NL1025755C2 - Aanhanger met pendelassen en centrale uitsparing. - Google Patents

Description

AANHANGER MET PENDELASSEN EN CENTRALE UITSPARING

De uitvinding heeft betrekking op een aanhanger, omvattende een chassis en een onderstel, dat een of meer aslijnen vertoont, waarbij elke aslijn ten minste twee aan weerszijden van de aanhanger geplaatste wielstellen omvat.

5 Een dergelijke aanhanger is in vele varianten bekend.

Zo wordt door aanvraagster onder de naam "Eurodieplader" een aanhanger op de markt gebracht van het type dat aangeduid wordt als dieplader. Een dergelijke dieplader vertoont een voorste deel dat gekoppeld kan worden 10 aan een trekkend voertuig, een daarop aansluitende, relatief laaggelegen laadvloer en een achterste chassisdeel, dat ten opzichte van de laadvloer weer verhoogd is, en waaraan het uit een of meer aslijnen - overigens met enkele wielen in plaats van wielstellen - bestaande onderstel bevestigd is.

15 Het voorste deel kan de vorm hebben van een zwanenhals, die opgelegd kan worden op een koppelschotel van de trekker. Eventueel kan het voorste deel van een dergelijke dieplader ook voorzien zijn van een aantal aslijnen.

Het totale aantal aslijnen van de aanhanger wordt 20 bepaald door het te verwachten gewicht van de te vervoeren lading en de maximaal toelaatbare aslast, die enerzijds constructief en daarnaast ook wettelijk bepaald is. Bij aanhangers met enkele assen is de maximale aslast die wettelijk toegestaan in de meeste landen lager dan uit 25 constructief oogpunt mogelijk zou zijn. Het zal duidelijk zijn dat bij een groter aantal aslijnen de lengte, het gewicht, de complexiteit en de kosten van de aanhanger toenemen.

1025755

I 2 I

I Diepladers worden vaak gebruikt voor het vervoer van I

I zwaar materieel, bijvoorbeeld bulldozers, graafmachines, I

I hijskranen en dergelijke. Met name voor het transport van I

I graafmachines is het daarbij een voordeel, wanneer het I

I 5 achterste chassisdeel een centrale uitsparing vertoont, I

waarin de graafarm kan komen te rusten. Hierdoor wordt de I

I totale hoogte van de lading op de aanhanger verminderd, I

I hetgeen van belang is bij het passeren van viaducten, I

I bovenleidingen en dergelijke, zonder dat de lengte daarvan I

I 10 veel hoeft toe te nemen. I

I Uit het Europese octrooischrift 1 122 151 is een I

I dieplader bekend die een aantal aslijnen vertoont met telkens I

I twee aan weerszijden geplaatste wielstellen waarbij gebruik I

I gemaakt wordt van een onafhankelijke wielophanging. I

I 15 Tussen de wielstellen is een ruimte bepaald voor het I

I opnemen van een telescopisch uitschuifbare centrale ligger. I

I Deze ruimte lijkt aan de bovenzijde open te zijn, hoewel I

I daarover in het octrooischrift verder niets gezegd wordt. I

I De uitvinding heeft nu tot doel een relatief compacte I

I 20 aanhanger te verschaffen, die toch - in termen van zowel I

I gewicht als volume - een groot laadvermogen vertoont. Volgens I

I de uitvinding wordt dit bereikt door een aanhanger die I

I voorzien is van een chassis en een onderstel,, dat een of meer I

I aslijnen vertoont, waarbij elke aslijn ten minste twee aan I

I 25 weerszijden van de aanhanger geplaatste wielstellen met I

I pendelassen omvat, en waarbij het chassis ter plaatse van het I

I onderstel een in langsrichting verlopende, aan de bovenzijde I

I open, centrale uitsparing vertoont, die zich zowel in langs- I

I als in hoogterichting althans ten dele uitstrekt tussen de I

I 30 tegenover elkaar gelegen wielstellen van een of meer van de I

I aslijnen. Door gebruik te maken van een onderstel met I

I pendelassen, kan zowel in vergelijking met een aanhanger met I

I enkele assen, die zich over de gehele breedte van de I

I 1025755 3 aanhanger uitstrekken, als in vergelijking met een aanhanger met onafhankelijke wielophanging, een hogere aslast bereikt worden. Afhankelijk van de wettelijke voorschriften kan het verschil oplopen tot enkele tientallen procenten. Dit 5 betekent dat de aanhanger volgens de uitvinding met bijvoorbeeld vier aslijnen nagenoeg dezelfde lading zou kunnen dragen als een conventionele aanhanger van dit type met vijf enkele assen. Hierdoor kan dus de bouwlengte van de aanhanger beperkt blijven. Daarnaast kan door de aanwezigheid 10 van de centrale uitsparing de hoogte van de lading op de aanhanger worden beperkt.

Opgemerkt wordt, dat aanhangers met pendelas-wielstellen op zichzelf bekend zijn. Bij deze bekende aanhangers is echter nauwelijks ruimte voor een centrale 15 uitsparing als gevolg van de breedte van de pendelas-wielstellen.

Weliswaar brengen zowel de Duitse firma Goldhofer als de Franse firma Nicolas reeds enkele jaren diepladers op de markt die voorzien zijn van pendelas-wielstellen en een 20 centrale uitsparing, maar daarbij heeft de centrale uitsparing een zo geringe diepte, dat de bodem daarvan boven een denkbeeldig vlak door de bovenzijde van de wielen gelegen is, wanneer de dieplader op de gebruikelijke rijhoogte staat. Hierdoor wordt gewaarborgd dat ook bij het rijden van 25 bochten, wanneer de wielstellen meesturen, de wielen vrij blijven van de bodem van de centrale uitsparing.

Bij voorkeur vertoont het chassis een verlaagd middendeel voor het dragen van een lading, alsmede een ten opzichte daarvan verhoogd einddeel waaraan het onderstel 30 opgehangen is, en waarin zich de uitsparing bevindt, welke in hoofdzaak op hetzelfde niveau gelegen is als het de lading dragende chassisdeel. Zo wordt een dieplader met pendelassen 1025755

4 I

verkregen waarvan de laadvloer zich als het ware uitstrekt I

tussen de wielen. I

Een sterke, stijve en constructief eenvoudige I

aanhanger wordt verkregen, wanneer de centrale uitsparing I

5 bepaald wordt door een U-vormige profielbalk, met een bodem I

en opstaande zijwanden, die zich uitstrekt tussen de I

tegenover elkaar gelegen wielstellen. Daarbij kan met I

voordeel de bodem zich in rijdende toestand van de aanhanger I

nagenoeg op het niveau van de assen van de wielstellen I

10 bevinden. I

Om het deel van de aanhanger waar zich de uitsparing I

bevindt verder te versterken, is bij voorkeur onder de I

uitsparing een kokerchassisbalk aangebracht, die zich I

uitstrekt tot het middendeel van het chassis. I

15 Teneinde de op de aanhanger te vervoeren lading, met I

name zelfrijdende lading zoals zwaar materieel, vanaf de I

achterzijde op de aanhanger te kunnen laden, zijn de I

zijwanden bij voorkeur verbonden met zich boven de I

wielstellen uitstrekkende, dragende chassisdelen, en zijn I

20 tussen de kokervormige chassisbalk en deze dragende I

chassisdelen steunorganen aangebracht. I

Elk wielstel kan een in hoofdzaak in langsrichting I

verlopende pendelas en twee aan weerszijden daarvan I

aangebrachte wielen omvatten, waarbij de ruimte tussen de I

25 wielen bij voorkeur kleiner is dan twee maal de breedte van I

elk wiel. Bij voorkeur is de ruimte tussen de wielen kleiner I

dan 1,5 maal de breedte van elk wiel, en nog meer bij I

voorkeur zelfs kleiner dan de breedte van elk wiel. Door I

gebruik te maken van pendelas-wielstellen met een zodanig I

30 beperkte breedte, kan een relatief grote ruimte tussen de I

linker en rechter wielstellen worden vrijgemaakt voor de I

centrale uitsparing. I

1025755 I

5

Wanneer elk wielstel ten minste één tussen de wielen daarvan geplaatste remcilinder omvat, komt de ruimte tussen de wielen bij voorkeur in hoofdzaak overeen met de diameter van de ten minste ene remcilinder. Zo wordt optimaal gebruik 5 gemaakt van de beschikbare ruimte voor het onderbrengen van delen van het onderstel.

Bij voorkeur vertoont elk wiel een in hoofdzaak in zijn vlak gelegen wielnaaf. Door toepassing van dergelijke vlakke wielnaven, in plaats van de meestal gebruikte bolle, 10 uitstekende naven, wordt de voor onderdelen beschikbare ruimte tussen de wielen van elk wielstel gemaximaliseerd.

Teneinde de manoeuvreerbaarheid van de aanhanger te verbeteren, is bij voorkeur althans een deel van de wielstellen bestuurbaar. Daarbij is dan met voordeel elk 15 wielstel opgehangen aan een draaielement, dat zwenkbaar gelagerd is in het zich boven het wielstel uitstrekkende chassisdeel. Door het draaielement in het chassis te lageren, in plaats van daaronder, wordt de bouwhoogte van de aanhanger geminimaliseerd.

20 Voor een optimale controle van de stuurbewegingen zijn althans een deel van de wielstellen aan weerszijden van de aanhanger mechanisch met elkaar verbonden door middel van een stuurelement, dat zich in de nabijheid van een bodem van de uitsparing uitstrekt in dwarsrichting van het voertuig.

25 Het stuurelement vormt door zijn plaatsing nabij de bodem van de uitsparing geen belemmering voor het beladen van de aanhanger.

Teneinde de aanhanger te kunnen laten in- en uitveren, zowel tijdens het normale gebruik als tijdens het 30 beladen daarvan, is bij voorkeur elk wielstel opgehangen aan ten minste één draagarm, die scharnierbaar is om een in hoofdzaak horizontale as. Daarbij is met voordeel tussen de 1025755

I 6 I

I draagarm en het chassis tenminste één veer/demper-eenheid I

I aangebracht. I

I Een zeer compacte bestuurbare wielophanging wordt I

I verkregen, wanneer de tenminste ene draagarm en de tenminste I

I 5 ene veer/demper-eenheid zijn bevestigd aan het draaielement. I

I De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een I

I aantal voorbeelden, waarbij wordt verwezen naar de I

I bijgevoegde tekening, waarin: I

I Fig. 1 een zijaanzicht toont van de aanhanger volgens I

I 10 een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding met een daarop I

I geplaatste graafmachine, I

I Fig. 2 een met fig. 1 overeenkomend aanzicht is van I

I de aanhanger in onbeladen toestand, I

I Fig. 3 een met fig. 2 overeenkomend aanzicht is van I

I 15 de aanhanger in ingeschoven toestand, I

I Fig. 4 en 5 in meer detail een bovenaanzicht, I

I respectievelijk een zijaanzicht tonen van een tweede I

I uitvoeringsvorm van de aanhanger volgens de uitvinding, die I

I twee in plaats van drie wiellijnen vertoont, I

I 20 Fig. 6 een achteraanzicht is van de aanhanger van I

I fig. 4 en 5, waarbij het achterbord is weggelaten, I

I Fig. 7 een perspectivisch bovenaanzicht is van het I

I achterste deel van een derde uitvoeringsvorm van de aanhanger I

I volgens de uitvinding, waarbij een deel van de bekleding is I

I 25 weggelaten, I

I Fig. 8 en 9 perspectivische onderaanzichten zijn uit I

I verschillende hoeken van het in fig. 7 getoonde deel van de I

I aanhanger, I

I Fig. 10 en 11 een perspectivisch bovenaanzicht, I

I 30 respectievelijk onderaanzicht tonen van een wielstel van de I

I aanhanger volgens de uitvinding, waarbij een wiel is I

I weggelaten, en I

I 1025755 I

7

Fig. 12 een zijaanzicht is van het wielstel van fig. 10 en 11, waarbij naast een wiel ook een bijbehorende naaf is weggelaten.

Een aanhanger 1 (fig. 1) omvat een chassis 2 en een 5 onderstel 3. De aanhanger 1 is in het getoonde voorbeeld uitgevoerd als dieplader. Het chassis 2 vertoont daarbij van voor naar achter beschouwd een zwanenhals 4, een verlaagd deel 5 voor het dragen van een lading, en een weer verhoogd deel 6 waaraan het onderstel 3 is opgehangen. De zwanenhals 4 10 is voorzien van middelen 7 voor het koppelen van de aanhanger aan een (hier niet getoond) trekkend voertuig.

Het onderstel 3 omvat een aantal, hier drie, aslijnen 8, die elk bestaan uit twee wielstellen 9 aan weerszijden van het aanhangerchassis 2. De wielstellen 9 zijn volgens de 15 uitvinding uitgevoerd met pendelassen 10. In het verhoogde chassisdeel 6 is volgens de uitvinding een centrale uitsparing 11 gevormd, die zich in langsrichting uitstrekt tussen de wielstellen 9 van de drie aslijnen 8, tot aan de achterzijde van het chassis 2 (fig. 4).

20 De centrale uitsparing 11 wordt in het getoonde voorbeeld gevormd door een ü-vormige profielbalk, die aan de bovenzijde open is, en die een bodem 12 en opstaande zijwanden 13 vertoont (waarvan er hier slechts één is weergegeven). De bodem 12 van de uitsparing 11 bevindt zich 25 in de normale stand van de aanhanger 1, wanneer deze zich op de normale rijhoogte bevindt, ongeveer op het niveau van de assen 14 van de wielstellen 9 (fig. 6).

De zijwanden 13 van de kokerbalk sluiten aan de bovenzijde aan op horizontale chassisdelen 15, die zich boven 30 de wielstellen 9 uitstrekken. Deze chassisdelen 15 zijn dragend uitgevoerd, zodat daar bij het beladen van de aanhanger 1 overheen gereden kan worden. Daartoe zijn de horizontale chassisdelen 15 door middel van steunorganen 16 1025755

8 I

afgesteund op een kokervormige chassisbalk 17, die zich onder I

de uitsparing 11 bevindt en doorloopt onder het verlaagde I

chassisdeel 5. De steunorganen 16 bevinden zich daarbij voor I

en achter elk wielstel 9. I

5 De uitsparing 11 is bijvoorbeeld geschikt om de arm A I

van een op de aanhanger 1 te transporteren graafmachine E in I

te laten rusten, zodat de totale hoogte van de beladen I

aanhanger 1 minimaal wordt, en ook het zwaartepunt daarvan zo I

laag mogelijk komt te liggen. I

10 In het getoonde voorbeeld is het verlaagde, de lading I

dragende deel 5 van het chassis 2 enigszins bol uitgevoerd I

(fig. 2), zodat dit in beladen toestand vlak ligt, en de I

afstand tussen het chassis 2 en het wegdek R dus over de I

gehele lengte van de aanhanger 1 nagenoeg constant is. I

15 Daarnaast kan in het getoonde voorbeeld de aanhanger I

1 verlengd en ingekort worden, doordat het middelste I

chassisdeel 5 en/of het achterste chassisdeel 6 telescopisch I

zijn uitgevoerd. Zo kan de lengte van de aanhanger 1 in I

onbeladen toestand aanzienlijk worden beperkt (fig. 3), I

20 waardoor de handelbaarheid wordt verbeterd en het transport I

over de weg wordt vereenvoudigd. I

Het middelste, de lading dragende chassisdeel 5 kan I

voorzien zijn van vloerdelen 36, die losneembaar aan de I

zijkanten van de chassisbalk 17 bevestigd zijn. Deze I

25 vloerdelen 36 vormen samen met de chassisbalk 17 een I

laadvloer van de gewenste vorm en afmetingen. I

De wielstellen 9 zijn zoals gezegd pendelend I

uitgevoerd. Het wielstel 9 vertoont een aslichaam 18 (fig. I

10, 11), waarop twee wielnaven 19 met bijbehorende I

30 remtrommels bevestigd zijn. Op elke wielnaaf 19 is een wiel I

20, bestaande uit een velg 21 en een luchtband 22 bevestigd. I

In het midden van het aslichaam 18 bevindt zich een bus 23, I

die rond een cilindrisch einddeel 24 van een wieldraagarm 26 I

1025755 I

♦ 9 aangebracht is. Tussen de bus 23 en het einddeel 24 is een buisvormig rubberen torsielichaam 24 opgesloten (fig. 12). Door torsie van het buisvormige rubberen lichaam 24 kan het aslichaam 18 een pendelbeweging uitvoeren, zodat de wielen 20 5 van de wielstellen 9 aan weerszijden van de aanhanger 1 onder alle omstandigheden vlak op het wegdek R staan, ook wanneer dit bol of anderszins oneffen is (fig. 6).

Elke wieldraagarm 26 strekt zich in de normale rijtoestand in hoofdzaak horizontaal uit, en is met zijn 10 voorste uiteinde scharnierbaar om een horizontale as 27 bevestigd aan een gevorkt onderste uiteinde van een wielpoot 28, die zich nagenoeg verticaal uitstrekt. In het getoonde voorbeeld zijn de wielstellen 9 bestuurbaar uitgevoerd, en is het bovenste eind van de wielpoot 28 bevestigd aan een 15 draaischotel 29, die op zijn beurt zwenkbaar gelagerd is in het uitstekende, horizontale chassisdeel 15. Door gebruik te maken van draaischotels 29 die rechtstreeks aan de bovenplaat van het horizontale chassisdeel 15 gelagerd zijn, zonder tussenkomst van afzonderlijke versterkingsprofielen, wordt 20 een zeer compacte en lage constructie verkregen.

Tussen de draaischotel 29 en de wieldraagarm 26 is een veer/demper-eenheid 30 aangebracht, waardoor de bewegingen van het wielstel 9 in verticale richting tijdens het rijden kunnen worden gecontroleerd. Bovendien is elke 25 veer/demper-eenheid 30, die hydraulisch of pneumatisch kan zijn uitgevoerd, verbonden met een bijbehorend reservoir 31, waarin het betreffende werkmedium, dus hydraulische olie of lucht onder druk, is opgeslagen. Door het toevoeren van werkmedium vanuit het reservoir 31 naar de veer/demper-30 eenheid 30 kan deze worden uitgestoken. Voor het intrekken van de veer/demper-eenheid 30 wordt werkmedium vanuit deze eenheid 30 naar het reservoir 31 teruggevoerd (in het geval van een hydraulisch systeem), respectievelijk afgeblazen in 1 025 7 55

I

I 10 I

I de omgeving (bij een pneumatisch systeem) . Op deze wijze kan I

I dus de hoogte van de aanhanger 1 worden ingesteld. Dit is met I

name van belang voor het beladen van de aanhanger 1, waarvoor I

I het chassis 2 zo laag mogelijk boven het wegdek R wordt I

I 5 gebracht, maar wordt ook gebruikt om de rij hoogte van de I

I aanhanger 1 te variëren. I

I Teneinde een zo compact mogelijk onderstel 3 te I

I verkrijgen, zijn de reservoirs 31 voor het opslaan van I

I werkmedium voor het - in het getoonde voorbeeld pneumatisch I

10 uitgevoerde - remsysteem telkens tussen twee wielstellen 9 I

I tegen de chassisbalk 17 geplaatst, in de nabijheid van de I

I steunorganen 16 (fig. 8, 9). Op deze wijze worden de I

I stuurbewegingen van de wielstellen 9 niet gehinderd door de I

I reservoirs 31, terwijl de totale breedte van de aanhanger 1 I

I 15 toch minimaal blijft. Bij een hydraulisch remsysteem zou I

I overigens volstaan kunnen worden met een enkel, relatief I

klein reservoir, waarvan de plaatsing minder kritisch is. I

I Om binnen deze minimale breedte van de aanhanger 1 - I

I die bij voorkeur zo smal uitgevoerd wordt dat deze zonder I

20 speciale ontheffingen over de openbare weg mag rijden - toch I

I voldoende ruimte vrij te houden voor de centrale uitsparing I

I 11, zijn de wielstellen 9 aanzienlijk smaller uitgevoerd dan I

I conventionele wielstellen met pendelassen. Daartoe wordt I

I gebruik gemaakt van een relatief kort aslichaam 18, terwijl I

I 25 de wielnaven 19 zoveel mogelijk binnen de wielen 20 I

ondergebracht zijn (fig. 10, 11). De naar elkaar gerichte I

I eindvlakken van de wielnaven 19 van een wielstel 9 liggen elk I

I in hoofdzaak in het vlak van de wang van de betreffende band I

I 22. De ruimte tussen de wielen 20 van elk wielstel 9, die in I

I 30 het getoonde voorbeeld ongeveer overeenkomt met de breedte I

I van een wiel, is zo juist voldoende om daarin een remcilinder I

I 32 op te nemen (fig. 6). I

I 1025755 11

De wielstellen 9 zijn zoals gezegd bestuurbaar. Daartoe is een besturingssysteem aanwezig, dat bestaat uit stuurcilinders 33 aan weerszijden van de aanhanger 1, waarvan een uiteinde telkens bevestigd is nabij de zijrand 37 van het 5 horizontale chassisdeel 15 (fig. 6), terwijl het andere uiteinde met een van de draaischotels 29 verbonden is. Deze draaischotel 29 is met de overige draaischotels 29 aan de betreffende zijde van de aanhanger 1 verbonden door middel van (hier niet getoonde) stuurstangen. Op deze wijze worden 10 alle wielstellen 9 aan een zijde van de aanhanger 1 tegelijkertijd bestuurd door de stuurcilinder 33. Door een geschikte keuze van de lengte van de stuurstangen en hun aangrijpingspunten op de draaischotels 29 kan de verhouding tussen de verdraaiing van de verschillende wielstellen 9 15 worden ingesteld. Zo kan ervoor gezorgd worden, dat wielstellen 9 een grotere stuuruitslag vertonen, naarmate zij verder van de koppeling 7 met het trekkend voertuig gelegen zijn (fig. 8, 9).

Teneinde te waarborgen dat alle wielstellen 9 een 20 gevraagde stuurbeweging uitvoeren, ook wanneer een van de stuurcilinders 33 bijvoorbeeld zou falen, zijn de wielstellen 9 aan weerszijden van de aanhanger 1 met elkaar verbonden door een stuurverbindingsstang 34 (fig. 7). Deze verbindingsstang 34 loopt in dwarsrichting over de bodem 12 25 van de uitsparing 11, en is tegen beschadiging beschermd door een afdekkap 35. Door deze opstelling wordt de vrije ruimte in de uitsparing 11 nauwelijks beïnvloed.

De aanhanger 1 volgens de uitvinding maakt het op de hiervoor beschreven wijze mogelijk een relatief groot 30 draagvermogen per aslijn - als gevolg van de toepassing van pendelassen - te combineren met een efficiënte belading door de centrale uitsparing.

1025755

I 12 I

I Hoewel de uitvinding hiervoor is toegelicht aan de I

I hand van een aantal voorbeelden, zal het duidelijk zijn dat I

I deze op velerlei wijze kan worden gevarieerd. Zo kunnen I

minder dan twee of meer dan drie aslijnen gebruikt worden, I

I 5 terwijl ook aan de voorzijde van de aanhanger pendelassen I

gecombineerd kunnen worden met een uitsparing. Daarnaast kan I

I de uitvoering van de gebruikte wielstellen worden aangepast. I

Zo zouden in plaats van bestuurbare wielstellen voor een of I

I meer aslijnen ook vaste wielstellen gekozen kunnen worden. I

I 10 Ook zou in plaats van de getoonde uitvoering met I

(pneumatische) remcilinders tussen de wielen gekozen kunnen I

worden voor wielstellen met hydraulische cilinders, die in de I

I remtrommels ondergebracht zouden kunnen zijn. In dat geval I

zou de ruimte tussen de wielen van elk wielstel nog verder I

I 15 verkleind kunnen worden, tot ongeveer de breedte van de I

I wieldraagarm. I

De omvang van de uitvinding wordt dan ook uitsluitend I

I bepaald door de bijgevoegde conclusies. I

I 1025755

Claims (16)

1. Aanhanger, omvattende een chassis en een onderstel, dat een of meer aslijnen vertoont, waarbij elke aslijn ten minste twee aan weerszijden van de aanhanger geplaatste wielstellen met pendelassen omvat, en waarbij het 5 chassis ter plaatse van het onderstel een in langsrichting verlopende, aan de bovenzijde open, centrale uitsparing vertoont, die zich zowel in langs- als in hoogterichting althans ten dele uitstrekt tussen de tegenover elkaar gelegen wielstellen van een of meer van de aslijnen.

2. Aanhanger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het chassis een verlaagd middendeel vertoont voor het dragen van een lading, alsmede een ten opzichte daarvan verhoogd einddeel waaraan het onderstel opgehangen is, en waarin zich de uitsparing bevindt, welke in hoofdzaak op 15 hetzelfde niveau gelegen is als het de lading dragende chassisdeel.

3. Aanhanger volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de centrale uitsparing bepaald wordt door een U-vormige profielbalk, met een bodem en opstaande zijwanden, 20 die zich uitstrekt tussen de tegenover elkaar gelegen wielstellen.

4. Aanhanger volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de bodem zich in rijdende toestand van de aanhanger nagenoeg op het niveau van de assen van de wielstellen 25 bevindt.

5. Aanhanger volgens één der conclusies 2 tot 4, met het kenmerk, dat onder de uitsparing een kokervormige chassisbalk is aangebracht, die zich uitstrekt tot het middendeel van het chassis.

6. Aanhanger volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de zijwanden verbonden zijn met zich boven de wielstellen 1025755 I 14 I I uitstrekkende, dragende chassisdelen, en tussen de I I kokervormige chassisbalk en deze dragende chassisdelen I I steunorganen zijn aangebracht· I

7. Aanhanger volgens één der voorgaande conclusies, I I 5 met het kenmerk, dat elk wielstel een in hoofdzaak in I I langsrichting verlopende pendelas en twee aan weerszijden I I daarvan aangebrachte wielen omvat, en de ruimte tussen de I I wielen kleiner is dan twee maal de breedte van elk wiel. I

8. Aanhanger volgens conclusie 7, met het kenmerk, I I 10 dat de ruimte tussen de wielen kleiner is dan 1,5 maal de I I breedte van elk wiel, en bij voorkeur zelfs kleiner dan de I breedte van elk wiel. I

9. Aanhanger volgens conclusie 7 of 8, met het I I kenmerk, dat elk wielstel ten minste één tussen de wielen I I 15 daarvan geplaatste remcilinder omvat, en de ruimte tussen de I I wielen in hoofdzaak overeenkomt met de diameter van de ten I I minste ene remcilinder. I

10. Aanhanger volgens één der conclusies 7 tot 9, met I I het kenmerk, dat elk wiel een in hoofdzaak in zijn vlak I I 20 gelegen wielnaaf vertoont. I

11. Aanhanger volgens één der voorgaande conclusies, I I met het kenmerk, dat althans een deel van de wielstellen I I bestuurbaar is. I

12. Aanhanger volgens conclusie 11, met het kenmerk, I I 25 dat elk bestuurbaar wielstel is opgehangen aan een I I draaielement, dat zwenkbaar gelagerd is in het zich boven het I I wielstel uitstrekkende chassisdeel. I

13. Aanhanger volgens conclusie 11 of 12, met het I I kenmerk, dat althans een deel van de wielstellen aan I I 30 weerszijden van de aanhanger mechanisch met elkaar zijn I I verbonden door middel van een stuurelement, dat zich in de I I nabijheid van de bodem van de uitsparing uitstrekt in I I dwarsrichting van het voertuig. I I 1025755 » 4

14. Aanhanger volgens één der voorgaande conclusies/ met het kenmerk, dat elk wielstel is opgehangen aan ten minste één draagarm, die scharnierbaar is om een in hoofdzaak horizontale as.

15. Aanhanger volgens conclusie 14, met het kenmerk, dat tussen de draagarm en het chassis tenminste één veer/demper-eenheid is aangebracht.

16. Aanhanger volgens conclusies, 12, 14 en 15, met het kenmerk, dat de tenminste ene draagarm en de tenminste 10 ene veer/demper-eenheid zijn bevestigd aan het draaielement. 1025755