze delen van de graafinrichting worden herwonnen. Het is ook mogelijk dat in stap (c) de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding gebruikt worden als trekorgaan om het retourdeel naar het beginpunt te trekken. Tijdens stap (b) voeren dé vloeistoftoevoerleiding en de 1026229 - 9 - mengselafvoerleiding respectievelijk vloeistof toe en mengsel af, en tijdens stap (c) fungeren de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding als trekorgaan.
In weer een andere uitvoeringsvorm wordt het constructie-5 element geconstrueerd door in stap (b) bij het beginpunt telkens een constructie-element aan een rij constructie-elementen toe te voegen, en waarbij in stap (b) de rij constructie-elementen telkens wordt verplaatst in de graafrichting. Dit is een eenvoudige en beproefde methode om een constructie-element te vormen. Het is daarbij van 10 belang dat er ruimte wordt bewaard voor de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding, zodat de graafinrichting goed kan blijven functioneren. Daartoe kunnen de constructie-elementen uitsparingen omvatten, voor het ruimte bieden aan de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding en eventuele andere leidingen, bijvoorbeeld voor 15 meting en besturing. Het is mogelijk dat de constructie-elementen vooraf vervaardigd zijn en direct aan de rij constructie-elementen worden toegevoegd. Het is ook mogelijk dat een constructie-element in situ, dat wil zeggen ter plaatse, wordt vervaardigd. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren door aan de bovenzijde van de rij constructie-20 elementen telkens een bekisting aan te brengen waarin met behulp van beton het constructie-element gevormd wordt. De uitsparing in het constructie-element kan met een mal in de vorm van een buis gerealiseerd worden.
In weer een andere werkwijze wordt in stap (a) een graafkop 25 verschaft die voorzien is van een aantal vloeistofstraalinrichtingen, waarbij de vloeistofstraalinrichtingen tezamen een dwarsdoorsnede vormen van het te vormen kanaal.
Op deze wijze kunnen dwarsdoorsneden met verschillende vormen gecreëerd worden. Het is bijvoorbeeld mogelijk om een in hoofdzaak 30 cirkelvormige dwarsdoorsnede te vormen, een rechthoekige of een vierkante dwarsdoorsnede.
In een alternatieve uitvoeringsvorm vormen de vloeistofstraalinrichtingen tezamen een ringvormige doorsnede. Op deze wijze wordt alleen een profiel van wanden van een te vormen 35 kanaal uitgegraven. Een binnendeel van het kanaal wordt niet uitgegraven. Op deze wijze kan een buisvormig kanaal worden gevormd, waarbij het binnendeel nog uit grond bestaat. Optioneel kan dit binnendeel later worden ontgraven.
1026229- - 10 -
In een verdere uitvoeringsvorm wordt de werkwijze zoals hierboven beschreven toegepast voor het vormen van een kanaal in een zeebodem. De werkwijze is met name geschikt voor het vormen van blinde, in hoofdzaak verticale kanalen in de zeebodem, voor het 5 vormen van een fundering voor daar bovenop te bouwen constructies. Op 1 ! deze wijze kunnen constructie-elementen met een grote dwarsdoorsnede , : ! , worden gecreëerd, bijvoorbeeld voor het ondersteunen van een windmolen op zee, of het ondersteunen van een andere constructie.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een graafinrichting 10 voor het in een graafrichting vormen van een blind kanaal in een bodem, waarbij het te vormen kanaal zich uitstrekt tussen een beginpunt en een eindpunt, en waarbij de graafinrichting omvat: (a) een graafkop, omvattende: een vloeistofstraalinrichting die is ingericht voor het met een vloeistofstraal vanuit de graafkop in de 15 graafrichting losmaken van grond voor het vormen van een mengsel van grond en vloeistof; en een mengselafvoerinrichting voor het van de graafkop naar het beginpunt afvoeren van het mengsel; (b) een bewegingsinrichting voor het na het bereiken van het eindpunt van het kanaal tegen de graafrichting in bewegen van een retourdeel van de 20 graafinrichting naar het beginpunt van het kanaal.
De bewegingsinrichting kan bijvoorbeeld een spoel met kabel zijn die het retourdeel terugtrekt naar het beginpunt. De bewegingsinrichting kan echter ook een rail zijn waarlangs het retourdeel terugbeweegt naar het beginpunt. Andere 25 bewegingsinrichtingen zijn ook mogelijk.
Met behulp van de inrichting kunnen op voordelige wijze blinde kanalen in de grond gevormd worden, waarbij een deel van de graafinrichting, het retourdeel, herwonnen wordt voor hernieuwd gebruik.
30 Bij voorkeur omvat de graafinrichting een retourdeel en een eenmalig deel, waarbij het retourdeel en het eenmalig deel door middel van een losneembare koppeling met elkaar verbonden zijn.
Met behulp van de koppeling kan bewerkstelligd worden dat het retourdeel en het eenmalige deel in de bodem van elkaar losgekoppeld 35 worden, waarna het retourdeel naar het beginpunt kan worden verplaatst.
Bij voorkeur is de vloeistofstraalinrichting door middel van een losneembare koppeling verbonden met de graafkop, waarbij de bewegingsinrichting is ingericht om althans een deel van de 1026229 -11- vloeistofstraalinrichting in losgenomen toestand te bewegen naar het beginpunt van het kanaal. Omdat de vloeistofstraalinrichting kostbaar kan zijn, biedt het kostenvoordelen om juist dit deel van de . graaf inrichting te herwinnen.
• t i , 5 Bij voorkeur is de mengselafvoerinrichting door middel van een » 1 ; ' losneembare koppeling verbonden met de graafkop, waarbij de ’ I » bewegingsinrichting is ingericht om althans een deel van de mengselafvoerinrichting in losgenomen toestand te bewegen naar het beginpunt van het kanaal. De mengselafvoerinrichting kan een kostbare 10 inrichting zijn. Deze omvat vaak een of meer pompen. Volgens deze uitvoeringsvorm kan juist de mengselafvoerinrichting herwonnen worden.
In een voorkeursuitvoeringsvorm omvat de graafkop een nabij de voorzijde daarvan aangebrachte uitstulping, die zich in hoofdzaak 15 rondom de graafkop uitstrekt. Op deze wijze wordt bereikt, dat de dwarsdoorsnede van het kanaal groter is dan de dwarsdoorsnede van het in de graafrichting gezien achter de uitstulping liggende deel van de graafinrichting. Hierdoor ontstaat een vrije.ruimte tussen het achter de uitstulping liggende deel van de graafinrichting en de aan het 20 kanaal grenzende grond. Dit biedt het voordeel dat bij het bewegen van de graafkop een geringere wrijving tussen het achter de uitstulping liggende deel van de graafinrichting en de grond wordt bereikt.
Bij voorkeur omvat de graafinrichting een 25 vloeistofvulinrichting voor het met een vulvloeistof vullen van een te vormen vrije ruimte tussen de aan te brengen ondersteuningsconstructie en de aan het kanaal grenzende grond. Met behulp van de vloeistofvulinrichting kan de vrije ruimte gevuld worden met een vulvloeistof.
30 Bij voorkeur is de graafrichting in hoofdzaak verticaal, en omvat de bewegingsinrichting een nabij het beginpunt aangebrachte hijsinrichting, waarbij de graafkop door middel van een hijsroiddel is opgehangen aan de hijsinrichting. Met behulp van de hijsinrichting kan op eenvoudige wijze de graafkop omhoog en omlaag bewogen worden.
35 De woorden "nabij het beginpunt aangebrachte" moeten ruim worden begrepen. Wanneer de graafinrichting bijvoorbeeld op zee wordt gebruikt, kan er een waterdiepte zijn van enige tientallen meters.
Het beginpunt van het kanaal bevindt zich dan ter hoogte van het zeebed. Wanneer bijvoorbeeld een kraanschip wordt toegepast, zal de 102 62 29 - 12 - hijsinrichting zelf zich op enige tientallen meters boven het zeeniveau kunnen bevinden, en dus op enige afstand van het beginpunt van het kanaal. Bij voorkeur bevindt de hijsinrichting zich boven het beginpunt van het kanaal.
5 Bij voorkeur omvat de graafinrichting een vulinrichting voor het vullen van een bij het tegen de graafrichting in bewegen van de graafinrichting achter de graafinrichting ontstane retourruimte met een vulmateriaal. Met behulp van de vulinrichting kan de ruimte op een gemakkelijke wijze gevuld worden.
10 Bij voorkeur omvat de roengselafvoerinrichting een mengselafvoerleiding voor het afvoeren van het mengsel van de graafkop naar het beginpunt, waarbij de mengselafvoerleiding deel uitmaakt van het retourdeel. Deze uitvoeringsvorm biedt het voordeel dat tevens de vaak kostbare mengselafvoerinrichting herwonnen kan 15 worden.
Bij voorkeur omvat de mengselafvoerinrichting een luchttoe-voerinrichting voor het nabij de graafkop aan de mengselafvoerleiding toevoeren van lucht. Op deze wijze kan het mengsel met eenvoudige middelen worden afgevoerd. De luchtbellen bewegen in de 20 mengselafvoerleiding omhoog en voeren daarbij het mengsel met zich mee omhoog.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn de vulinrichting en de mengselafvoerinrichting een en dezelfde. Op deze wijze zijn een afzonderlijke vulinrichting en mengselafvoerinrichting overbodig.
25 Tijdens het afvoeren van het' mengsel zal de transportrichting van het mengsel van de graafkop naar het beginpunt zijn, en tijdens het vullen van de retourruimte zal de transportrichting van het vulmateriaal van het beginpunt naar de graafkop zijn. Het is ook mogelijk dat de vloeistoftoevoerinrichting en de vulinrichting een en 30 dezelfde zijn.
De uitvinding heeft tevens betrekking op een samenstel van de graafinrichting en een constructie-element, waarbij de graafinrichting aan de onderzijde van het constructie-element is bevestigd. Zo kan op eenvoudige wijze een constructie-element in de 35 grond worden aangebracht. Het constructie-element is bij voorkeur ingericht voor het ondersteunen van een nabij het beginpunt op het constructie-element te plaatsen bovenconstructie. Wanneer de graafinrichting en het constructie-element worden gecombineerd, biedt dit 1026229 - 13 - het voordeel dat het constructie-element op een eenvoudige wijze in de grond kan worden aangebracht.
In een voorkeursuitvoeringsvorm zijn het constructie-element en de graafinrichting in hoofdzaak buisvormig. Deze vorm biedt voor 5 funderingen het voordeel, dat horizontale krachten en buigende momenten in alle richtingen in gelijke mate kunnen worden opgenomen. Deze vorm is bijvoorbeeld bij uitstek geschikt voor het funderen van constructies zoals windmolens op een zeebodem.
Bij voorkeur omvat het constructie-element een holte die zich 10 door het constructie-element uitstrekt van een onderzijdeopening in de aan de graafkop grenzende onderzijde van het constructie-element tot een in de eindsituatie boven de grond gelegen bovenzijdeopening in het constructie-element, waarbij een verbindingsmiddel zich door de holte heen uitstrekt tussen de bovenzijdeopening en het 15 retourdeel, en waarbij de graafinrichting is ingericht voor het door middel van het verbindingsmiddel door de holte heen naar de bovenzijdeopening bewegen van het retourdeel.
De bovenzijdeopening kan aan de bovenzijde van het constructie-element gelegen zijn, zodat de holte zich in verticale richting door 20 het constructie-element uitstrekt. De bovenzijdeopening kan echter ook op een punt aan de zijwand van het constructie-element gelegen zijn, tussen de bovenzijde en de onderzijde van het constructie-element in. Dan strekt de holte zich alleen uit over het deel van de hoogte van het constructie-element tussen de onderzijde en de 25 bovenzijdeopening. Belangrijk is dat in de eindtoestand van het constructie-element de bovenzijdeopening van de holte boven de grond ligt, zodat de holte bereikbaar is voor het door de holte heen bewegen van het retourdeel. Deze uitvoeringsvorm realiseert op voordelige wijze dat het retourdeel door het constructie-element heen 30 naar het beginpunt verplaatst kan worden.
Verdere voorkeursuitvoeringsvormen van de inrichting zijn beschreven in de conclusies. De uitvinding wordt in het navolgende nader toegelicht aan de hand van de bijgaande, niet-beperkende tekening. Hierin tonen: 35 figuur 1 een schematische dwarsdoorsnede van een graafinrichting volgens de stand der techniek; figuur 2 een schematische dwarsdoorsnede van een andere graafinrichting volgens de stand der techniek; figuur 3 een schematische dwarsdoorsnede van een 1026229 - 14 - uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; figuur 4 een schematische dwarsdoorsnede van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; figuur 5a een schematische dwarsdoorsnede van weer een andere /> ; i 5 uitvoeringsvorm volgens de uitvinding;
. ' I i I
l figuren 5b, 5c en 5d schematische dwarsdoorsneden tonen van de leidingen volgens de lijn I-I in figuur 5a; figuur 6a een schematisch bovenaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding; 10 figuur 6b een schematische dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvorm van figuur 6a; figuur 7 een schematische dwarsdoorsnede in detail van de uitvoeringsvorm volgens figuren 6a en 6b; figuren 8a en 8b een schematische weergave van funderingen van 15 windmolens op zee volgens de stand der techniek; figuur 9a een schematische dwarsdoorsnede van een fundering van een windmolen op zee volgens de uitvinding; figuur 9b een schematische dwarsdoorsnede van de uitvoeringsvorm volgens figuur 9a, genomen langs de lijn II-II; 20 figuur 10a een schematische dwarsdoorsnede in detail van de uitvoeringsvorm van figuren 9a en 9b, genomen volgens de lijn III-III in figuur 9b; figuur 10b een schematische dwarsdoorsnede in detail van de uitvoeringsvorm van figuur 10a, genomen volgens de lijn IV-IV in 25 figuur 10a; en figuren 11a, 11b, 11c, lid en 11e schematische weergaven van verschillende mogelijke dwarsdoorsneden van het kanaal, gevormd door een graafinrichting volgens de uitvinding met meerdere vloeistofstraalinrichtingen.
30 Gelijke verwijzingscijfers verwijzen naar gelijke onderdelen, of onderdelen met een gelijke of vergelijkbare functie. Pijlen zonder verwijzingscijfer duiden bewegingsrichtingen van onderdelen aan.
Figuur 1 toont een graafinrichting 1 uit de stand der techniek met een vloeistofstraalinrichting 16 uit de stand der techniek. De 35 graafinrichting 1 omvat een wand 4, die een in de omtrek gezien gesloten wand vormt om de graafinrichting 1 heen. De graafinrichting 1 heeft een voorzijde 8 en een achterzijde 10. De graafinrichting 1 is aan de voorzijde 8 open. Een wand 4 definieert een binnenruimte 12. Een achterwand 14 sluit aan op de wand 4, en definieert daarmee |©262 29 - 15 - de achterzijde 10 van de graafinrichting 1. In de binnenruimte 12 is een spuitlans 17 aangebracht, die voorzien is van vloeistofuitstroomopeningen 18. Er zijn meerdere vloeistofuitstroom-. openingen 18, en deze zijn in de graafrichting 6 gezien in een • * ) 5 helische vorm aangebracht op de spuitlans 17. De ' I ! vloeistofuitstroomopeningen 18 zijn zodanig op de spuitlans 17 aangebracht dat de vloeistofstralen van de vloeistofuitstroomopeningen 18 de dwarsdoorsnede van graafkamer 24 in alle richtingen gelijkmatig bestrijken. Twee vaste schotten 20 en 22 10 zijn in vaste verbinding met de wand 4 geplaatst in een richting die in hoofdzaak loodrecht staat op de graafrichting 6. De schotten 20 en 22 definiëren aldus de graafkamer 24 en een mengkamer 26. De achterwand 10 omvat een mengselafvoeropening 28, die aansluit op een mengselafvoerleiding (niet getoond).
15 Tijdens gebruik zal een vloeistof, bijvoorbeeld water door middel van een vloeistoftoevoerleiding (niet getoond) aan de spuitlans 17 worden toegevoerd. De vloeistof (niet getoond) spuit met kracht uit de vloeistofuitstroomopeningen 18. Hierdoor zal grond (niet getoond) worden losgemaakt, en gemengd worden met het water.
20 Het mengsel (niet getoond) zal tijdens bedrijf over het schot 22 stromen in de mengkamer 26, en via de mengselafvoeropening 28 uit de mengkamer 26 worden afgevoerd. Tegelijkertijd of bijvoorbeeld intermitterend zal de graafinrichting 1 in de graafrichting 6 worden voortbewogen. Aldus wordt een kanaal in de grond gevormd.
25 Figuur 2 toont een graafinrichting 1 uit de stand der techniek die een aantal vloeistofstraalinrichtingen 16 omvat. De vloeistofstraalinrichtingen 16 zijn aangrenzend ten opzichte van elkaar opgesteld, ieder met hun open voorzijde 8 in de richting van de graafrichting 6. De wanden 4 van de vloeistofstraalinrichtingen 16 30 sluiten daarbij op elkaar aan. Iedere vloeistofstraalinrichting 16 omvat een spuitlans 17, een graafkamer 24, en een mengkamer 26.
Iedere vloeistofstraalinrichting 16 omvat tevens een mengselafvoeropening 28, die aansluit op respectieve mengselafvoer-leidingen 32. Iedere mengselafvoerleiding 32 heeft een pomp 34.
35 Tijdens bedrijf wordt vloeistof toegevoerd aan de vloeistof straalinrichting 16, en wordt de vloeistof met kracht uit de respectieve vloeistofuitstroomopeningen 18 van de respectieve spuitlansen 17 gespoten. De vloeistofstralen maken grond los en deze ’ grond wordt gemengd met het water. Het mengsel (niet getoond) komt 102 62 29.
- 16 - terecht in de mengkamer 26 en wordt door middel van de mengselafvoer-leiding 32 uit de mengkamer 26 af gevoerd. De respectieve pompen 34 pompen daarbij het mengsel naar het beginpunt van het kanaal.
In figuur 3 is de graafinrichting 100 volgens de uitvinding 5 getoond. De graafinrichting 100 omvat 4 yloeistofstraalinrichtingen 16a, 16b, 16c, 16d. De vloeistofstraalinrichtingen 16a t/m 16d hebben ieder een onderzijde 8, waarbij de onderzijde 8 neerwaarts is gericht, in de richting van de graafrichting 6. Iedere vloeistof-straalinrichting omvat een spuitlans 17, een mengselafvoerleiding 32, 10 een pomp 34 en schotten 20 en 22. Het is mogelijk dat de mengselafvoerleidingen 32 samenkomen tot een gezamenlijke mengselafvoerleiding (niet getoond) en dat er slechts een pomp (niet getoond) wordt toegepast om het mengsel voor alle vloeistofstraalinrichtingen 16a t/m 16d af te voeren. Wanneer tijdens 15 gebruik er geen risico is dat de grond de respectieve mengselafvoeropeningen 28 blokkeert, dan kan afgezien worden van de schotten 20, 22.
De vloeistofstraalinrichtingen 16 kunnen in meerdere configuraties worden opgesteld. Dit zal hiernavolgend nader worden 20 verduidelijkt in de figuren 11a t/m lid. Het zal voor een deskundige in de techniek duidelijk zijn dat de graafinrichting 100 van figuur 3 overeenkomsten vertoont met de graafinrichting 1 van figuren 1 en 2. Een verschil is dat de open zijde 8 van de graafinrichting 100 neerwaarts is gericht, terwijl de open zijde 8 van de graafinrichting 25 1 zijwaarts is gericht.
Dit betekent dat tijdens gebruik het gewicht van de graafinrichting 100 gericht zal zijn in de graafrichting 6. Het is mogelijk om de kracht die uitgeoefend wordt in de graafrichting 6 op de grond door de graafinrichting 100 te besturen.
30 Wanneer tijdens gebruik een kanaal is gevormd, en de graafinrichting 100 het eindpunt van het kanaal heeft bereikt, zal ten minste een deel van de graafinrichting 100 verplaatst worden richting naar het beginpunt van het kanaal. Hiertoe is een bewegingsinrichting (niet getoond) verschaft, die in de 35 hiernavolgende figuren nader zal worden uitgelegd.
Figuur 4 toont een uitvoeringsvorm van de graafinrichting 100 volgens de uitvinding, waarbij de graafinrichting 100 een hijsinrichting 36 omvat. De graafinrichting 100 omvat tevens een graaf kop 38. De graaf kop 38 is door middel van een hijsmiddel 39, 102622a - 17 - bijvoorbeeld een kabel, opgehangen aan de hijsinrichting 36. De graafkop 38 is aan de benedenzijde daarvan aan de omtrek voorzien van een uitstulping 44. Tussen het hijsmiddel 39 en de graafkop 38 strekt , . zich een ondersteuningsinrichting 50 uit. De ondersteuningsinrichting ' I' i i j 5 50 heeft een ringvorm met een centrale opening 47. Een ; ; ! vloeistoftoevoerleiding 42 strekt zich verticaal uit door de centrale
' I I
opening 47 van de bovenzijde van de ondersteuningsinrichting 50 tot de graafkop 38.
Tijdens bedrijf laat de hijsinrichting 36 de graafkop 38 10 zakken. Door middel van de vloeistofstraalinrichtingen 16a t/m 16d zal grond verwijderd worden en een kanaal gevormd worden. De graafkop 38 beweegt zich dan in een neerwaartse richting. De uitstulping 44 zorgt ervoor, dat het kanaal dat in de grond gevormd wordt een grotere dwarsdoorsnede heeft dan de ondersteuningsinrichting 50. Op 15 deze wijze ontstaat een vrije ruimte 48 tussen de aan het kanaal aangrenzende grond en de ondersteuningsinrichting 50. Deze vrije ruimte 48 kan optioneel gevuld worden met een steunvloeistof, zoals bijvoorbeeld bentoniet. Het bentoniet heeft dan de functies om de wrijving tussen de ondersteuningsinrichting 50 en de omliggende grond 20 te verminderen en de grond te ondersteunen, en te voorkomen dat deze in beweging zal komen.
Wanneer de graafkop 38 het beoogde eindpunt van het kanaal heeft bereikt, zal een omgekeerde beweging worden ingezet. De hijsinrichting 36 zal de graafkop 38 dan omhoog hijsen, om deze terug 25 naar het beginpunt van het kanaal te bewegen.
De ondersteuningsinrichting 50 kan een niet-permanent karakter hebben, en wordt dan na het bereiken van het eindpunt van het kanaal met de graafkop 38 mee omhoog bewogen. In deze uitvoeringsvorm ontstaat onder de graafkop 38 bij het omhoog bewegen een ruimte (niet 30 getoond). Deze ruimte kan gevuld worden met een steunvloeistof zoals bijvoorbeeld bentoniet. Op deze wijze zal bij het omhoog bewegen van de graafkop 38 het gehele kanaal gevuld worden met de steunvloeistof. De steunvloeistof ondersteunt de kanaalwand en voorkomt dat het gevormde kanaal instort.
35 Het is ook mogelijk om tijdens het omhoog bewegen van de graafkop 38, de ontstane ruimte onder de graafkop niet te vullen met een steunvloeistof, maar te vullen met een uithardend materiaal, zoals beton. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren wanneer het kanaal zal dienen als een fundering voor een daarop te bouwen 1026229 - 18 - bovenbouwconstructie (niet getoond).
Zowel bentoniet als beton kunnen door middel van een separate aanvoerleiding (niet getoond) aangevoerd worden, of kunnen aangevoerd worden door de mengselafvoerleiding 32, of door de 5 vloeistoftoevoerleiding 42 en de spuitlansen 17.
Het is ook mogelijk dat de ondersteuningsinrichting 50 een constructie-element is, en permanent in de grond blijft. Wanneer het eindpunt van het kanaal is bereikt, zal de graafkop 38, of een deel daarvan, losgekoppeld worden van het constructie-element 50 en door 10 de centrale opening 47 naar het beginpunt van het kanaal bewogen worden.
Het is ook mogelijk dat de ondersteuningsinrichting in de richting van het te vormen kanaal een rij constructie-elementen 50a, 50b, 50c, 50d en 50e omvat. Ieder constructie-element 50a t/m 50e 15 heeft voor iedere vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d respectieve holtes. In deze uitvoeringsvorm wordt in de eerste stap de graafkop 38 aan de onderzijde van een eerste constructie-element 50a bevestigd. In de tweede stap wordt de graafkop 38 met het eerste constructie-element 50a neerwaarts bewogen. Wanneer de graafkop 38 20 een vooraf bepaalde afstand heeft afgelegd, wordt een tweede constructie-element 50b op het eerste constructie-element 50a geplaatst. Het is mogelijk dat voor het plaatsen het graven wordt onderbroken. Het tweede constructie-element 50b kan voorafgaand aan het plaatsen opgesteld zijn nabij het beginpunt van het te vormen 25 kanaal. De hijsinrichting 36 zal worden losgekoppeld van het eerste constructie-element 50a en worden vastgekoppeld aan het tweede constructie-element 50b. Vervolgens wordt het tweede constructie-element 50b op het eerste constructie-element 50a geplaatst.
Daarbij kan het nodig zijn dat de vloeistoftoevoerleiding 42, 30 de mengselafvoerleiding 32 en de luchttoevoerleiding 54 tijdelijk worden losgekoppeld, om het plaatsen van een volgend constructie-element 50b mogelijk te maken. Het is ook mogelijk dat een constructie-element 50a t/m 50e een aantal segmenten omvat. Deze uitvoeringsvorm wordt nader verduidelijkt in fig. 11a.
35 Er is hier een rij van vijf constructie-elementen 50a t/m 50e getoond. Een deskundige in de techniek zal inzien dat in de praktijk ieder ander aantal gekozen kan worden.
Figuur 5a toont een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij de graafinrichting 100 een graafkop 38 omvat, die aan de 1026229 - 19 - onderzijde van een constructie-element 50 is bevestigd. De vloeistofstraalinrichtingen 16a tot met 16d zijn daarbij geïntegreerd met het constructie-element 50. In het constructie-element 50 is voor iedere vloeistofstraalinrichting 16 een holte 52 aangebracht/ waarbij 5 iedere holte 52 zich uitstrekt van een respectieve bovenzijdeopening 57 in de bovenzijde van het constructie-element 50 tot een respectieve onderzijdeopening 59 aan de onderzijde van het constructie-element. Door de holtes 52 strekken zich voor iedere vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d een respectieve 10 mengselafvoerleiding 32 en een respectieve vloeistoftoevoerleiding 42 uit. Optioneel kan voor iedere vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d in een respectieve luchttoevoerleiding 54 zijn voorzien.
Bij voorkeur zal de bewegingsinrichting/ zoals de hijsinrichting 36, tijdens het graven bevestigd zijn aan het 15 constructie-element 50. Na het bereiken van het eindpunt wordt de bewegingsinrichting losgekoppeld van het constructie-element 50. Daarna worden de terug te winnen leidingen en de overige terug te winnen onderdelen één voor één, of gezamenlijk, naar de bovenzijdeopening 57 bewogen.
20 Deze uitvoeringsvorm kan bijvoorbeeld toegepast worden voor het vervaardigen van in hoofdzaak verticale funderingen, bijvoorbeeld op een zeebodem. Het is echter ook mogelijk om deze uitvoeringsvorm op land toe te passen.
Tijdens gebruik zal in een eerste stap de graafinrichting 100 25 worden gepositioneerd bij het beginpunt van het te vormen kanaal. Daarbij is de graafinrichting 100 opgehangen aan een hijsinrichting 36. De hijsinrichting 36 kan een kraan zijn die naast of nabij het beginpunt van het kanaal is geplaatst. Andere bewegingsinrichtingen zijn ook mogelijk. Bij het vormen van een kanaal op een zeebodem kan 30 de hijsintichting 36 op een boot 37 geplaatst zijn, zoals getoond is in figuur 5. Het hijsmiddel 39 zal daarbij verbonden zijn met het constructie-element 50.
In een tweede stap zal de graafinrichting 100 het kanaal vormen, waarbij de graafkop 38 neerwaarts wordt bewogen, in de 35 richting van de pijl 6. Het kanaal wordt daarbij gevormd op een wijze zoals hierboven reeds is beschreven.
In een derde stap wordt het hijsmiddel 39 losgekoppeld van het constructie-element 50 en verbonden met de bovenzijde van een of meer van de verbindingsmiddelen 35.
1026229 - 20 -
Vervolgens wordt voor iedere vloeistofstraalinrichting 16a tot en met 16d een deel daarvan losgekoppeld van de graaf kop 38. Vervolgens hijst de hijsinrichting 36 het losgekoppelde deel van de vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d door middel van het hijsmiddel ! ; 5 39 aan het verbindingsmiddel 35 omhoog, zodat het losgekoppelde deel ' ‘ ! herwonnen wordt voor hernieuwd gebruik in een nieuw te vormen kanaal.
, i ,; De losgekoppelde delen kunnen gezamenlijk of afzonderlijk omhoog bewogen worden. Het losgekoppelde deel kan de volgende delen omvatten: de vloeistoftoevoerleiding 42, de mengselafvoerleiding 32, 10 de spuitlans 17 en de luchttoevoerleiding 54.
Na het herwinnen van het retourdeel kan deze voor een volgend constructie-element 50 worden toegepast. Het herwonnen retourdeel van de vloeistofstraalinrichting 16 wordt daarin dan weer aangebracht.
Een deel van de graafkop 38, het eenmalige deel, blijft aldus achter 15 in de grond.
Het is mogelijk om telkens een afzonderlijk verbindingsmiddel 35 met een bijbehorend losgekoppeld deel van iedere vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d omhoog te hijsen. Het is echter ook mogelijk dat aan de bovenzijde 56 van het constructie-element 50 20 de verbindingsmiddelen 35 voor iedere vloeistofstraalinrichting 16a t/m 16d met elkaar gekoppeld zijn door middel van een vaste koppeling (niet getoond), zodat de hijsinrichting 36 alle verbindingsmiddelen 35 met de bijbehorende losgekoppelde delen van de vloeistofstraalinrichtingen 16a t/m 16d tegelijkertijd omhoog hijst. 25 De graafkop 38 is verder voorzien van een uitstulping 44 voor het verminderen van de wrijving tussen het constructie-element 50 en de grond tijdens de neerwaartse beweging.
In figuur 5b is getoond dat de vloeistoftoevoerleiding 42, de mengselafvoerleiding 32 en de luchttoevoerleiding 54 als een bundel 30 leidingen door holte 52 lopen, waarbij de mengselafvoerleiding 32 de vloeistoftoevoerleiding 42 omsluit.
In figuur 5c is getoond dat holte 52 ook zelf de mengselafvoerleiding 32 kan zijn. In dat geval kan de luchttoevoerleiding 54 binnen de holte 52 liggen, of daarbuiten, 35 zoals is getoond in figuur 5d.
Figuren 6a en 6b tonen een uitvoeringsvorm volgens de uitvinding, waarbij een aantal vloeistofstraalinrichtingen aan de onderzijde 58 van een ondersteuningsinrichting in de vorm van een af te zinken caisson 51 zijn geplaatst. In figuur 6a is een 1826229 - 21 - bovenaanzicht van het caisson getoond. Hierin geven de cirkels de locaties aan waar aan de onderzijde van het caisson een vloeistofstraalinrichting 16 is geplaatst. In het getoonde caisson 51 p . zijn aldus 80 vloeistofstraalinrichtingen 16 aangebracht. Het aantal * i' i < i 5 vloeistofstraalinrichtingen 16 kan afhangen van de te ontgraven ! 1 ; ! grondsoorten. In zand kunnen de vloeistofstraalinrichtingen 16
' 1 I
bijvoorbeeld 2 è 3 m uit elkaar geplaatst zijn, in klei bijvoorbeeld 0,5 m.
Aan de onderzijde 58 van het caisson 51 heeft het caisson 51 10 naar beneden uitstekende caissonranden 62. De naar beneden uitstekende caissonranden 62 zijn in rijen geplaatst, op een afstand ten opzichte van elkaar. Een aantal naar beneden uitstekende caissonranden 62 strekken zich uit in een dwarsrichting van het caisson 51, en een aantal naar beneden uitstekende caissonranden 62 15 strekken zich uit in de lengterichting van het caisson 51.
Tijdens bedrijf wordt in een eerste stap het caisson 51 naar een afzinkplaats gevaren of gesleept. Aldaar aangekomen wordt in een tweede stap het caisson 51 langzaam afgezonken. Dit afzinken kan op een in het vakgebied gebruikelijke wijze uitgevoerd worden, onder 20 andere door het gewicht van het caisson 51 te vergroten en/of het drij f vermogen van het caisson 51 te verminderen. Bij het af zinken van het caisson 51 op de bodem, worden de caissonranden 62 in de bodem ingegraven. Daarbij spuiten de vloeistofstraalinrichtingen 16 vloeistofstralen zoals bijvoorbeeld water, en wordt het gevormde 25 mengsel van grond en water via de respectieve mengselafvoerleidingen 32 af gevoerd. Het caisson 51 zal daarbij langzaam in de bodem zakken.
Wanneer het caisson 51 het eindpunt heeft bereikt, zal in een derde stap ten minste een deel van iedere vloeistofstraalinrichting 16 worden losgekoppeld, en naar boven worden gehesen. Dit kan op een 30 wijze gebeuren die analoog is aan de beschreven wijze van het omhoog hijsen van retourdelen voor figuur 5.
De wijze waarop het los te koppelen deel van de vloeistofstraalinrichting 16 wordt losgekoppeld, zal in de hiernavolgende figuren nader worden uitgelegd.
35 Figuur 7 toont een detail van figuur 6b, waarbij een vloeistofstraalinrichting 16 aan de onderzijde 58 van het caisson 51 is aangebracht. Verticale wanden 4 die aan de onderzijde 58 van het caisson 51 naar beneden uitsteken definiëren de graafruimte 24. De vloeistofstraalinrichting 16 omvat een spuitlans 17. Een holte 52 1826229 - 22 - strekt zich verticaal uit door het caisson 51, van de bovenzijde 56 tot de onderzijde 58 daarvan. De mengselafvoerleiding 32 en de vloeistoftoevoerleiding 42 strekken zich uit door de holte 52 heen. Tevens is een luchttoevoerleiding 54 aanwezig, die zich ook in 5 verticale richting uitstrekt door het caisson 51 heen, en op de mengselafvoerleiding 32 uitkomt op een punt nabij de onderzijde 58 van het caisson 51.
De spuitlans 17 is nabij de onderzijde 58 van het caisson 51 met een losneembare koppeling 70 verbonden met het caisson 51. Op de 10 losneembare koppeling 70 is een elektrische verbindingslijn 72 aangesloten voor het doorvoeren van elektrische besturingssignalen. De verbindingslijn 72 loopt door het caisson 51 van de onderzijde 58 naar de bovenzijde 56 daarvan. Nabij de bovenzijde 58 heeft de verbindingslijn 72 een aansluiting 74, waarop een 15 besturingsinrichting (niet getoond) kan worden aangesloten.
Tijdens gebruik zal de graafinrichting 100 werken op een wijze zoals hierboven beschreven. Wanneer het caisson 51 zijn gewenste positie in de bodem heeft bereikt, zal via de verbindingslijn 72 een besturingssignaal naar de losneembare koppeling 70 worden gestuurd.
20 De losneembare koppeling 70 zal onder invloed van het besturingssignaal losgekoppeld worden, zodat de spuitlans 17 loskomt van het caisson 51. Vervolgens zal de spuitlans 17 omhoog bewogen worden, door de holte 52 heen. Op deze wijze wordt de spuitlans 17 herwonnen voor hernieuwd gebruik. De koppeling 70 kan ook op vele 25 andere manieren zijn uitgevoerd. Als de vloeistoftoevoerleiding 42 en mengselafvoerleiding 32 stijve pijpen zijn, kan de koppeling ook bovenaan het caisson 51 zijn aangebracht. De koppeling 70 kan ook een gelaste verbindingsplaat zijn, die wordt doorgesneden bij het ontkoppelen, of een geboute klem. Het is ook mogelijk om koppeling 70 30 als een hydraulische koppeling uit te voeren, waarbij verbindingslijn 72 een hydraulische verbindingslijn is. Koppeling 70 kan ook een pin zijn (niet getoond), die door middel van een draad uit een oog getrokken wordt. Koppeling 70 kan ook als een bajonetverbinding of een breekverbinding uitgevoerd zijn. Een deskundige in de techniek 35 zal opmerken, dat er nog vele andere mogelijke geschikte uitvoeringsvormen van een dergelijke koppeling zijn.
Belangrijk is dat de koppeling 70 voldoende sterk is om de krachten op te nemen die op de spuitlans 17 worden uitgeoefend tijdens het gebruik daarvan. Dit kan bijvoorbeeld de reactiekracht 1026229 - 23 - zijn van de vloeistofstraal, of krachten die door grond of het mengsel op de spuitlans 17 worden uitgeoefend.
Figuren 8a en 8b tonen windmolens zoals deze in de stand der techniek op zee worden gefundeerd. In figuur 8a is een windmolen 80 5 getoond, die gefundeerd is op een enkele paal 81. Deze palen 81 zijn doorgaans hol en worden doorgaans in de zeebodem 85 geheid. Bij een windmolen 80 kan de wind uit diverse richtingen komen. De rotor 82 van de windmolen 80 zal doorgaans in een richting tegen de wind in worden gepositioneerd. De wind zal dan horizontale krachten op de 10 rotor 82, en via de mast 84, ook op de paal 81 uitoefenen. Daarom moet de paal 81 horizontale krachten in alle richtingen kunnen opnemen. Deze krachten kunnen aanzienlijk zijn, en in de tijd variëren. Wanneer de waterdiepte 86 toeneemt, of de grootte van de windmolen 80 toeneemt, zullen de op de paal 81 uitgeoefende krachten 15 ook groter worden. Er zal dan een grotere paal 81 nodig zijn. Er is echter een maximum aan de diameter die gebruikt kan worden. Om te voorkomen dat de wand uitknikt tijdens het heien, moet met de diameter van de paal 81 ook de wanddikte van de paal 81 toenemen, om de paal 81 voldoende stevigheid te verschaffen. Wanneer de diameter 20 en de wanddikte erg groot worden, wordt de paal 81 erg zwaar, wat de paal qua materiaal en installatie erg kostbaar maakt. Vanwege de eis van heibaarheid kan voor de constructie van de paal 81 geen uitgestijfde plaatconstructie worden toegepast. Zo'n uitgestijfde plaatconstructie, met verstijvingsplaten dwars op de wand in axiale 25 en omtreksrichting zou aanzienlijk op het gewicht van de paal, en daarmee op de materiaalkosten, kunnen besparen. Echter, de dwars op de wand staande verstijvingsplaten vergroten de heiweerstand in zo'n grote mate dat een paal van uitgestijfde plaat niet geheid kan worden.
30 Bij een waterdiepte van meer dan 25 meter is de toepassing van een enkele paal 81 niet meer economisch. In de huidige praktijk bestaat echter een wens om steeds grotere windmolens te bouwen in gebieden met steeds grotere waterdieptes.
Wanneer de maximale diameter van een paal 81 niet meer voldoet, 35 wordt in de stand der techniek vaak een 'jacketconstructie' 83 toegepast. In een jacketconstructie 83 wordt de windmolen 80 geplaatst op een voet 88, die rust op een aantal enkele palen 81. Dit aantal kan bijvoorbeeld drie zijn, maar er kunnen ook meer palen 81 worden toegepast. Volgens de stand der techniek kunnen op deze wijze 1826229 - 24 - grotere windmolens 80 gefundeerd worden. Een belangrijk nadeel van deze wijze van funderen ligt in de knooppunten 89 tussen de mast 84 en de palen 81. Op deze knooppunten 89 worden grote en in de tijd variërende krachten uitgeoefend. De knooppunten 89 zijn daarom aan ! ' 5 vermoeiing onderhevig. Hierdoor worden de knopen qua materiaal en 1 1 j ; uitvoering zeer dure componenten.
In figuren 9a en 9b wordt getoond hoe de onderhavige werkwijze en inrichting voor het vormen van een kanaal kan worden toegepast voor het bouwen van een paal 92 voor een grote windmolen 80 op zee, 10 in water met een relatief grote diepte 86. De diameter 90 van een dergelijke paal 92 kan veel groter zijn dan de diameters die met de bekende technieken gerealiseerd kunnen worden.
Bij een dergelijke paal 92 kan beton worden toegepast of uitgestijfde plaat. Dit materiaal maakt het mogelijk dat de paal 92 15 in de verticale richting een variabele dwarsdoorsnede heeft. Het is bijvoorbeeld gunstig wanneer de paal 92 voor het gedeelte dat zich nabij en in de zeebodem 85 bevindt een brede voet heeft. Hier zijn de buigende momenten in de paal 92 het grootst. Het gedeelte van de paal 92 dat zich nabij het wateroppervlak 94 bevindt, heeft een kleinere 20 dwarsdoorsnede, zodat golven slechts beperkte krachten op de paal 92 zullen uitoefenen. De paal 92 is hol en is aan de onderzijde 58 daarvan voorzien van een ring 99 van vloeistofstraalinrichtingen 16, zoals getoond in figuur 9b. De vloeistofstraalinrichtingen 16 zijn aan de onderzijde 58 van de paal 92 over de gehele omtrek daarvan 25 aangebracht. In figuur 9b zijn aldus 24 vloeistofstraalinrichtingen 16 toegepast De onderlinge afstand tussen de vloeistofstraalinrichtingen 16 kan afhankelijk zijn van de grondsoort. Bij zand zal de onderlinge afstand groter zijn dan voor klei. In het geval van zand kan de onderlinge afstand bijvoorbeeld 2 30 è 3 meter zijn. Wanneer de paal 81 een omtrek heeft van bijvoorbeeld 18 m, dan zullen in de omtreksrichting 6 è 9 vloeistofstraalinrichtingen 16 zijn aangebracht. Bij klei zullen de vloeistofstraalinrichtingen 16 bijvoorbeeld op een onderlinge afstand van 0,3 - 1,0 m zijn geplaatst. Wanneer de paal 81 een omtrek heeft 35 van 18 m, dan zullen in de omtreksrichting 18-36 vloeistofstraalinrichtingen 16 kunnen worden toegepast.
De mast 84 van de windmolen 80 kan bijvoorbeeld van beton of staal zijn.
1026229 -25-.
Om de wrijving tussen de paal 92 en de kanaalwand tijdens het graven te verminderen, kan de paal 92 aan de onderzijde 58 daarvan voorzien zijn van een uitstulping (getoond als nummer 44 in figuur 10a) of uitstekende rand. Op deze wijze krijgt het kanaal dat wordt 5 gegraven een grotere dwarsdoorsnede dan de dwarsdoorsnede van de paal 92 boven de uitstulping 44. Er zal dan een vrije ruimte tussen de paal 92 en de grond ontstaan, die de wrijving zal verminderen.
Op een alternatieve wijze is het mogelijk dat de wanddikte 96 van de paal 92 kleiner is dan de wanddikte 98 van de ring 99 van 10 vloeistofstraalinrichtingen 16 aan de onderzijde 58 van de paal 92.
Op deze wijze kan zowel aan de buitenomtrek van de ring 99 als aan de binnenomtrek van de ring 99 een vrije ruimte gevormd worden. Deze vrije ruimte kan naar wens met bentoniet of een soortgelijke steunen smeervloeistof gevuld worden.
15 Figuur 10a toont details van de paal 92 voorzien van een vloeistofstraalinrichting 16. De vloeistoftoevoerleiding 42 en de mengselafvoerleiding 32 zijn hier als een leiding 104 weergegeven. Wanneer de gewenste diepte is bereikt, wordt een deel van iedere vloeistofstraalinrichting 16 losgekoppeld en naar boven getrokken op 20 een wijze zoals hierboven reeds beschreven. Door de paal 92 kan zich tevens een luchttoevoerleiding (niet getoond) uitstrekken zoals hierboven reeds is beschreven.
Figuur 10b toont in dwarsdoorsnede volgens de lijn IV-IV in figuur 10a een set leidingen, waarbij de set omvat: de 25 vloeistoftoevoerleiding 42, de mengselafvoerleiding 32 en de luchttoevoerleiding 54. In figuur 10b wordt een enkele set leidingen getoond, maar een deskundige in de techniek zal uit het voorgaande begrijpen dat langs de omtrek van de paal 92 aan de onderzijde 58 daarvan een aantal van deze sets leidingen zijn aangebracht, voor 30 iedere vloeistofstraalinrichting 16 één.
Figuren 11a tot en met 11b tonen hoe verschillende vormen van dwarsdoorsneden kunnen worden gecreëerd door de vloeistofstraalinrichtingen 16 op verschillende wijzen in een graafkop 38 te configureren. De vorm van de dwarsdoorsnede is daarbij 35 min of meer vrij te kiezen. Figuur 11a toont een in hoofdzaak cirkelvormige dwarsdoorsnede van een kanaal.
In fig. 11a zijn ook twee segmenten 501, 502 van een .constructie-element 50 getoond. Het kan voordelig zijn om een aantal segmenten 501a en 502a toe te passen die tegen elkaar aan worden 102622a - 26 - gepositioneerd, en mogelijk met elkaar worden verbonden. De segmenten 501a en 502a vormen aldus gezamenlijk een ringvormig constructie-element 50. Dit heeft bijvoorbeeld het voordeel dat eventueel in de centrale opening van de ringvorm aanwezige leidingen geen hindernis j '' 5 vormen bij het plaatsen van een constructie-element 50. Een , deskundige in de techniek zal inzien dat ook een groter aantal dan ' twee segmenten toegepast kan worden.
Figuur 11b toont een ringvormige dwarsdoorsnede, gevormd door een aantal in een ringvorm opgestelde vloeistofstraalinrichtingen 16. 10 Figuur 11c toont een in hoofdzaak vierkante vorm. Figuur lid toont een vierkante vorm 116 met een open binnenzijde. De binnenzijde wordt niet ontgraven tijdens het vormen van het kanaal. Wanneer het kanaal gevormd is, kan de binnenzijde 112 ontgraven worden. Het is echter ook mogelijk om de binnenzijde 112 van het kanaal niet te 15 ontgraven. Figuur 11e toont een variant van de uitvinding, waarbij een vierkant 116 met een open binnenzijde wordt gevormd door successievelijk de vier wanden van het vierkant 116 te ontgraven. De graafinrichting 100 heeft in figuur 11e de vorm van een rechthoek 114 en omvat zeven vloeistofstraalinrichtingen 16. Met één dergelijke 20 graafinrichting kan'vervolgens in vier ontgravingsstappen een vierkant 116 worden ontgraven met een niet-ontgraven binnenzijde.
102 62 29

Claims (46)

1. Werkwijze voor het in een graafrichting vormen van een blind kanaal in een bodem, waarbij het te vormen kanaal zich j 5; uitstrekt tussen een beginpunt en een eindpunt, waarbij de werkwijze ' I' 1 1 > de stappen omvat: 1 i ' (a) het bij het beginpunt positioneren van een graafinrichting die ' » I een graafkop omvat, die voorzien is van een aantal vloestofstraalinrichtingen, waarbij iedere vloeistofstraalinrichting 10 een graafkamer en een vloeistofuitstroomopening omvat waaruit een vloeistofstraal wordt gespoten voor het losmaken van de grond; (b) het in de graafrichting voortbewegen van de graafkop, waarbij vanuit de graafkop in de graafrichting grond wordt losgemaakt met behulp van een vloeistofstraal voor het vormen van een mengsel van 15 grond en vloeistof, en waarbij het mengsel van de graafkop wordt afgevoerd naar het beginpunt van het kanaal door een mengselafvoerinrichting; en (c) het na het bereiken van het eindpunt van het te vormen kanaal naar het beginpunt van het kanaal bewegen van een retourdeel van de 20 graafinrichting.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de graafinrichting een retourdeel en een eenmalig deel omvat, en waarbij in stap (c) het retourdeel en het eenmalig deel van elkaar worden losgekoppeld, 25 voordat het retourdeel naar het beginpunt van het kanaal wordt verplaatst.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij de graafrichting een neerwaartse component heeft, en de graafrichting bij voorkeur in 30 hoofdzaak neerwaarts is.
4. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-3, waarbij in stap (b) in de graafrichting gezien achter de graafkop een ondersteuningsinrichting wordt aangebracht voor het ondersteunen van 35 de aan het kanaal grenzende grond.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, waarbij in stap (b) de ondersteuningsinrichting in de graafrichting wordt bewogen.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, waarbij in stap (b) de 1026229- - 28 - aangebrachte ondersteuningsinrichting een kleinere dwarsdoorsnede heeft dan het gevormde kanaal.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij in stap (b) een 5 vulvloeistof wordt aangebracht in een vrije ruimte tussen de ondersteuningsinrichting en de aan het kanaal grenzende grond.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, waarbij de vulvloeistof bentoniet is. 10
9. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-8, waarbij nabij het beginpunt een bewegingsinrichting wordt verschaft, en waarbij na het bereiken van het eindpunt van het kanaal de bewegingsinrichting het retourdeel naar het beginpunt van het kanaal beweegt. 15
10. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij de bewegingsinrichting een hijsinrichting omvat, en waarbij in stap (a) de graafkop wordt opgehangen aan de hijsinrichting, en waarbij in stap (b) de hijsinrichting de graafkop laat zakken, en waarbij in 20 stap (c) de hijsinrichting de graafkop ophijst.
11. Werkwijze volgens conclusie 9, waarbij in stap (b) in de graafrichting gezien achter de graafkop een ondersteuningsinrichting wordt aangebracht voor het ondersteunen van de aan het kanaal 25 grenzende grond, en waarbij de bewegingsinrichting aangrijpt op de ondersteuningsinrichting.
12. Werkwijze volgens een van de conclusies 9-11, waarbij in stap (b) de bewegingsinrichting een bestuurbare kracht op de graafkop 30 uitoefent.
13. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-12, waarbij in stap (c) een vulmateriaal in een tegen de graafrichting in gezien achter de graafkop ontstane retourruimte wordt gebracht. 35
14. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het vulmateriaal beton is.
15. Werkwijze volgens conclusie 13, waarbij het vulmateriaal ί 026229- - 29 - bentoniet is.
16. Werkwijze volgens een van de conclusies 3-9, waarbij de graafrichting in hoofdzaak verticaal is, waarbij de 5 ondersteuningsinrichting een permanent in het kanaal aan te brengen constructie-element is, en waarbij in stap (b) een samenstel van het constructie-element en een aan de onderzijde daarvan aangebrachte graafkop naar beneden wordt bewogen.
17. Werkwijze volgens conclusie 16, waarbij zich door het constructie-element in de graafrichting een holte uitstrekt van een onderzijdeopening in de aan de graafkop grenzende onderzijde van het constructie-element tot een in de eindsituatie boven de grond gelegen bovenzijdeopening in het constructie-element, waarbij in stap (c) het 15 retourdeel door de holte heen in de richting van de bovenzijdeopening wordt bewogen.
18. Werkwijze volgens conclusie 16 of 17, waarbij het constructie-element in stap (b) de graafkop naar beneden duwt. 20
19. Werkwijze volgens conclusies 17 of 18, verder omvattende: het aanbrengen van een verbindingsmiddel door de holte heen tussen de bovenzijdeopening en de graafkop, het verbinden van het verbindingsmiddel met het retourdeel van de graafkop, en het in stap 25 (c) met behulp van het verbindingsmiddel door de holte heen bewegen van het retourdeel in de richting van de bovenzijdeopening.
20. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-19, waarbij de graafinrichting een vloeistofstraalinrichting omvat voor het 30 genereren van de vloeistofstraal, waarbij in stap (c) het retourdeel althans een deel van de vloeistofstraalinrichting omvat. 1 1026229" Werkwijze volgens een van de conclusies 1-20, waarbij de graafinrichting een vloeistoftoevoerleiding voor het aan de graafkop 35 toevoeren van de vloeistof en een mengselafvoerleiding voor het vanuit de graafkop afvoeren van het mengsel omvat, en waarbij de vloeistoftoevoerleiding en de mengselafvoerleiding in stap (c) naar het beginpunt van het kanaal bewogen worden. - 30 -
22. Werkwijze volgens conclusie 16-21, waarbij het constructie-element wordt geconstrueerd door in stap (b) bij het beginpunt telkens een constructie-element aan een rij constructie-elementen toe te voegen, en waarbij in stap (b) de rij constructie-elementen 5 telkens wordt verplaatst in de graaf richting. * »' • ! < i 1 ; ! 23. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-22, waarbij in ' 1 ! stap (a) een graafkop wordt verschaft die voorzien is van een aantal vloeistofstraalinrichtingen, waarbij de vloeistofstraalinrichtingen 10 tezamen een dwarsdoorsnede vormen van het te vormen kanaal.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, waarbij de vloeistofstraalinrichtingen tezamen een ringvormige doorsnede vormen.
25. Werkwijze volgens een van de conclusies 1-24, toegepast voor het vormen van een kanaal in een zeebodem.
26. Graafinrichting voor het in een graafrichting vormen van een blind kanaal in een bodem, waarbij het te vormen kanaal zich 20 uitstrekt tussen een beginpunt en een eindpunt, en waarbij de graafinrichting omvat: a) een graafkop, omvattende: - een aantal vloeistofstraalinrichtingen die zijn ingericht voor het met een vloeistofstraal vanuit de graafkop in de 25 graafrichting losmaken van grond voor het vormen van een mengsel van grond en vloeistof, waarbij iedere vloeistofstraalinrichting een graafkamer en een vloeistofuitstroomopening omvat waaruit een vloeistofstraal wordt gespoten voor het losmaken van de grond; en 30 - een mengselafvoerinrichting voor het van de graafkop naar het beginpunt vandaan afvoeren van het mengsel, b) een bewegingsinrichting voor het na het bereiken van het eindpunt van het kanaal bewegen van een retourdeel van de graafinrichting naar het beginpunt van het kanaal. 35
27. Graafinrichting volgens conclusie 26, waarbij de graafinrichting een retourdeel en een eenmalig deel omvat, en waarbij het retourdeel en het eenmalig deel door middel van een losneembare koppeling met elkaar verbonden zijn. 102 6229- - 31 -
28. Graafinrichting volgens conclusie 26 of 27, waarbij de vloeistofstraalinrichting door middel van een losneembare koppeling is verbonden met de graafkop, en waarbij de bewegingsinrichting is i‘ $ ingericht om althans een deel van de vloeistofstraalinrichting in * * t * j i losgenomen toestand te bewegen naar het beginpunt van het kanaal. ‘» i
29. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-28, waarbij de mengselafvoerinrichting door middel van een losneembare 10 koppeling verbonden is met de graafkop, en waarbij de bewegingsinrichting is ingericht om althans een deel van de mengselafvoerinrichting in losgenomen toestand te bewegen naar het beginpunt van het kanaal.
30. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-29, waarbij de graafkop een nabij de voorzijde daarvan aangebrachte uitstulping omvat, die zich in hoofdzaak rondom de graafkop uitstrekt.
31. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-30, waarbij de graafinrichting is ingericht voor het aanbrengen van een ondersteuningsconstructie, voor het ondersteunen van de aan het kanaal grenzende grond.
32. Graafinrichting volgens conclusie 31, waarbij de graafinrichting een vloeistofvulinrichting omvat voor het met een vulvloeistof vullen van een te vormen vrije ruimte tussen de aan te brengen ondersteuningsconstructie en de aan het kanaal grenzende grond. 30
33. Graafinrichting volgens conclusie 32, waarbij de vulvloeistof bentoniet is.
34. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-33, 35 waarbij de graafrichting in hoofdzaak verticaal is, waarbij de bewegingsinrichting een nabij het beginpunt aangebrachte hijsinrichting omvat, en waarbij de graafkop door middel van een hijsmiddel is opgehangen aan de hijsinrichting. 1026229- - 32 -
35. Graafinrichting volgens conclusie 34, waarbij de door de hijsinrichting op de graafkop uit te oefenen hijskracht bestuurbaar is.
36. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-35, waarbij de graafinrichting een vulinrichting omvat, voor het vullen van een bij het tegen de graafrichting in bewegen van de graafinrichting achter de graafinrichting ontstane retourruimte met een vulmateriaal. 10
37. Graafinrichting volgens conclusie 36, waarbij het vulmateriaal beton is.
38. Graafinrichting volgens conclusie 36, waarbij het 15 vulmateriaal bentoniet is.
39. Graafinrichting volgens een van de conclusies 26-38, waarbij de mengselafvoerinrichting een mengselafvoerleiding omvat voor het afvoeren van het mengsel van de graafkop naar het beginpunt, 20 waarbij de mengselafvoerleiding deel uitmaakt van het retourdeel.
40. Graafinrichting volgens conclusie 39, waarbij de mengselafvoerinrichting een luchttoevoerinrichting omvat voor het j nabij de graafkop aan de mengselafvoerleiding toevoeren van lucht. 25
41. Graafinrichting volgens een van de conclusies 36-40, waarbij de vulinrichting en de mengselafvoerinrichting een en dezelfde zijn.
42. Graafinrichting volgens een van de conclusies 36-40, waarbij de vloeistoftoevoerinrichting en de vulinrichting een en dezelfde zijn.
43. Graafinrichting volgens een van de conclusies 36-42, 35 waarbij de graafinrichting meerdere vloeistofstraalinrichtingen omvat, die tezamen een dwarsdoorsnede van het te vormen kanaal definiëren.
44. Samenstel van de graafinrichting volgens een van de 1026229- —---------- - 33 - conclusies 26-43 en een constructie-element, waarbij de graafinrichting aan de onderzijde van het constructie-element is bevestigd.
45. Samenstel volgens conclusie 44, waarbij het constructie- 1. element is ingericht voor het ondersteunen van een nabij het I , l ' , ; ' beginpunt op het constructie-element te plaatsen bovenconstructie.
46. Samenstel volgens conclusie 44 of 45, waarbij het 10 constructie-element en de graafinrichting in hoofdzaak ringvormig zi jn.
47. Samenstel volgens een van de conclusies 44-46, waarbij het constructie-element een holte omvat die zich door het constructie- 15 element uitstrekt van de bovenzijdeopening in het constructie-element tot de aan de graafkop grenzende onderzijde van het constructie-element, en waarbij een verbindingsmiddel zich door de holte heen uitstrekt tussen de bovenzijdeopening en het retourdeel, en waarbij de graafinrichting is ingericht voor het door middel van het 20 verbindingsmiddel door de holte heen naar de bovenzijdeopening bewegen van het retourdeel.
48. Samenstel volgens conclusie 47, waarbij het retourdeel althans een deel van de vloeistofstraalinrichting omvat. 1026229-
NL1026229A 2004-05-19 2004-05-19 Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element. NL1026229C2 (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026229A NL1026229C2 (nl) 2004-05-19 2004-05-19 Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element.
US11/131,320 US7399143B2 (en) 2004-05-19 2005-05-18 Method for making a channel in the ground, excavating device for making a channel in the ground, assembly comprising an excavating device and a construction element
EP05076157A EP1598482A1 (en) 2004-05-19 2005-05-18 Method and excavating device for making a channel in the ground, and assembly comprising an excavating device and a construction element

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1026229 2004-05-19
NL1026229A NL1026229C2 (nl) 2004-05-19 2004-05-19 Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1026229C2 true NL1026229C2 (nl) 2005-11-22

Family

ID=34938282

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1026229A NL1026229C2 (nl) 2004-05-19 2004-05-19 Werkwijze voor het vormen van een kanaal in de bodem, graafinrichting voor het vormen van een kanaal in de bodem, samenstel van een graafinrichting en een constructie-element.

Country Status (3)

Country Link
US (1) US7399143B2 (nl)
EP (1) EP1598482A1 (nl)
NL (1) NL1026229C2 (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109989439A (zh) * 2019-05-13 2019-07-09 江苏徐工工程机械研究院有限公司 摆齿机构、铣轮组件及用于连续墙施工的铣槽机

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
WO2012030220A1 (en) * 2010-09-01 2012-03-08 Ballast Nedam Offshore B.V. Method for introducing a hollow elongated structure into a water bottom
NO20131318A1 (no) * 2013-09-30 2015-03-31 Vetco Gray Scandinavia As Selvnedgravende fundamentinnretning
JP2018178471A (ja) * 2017-04-10 2018-11-15 清水建設株式会社 ケーソン及びケーソンの沈下方法
CA3037938A1 (en) * 2019-03-25 2020-09-25 Kirby W. Isaac Apparatus for removable insertion into an excavated trench to protect worker against collapse of trench wall
CN110565670B (zh) * 2019-08-09 2020-12-11 中铁八局集团有限公司 一种沉井不排水下沉施工系统的施工方法
CN113700067B (zh) * 2021-06-22 2023-02-28 西京学院 一种用于地带输电线路铁塔的沉井护壁掏挖装置

Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR761399A (fr) * 1932-10-01 1934-03-17 Procédé pour faire des trous dans le sol en utilisant un liquide de chasse
US2678540A (en) * 1950-03-11 1954-05-18 Lorenz Hans Process for the production and sinking of caissons of any desired shape
DE20310992U1 (de) * 2003-07-17 2003-11-13 Linhart Jiri Fundament
EP1109988B1 (en) 1999-07-02 2004-02-25 Heerema Holding Construction Inc. Jet excavating device

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US1853379A (en) * 1926-12-29 1932-04-12 Alexander G Rotinoff Caisson and method of and means for sinking the same
US1905643A (en) * 1931-10-14 1933-04-25 Al Johnson Construction Co Apparatus for sinking bodies such as caissons and piles
GB628123A (en) * 1946-08-20 1949-08-23 Andre Larquetoux Improvements in or relating to structural foundations
US2931187A (en) * 1957-07-08 1960-04-05 Perkins Starling Coffer-dam
JPS5616733A (en) * 1979-07-20 1981-02-18 Takuo Mochizuki Caisson method
DE3275278D1 (en) 1982-11-24 1987-03-05 Nihon Dennetsu Keiki Co Soldering apparatus
JPS60184127A (ja) * 1984-03-02 1985-09-19 Nippon Zenisupaipu Kk プレキヤストコンクリ−ト多層ケ−ソン
JPH0434116A (ja) * 1990-05-30 1992-02-05 Taisei Corp 地中構造物躯体の構築方法
DE4025176A1 (de) * 1990-08-08 1992-02-13 Adolf Traunbauer Verfahren zum errichten eines kellers in wasserfuehrendem untergrund
DE4025178A1 (de) 1990-08-08 1992-02-13 Weidmueller C A Gmbh Co Schutzanordnung fuer messer
NL1009671C2 (nl) * 1997-07-17 1999-01-19 Voorbij Groep Bv Werkwijze en inrichting voor het in de grond aanbrengen van een bak.

Patent Citations (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR761399A (fr) * 1932-10-01 1934-03-17 Procédé pour faire des trous dans le sol en utilisant un liquide de chasse
US2678540A (en) * 1950-03-11 1954-05-18 Lorenz Hans Process for the production and sinking of caissons of any desired shape
EP1109988B1 (en) 1999-07-02 2004-02-25 Heerema Holding Construction Inc. Jet excavating device
DE20310992U1 (de) * 2003-07-17 2003-11-13 Linhart Jiri Fundament

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
CN109989439A (zh) * 2019-05-13 2019-07-09 江苏徐工工程机械研究院有限公司 摆齿机构、铣轮组件及用于连续墙施工的铣槽机
CN109989439B (zh) * 2019-05-13 2023-12-08 江苏徐工工程机械研究院有限公司 摆齿机构、铣轮组件及用于连续墙施工的铣槽机

Also Published As

Publication number Publication date
US20060086011A1 (en) 2006-04-27
US7399143B2 (en) 2008-07-15
EP1598482A1 (en) 2005-11-23

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CN106351242B (zh) 一种深水大流速裸露高强度陡岩海域钢栈桥及其施工方法
JP5774158B2 (ja) 水沈した支持構体の設置
CA2728430C (en) Support structure for use in the offshore wind farm industry
US9567720B2 (en) Offshore platform for a marine environment
KR102033794B1 (ko) 해상 풍력 터빈용 토대, 그 해상 풍력 터빈 및 그 설치 방법
JP6010070B2 (ja) 既設水中構造物の仮締切り工法
US7399143B2 (en) Method for making a channel in the ground, excavating device for making a channel in the ground, assembly comprising an excavating device and a construction element
AU2009289381A1 (en) Offshore station, foundation for an offshore station, and method for building an offshore station
EP2952633B1 (en) Method of installation of an offshore wind turbine tower, with pile-based foundations, and equipment for implementing said method
EP3222783A1 (en) Floating marine structure with suction piles
EP1881113A2 (en) Suction arrangement for an anchorage in the seabed and method of operation
WO2010143976A2 (en) A foundation, a method of manufacturing the foundation, and a method of installing the foundation on a seabed
KR20170080051A (ko) 조류발전 지지구조 시스템
AU2012313196B2 (en) Partially floating marine platform for offshore wind-power, bridges and marine buildings, and construction method
JP4260448B2 (ja) 水中立坑と横坑との連結方法及び坑構造
KR101680794B1 (ko) 우물통 시공용 기초구조물 및 이를 이용하는 우물통 시공방법
RU159247U1 (ru) Конструкция опорной части морской стационарной платформы на шельфе морей
JP4505841B2 (ja) 井筒基礎を使用した橋脚躯体の構築方法
KR101705945B1 (ko) 수중 가물막이 시공방법
JP3427022B2 (ja) 立坑の構築方法
KR20110024767A (ko) 수중 교각 시공장치 및 이를 이용한 교각 시공방법
JP3579104B2 (ja) 構造物の埋設方法
KR101134025B1 (ko) 우물통 기초 공법
KR100884050B1 (ko) 강재 폰툰을 이용한 교량용 우물통 기초 시공 방법
EP2931978B1 (en) Method and assembly for providing a foundation structure for an on-water installation

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20101201