NL1025308C2

NL1025308C2 - Inrichting, voertuig en werkwijze voor het reinigen van oppervlakken.

Info

Publication number: NL1025308C2
Application number: NL1025308A
Authority: NL
Inventors: Abram Evert Van Laar
Original assignee: Jadon
Priority date: 2004-01-23
Filing date: 2004-01-23
Publication date: 2005-07-26
Also published as: WO2005071168A1; US20080230093A1; EP1711659A1; EP1711659B1; CA2553732A1

Description

I '

Inrichting, voertuig en werkwijze voor het reinigen van oppervlakken

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het reinigen van oppervlakken.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een voertuig voor het reinigen van 5 oppervlakken. De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het reinigen van oppervlakken.

In de stand van techniek zijn diverse inrichtingen bekend die zijn ingericht voor het reinigen van oppervlakken. Met name als het oppervlak ernstig en/of langdurig bevuild 10 is, is het doorgaans lastig om het vuil van het oppervlak te verwijderen en alzo de facto het oppervlak te reinigen. Aanzienlijke bevuiling van vloeroppervlakken vindt met name plaats in publieke verkeers- en verblijfsgebieden. Zo worden bijvoorbeeld openbare wegen, pleinen en trottoirs veelvuldig blootgesteld aan depositie (en ontwikkeling) van allerlei soorten vuil, zoals bijvoorbeeld kauwgumresten, olie, roet, 15 algen, mossen, et cetera. Door diverse overheidsinstanties worden derhalve regelmatig reinigingsvoertuigen ingezet om het in de publieke verkeers- en verblijfsgebieden gedeponeerde vuil te verwijderen. Tijdens verplaatsing van het voertuig wordt het betreffende oppervlak geveegd, en eventueel besproeid met een vloeistof, waardoor doorgaans een substantieel deel van het oppervlak wordt gereinigd. Echter, de 20 reinigingsvoertuigen zijn doorgaans niet in staat om allerlei soorten hardnekkig aangehecht vuil, zoals bepaalde kauwgumresten en verfrestén, relatief snel en effectief los te borstelen en/of te weken, teneinde dit vuil vervolgens te kunnen verwijderen.

De uitvinding heeft tot doel het verschaffen van een verbeterde inrichting voor het 25 reinigen van oppervlakken, waarmee tevens hardnekkige vuilresten in relatief korte tijd kunnen worden verwijderd van een te reinigen oppervlak.

De uitvinding verschaft daartoe een inrichting van het in aanhef genoemde type, omvattende een mobiele draagstructuur voor: ten minste één voorraadhouder voor 30 reinigingsmiddel, meerdere met de voorraadhouder gekoppelde spuiteenheden voor het met reinigingsmiddel bespuiten van een te reinigen oppervlak, waarbij elke spuiteenheid is ingericht voor het, tijdens verplaatsing van de draagstructuur, meermalen bespuiten van eenzelfde deeloppervlak, en ten minste één pomp voor het onder druk toevoeren van reinigingsmiddel aan ten minste één spuiteenheid, waarbij ten minste een voorste 1025303

2 I

spuiteenheid, vanuit de verplaatsingrichting van de draagstructuur bezien, ten minste in I

hoofdzaak vóór een andere achterste spuiteenheid is gelegen. Door meerdere achter ' I

elkaar gepositioneerde spuiteenheden toe te passen wordt een te reinigen oppervlak I

vooreerst een eerste maal gereinigd door de voorste spuiteenheid, waarbij het vuil ten I

5 minste gedeeltelijk wordt losgeweekt, en wordt vervolgens voor een tweede maal I

gereinigd door de achterste spuiteenheid, voor het volledig losspuiten van het I

(enigszins) losgeweekte vuil van het te reinigen oppervlak. Door deze dubbele, I

successievelijke reiniging kan in relatief korte tijd een relatief effectieve en volledige I

reiniging van oppervlakken worden bewerkstelligd. Elke spuiteenheid bespuit daarbij I

10 eenzelfde deeloppervlak ten minste tweemaal, teneinde de totale reiniging van het I

oppervlak te maximaliseren. De druk, temperatuur en hoeveelheid reinigingsmiddel dat I

via de spuiteenheden op het oppervlak wordt gespoten kan - afhankelijk van de aard en I

hoeveelheid te verwijderen vuil - per spuiteenheid variëren. Het reinigingsmiddel zal I

doorgaans worden gevormd door een vloeistof, in het bijzonder water. Eventueel I

15 kunnen (milieuvriendelijke) additieven aan de vloeistof worden toegevoegd om de I

oppervlaktereiniging te verbeteren. Elke spuiteenheid is bij voorkeur voorzien van één I

of meerdere spuitmonden die zeer divers van aard en vormgeving kunnen zijn. Veelal I

zullen de voorste spuiteenheid en de achterste spuiteenheid in hoofdzaak in lijn met I

elkaar en als samenstel tevens in lijn met de veiplaatsingsrichting van de draagstructuur I

20 zijn gelegen, teneinde het door beide spuiteenheden gereinigde deeloppervlak te kunnen I

maximaliseren. Opgemerkt zij dat het onder bepaalde omstandigheden tevens denkbaar I

is om meer dan twee spuiteenheden (bijvoorbeeld drie), vanuit de transportrichting van I

de draagstructuur bezien, achter elkaar te positioneren. I

25 In een voorkeursuitvoering is ten minste een deel van het aantal spuiteenheden ingericht I

voor bespuiting van het te reinigen oppervlak volgens een in hoofdzaak circulair I

spuitpatroon. Een tijdens transport van de draagstructuur zich verplaatsend circulair I

spuitpatroon is bijzonder effectief om een relatief groot oppervlak meermalen te I

bespuiten door een enkele spuiteenheid. Het in hoofdzaak circulaire spuitpatroon kan op I

30 diverse wijzen worden gecreëerd door de spuiteenheid. Alzo kan de spuiteenheid zijn I

voorzien van een spuitopening die zich volledig rondom uitstrekt. Doorgaans zal het in I

hoofdzaak circulaire spuitpatroon worden gevormd door één of meerdere roteerbare I

spuitmonden van de spuiteenheid. Bij voorkeur zijn de spuiteenheden daartoe roteerbaar I

verbonden met de draagstructuur. Door de spuiteenheid uit te voeren als rotor waarop I

I 1025308 I

3 één of meerdere spuitmonden zijn aangebracht kan aldus eveneens het in hoofdzaak circulaire spuitpatroon worden gegenereerd. De rotatiesnelheid van elke rotor is daarbij bij voorkeur afzonderlijk reguleerbaar.

5 In een andere voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van ten minste twee spuitsets, elk voorzien van ten minste twee spuiteenheden, waarbij de spuitsets, vanuit de verplaatsingsrichting van de draagstructuur bezien, achter elkaar zijn gepositioneerd. Alzo kunnen diverse configuraties van spuiteenheden worden toegepast, waarbij zowel naast als achter of voor elke spuiteenheid andere spuiteenheden zijn gelegen. Doorgaans 10 zal een 2x2,3x2 of 4x2 configuratie van spuiteenheden het meest worden toegepast, waarbij elke spuitset aldus is voorzien van twee, drie of vier naast elkaar georiënteerde spuiteenheden. De spuiteenheden van een spuitset behoeven niet noodzakelijkerwijs volledig in lijn te zijn gelegen, maar kunnen eventueel verspringend zijn georiënteerd.

15 De inrichting is bij voorkeur voorzien van met de draagstructuur verbonden zuigmiddelen voor het opzuigen van op het oppervlak aangebracht reinigingsmiddel. Alzo zal het opgespoten reinigingsmiddel en het daarin gedispergeerde vuil relatief snel en effectief worden verwijderd van het oppervlak, waardoor geen, of althans nauwelijks vuilresten achterblijven op het oppervlak Bij voorkeur strekken de zuigmiddelen zich 20 ten minste uit tot de breedte van het door de spuiteenheden bespotén oppervlak. De zuigmiddelen zijn daarbij doorgaans voorzien van een zuigmond. Via de zuigmond wordt het opgezogen, vervuilde reinigingsmiddel doorgaans geleid naar een separate afvalhouder voor het tijdelijk vergaren van het gebruikte, vervuilde reinigingsmiddel. Voor het genereren van dé zuigende werking van de zuigmiddelen zijn de zuigmiddelen 25 doorgaans voorzien van een (vacuüm)pomp, waarvan het zuigvermogen bij voorkeur reguleerbaar is.

Doorgaans zal de tweestapsreiniging van het te reinigen oppervlak afdoende zijn om het oppervlak voldoende te reinigen. Doch voor het schoonmaken van ernstig bevuilde 30 oppervlakken is de inrichting bij voorkeur voorzien van met de draagstructuur verbonden borstelmiddelen voor het mechanisch horstelen van het te reinigen oppervlak. De borstelmiddelen kunnen zeer divers van aard en vormgeving zijn. Alzo kunnen bijvoorbeeld al dan niet roteerbare ringvormige borstels worden toegepast.

Doch bij voorkeur worden de borstelmiddelen ten minste gedeeltelijk gevormd door één 1025308

4 I

of meerdere roteerbare borstelwalsen. De borstelwals is daarbij bij voorkeur axiaal I

roteerbaar rond een in hoofdzaak horizontale as. De borstelwals kan daarbij, bezien ' I

vanuit de transportrichting van de draagstructuur, zowel in een voorwaartse richting als I

in achterwaartse richting roteren. De rotatiesnelheid en de door de borstelwals op het te I

5 reinigen oppervlak uitgeoefende belasting is bij voorkeur per borstelwals reguleerbaar. I

Bij voorkeur is althans ten minste één borstelwals tussen de voorste spuiteenheid en de I

achterste spuiteenheid gepositioneerd, teneinde het door de voorste spuiteenheid I

enigszins losgeweekte vuil verder los te borstelen, alvorens dit vuil door de achterste I

spuiteenheid nogmaals intensief wordt bespoten. Teneinde rondslingeren van los I

10 gespoten en/of geborsteld vuil te voorkomen, of althans tegen te gaan, zijn de I

spuiteenheden en de borstelmiddelen ten minste gedeeltelijk afgeschermd door een I

afschermelement. Doorgaans zal het afschermelement worden gevormd door een kap I

die de spuiteenheden alsook de borstelmiddelen aan een bovenzijde in hoofdzaak I

omgeeft. I

15 I

De inrichting is bij voorkeur voorzien van met de draagstructuur verbonden I

verwarmingsmiddelen voor verwarming van op het te reinigen oppervlak aan te brengen I

reinigingsmiddel. Door verwarmd reinigingsmiddel als hete vloeistof of zelfs als stoom I

te spuiten op het bevuilde oppervlak kan het reinigend effect van de inrichting I

20 overeenkomstig de uitvinding aanzienlijk worden verbeterd. Uit onderzoeksresultaten is I

gebleken dat reinigingsmiddel een temperatuur van ten minste 120, bij voorkeur 150 I

graden Celsius dient te hebben, teneinde een significant verbeterd reinigend vermogen I

van de inrichting te kunnen realiseren. Bij voorkeur zal het relatief warme I

reinigingsmiddel met een verhoogde druk van bij voorkeur ten minste 310, en bij nadere I

25 voorkeur ten minste 500 bar tegen het te reinigen oppervlak worden gespoten. Een I

dergelijke druk kan voor bepaalde oppervlakken, zoals oudere bestrate wegen, echter I

evenwel te hoog zijn. Voor dergelijke constructief relatief zwakke wegen kan een I

aangepaste druk van tussen 0 en 100 bar worden toegepast om het reinigingsmiddel I

tegen het oppervlak te spuiten. In een bijzondere voorkeursuitvoering is de inrichting I

30 voorzien van regulatiemiddelen voor het reguleren van de temperatuur, druk en/of de I

hoeveelheid op het te reinigen oppervlak aan te brengen reinigingsmiddel. Eventueel I

kan worden geopteerd voor een afzonderlijke regulatie van dergelijke parameters per I

spuiteenheid, teneinde het reinigend effect van de inrichting overeenkomstig de I

uitvinding te optimaliseren. I

1025303 I

5

In een andere voorkeursuitvoering is de onderlinge oriëntatie van de spuiteenheden en de draagstructüur wijzigbaar. Alzo is het mogelijk om de spuiteenheden naar een, op afstand van het (onderliggend) oppervlak, en voor onderhoud, transport of opslag 5 geschikte toestand te verplaatsen. Bij voorkeur zijn de spuiteenheden aldus verplaatsbaar tussen een werkzame gebruikstoestand, waarin de spuiteenheden zijn ingericht voor bespuiting van een te reinigen oppervlak, en een niet-werkzame onderhoudstoestand, waarin de spuiteenheden bijvoorbeeld kunnen worden gedemonteerd van de draagstructüur om vervolgens te worden onderworpen aan 10 onderhoudswerkzaamheden.

De draagstructüur kan zijn uitgevoerd om bijvoorbeeld handheld (draagbaar) te worden vastgehouden en te worden bediend om alzo vloeren en/of wanden te reinigen. Echter, voor reiniging van relatief grote publieke oppervlakken, zoals wegen, trottoirs, et cetera, 15 wordt de draagstructüur bij voorkeur gevormd door een gemotoriseerd voertuig. De spuiteenheden en eventuele borstelmiddelen zijn daarbij bij voorkeur voor het voertuig gepositioneerd, waarbij de voorraadhouder voor het reinigingsmiddel bij voorkeur achterop het voertuig is gestationeerd.

20 In een andere voorkeursuitvoering is de inrichting voorzien van geleidingsmiddelen voor geleiding van de draagstructüur volgens een vooraf gedefinieerde baan. Alzo kan de al dan niet van draagwielen voorziene draagstructüur worden verplaatst langs een rail om alzo een vooraf gedefinieerde baan reinigend te bewerken.

25 De uitvinding heeft tevens betrekking op een voertuig van het in aanhef genoemde type, waarbij het voertuig is voorzien ten minste één voorraadhouder voor reinigingsmiddel, meerdere spuiteenheden voor het met het reinigingsmiddel bespuiten van een te reinigen oppervlak, waarbij elke spuiteenheid is ingericht voor het, tijdens verplaatsing van de draagstructüur, meermalen bespuiten van eenzelfde deeloppervlak, en ten minste één 30 pomp voor het onder druk toevoeren van uit de voorraadhouder opgenomen reinigingsmiddel aan ten minste één spuiteenheid, waarbij ten minste een voorste spuiteenheid, vanuit de verplaatsingrichting van de draagstructüur bezien, ten minste in hoofdzaak vóór een andere achterste spuiteenheid is gelegen. Voordelen van het 1025303

I 6 I

I voertuig overeenkomstig de uitvinding zijn reeds in het voorgaande uitvoerig I

I beschreven. I

I De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het reinigen van I

I 5 oppervlakken met behulp van een dergelijke inrichting, omvattende de stappen: a) het I

I laten verplaatsen van de draagstructuur, b) het meermalen met reinigingsmiddel I

I bespuiten van een deeloppervlak door ten minste één voorste spuiteenheid, en c) het I

I meermalen met reinigingsmiddel bespuiten van hetzelfde deeloppervlak door ten minste I

I één achterste spuiteenheid. Bij voorkeur wordt het reinigingsmiddel door de voorste I

I 10 spuiteenheid en/of de achterste spuiteenheid met een druk van ten minste 310 bar op het I

I deeloppervlak gespoten. Tevens heeft het door de voorste spuiteenheid en/of de I

I achterste spuiteenheid richting het te reinigen oppervlak gespoten reinigingsmiddel bij I

I voorkeur een temperatuur van ten minste 120 graden, en bij nadere vooriceur ten minste I

I 150 graden Celsius. I

I 15 I

I De uitvinding zal worden verduidelijkt aan de hand van in navolgende figuren I

I weergegeven niet-limitatieve uitvoeringsvoorbeelden. Hierin toont: I

I figuur la een zijaanzicht op een reinigingsvoertuig overeenkomstig de uitvinding in een I

I niet-werkzame toestand, I

I 20 figuur lb een zijaanzicht op het reinigingsvoertuig volgens figuur la in een werkzame I

I toestand, I

I figuur 2 een gedetailleerd bovenaanzicht op een reinigingskop van het I

I reinigingsvoertuig volgens figuren la en lb, I

I figuur 3 een gedetailleerd bovenaanzicht op een andere reinigingskop ten gebruike in I

I 25 een inrichting overeenkomstig de uitvinding, en I

I figuur 4 een dwarsdoorsnede van een handheld inrichting voor het reinigen van I

I oppervlakken overeenkomstig de uitvinding. I

I Figuur 1 a toont een zijaanzicht op een reinigingsvoertuig 1 overeenkomstig de I

I 30 uitvinding in een niet-werkzame toestand. Het voertuig 1 omvat een met water gevulde I

I watertank 2, en een met de watertank 2 gekoppelde gasboiler 3 voor het verwarmen van I

I uit de watertank 2 afkomstig water. Het voertuig 1 is voorzien van een I

I gasflessenvoorraad 4, waarmee het water gedurende een volledige werkdag doorgaans I

I continu kan worden verwarmd. Het voertuig 1 omvat tevens een pomp 5 voor het onder I

I 1025308 I

I

7 druk verpompen van opgewarmd water naar een met het voertuig 1 verbonden reinigingskop 6. Via de reinigingskop 6 kan het opgewarmde water tegen een te reinigen oppervlak worden gespoten. De pompdruk kan daarbij worden gevarieerd, doch bij voorkeur wordt een druk van boven 310 bar, zoals bijvoorbeeld 350,400 of 5 500 bar toegepast om het opgewarmde water tegen het oppervlak te spuiten. De temperatuur van het water dat de reinigingskop 6 verlaat zal doorgaans boven 120, en bij voorkeur boven 150 graden Celsius zijn gelegen. Derhalve zal een substantieel deel van het water als stoom uit de reinigingskop 6 worden gespoten. Opgemerkt zij.dat een gedétailleerd aanzicht op de reinigingskop 6 is getoond in figuur 2. De reinigingskop 6 10 is in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld getoond in een ingetrokken niet-werkzame toestand. In deze toestand zal de reinigingskop 6 doorgaans niet kunnen worden ingezet voor het reinigen van oppervlakken, maar kan bijvoorbeeld onderhoud worden gepleegd aan de reinigingskop 6 of wordt het mogelijk gemaakt om het voertuig over relatief lange afstand met een relatief hoge snelheid te laten verplaatsen. In figuur lb is getoond 15 dat de reinigingskop 6 neerwaarts is verplaatst naar een werkzame toestand, waarin de reinigingskop 6 kan worden ingezet voor reiniging van een onderliggend oppervlak. Via de pomp 5 wordt verwarmd water op bijzondere wijze tegen het oppervlak gespoten, waarna eventuele vuilresten kunnen worden losgemaakt van het oppervlak. Het achterblijvende mengsel van water en vuilresten kan voorts worden opgezogen via een 20 zuigleiding 7 richting een vuilfilter 8, waama het gefilterde water kan worden teruggeleid naar de watertank 2. Alzo zal het water continu kunnen worden gerecycled, waardoor de efficiency van het systeem verder wordt verhoogd, en de milieubelasting wordt geminimaliseerd. De reinigingskop 6 is voorzien van meerdere spuiteenheden (zie figuur 2) en een verdeelelement 9 voor het naar wens verdelen van de waterstroom 25 over de spuiteenheden. Daarbij is het verdeelelement 9 gekoppeld aan een besturingseenheid 10 voor het kunnen reguleren van de druk en waterdebiet per spuiteenheid.

Figuur 2 toont een gedetailleerd bovenaanzicht op de reinigingskop 6 van het 30 reinigingsvoertuig 1 volgens figuren la en lb. De reinigingskop 6 omvat twee achter elkaar gelegen spuitsets 7 van drie spuiteenheden 8 die roteerbaar met het voertuig 1 zijn verbonden. Elke spuiteenheid 8 wordt daarbij de facto gevormd door een rotor 9 die aan overliggende zijden is voorzien van twee zich in overliggende richtingen uitstrekkende spuitmonden 10. De rotoren 9 kunnen elektromechanisch worden 1025308 I 8

I aangedreven, doch het is tevens denkbaar om de rotoren 9 te laten roteren als gevolg I

I van een tijdens het spuiten gegenereerde waterkracht. Middels onderbroken lijnen 11 is I

I aangegeven dat elke spuiteenheid 8 een circulair spuitpatroon kan genereren, teneinde I

het te reinigen oppervlak te kunnen maximaliseren. De gebruikelijke I

I 5 verplaatsingsrichting van het voertuig 1 en aldus van de reinigingskop 6 is aangeduid I

I middels pijl A. De reinigingskop 6 is tevens voorzien van twee axiaal roteerbare I

I borstelwalsen 12, waarvan een voorste borstelwals 12 tussen de beide spuitsets 7 is I

I gepositioneerd en de achterste borstelwals 11 achter de beide spuitsets 7 is I

I gepositioneerd. Elke borstelwals 12 is daarbij opgebouwd uit een cilinder 13, I

I 10 waaromheen een helixvormige borstellaag 14 is aangebracht, waarvan thans slechts een I

I deel is weergegeven. Achter de laatste borstelwals 12 is een zuigmond 15 I

I gepositioneerd, teneinde door de spuiteenheden 8 uitgespoten water, alsmede de I

I losgemaakte vuilresten te kunnen opzuigen en alzo het oppervlak egaal gereinigd achter I

I te laten. Tijdens het verplaatsen van de reinigingskop 6 in de richting A zal de voorste I

I 15 spuitset 7 aan het oppervlak vooreerst, althans deels, losweken. Daar elke spuiteenheid I

I 8 volgens een circulair spuitpatroon water op het oppervlak spuit zal elk deeloppervlak I

I van het te reinigen oppervlak door een enkele spuiteenheid 8 twee keer intensief worden I

I bespoten. Vervolgens zal het weekgemaakte vuil enigszins verder worden losgeborsteld I

I doorde voorste borstelwals 12. Door het voorgereinigde oppervlak nogmaals intensief I

I 20 te bespuiten via de achterste spuitset 7 zal het zich op het oppervlak bevindend vuil in I

I hoofdzaak volledig worden losgemaakt. De reiniging zal verder worden geïntensiveerd I

I en worden gecompleteerd door de laatste borstelwals 11, waarna het vervuilde water via I

I de zuigmond 15 wordt opgezogen en alzo wordt afgevoerd. De reinigingskop 6 wordt I

I volledig overspannen door een afdekkap 16, teneinde rondslingeren van vuil te kunnen I

I 25 voorkomen, of althans te kunnen tegengaan. I

I Figuur 3 toont een gedetailleerd bovenaanzicht op een andere reinigingskop 17 ten I

I gebruike in een inrichting overeenkomstig de uitvinding. De reinigingskop 17 is de I

I facto een vereenvoudigde uitvoeringsvorm van de in figuur 2 getoonde reinigingskop 6. I

I 30 Onder een afdekkap 18 zijn twee spuitkoppen 19 aangebracht, waarbij elke spuitkop 19 I

I is ingericht voor het tweezijdig genereren van een (gearceerd weergegeven) I

I waaiervormig spuitpatroon. Door de. reinigingskop 17 in de richting van pijl B te I

I verplaatsen zal elk onderliggend oppervlak feitelijk vier maal worden bespoten, twee I

I maal door de voorste spuitkop 19 en twee maal door de achterste spuitkop 19, waardoor I

I 102530 8 I

9 een effectieve en in hoofdzaak volledige reiniging van een bevuild oppervlak kan worden geëffectueerd. De hoeveelheid via de spuitkoppen 19 uitgespoten water of andere vloeistof, alsmede de druk en temperatuur van dit water, kan bij voorkeur per spuitkop 19 afzonderlijk worden gereguleerd. Het op het oppervlak gespoten water kan 5 voorts via een zuigmond 20 worden afgevoerd.

Figuur 4 toont een dwarsdoorsnede van een handheld inrichting 21 voor het reinigen van oppervlakken overeenkomstig de uitvinding. De inrichting 21 is voorzien van een draagstructuur 22 voorzien van een handvat 23, een reinigingssamenstel 24, en twee 10 met de draagstructuur 22 verbonden voorraadhouders 25,26. Daarbij is één voorraadhouder 25 ingericht voor het houden van ongebruikt, schoon reinigingsmiddel, en is de andere voorraadhouder 26 ingericht voor het houden van gebruikt, bevuild reinigingsmiddel. Het reinigingssamenstel 24 is voorzien van een voorste sproeikop 27 voor reinigingsmiddel, een ringvormige roteerbare borstel 28 en een opvolgende 15 achterste sproeikop 29 voor reinigingsmiddel. Achter de laatste sproeikop 29 is een afzuiging 30 geplaatst, teneinde ten minste een substantieel deel van het uitgespoten reinigingsmiddel na gebruik te kunnen opzuigen. In het handvat 23 is een batterij 31 opgenomen, teneinde elektrisch vermogen te kunnen verschaffen voor het via het reinigingssamenstel 24 kunnen laten sproeien en opvolgend kunnen laten opzuigen van 20 het reinigingsmiddel. De feitelijke bediening geschiedt via een in het handvat 23 aangebrachte schakelaar 32. De getoonde handheld inrichting 21 is met name geschikt om te worden toegepast om relatief kleine oppervlakken, zoals vloerdëlen of wanddelen te reinigen.

25 Het moge duidelijk zijn dat dè uitvinding niet beperkt is tot de hier weergegeven en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, maar dat binnen het kader van de bijgaande conclusies legio varianten mogelijk zijn, die voor de vakman op dit gebied voor de hand zullen liggen.

1025308

Claims

10 I Conclusies I

1. Inrichting voor het reinigen van oppervlakken, omvattende een mobiele I draagstructuur voor: I 5. ten minste één voorraadhouder voor reinigingsmiddel, I - meerdere, met de voorraadhouder gekoppelde spuiteenheden voor het met I reinigingsmiddel bespuiten van een te reinigen oppervlak, waarbij elke I spuiteenheid is ingericht voor het, tijdens verplaatsing van de draagstructuur, I meermalen bespuiten van eenzelfde deeloppervlak, en I 10. ten minste één pomp voor het onder druk toevoeren van reinigingsmiddel aan I ten minste één spuiteenheid, I waarbij ten minste een voorste spuiteenheid, vanuit de verplaatsingrichting van de I draagstructuur bezien, ten minste in hoofdzaak vóór een andere achterste spuiteenheid is I gelegen. I

15 I

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat ten minste een deel van het I aantal spuiteenheden is ingericht voor bespuiting van het te reinigen oppervlak volgens I een in hoofdzaak circulair spuitpatroon. I

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de spuiteenheden I roteerbaar zijn verbonden met de draagstructuur. I

4. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van ten minste twee spuitsets, elk voorzien van ten minste twee I 25 spuiteenheden, waarbij de spuitsets, vanuit de verplaatsingsnchting van de I draagstructuur bezien, achter elkaar zijn gepositioneerd. I

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van met de draagstructuur verbonden zuigmiddelen voor het I 30 opzuigen van op het oppervlak aangebracht reinigingsmiddel. I

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van met de draagstructuur verbonden borstelmiddelen voor het I borstelen van het te reinigen oppervlak. I 1025308 I

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, <iat de borstelmiddeien ten minste gedeeltelijk worden gevormd door ten minste één borstelwals.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat ten minste één borstelwals I tussen de voorste spuiteenheid en de achterste spuiteenheid is gepositioneerd.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, met het kenmerk, dat de I spuiteenheden en de borstelmiddeien ten minste gedeeltelijk worden afgescheimd door I 10 een afschermelement.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van met de draagstructuur verbonden verwarmingsmiddelen voor I verwarming van op het te reinigen oppervlak aan te brengen reinigingsmiddel. I 15

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van regulatiemiddelen voor het reguleren van de temperatuur, I druk en/of de hoeveelheid op het te reinigen oppervlak aan te brengen reinigingsmiddel. I 20 12. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I onderlinge oriëntatie van de spuiteenheden en de draagstructuur wijzigbaar is.

13. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I draagstructuur wordt gevormd door een voertuig. I 25

14. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de I inrichting is voorzien van geleidingsmiddelen voor geleiding van de draagstructuur I volgens een vooraf gedefinieerde baan. I 30 15. Voertuig voor het reinigen van oppervlakken, waarbij het voertuig is voorzien I ten minste één voorraadhouder voor reinigingsmiddel, meerdere spuiteenheden voor het I met het reinigingsmiddel bespuiten van een te reinigen oppervlak, waarbij elke I spuiteenheid is ingericht voor het, tijdens verplaatsing van de draagstructuur, I meermalen bespuiten van eenzelfde deeloppervlak, en ten minste één pomp voor het I 1025308' H onder druk toevoeren van uit de voorraadhouder opgenomen reinigingsmiddel aan ten minste één spuiteenheid, waarbij ten minste een voorste spuiteenheid, vanuit de verplaatsingrichting van de draagstructuur bezien, ten minste in hoofdzaak vóór een andere achterste spuiteenheid is gelegen.

16. Werkwijze voor het reinigen van oppervlakken met behulp van een inrichting volgens een der conclusies 1-15, omvattende de stappen: a) het laten verplaatsen van de draagstructuur, b) het meermalen met reinigingsmiddel bespuiten van een deeloppervlak door ten 10 minste één voorste spuiteenheid, en c) het meermalen met reinigingsmiddel bespuiten van hetzelfde deeloppervlak door ten minste één achterste spuiteenheid.

17. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het reinigingsmiddel 15 door de voorste spuiteenheid en/of de achterste spuiteenheid met een druk van ten minste 310 bar op het deeloppervlak wordt gespoten.

18. Werkwijze volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het door de voorste spuiteenheid en/of de achterste spuiteenheid richting het te reinigen oppervlak gespoten 20 reinigingsmiddel een temperatuur heeft van ten minste 120 graden Celsius. I 1025308