NL1025754C2 - Inrichting voor het nauwkeurig positioneren van een object op een frame. - Google Patents

Description

Inrichting voor het nauwkeurig positioneren van een object op een frame 5 De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het positioneren van een object in een opening van een frame in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in de richting van het vlak van het frame (vlak X-Y).

Een dergelijke inrichting is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift US-A-5,646,658. Daarbij worden de buitenoppervlakken van een inkt cartridge tegen een specifiek 10 oppervlak van een frame gedrukt, waarbij door middel van veren, welke zich bevinden op tegenover elkaar liggende oppervlakken van het frame, de inkt cartridge op het frame gedrukt wordt in richtingen loodrecht op het frame en in lengte richting van de cartridge. Door middel van afstandbusjes en stelschroeven, welke zich in lichtingen parallel aan het frame en loodrecht op de lengte richting van de cartridge uitstrekken, 15 kan de cartridge worden uitgelijnd.

Nadeel van deze inrichting is dat een veelvoud aan handelingen moet worden uitgevoerd door een eindgebruiker, immers slechts na plaatsing van de cartridge tussen een eerste veer en het frame, een tweede veer geplaatst kan worden op het frame, welke aan tegenoverliggende zijde van de eerste veer is gepositioneerd. Na het 20 aanbrengen van de tweede veer moeten tenminste drie schroeven worden vastgedraaid om de cartridge in Y-richting uit te lijnen.

Doei van de uitvinding is een inrichting te verkrijgen welke aan de nadelen van de stand van de techniek tegemoet komt

Hiertoe is een inrichting volgens de aanhef uitgevonden, waarbij het object aan een 25 eerste zijde een eerste bolsegment omvat en aan een tweede zijde, welke zich aan de overzijde van de eerste zijde bevindt een tweede bolsegment en het frame dat tenminste een positioneringsmiddel omvat welke na plaatsing van het object een kracht met een component in radiale en tangentiêle richting, uitoefent op het object ter plaatse van het eerste bolsegment waarbij de tangentiêle component een minimum 30 bereikt in de situatie waarbij het object zich in de vooraf bepaalde positie bevindt, en een uitsparing waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

Door middel van deze uitvinding kan een uitwisselbaar plaatsen object initieel onnauwkeurig worden aangebracht in een met positioneringsmiddelen voorzien frame. 35 Na plaatsen van het object kunnen de positioneringsmiddelen een kracht op het object uitoefenen, zodanig dat het object nauwkeurig naar de vooraf bepaalde positie wordt 1025754 bewogen. Ter plaatse van deze positie zal de kracht in bewegingsrichting haar minimum bereiken en zullen de positioneringsmiddelen het object nauwkeurig in deze poeitie houden.

2

Het zal duidelijk zijn dat volgens deze gedachte, de positioneringsmiddelen ook op het 5 te positioneren object kunnen zijn aangebracht. Dit kan worden toegepast in een alternatieve uitvoeringsvorm waarbij het frame aan een eerste zijde een eerste bolsegment omvat en een tweede bolsegment aan een tweede zijde, liggende tegenover de eerste zijde en het object dat een positioneringsmiddel omvat, welke na plaatsing van het object een kracht, met een component in radiale en tangentiöle 10 richting, uitoefent op het object ter plaatse van het eerste bolsegment, waarbij de tangentiële component een minimum bereikt in de situatie waarbij het object zich in de vooraf bepaalde positie bevindt, en een uitsparing, waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

In een andere uitvoeringsvorm is het frame voorzien van hulpmiddelen om de 15 beweging van het object in hoogte richting (Z-richting) te voorkomen. Hierdoor kan het object na positioneren ook in dynamische omgevingen niet los geraken van het frame en wordt mechanische stabiliteit bereikt

In een uitvoeringsvorm is het positioneringsmiddel een veerachtig element zoals een gebogen bladveer. Deze kan een kracht leveren tegengesteld aan de richting van 20 de afwijking, waardoor de veer een kracht levert in de richting die nodig is om het object naar de vooraf bepaalde positie te bewegen. Een gebogen bladveer heeft de bijkomende eigenschap dat deze naast de richtende kracht, zoals hierboven beschreven tevens een kracht kan leveren die het object in de uitsparing van het frame kan drukken.

25 Een nadere uitvoeringsvorm van deze uitvinding is uitgevoerd met een symmetrisch gevormde, gebogen bladveer welke meer dan een halve cirkelboog omsluit. Door de keuze voor een symmetrische bladveer zal de richtende kracht steeds richting de vooraf bepaalde evenwichtsstand van deze veer staan. Door een keuze voor een gebogen bladveer die meer dan een halve cirkelboog omsluit kan bij scheefstand 30 na inbrengen van het object een naar de vooraf bepaalde positie corrigerende beweging tot stand komen.

In een uitvoeringsvorm van de huidige uitvinding vormt het positioneringsmiddel een eenheid met het frame en is het door bewerking uit hetzelfde vormstuk gevormd.

Dit heeft voordelen in de productie van het geheel. Door het geheel uit hetzelfde basis 35 materiaal te realiseren kan in één bewerking het gehele frame inclusief positioneringsmiddel worden vervaardigd. Dit heeft tevens een positieve invloed op de 1025754 ' 3 elastische belastbaarheid van de aansluiting tussen het positioneringsmiddel en het frame.

Een voorbeeld van een toepassing van een inrichting volgens de uitvinding zoals in het voorgaande is beschreven, is een printer voorzien van een carriage voor het 5 positioneren van een printkop in een opening van het carriageframe in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in de richting van het vlak van het carriage (vlak X-Y), waarbij de printkop aan een eerste zijde een eerste bolsegment omvat en aan een tweede zijde, welke zich aan de overzijde van de eerste zijde bevindt, een tweede bolsegment omvat en het carriageframe dat tenminste een 10 positioneringsmiddel omvat, welke na plaatsing van de printkop een kracht, met een component in radiale en tangentiële richting, uitoefent op de printkop ter plaatse van het eerste bolsegment, waarbij de tangentiële component een minimum bereikt in de situatie waarbij de printkop zich in de vooraf bepaalde positie bevindt en een uitsparing waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

15 De uitvindingsgedachte kan in deze uitvoering voordelig worden toegepast daar nauwkeurigheid in de positionering van een printkop direct tot uiting komt in de kwaliteit van een afdruk op een substraat Het plaatsen van een printkop vindt In de praktijk veelal niet plaats in een nauwkeurig gecontroleerde omgeving, waarin zeer hoge plaatsingsnauwkeurigheden behaald kunnen worden, maar wordt veelal uitgevoerd door 20 eindgebruikers. Door middel van de uitvinding kan via deze ongecontroleerde plaatsing van de uitwisselbare printkop op een carriage toch, de voor een hoge printkwaliteit noodzakelijke positioneringsnauwkeurigheden behaald worden.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van voorbeelden welke zijn geïllustreerd in de hierna volgende tekeningen, 25 Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een inrichting volgens de uitvinding;

Fig. 2 toont een getrunceerde vergroting in bovenaanzicht van de inrichting uit fig. 1; Fig. 3 toont een getrunceerde vergroting in bovenaanzicht van een andere uitvoeringsvorm volgens de uitvinding;

Fig. 4 toont een perspectivische weergave van de dwarsdoorsnede over de lijn lll-lll 30 van de inrichting uit fig. 1, waarin het object een printkop is;

Fig. 5 toont enkele voorbeelden van bolsegmenten in doorsnede over de lijn lll-lll van de inrichting uit fig. 1;

Fig. 6 toont een perspectief weergave van een samenstel van inrichtingen zoals zijn getoond in fig. 4; 35 Fig. 7 toont een zijaanzicht van de inrichting zoals dat in fig. 4 is getoond met toevoeging van middelen voor de verticale positionering van het object 1025754 4

In fig. 1,2 en 3 staat een bovenaanzicht weergegeven van een inrichting 1 volgens de uitvinding, waarbij een object 4 nauwkeurig wordt gepositioneerd op een basisframe 2. De inrichting 1 omvat een sleuf 3 waarin het object 4 geplaatst kan 5 worden. De inrichting 1 omvat onderdelen, welke bewerkstelligen dat het object 4 nauwkeurig in de sleuf 3 wordt gepositioneerd ten opzichte van het basisframe 2 met betrekking tot alle zes de vrijheidsgraden van de object 4, te weten drie translaties (in X-, Y- en Z-richting) en drie rotaties (om de drie voornoemde, loodrecht op elkaar staande assen in X-, Y- en Z-richting). De inrichting 1 is voorzien van onderdelen om 10 het object 4 losmakelijk te verbinden met voomoemd basisframe 2. Om te kunnen voldoen aan eisen van reproduceerbaarheid en nauwkeurigheid wordt in de constructie iedere vrijheidsgraad precies éénmaal vastgelegd.

Hiertoe is het basisframe 2 aan bovenzijde van de sleuf 3 voorzien van een symmetrisch gevormde bladveer 5. Deze bladveer is symmetrisch in het vlak dat zich 15 loodrecht uit het vlak van tekening uitstrekt en door de lijn lll-lll loopt. Deze bladveer 5 kan bijvoorbeeld zijn gerealiseerd door toepassing van vonkverspaning. Na het verspanen van de basisvorm van de sleuf 3 uit een metalen basisplaat, worden de ruimtes om de bladveer 5, in deze zelfde plaat basismateriaal verspaand door middel van vonkverspaning. In dit proces kan met hoge precisie omgevingsmateriaal worden 20 verwijderd, waarna een zeer nauwkeurige, symmetrisch gevormde bladveer 5 overblijft.

In fig. 1 en 2 is een uitvoeringsvorm te zien waarbij de bladveer 5 als boogvormig is geconstrueerd, in fig. 3 zijn rechte elementen aan de bladveer 17 toegevoegd.

Zoals getoond in fig. 1,2 en 3 is het object 4 voorzien van bolsegmenten 8 en 9, aan beide uiterste aanlegzijden. Deze bolsegmenten zijn hier uitgevoerd ais in het 25 object 4 gedrukte kogels, maar kunnen ook worden gerealiseerd door de objectzijde bijvoorbeeld bolvormig, cilindrisch of tonvormig uit te voeren. Enkele voorbeelden hiervan zijn weergegeven in fig. 5 a-d, waarin respectievelijk een kogel 81, een horizontale paspen 82, een tonvormig object 83 en een verticale paspen 84 zijn ingednikL

30 De V-groef 6 staat in contact met het object 4 via het onderste bolsegment 9 met twee contactpunten 10,11, zoals te zien is in fig. 1, 2 en 3. Deze contactpunten zullen bij belasting deformeren tot een contactvlak. De mate van deformatie is afhankelijk van de materiaal- en constructieeigenschappen van de uitvoeringsvorm. In het hiernavolgende zullen deze locaties aangeduid worden als contactpunten.

35 Door inbrengen van het object 4 in de sleuf 3 zal bolsegment 8 van het object 4 tegen de bladveer 5 gepositioneerd worden, waarbij de bladveer 5 wordt gedeformeerd 1025754 5 waardoor een kracht wordt uitgeoefend door de bladveer 5 op het object 4 met richtingscomponenten in zowel de radiale als in de tangentiêle richting van het boogsegment van de bladveer 5. De radiale component van de veerkracht, in fig. 2 en 3 aangegeven door Fr, wordt geleverd door de radiale uitbuiging van de bladveer 5 door 5 het bolsegment 8 ter plaatse van het puntcontact met de bladveer 5 en is evenredig met de stijfheid van de bladveer 5. Deze radiale veerkracht zal bolsegment 9 in V-groef 6 drukken, alwaar het contact met het basisframe 2 wordt gevormd door twee puntcontacten. De tangentiêle component, in fig. 2 en 3 aangegeven door Ft ontstaat door de configuratie van de bladveer 5. Door de symmetrische opbouw van de bladveer 10 5 en de keuze voor een boogsegment welke meer dan 180° van een cirkelboog omsluit wordt een richtende kracht geleverd, welke de hartlijn van het object 4 precies in het vlak door de lijn lll-lll drukt en daarmee uitlijnt ten opzichte van het baeisframe 2. Als het object 4 niet correct uitgelijnd wordt geplaatst zal een krachtcomponent in tangentiêle richting tegengesteld aan de richting van de uitlijnfout opgewekt worden. De bladveer 5 15 zal het object 4 roteren om het bolsegment 9 in de V-groef 6 totdat de tangentiêle krachtcomponent verdwenen is. Dit zal gebeuren als het object 4 in lengterichting is uitgelijnd op de lijn door de symmetrieas van de V-groef 6 en de symmetrieas van de bladveer 5, welke in fig. 1 is aangegeven door de lijn lll-lll. Door deze onderdelen is het object 4 nauwkeurig gepositioneerd in het vlak van het basisframe 2 in translatie en 20 rotatie, waarbij drie van de zes vrijheidsgraden eenduidig zijn vastgelegd.

In figuur 4 is een perspectivische weergave van de dwarsdoorsnede over de lijn lll-lll van de inrichting 1 uit fig. 1, waarin het object een printkop 40 is. Een dergelijke printkop 40 bevat een hoeveelheid inkt en wordt onder andere gebruikt in inktjet printers. De printkop 40 is aan onderzijde voorzien van een nozzleplaat 41 waarin zich 25 een veelheid aan nozzles 42 bevinden. Door de printkop 40 beeldmatig te bekrachtigen worden druppels inkt uitgestoten in de richting van een vel ontvangst materiaal dat langs de nozzles wordt gevoerd (niet afgebeeld), waardoor op het ontvangst materiaal een beeld wordt gevormd. Voor de kwaliteit van dit beeld is het van belang dat de nozzleplaat 41 zich in zeer hoge mate parallel uitstrekt ten opzichte van het ontvangst 30 materiaal. Dit wordt bereikt door de printkop 40 met hoge nauwkeurigheid te positioneren ten opzichte van het vlak van het basisframe 2. Deze nauwkeurigheid moet ook bij herhaaldelijk inbrengen van een dergelijke printkop 40 behaald worden. Met het hierboven beschreven principe voor het nauwkeurig positioneren van een object op een frame wordt de reproduceerbaarheid gewaarborgd. Ter verkrijging van 35 bovenbeschreven positioneren op het basisframe 2 is de printkop 40 voorzien van ingedrukte kogels 8 en 9.

1025754 6

Tijdens het in bedrijf nemen van de inrichting in het kader van het overbrengen van een beeld op ontvangstmateriaal door middel van een printkop 40 treden grote temperatuurverschillen op. De printkop 40 zal, afhankelijk van de fase waarin het proces zich bevindt, zeer snel opwarmen of zeer snel afkoelen. Verschillende materialen zullen 5 door verschil in uitzettingscoêfficiênten anders uitzetten of krimpen, bij gelijke opwarming respectievelijk afkoeling. Om de gepositioneerde printkop 40 onder deze omstandigheden correct gepositioneerd te houden, kan de inrichting 1 worden voorzien van onderdelen die de temperatuursoverdracht minimaliseren. Zo kan de inrichting 1 ter plaatse van contactpunten tussen de printkop 40 en basisframe 2 worden voorzien van 10 thermisch isolatiemateriaal, bijvoorbeeld keramische bolsegmenten en aanlegvlakken, of door het aanbrengen van een thermisch isolerende coating op voomoemde elementen.

Naast onderdelen om temperatuurverschillen binnen de inrichting 1 te minimaliseren is de inrichting 1 tevens voorzien van onderdelen om de aanwezige 15 thermische uifzettingsverschillen te beheersen. Door in alle richtingen (X, Y en Z) de uitzettingsbeweging aan een zijde te fixeren en aan overiiggende zijde stijfheid te bieden, blijft de positionering van printkop 40 behouden ondanks thermische uifzettingsverschillen. Zo wordt bijvoorbeeld in X-richting de uitzetting van printkop 40 door V-groef 6 gefixeerd, terwijl de bladveer 5 stijfheid en uitzettingsmogelijkheden 20 biedt

In een andere, niet afgebeelde uitvoeringsvorm wordt het basisframe voorzien van een bolsegment ter plaatse van de V-groef in eerder beschreven uitvoeringsvorm, terwijl het bolsegment van de printkop wordt vervangen door een V-groef, zodat de printkop via twee contactpunten is verbonden met het basisframe. Aan overliggende zijde wordt 25 het basisframe voorzien van een bolsegment, terwijl de printkop wordt uitgevoerd met een bladveer, waartussen een puntcontact optreedt

In fig. 6 is een samenstelling weergegeven van inrichtingen volgens de uitvinding, zoals die typisch te vinden zijn in inktjet applicaties. In een veelheid aan sleuven 3 worden diverse printkoppen 40 gepositioneerd.

30 In voomoemde uitvoeringsvormen zijn nog slechts drie van de zes vrijheidsgraden vastgelegd, te weten twee translaties in het vlak van het basisframe 2 in X- en Y-rfchting en tevens een rotatie om de loodrecht hierop staande Z-as. Om deze vrijheidsgraden vast te kunnen leggen is de inrichting 1 aan onderzijde voorzien van aanlegvlakken 34 en 35 zoals getoond in fig. 1,2 en 3. De wijze waarop deze vrijheidsgraden van het 35 object worden vastgelegd zijn afhankelijk van de geometrie van het object Figuur 7 illustreert een mogelijkheid om deze laatste vrijheidsgraden van de printkop 40 vast te 1025754 7 leggen. Om een correcte positionering in Z-richting, loodrecht uit het vlak van het basisframe 2 te verkrijgen, alsmede in rotatierichtingen om beide loodrecht op elkaar staande assen in het vlak van het basisframe 2, in X- en Y-richting, wordt de printkop 40 aan de onderzijde 31 voorzien van twee gladde contact vlakken 32 en 33. Voomoemde 5 contactvlakken 32 en 33 worden gepositioneerd op daarvoor gerealiseerde contact vlakken 34 en 35 welke zich op het basisframe 2 bevinden en zich parallel aan het vlak van het basisframe 2 uitstrekken. Door middel van het aandraaien van twee schroeven 36 en 37 welke roteerbaar zijn aangebracht in subframes 38 en 39 van het basisframe 2 wordt de printkop 40 ter plaatse van contactvlakken 50 en 51 door de schroeven 36 en 10 37 op contactvlakken 34 en 35 gedrukt met een kracht in richting loodrecht op het vlak van het basisframe 2 FZ. Door het aanbrengen van deze kracht FZ wordt een translatie in hoogterichting vastgelegd alsmede twee rotaties om assen In het vlak van het basisframe. Het verdiend de voorkeur dat de kracht welke de hoogterichting vastlegt een pure kracht in Z-richting is. Iedere constructie die een dergelijke kracht FZ oplegt 15 aan de printkop 4 kan hier wordèn gebruikt In deze uitvoeringsvorm zijn schroeven gebruikt welke aan contactzljde zijn voorzien van vrij draaiende bolsegmenten (niet afgebeeld). Hierdoor wordt geen tangentiêle krachtcomponent doorgegeven tijdens het aandraaien van de schroeven op het object ter plaatse van de contactpunten 50 en 51 tussen de schroeven 36 en 37 en de printkop 40 en is de aangebrachte kracht gericht in 20 pure Z-richting.

Een voorbeeld van een toepassing van een inrichting volgens de uitvinding zoals in het voorgaande is beschreven, is een printer voorzien van een carriage voor het positioneren van een printkop in een slot van het carriageframe in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in de richting van het vlak van het 25 carriage (vlak X-Y), waarbij de printkop aan een eerste zijde een eerste bolsegment omvat en aan een tweede zijde, welke zich aan de overzijde van de eerste zijde bevindt, een tweede bolsegment omvat en het carriageframe dat tenminste een positioneringsmiddel omvat, welke na plaatsing van de printkop een kracht, met een component in radiale en tangentiêle richting, uitoefent op de printkop ter plaatse van het 30 eerste bolsegment, waarbij de tangentiêle component een minimum bereikt in de situatie waarbij de printkop zich in de vooraf bepaalde positie bevindt en een uitsparing waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is, in de hiervoor beschreven printer, in het carriageframe een hulpmiddel aangebracht welke bewegingen van de printkop in 35 de richting loodrecht uit het vlak van het frame (Z-richting) voorkomen.

Het positioneringsmiddel in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de printer 1025754 8 volgens de uitvinding kan zijn uitgevoerd als een veerachtig element Dit veerachtig element kan in een printer volgens de uitvinding een symmetrisch gevormde, gebogen bladveer omvatten, welke meer dan een halve cirkelboog omsluit. De gebogen bladveer kan in een printer volgens de uitvinding zijn gevormd uit het 5 materiaal van het carriageframe.

De uitsparing in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de printer volgens de uitvinding kan conisch of als een V-groef zijn uitgevoerd.

Een ander voorbeeld van een toepassing van een inrichting volgens de uitvinding zoals in het voorgaande is beschreven, is een printer voorzien van een carriage voor het 10 positioneren van een printkop in een slot van het carriageframe in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in de richting van het vlak van het carriage (vlak X-Y), waarbij het carriageframe aan een eerste zijde een eerste bolsegment omvat en aan een tweede zijde, welke zich aan de overzijde van de eerste zijde bevindt, een tweede bolsegment omvat en de printkop die een 15 positioneringsmiddel omvat, welke na plaatsing van de printkop een kracht, met een component in radiale en tangentiêle richting, uitoefent op de printkop ter plaatse van het eerste bolsegment, waarbij de tangentiêle component een minimum bereikt in de situatie waarbij de printkop zich in de vooraf bepaalde positie bevindt, en een uitsparing, waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

20 In een verdere uitvoeringsvorm van de uitvinding is, in de hiervoor beschreven printer, in het carriageframe een hulpmiddel aangebracht welke bewegingen van de printkop in de richting loodrecht uit het vlak van het frame (Z-richting) voorkomen.

Het positioneringsmiddel in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de printer volgens de uitvinding kan zijn uitgevoerd als een veerachtig element 25 Dit veerachtig element kan in een printer volgens de uitvinding een symmetrisch gevormde, gebogen bladveer omvatten, welke meer dan een halve cirkelboog omsluit De gebogen bladveer kan in een printer volgens de uitvinding zijn gevormd uit het materiaal van het carriageframe.

De uitsparing in de hierboven beschreven uitvoeringsvormen van de printer volgens de 30 uitvinding kan conisch of als een V-groef zijn uitgevoerd.

CONCLUSIES: 1025754

Claims (17)

1. Een inrichting voor het positioneren van een object (4,40) in een opening (3) van een frame (2) in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in 5 de richting van het vlak van het frame (vlak X-Y), met het kenmerk dat het object (4,40) aan een eerste zijde een eerste bolsegment (8) omvat en aan een tweede zijde, welke zich aan de overzijde van de eerste zijde bevindt, een tweede bolsegment (9) en het frame dat tenminste een positioneringsmiddel (5,17) omvat, welke na plaatsing van het object (4,40) een kracht, met een component in radiale en tangentiêle richting, uitoefent 10 op het object (4,40) ter plaatse van het eerste bolsegment (8), waarbij de tangentiêle component een minimum bereikt in de situatie waarbij het object (4,40) zich in de vooraf bepaalde positie bevindt, en een uitsparing (6) waarin het tweede bolsegment (9) door het positioneringsmiddel (5,17) gedrukt kan worden.

2. Een inrichting volgens conclusie 1, waarbij het frame (2) hulpmiddelen (36,37) omvat, met het kenmerk dat de hulpmiddelen (36,37) bewegingen van het object (4, 40. in de richting loodrecht uit het vlak van het frame (2) (Z-richting) voorkomen.

3. Een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het 20 positioneringsmiddel (5,17) een veerachtig element omvat.

4. Een inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat het veerachtig element een gebogen bladveer is.

5. Een inrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk dat de gebogen bladveer symmetrisch gevormd is en meer dan een halve cirkelboog omsluit

6. Een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het positioneringsmiddel (5,17) een eenheid vormt met het frame (2) en door bewerking uit 30 hetzelfde vormstuk is gevormd.

7. Een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat de uitsparing (6) als een V-groef is uitgevoerd.

8. Een inrichting volgens een der conclusies 1 - 6, met het kenmerk dat de uitsparing (6) conisch is uitgevoerd. 1025754

9. Een inrichting voor het positioneren van een object in een opening van een frame in een vooraf bepaalde positie ten opzichte van een vlak dat zich uitstrekt in de richting van het vlak van het frame (vlak X-Y), met het kenmerk dat het frame aan een eerste 5 zijde een eerste bolsegment omvat en een tweede bolsegment aan een tweede zijde, liggende tegenover de eerste zijde en het object dat een positioneringsmiddel omvat, welke na plaatsing van het object een kracht, met een component in radiale en tangentiële richting, uitoefent op het object ter plaatse van het eerste bolsegment, waarbij de tangentiële component een minimum bereikt in de situatie waarbij het object 10 zich in de vooraf bepaalde positie bevindt, en een uitsparing, waarin het tweede bolsegment door het positioneringsmiddel gedrukt kan worden.

10. Een inrichting volgens conclusie 9, waarbij het frame hulpmiddelen omvat, met het kenmerk dat de hulpmiddelen bewegingen van het object in de richting loodrecht uit het 15 vlak van het frame (Z-richting) voorkomen.

11. Een inrichting volgens een der conclusies 9-10, met het kenmerk dat het positioneringsmiddel een veerachtig element omvat

12. Een inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk dat het veerachtig element een gebogen bladveer is.

13. Een inrichting volgens conclusie 12, met het kenmerk dat de gebogen bladveer symmetrisch is gevormd en meer dan een halve cirkelboog omsluit 25

14. Een inrichting volgens een der conclusies 9-13, met het kenmerk dat het positioneringsmiddel een eenheid vormt met het frame en door bewerking uit hetzelfde vormstuk is gevormd.

15. Een inrichting volgens een der conclusies 9-14, met het kenmerk dat de uitsparing als een V-groef is uitgevoerd.

16. Een inrichting volgens een der conclusies 9-14, met het kenmerk dat de uitsparing conisch is uitgevoerd. 35

17. Een inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk dat het 1025754 object (4,40) een printkop is. 1025754