NL1026191C2

NL1026191C2 - Houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads.

Info

Publication number: NL1026191C2
Application number: NL1026191A
Authority: NL
Inventors: Frank Fulgoni; Hans-Josef Gerke
Original assignee: Severin Elektrogerote Gmbh
Priority date: 2003-05-13
Filing date: 2004-05-13
Publication date: 2005-03-21
Also published as: US7234390B2; FI20045151A; NO330649B1; ITMI20032518A1; NO20034947L; DE20307397U1; NO20034947D0; NL1026191A1; FI20045151A0; DE20315193U1; FR2854783A1; ITMI20032517A1; FR2854783B1; US20050005774A1; CH696960A5

Description

# *

Korte aanduiding: Houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads.

De uitvinding heeft betrekking op een houder voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads of voor filtreerpapier waarop de gemalen koffie wordt aangebracht, om in een koffiemachine voor het bereiden van koffie te zetten, waarbij de houder is uitgevoerd in de 5 vorm van een vlakke kom met aan de open zijde een radiaal naar buiten uitstekende oplegflens en in zijn bodem ten minste één uitstroom-opening bezit.

Een dergelijke houder is bijvoorbeeld uit NL 1007171 C bekend. Dergelijke houders worden in overeenkomstige insteekopeningen van 10 koffiemachines geplaatst, waarbij gewoonlijk in de houder kussenvormige pads worden gelegd, die met gemalen koffie zijn gevuld. De kamer, waarin de houder met de pad wordt gelegd, wordt dan gesloten en de koffie wordt gezet, waarbij heet water onder een geringe overdruk van 1,5 tot 2 bar wordt aangevoerd en door de pad heen wordt 15 geperst. Onder de uitstroomopening van de pads wordt meestal direct een kop of dergelijke geplaatst, waarin de koffiedrank wordt opgevangen .

Vanuit de gebruiker is het gewenst, dat net als bij espressomachines een koffiedrank wordt geproduceerd, waarbij een cremalaag op 20 de koffie wordt gevormd. Dit is met de gebruikelijke houders niet of onvoldoende mogelijk. Overigens bestaat er een behoefte om een dergelijke houder op een eenvoudige manier te kunnen schoonmaken.

In de stand der techniek is een uitvoering bekend waarbij in de bodem van de komvormige houder groeven zijn voorzien, die stervormig 25 naar een uitlaat gericht zijn, zodat de pad, die in de houder wordt gelegd, weliswaar op de bodem ligt, maar toch tussen de bodem en de pad door de groeven uitlekgoten zijn gevormd, waardoor het filtraat naar de uitlekopening van de houder wordt gevoerd en daar kan worden afgegeven. Een dergelijke inrichting is vervaardigingtechnisch kost-30 baar en in gebruik nadelig, terwijl de reiniging van de houder uiterst moeilijk is. In het bijzonder is het mogelijk, dat de groeven door kalkafzettingen of door andere bestanddelen vollopen, zodat de functie niet gewaarborgd is. Bovendien is bij een dergelijke uitvoering de vorming van een cremalaag niet te bereiken of ontoereikend.

102f>1 91 '

-2 - I

Uitgaand van deze stand der techniek ligt aan de uitvinding het I

doel ten grondslag, een houder van het aan het begin genoemde type te I

verschaffen, die uiterst goed kan functioneren, eenvoudig en tegen I

gunstige kosten te vervaardigen is, gemakkelijk te reinigen is en I

5 waarbij de vorming van een cremalaag in toereikende mate wordt I

bereikt. I

Voor het bereiken van dit doel wordt voorgesteld, dat de uit- I

stroomopening van een netvormig, roostervormig of vlechtwerkvormig I

element is voorzien. I

10 Door deze uitvoering wordt de vorming van de cremalaag bevor- I

derd, omdat het uitstromende filtraat door de netvormige, rooster- I

vormige of vlechtwerkvormige uitvoering van het element met lucht I

wordt verrijkt en tot schuimvorming wordt aangespoord. I

Hierbij is ondanks deze uitvoering de reiniging eenvoudig uit I

15 te voeren en een niet dure oplossing ter beschikking gesteld. I

Bij voorkeur is er daarbij in voorzien, dat het element uit een I

metaalvlechtwerk bestaat, I

Het metaalvlechtwerk kan bijvoorbeeld uit nikkelvrij materiaal, I

bijvoorbeeld roestvrij staal, of ook uit metaaldraad voorzien van een I

20 roestvrijstalen laag vervaardigd zijn. I

Bij voorkeur is er bovendien in voorzien, dat op de uitstroom- I

opening een vanaf de onderzijde van de bodem naar buiten uitstekende I

kraag aansluit, waarin of waaraan het element wordt vastgehouden. I

Een verdere uitvoeringsvorm, die als zelfstandig beschermbaar I

25 wordt beschouwd, maar die ook in combinatie met de voorgenoemde ken- I

merken de voorkeur verdient, voorziet erin, dat onder de ten minste I

ene uitstroomopening een stootplaat op afstand van de uitstroom- I

opening is aangebracht. I

Ook deze uitvoeringsvorm dient ter bevordering van de vorming I

30 van een cremalaag op het uitstromende filtraat. I

Met bijzondere voorkeur is er daarbij in voorzien, dat op de I

stootplaat een scherm aansluit dat bestaat uit netvormig, roostervor- I

mig of vlechtwerkvormig materiaal, in het bijzonder metaalvlechtwerk, I

of dat de stootplaat wordt gevormd door een dergelijk scherm, dat een I

35 afdruipgebied voor vloeibare en een afglijdelement voor schuimvor- I

mende bestanddelen vormt, die van de rand van het scherm afglijden en I

op de afgedropen vloeistof glijden. I

Hierdoor wordt de schuimvorming en de vorming van een cremalaag I

in het bijzonder bevorderd. Het uitstromende filtraat treft ten min- I

40 ste de stootplaat, of het roostervormige materiaal, waarbij dan het I

1026191 I

9 « - 3 - vloeibare bestanddeel door het aansluitende netvormige, roostervormige of vlechtwerkvormige materiaal heen treedt, terwijl het schuim-vormige filtraat van het bovenvak van het scherm afglijdt en overeenkomstig de naar onder wijzende welving van het scherm naar de zich' 5 daaronder bevindende houder afglijdt, waarbij de schuimlaag zoveel mogelijk ongestoord op het oppervlak van de zich daar bevindende vloeistof wordt neergelegd.

Een verdere als zelfstandig inventief beschouwde uitvoering die echter in het bijzonder ook in combinatie met de voorgenoemde kenmer-10 ken voordelig is, voorziet erin dat in de kom boven de bodem steun-ribben zijn aangebracht waarop de pad gelegd kan worden.

Door de steunribben wordt bereikt dat onder de pads een holle ruimte ter beschikking staat, zodat de vloeistof als filtraat aan de onderzijde van de pad kan uittreden en dan op de bodem van de kom 15 verzameld wordt en door de uitstroomopening heen geleid wordt. De gelijkmatige bevochtiging van de pads door het opgebrachte water wordt daardoor eveneens gewaarborgd.

Bij voorkeur is er daarbij in voorzien, dat de steunribben zich in radiale richting uitstrekken.

20 Voor verstevigingsdoeleinden is erin voorzien, dat de steunrib ben door een buitenring zijn verbonden.

Om de reiniging te vereenvoudigen is erin voorzien, dat de steunribben losneembaar aan de kom zijn aangebracht.

Voor een goede weggeleiding van het filtraat is erin voorzien, 25 dat de bodem van de kom trechtervormig naar beneden toe in de richting van de ten minste ene uitstroomopening schuin staat.

Opdat het filtraat niet door de steunribben verhinderd wordt, wanneer het naar de uitstroomopening vloeit, is erin voorzien, dat tussen de steunribben en de bodem een afstandspleet is gevormd.

30 Bovendien is erin voorzien, dat de oplegflens nabij de aanslui tende komwand een rondlopend verdiept gedeelte bezit, waar een rondlopende randstrook van de pads verzonken in gelegd kan worden.

Hierdoor is het mogelijk, de houder met de pad in een overeenkomstige koffiemachine in te brengen en dan de koffiezetkop te 35 sluiten zodat deze afdichtend op de oplegflens ligt, zonder dat de randstrook van de pads de afdichting van de inrichting van de houder verstoort.

Een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld is in de tekening getoond en hierna nader beschreven.

10261 91 'i

- 4 - I

Getoond is in: I

fig. 1 een houder volgens de uitvinding in bovenaanzicht; I

fig. 2 dezelfde houder van fig. 1 in doorsnede II/II. I

In de tekening is een houder 1 voor met gemalen koffie gevulde I

5 kussenvormige pads 2 getoond om in een koffiemachine voor het berei- I

den van koffie te zetten. De vorm van de pads 2 kan naar keuze zijn I

en is niet beperkt tot de in de tekening getoonde vorm. De houder 1 I

is als vlakke komvorm met aan de open zijde een radiaal naar buiten I

uitstekende oplegflens 3 uitgevoerd. In de bodem van de houder 1 zijn I

10 uit het midden drie uitstroomopeningen 4 voorzien. Deze uitstroomope- I

ningen 4 zijn van een netvormig, roostervormig of vlechtwerkvormig I

element voorzien, bij voorkeur van een metaalvlechtwerk. Op deze uit- I

stroomopeningen 4 sluit een vanaf de onderzijde van de bodem naar I

buiten uitstekende kraag 5 aan. In de kraag of aan de kraag kan het I

15 roostervormige element zijn aangebracht en bevestigd, in het bijzon- I

der aan het vrije einde van de kraag. I

In de kom, die de houder 1 vormt, is op de bodem een groep I

steunribben 6 voorzien, waarop de pad 2 gelegd kan worden. De steun- I

ribben 6 strekken zich in radiale richting uit en zijn aan de buiten- I

20 zijde rondom door een buitenring 7 met elkaar verbonden. Bij voorkeur I

is deze eenheid, bestaande uit de steunribben 6 en de omloopring 7, I

losneembaar in de kom aangebracht, zodat dit deel uitgenomen kan I

worden om schoon te maken. I

De bodem van de kom is trechtervormig naar beneden toe uitge- I

25 voerd, zoals bij 8 is aangegeven. Daarbij is tussen de steunribben 6 I

en de bodem een afstandspleet gevormd, zodat het filtraat goed naar I

de uitstroomopeningen 4 kan aflopen en een gelijkmatige doordringing I

van de pads 2 met water kan volgen. I

De oplegflens 3 bezit nabij de aansluitende komwand een rondlo- I

30 pend verdiept gedeelte 9, waarin een randstrook 10 van de pads 2 ver- I

zonken in gelegd kan worden, zodat deze de afdichting binnenin de I

koffiemachine wanneer deze in bedrijf is niet beïnvloedt. I

De uitvinding is niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld, I

maar in het kader van hetgeen is geopenbaard op vele wijzen te varië- I

35 ren. I

1026191 1 I

Claims

1. Houder (1) voor met gemalen koffie gevulde kussenvormige pads (2) of voor filtreerpapier waarop de gemalen koffie wordt aangebracht, om in een koffiemachine voor het bereiden van koffie te zetten, waarbij de houder (1) is uitgevoerd in de vorm van een vlakke 5 kom met aan de open zijde een radiaal naar buiten uitstekende opleg-flens (3) en in zijn bodem ten minste één uitstroomopening (4) bezit, met het kenmerk, dat de uitstroomopening (4) is voorzien van een net-vormig, roostervormig of vlechtwerkvormig element.

2. Houder volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het ele-10 ment uit een metaalvlechtwerk bestaat.

3. Houder volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat op de uitstroomopening (4) een vanaf de onderzijde van de bodem naar buiten uitstekende kraag (5) aansluit, waarin of waaraan het element wordt vastgehouden.

4. Houder volgens de aanhef van conclusie 1, in het bijzonder volgens een van de conclusies 1-3, met het kenmerk, dat onder de ten minste ene uitstroomopening (4) een stootplaat op afstand van de uitstroomopening (4) is aangebracht.

5. Houder volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat op de 20 stootplaat een scherm aansluit dat bestaat uit netvormig, roostervormig of vlechtwerkvormig materiaal, in het bijzonder metaalvlechtwerk, of dat de stootplaat wordt gevormd door een dergelijk scherm, dat een afdruipgebied voor vloeibare en een afglijdelement voor schuimvor-mende bestanddelen vormt, die van de rand van het scherm afglijden en 25 op de afgedropen vloeistof glijden.

6. I

6. Houder volgens de aanhef van conclusie 1, in het bijzonder volgens een van de conclusies 1-5, met het kenmerk, dat in de kom boven de bodem steunribben (6) zijn aangebracht waarop de pad (2) gelegd kan worden.

7. Houder volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de steun ribben (6) zich in radiale richting uitstrekken.

8. Houder volgens een van de conclusies 6 of 7, met het kenmerk, dat de steunribben (6) door een buitenring (7) zijn verbonden.

9. Houder volgens een van de conclusies 6-8, met het kenmerk, 35 dat de steunribben (6) losneembaar aan de kom zijn aangebracht. 1026191

10. Houder volgens een van de conclusies 6-9, met het kenmerk, I dat de bodem van de kom trechtervormig naar beneden toe in de rich- I ting van de ten minste ene uitstroomopening (4) schuin staat. I

11. Houder volgens een van de conclusies 6-10, met het ken- I 5 merk, dat tussen de steunribben (6) en de bodem een afstandspleet (8) I is gevormd. I

12. Houder volgens een van de conclusies 1-11, met het kenmerk, I dat de oplegflens (3) nabij de aansluitende komwand een rondlopend I verdiept gedeelte (9) bezit, waar een rondlopende randstrook van de I 10 pads (2) verzonken in gelegd kan worden. I 10261 91 " I