NL1023923C2 - Mobiele ontijzeringseenheid met magneettrommel inclusief laadstation met voeder. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Mobiele ontijzeringseenheid met magneettrommel inclusief laadstation met voeder.

5 De uitvinding heeft betrekking op een ontijzeringseenheid volgens de aanhef van conclusie 1 bestemd voor het uit een afvalstroom scheiden van ijzerhoudende metaaldelen (de ijzer- /staalfractie).

Veel bekende afvalscheidingsinstallaties maken gebruik van 10 boven transportbanden opgestelde permanente overband- of koprolmagneten voor het verwijderen van ijzerhoudende metaaldelen uit een afvalstroom die over de transportbanden gevoerd wordt. Gebleken is echter dat het resultaat van een dergelijke ontijzering te wensen overlaat. Veelal blijven er kleine ijzerhoudende metaaldelen achter 15 in de aldus behandelde afvalstroom. Dergelijke overband- of koprolmagneten worden dan ook vooral toegepast in afvalscheidingsinstallaties ten behoeve van het verwijderen van zo veel mogelijk ijzerhoudende metaaldelen uit de afvalstroom alvorens de afvalstroom verder behandeld wordt. Deze voorontijzering heeft dan 20 in het bijzonder tot doel om andere scheidingstechnieken, zoals bijvoorbeeld scheiding van niet-ijzerhoudende metaaldelen uit de afvalstroom met behulp van een wervelstroomscheider (Eddy Current seperator), meer efficiënt te laten werken.

Een ontijzeringseenheid volgens de aanhef van conclusie 1 is 25 uit de praktijk bekend. De ontijzeringseenheid maakt hierbij integraal deel uit van een grote stationaire afvalscheidingsinstallatie, en dient ertoe om zo veel mogelijk ijzerhoudende metaaldelen uit de afvalstroom te verwijderen alvorens de afvalstroom daarin verder behandeld wordt. De eenheid omvat een in 30 de installatie opgenomen magneetstation met een magneettrommel waar de afvalstroom overheen gevoerd wordt. Afhankelijk van de afmetingen van de toegepaste magneettrommel kan hier een hogere mate van ontijzering mee worden bereikt dan met de bovengenoemde overband- of koprolmagneten.

1023923

I 2 I

I Nadelig hierbij is dat de ontijzeringseenheid voor zijn I

I prestaties sterk afhankelijk is van de prestaties van de I

I stroomopwaarts gelegen onderdelen van de afvalscheidingsinstallatie, I

I bijvoorbeeld de mate waarin deze stroomopwaarts gelegen onderdelen de I

I 5 afvalstroom gedoseerd toevoeren aan het magneetstation. De I

I ontijzeringseenheid is niet flexibel inzetbaar, en heeft veelal logge I

I afmetingen door toepassing van een grote magneettrommel, teneinde te I

I kunnen waarborgen dat ook bij slecht gedoseerde afvalstromen een I

I voldoende mate van ontijzering bereikt kan worden. I

I 10 De onderhavige uitvinding heeft tot doel de bovengenoemde nade- I

I len ten minste gedeeltelijk te ondervangen dan wel een bruikbaar al- I

I ternatief te verschaffen. In het bijzonder heeft de uitvinding tot I

I doel een compacte, betrouwbare en flexibel inzetbare I

I ontijzeringseenheid te verschaffen waarmee een hoge graad aan I

I 15 ijzerhoudende metaaldelen uit de afvalstroom kan worden afgescheiden, I

I zonder afbreuk te doen aan een relatief hoge doorvoercapaciteit. I

I Dit doel wordt bereikt door een ontijzeringseenheid volgens I

I conclusie 1. De eenheid omvat hierbij een eigen laadstation met een I

I voeder voor het gedoseerd toevoeren van afval, dat aansluit op een I

I 20 magneetstation met een magneettrommel voor het scheiden van het afval I

I in een fractie ijzerhoudende metaaldelen en een restfractie. Op een I

I eerste positie onder de magneettrommel is een eerste I

I afvoertransportorgaan voorzien voor het opvangen en afvoeren van de I

I ontijzerde restfractie, bijvoorbeeld door overstorting op een I

I 25 bandtransporteur die de restfractie naar een verdere I

I bewerkingseenheid brengt of gewoon afstort. Op een tweede positie I

I onder de magneettrommel is een tweede afvoertransportorgaan voorzien I

I voor het opvangen en afvoeren van de afgescheiden ijzerhoudende I

I metaaldelen, bijvoorbeeld direct in een opvangbak. Het laadstation, I

I 30 het magneetstation, en de afvoertransportorganen zijn tezamen op een I

I verplaatsbaar draagvlak gehuisvest. Aldus is een mobiele I

I ontijzeringseenheid verschaft waarmee een afvalstroom optimaal I

I ontijzerd kan worden. Hiermee kan met voordeel worden voldaan aan de I

I steeds groter wordende eisen om direct op locatie tot een goede I

I 35 ontijzering van een afvalstroom te komen. De flexibel inzetbare I

I eenheid levert een kostenbesparing op doordat deze in meerdere I

I afvalscheidingsinstallaties kan worden ingezet, maar ook als stand- I

I alone eenheid kan worden gebruikt. Verder kan de voeder van het I

I 1 023 9?.? I

3 laadstation met voordeel goed worden afgestemd op de gekozen magneettrommel van de eenheid. Na plaatsing op een gewenste locatie kan de eenheid direct draaien, terwijl een massabelading met 100-150 ton per uur van het laadstation mogelijk is, bijvoorbeeld met een 5 wiellader of hydraulische graafmachine. De eenheid is met voordeel inzetbaar als mobiel voor- of tussenstation stroomopwaarts van een in een afvalscheidingsinstallatie voorziene wervelstroomscheider. Verder is de eenheid ook geschikt als eindstation voor de verwijdering van kleine restfracties ijzerhoudende metaaldelen, die veelal overblijven 10 uit reeds met overband- of koprolmagneettechnieken behandelde afvalstromen. Dit geldt bijvoorbeeld voor afvalverbrandings-installatieslakken, staalslakken en industriële puinstromen.

In een bijzonder uitvoeringsvorm is ten minste één van beide afvoertransportorganen in een zijdelingse richting uitschuifbaar op 15 het draagvlak gemonteerd naar een bedrij fsstand waarin het met zijn vrije einde buiten de omtrek van het draagvlak uitmondt. Hierdoor is het mogelijk om een compacte transportstand te verkrijgen, waarbij het draagvlak in het bijzonder minder dan 2,60 meter breed is, meer in het bijzonder minder dan 2,50 meter breed is, en daardoor goed 20 over de weg getransporteerd kan worden. Met voordeel zijn beide afvoertransportorganen aldus zijdelings uitschuifbaar opgesteld. Ook is het mogelijk dat één of beide afvoertransportorganen ten minste gedeeltelijk opklapbaar zijn uitgevoerd, en/of dat de beide afvoertransportorganen zodanig geïntegreerd zijn dat ze tezamen naar 25 de bedrijfsstand gebracht kunnen worden.

In een verdere uitvoeringsvorm omvat het laadstation een vulhopper en een daarop aansluitende opvoertransportband van het ongeprofileerde type, waarbij de opvoerhoek kleiner of gelijk is aan 20 graden. Dit maakt het mogelijk om de band te reinigen bijvoorbeeld 30 met een schraper, waardoor ook onder vochtige omstandigheden een goed scheidingsresultaat kan worden bereikt. De opvoertransportband strekt zich in het bijzonder uit in langsrichting van het draagvlak.

In een voordelige variant omvat het laadstation stroomopwaarts van de voeder een verkleiner voor het verkleinen en losmaken van het 35 afval voordat dit via de voeder bij de magneettrommel terechtkomt. Gebleken is dat voor de verdere verwerking van bepaalde afvalstromen die lange tijd in depot opgeslagen zijn geweest, het afval zodanig verkleefd, vastgeklont, zit dat een voorbewerken noodzakelijk is.

1023923

I 4 I

I Door bijvoorbeeld tussen de uitloop van een vulhopper en een I

I opvoertransportband van het laadstation een compacte shredder te I

I plaatsen die de samengeklonterde afvaldelen los slaat, kan maximaal I

I ontijzerd worden en kan desgewenst later ook succesvol een scheiding I

I 5 op niet-ijzerhoudende metaaldelen plaats vinden in een aangekoppelde I

I afvalscheidingsinstallatie. I

I De magneettrommel kan een permanente magneet omvatten. Deze is I

I goedkoop in aanschaf. Bij voorkeur omvat de magneettrommel een I

I elektromagneet. De elektromagneet heeft als voordeel dat deze een I

I 10 grotere efficiënte in ontijzering kan bereiken, en volledig I

I uitgeschakeld kan worden tijdens bijvoorbeeld transport. Dit laatste I

I heeft als voordeel dat de magneet geen storende invloed kan I

I uitoefenen op in de buurt zijnde elektronica, zoals I

I navigatieapparatuur aan boord van een schip. Verder heeft de I

I 15 elektromagneet als voordeel dat deze instelbaar kan zijn in I

I veldsterkte. I

I In een andere bijzondere uitvoeringsvorm is het laadstation ten I

I minste gedeeltelijk in hoogte verstelbaar ten opzichte van het I

I draagvlak tussen een bedrijfsstand en een transportstand. Hierdoor is I

I 20 het met veel voordeel mogelijk om een grote magneettrommel toe te I

I passen, en een overeenkomstig grote efficiëntie in ontijzering te I

I bewerkstelligen, terwijl de eenheid in de transportstand een totale I

I hoogte kan worden verschaft die onder de voor wegtransport toegestane I

I 4 meter blijft. Na transport kan de operationele bedrijfsstand van de I

I 25 eenheid worden ingesteld door de in hoogte verstelbare delen van het I

I laadstation, bijvoorbeeld een vulhopper en/of een transportband, naar I

I de vereiste positie ten opzichte van de overige delen van de eenheid, I

I bijvoorbeeld de voeder en/of de magneettrommel, omhoog te brengen. I

I Dit mag dan afhankelijk van de gekozen bedrijfslocatie, die zich I

I 30 veelal in de openlucht zal bevinden, zelfs resulteren in een totale I

I hoogte van de eenheid van meer dan 4 meter, bijvoorbeeld ongeveer 5 I

I meter. I

I In een andere bijzondere uitvoeringsvorm is ten minste één van I

I beide afvoertransportorganen gesegmenteerd uitgevoerd, waarbij de I

I 35 segmenten ten opzichte van elkaar verplaatsbaar zijn tussen een I

I bedrijfsstand en een transportstand. Hierdoor kan met voordeel worden I

I bereikt dat de eenheid in de transportstand compact gemaakt kan I

I worden, zonder dat er lange delen van het afvoertransportorgaan I

I 1.023923 I

5 buiten de omtrek van het draagvlak uitsteken, terwijl in de bedrijfsstand opvoerhoogten voor de ontijzerde restfractie van meer dan 4 meter bereikt kunnen worden.

De segmenten van het afvoertransportorgaan kunnen bijvoorbeeld 5 ten opzichte van elkaar in transportrichting verschuifbaar zijn. Bij voorkeur wordt het afvoertransportorgaan gevormd door een gesegmenteerde transportband waarvan de segmenten scharnierend met elkaar verbonden zijn, en samenvouwbaar zijn van de bedrijfsstand naar de transportstand.

10 In een variant kan het draagvlak een transporteerbaar laadplatform zijn. Een dergelijke laadplatform kan via speciaal transport over de weg naar een gewenste locatie worden getransporteerd. Als laadplatform wordt bij voorkeur een zogenaamd flattrack, 40-voets containerplatform gebruikt, dat internationaal 15 genormeerd is, tevens geschikt is voor transport als topcargo op containerschepen, en verder door specialistische transportbedrijven ook direct, zonder kranen, vervoerd kan worden. Door het laadplatform voldoende stijf en sterk uit te voeren, kan het op locatie ook zeer eenvoudig versleept worden, bijvoorbeeld middels een wiellader.

20 In een andere variant is het draagvlak een mobiel van wielen voorzien draagvlak. Te denken valt aan een standaard twee- of drie-assige oplegger, die snel naar verschillende locaties van te ontijzeren afvalstromen vervoerd kan worden.

In beide mobiele varianten is de constructie van de eenheid bij 25 voorkeur zodanig dat een totale hoogte en breedte in de transportstand bereikt is die onder de voor wegtransport toegestane maten blijft (maximaal 4 meter hoog en 2,5 meter breed, bij uitzondering maximaal 2,6 meter breed). Door de diverse kenmerken van de uitvinding is het transport over de weg mogelijk zonder dat 30 daartoe eerst de ontijzeringseenheid gedeeltelijk gedemonteerd hoeft te worden.

In een bijzondere uitvoeringsvorm is de voeder zodanig opgesteld dat deze uitmondt bij een boven gelegen deel van de magneettrommel. Onder de magneettrommel is een scheidingsplaat 35 voorzien, waarbij het eerste afvoertransportorgaan aansluit op de ene zijde van de scheidingsplaat, en het tweede afvoertransportorgaan aansluit op de andere zijde van de scheidingsplaat. Aldus kan de magneettrommel efficiënt functioneren en worden de afvalstromen goed 1023923

van élkaar gescheiden. De scheidingsplaat kan hierbij beweegbaar zijn I

opgesteld teneinde een optimale instelling te kunnen bereiken. I

Verdere voorkeursuitvoeringsvormen zijn vastgelegd in de onder- I

conclusies. I

5 De uitvinding heeft tevens betrekking op het gebruik van een I

ontijzeringseenheid volgens conclusie 16 of 17. I

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de I

bijgaande tekening waarin: I

figuur 1 een schematisch zijaanzicht is van een uitvoeringsvorm I

10 van een mobiele ontijzeringseenheid met oplegger; I

figuur 2 een schematisch zijaanzicht is van een tweede uitvoe- I

ringsvorm van een mobiele ontijzeringseenheid met laadplatform; I

figuur 3 een aanzicht is in perspectief van een variant met

zijdelings uitschuifbare afvoertransportorganen; I

15 figuur 4 een schematisch aanzicht is op vergrootte schaal van de magneettrommel met bovenvoeding in figuur 1-3; en figuur 5 een variant toont van een toe te passen magneettrommel

met ondervoeding. I

In figuur 1 is de ontijzeringseenheid in zijn geheel aangeduid I

20 met het verwijzingscijfer 1. De eenheid 1 omvat een laadstation met

een vulhopper 2 die uitmondt boven een transportband 3 die op zijn I

beurt aansluit op een trilvoeder 4. De trilvoerder 4 mondt uit boven I

een magneet stat ion met een magneettrommel 5, die hier wordt gevormd I

door een elektromagneettrommel. Een dergelijke magneettrommel 5 omvat

25 een tijdens bedrijf roterende trommel 5a met een daarbinnen vast I

opgesteld, in dwarsdoorsnede halfcirkelvormig, magneetelement 5b (zie

fig. 4). De positie van het magneetelement 5b in de trommel is I

verstelbaar. Het opgewekte magnetische veld zorgt ervoor dat I

aankleving van ijzerhoudende afvaldelen aan de trommel 5a direct I

30 vanaf het opstortpunt aan de bovenzijde ontstaat, en dat deze nabij I

de onderzijde van de trommel 5a weer gelost worden. De positie van I

lossing is instelbaar door de kracht en/of de positie van het I

magneetelement 5b te veranderen, in afhankelijkheid van de grootte I

van de afvaldeeltjes, de rotatiesnelheid van de trommel 5a, en de I

35 gewenste lossingsbaan. Onder de magneettrommel 5 is een I

scheidingsplaat 7 voorzien. Aan de linkerzijde van deze I

scheidingsplaat 7 bevindt zich een afvoertransportorgaan, dat hier I

gevormd wordt door een collector 8. Aan de rechterzijde van de I

1023923 I

7 scheidingsplaat 7 bevindt zich een afvoertransportband 10. ook de scheidingsplaat 7 kan versteld worden teneinde de zuiverheid van de af te scheiden afvaldelen te kunnen kiezen.

Tijdens bedrijf wordt een ijzerhoudende afvalstroom in de 5 vulhopper 2 gestort. Dit kan in hoofdzaak continu geschieden via een toevoertransportorgaan zoals een bandtransporteur, maar ook als massabelading via bijvoorbeeld een wiellader of hydraulische graafmachine. Vanuit de vulhopper 2 komt de afvalstroom via de transportband 3 in enigerlei mate gedoseerd en verdeeld terecht op de 10 trilvoeder 4. Deze zorgt ervoor dat de afvalstroom zich nog beter verdeelt en dat de afvaldelen met de gewenste eigenschappen, d.w.z. goed los van elkaar, terecht komen op de magneettrommel 5. Indien het een ijzerhoudend metaaldeel betreft, zal deze door de magneettrommel 5 zodanig lang magnetisch worden vastgehouden, dat dit ijzerhoudende 15 metaaldeel terechtkomt aan de linkerzijde van de scheidingsplaat 7 en van daaruit in de collector 8. De overige afvaldelen vallen direct van de magneettrommel 5 af en komen aan de rechterzijde van de scheidingsplaat 7 terecht op de afvoertransportband 10. Via deze afvoertransportband 10 wordt de ontijzerde afvalstroom (restfractie) 20 tot een gewenste opvoerhoogte gebracht en van daaruit bijvoorbeeld toegevoerd aan een verdere afvalscheidingsinstallatie, of op een hoop gestort.

De bovengenoemde onderdelen van de ontijzeringseenheid, te weten het laadstation, het magneetstation, de afvoertransportband 10 25 en de collector 8 zijn op een oplegger 15 gemonteerd. Hierdoor is een zelfstandig opererende mobiele ontijzeringseenheid verschaft. Op de oplegger 15 bevindt zich tevens een bedieningspaneel en schakelkast 16.

De vulhopper 2 en de transportband 3 van het laadstation zijn 30 in hoogte verstelbaar ten opzichte van de oplegger 15, en daardoor ten opzichte van de trilvoeder 4, de magneettrommel 5 en de afvoertransportband 10. Hierdoor kan de totale hoogte van de eenheid voorafgaand aan transport met voordeel worden verkleind (schematisch aangegeven met 2', 3') tot beneden de toegestane norm, terwijl het in 35 de getoonde bedrijfsstand mogelijk is om de vulhopper 2 en de transportband 3 op een hoogte boven de toegestane norm te brengen, en in deze bedrijfsstand goed aan te laten sluiten op de trilvoeder 4 en de magneettrommel 5.

1023923-

I I

I De afvoertransportband 10 is uitgevoerd met scharnierend met I

elkaar verbonden segmenten. De samengevouwen transportstand van de I

I afvoertransportband is aangegeven met 10'. Met voordeel kan hierdoor I

I de totale lengte van de eenheid 1 teruggebracht worden tot de lengte I

I 5 van de toegepaste oplegger 15. I

I In figuur 2 is een variant getoond waarbij het laadstation, het I

magneetstation, de afvoertransportband en de collector van de eenheid I

I voorzien zijn op een transporteerbaar laadplatform 20. Gelijke I

I onderdelen van de eenheid zijn verder aangeduid met dezelfde I

I 10 verwijzingscijfers. Het laadplatform 20 betreft hier een plaat die I

zodanig stijf geconstrueerd is dat deze de diverse onderdelen van de I

I eenheid zelfstandig kan dragen. De plaat is hiertoe bijvoorbeeld I

I vervaardigd uit staal. I

Het afvoertransportorgaan voor het afvoeren van de I

I 15 ijzerhoudende metaaldelen is bij deze uitvoeringsvorm uitgerust met I

I een afvoertransportband 21 voor het zijdelings afvoeren van de I

I afgescheiden fractie ijzerhoudende metaaldelen. I

I Figuur 3 toont een voorkeursuitvoeringsvorm van een op een I

I drie-assige oplegger 30 voorziene ontijzeringseenheid. De eenheid I

I 20 omvat verder een vulhopper 31 met een in de bodem daarvan voorziene I

transportband 32. Aansluitend op de transportband 32 is een I

I verkleiner opgesteld die hier wordt gevormd door een shredder 33. De I

I shredder (kluitenvernietiger) zorgt ervoor dat alle afvaldelen goed I

I losgemaakt worden alvorens de magneettrommelscheiding plaatsvindt. I

I 25 Vanuit de shredder 33 komt de afvalstroom terecht op een in hoofdzaak I

I gladde opvoertransportband 34. De opvoertransportband 34 staat onder I

I een opvoerhoek van minder dan 20 graden, en strekt zich net als de I

I vulhopper 31 en de transportband 32 uit in langsrichting van de I

I oplegger 30. De opvoertransportband 34 mondt uit boven een trilvoeder I

I 30 36, van waaruit de afvalstroom terecht komt op een magneettrommel 37. I

I Onder de magneettrommel 37 is een scheidingsplaat 38 opgesteld. Zowel I

I aan de linker als aan de rechterzijde van de scheidingsplaat 38 I

I bevindt zich een in zijdelingse richting heen en weer verplaatsbaar I

I afvoertransportorgaan 40 en 41 (schematisch weergegeven, in het I

I ’ 35 bijzonder gevormd door bandtransporteurs) . Het afvoertransportorgaan I

I 40 stort over op een op de werklocatie aanwezig afzonderlijk I

I afvoertransportorgaan 43, die op zijn beurt uitmondt bij een andere I

I mobiele afvalscheidingsinstallatie 44, die hier slechts schematisch I

I 1023923 I

9 is weergegeven, en bijvoorbeeld een wervelstroomscheider omvat. Het afvoertransportorgaan 41 voert de afgescheiden ijzerhoudende afvaldelen direct af naar een naast de oplegger 30 geplaatste opvangbak 45. Aldus is een zeer compacte ontijzeringseenheid 5 verschaft die in hoofdzaak opgebouwd kan worden uit standaard in de handel verkrijgbare onderdelen, en die zonder in hoogte verstelbare laadstationdelen binnen de toegestane norm voor wegtransport kan blijven. In plaats van een oplegger kan ook deze uitvoeringsvorm op een laadplatform worden geplaatst.

10 Doordat de beide afvoertransportorganen zo laag mogelijk tegen de bovenzijde van het draagvlak van de oplegger 30 geplaatst zijn kan de magneettrommel op een lagere positie ten opzichte van het draagvlak worden opgesteld, mede waardoor het niet noodzakelijk is om het laadstation gedeeltelijk in hoogte verstelbaar te maken. 15 Anderzijds kan er dan ook voor worden gekozen om tezamen met een hoogte-verstelbaarheid van een deel van het laadstation, een nog grotere magneettrommel toe te passen.

In figuur 5 is een variant van een toe te passen magneettrommel 50 met ondervoeding getoond. De magneettrommel 50 omvat ook hier een 20 tijdens bedrijf roterende trommel 51 met een daarbinnen vast opgesteld, in dwarsdoorsnede halfcirkelvormig, magneetelement 52. De positie van het magneetelement 52 in de trommel is verstelbaar. Een voeder 55 mondt uit nabij een ondergelegen deel van de magneettrommel 50. Tussen de voeder 55 en de magneettrommel 50 is een 25 doorvoerspleet vrijgelaten. Het opgewekte magnetische veld zorgt ervoor dat aankleving van ijzerhoudende afvaldelen aan de trommel 51 direct vanaf het afstortpunt van de voeder 55 ontstaat, en dat deze ijzerhoudende afvaldelen tot voorbij het hoogste punt van de magneettrommel 50 onder invloed van het magnetische veld tegen de 30 trommel 51 aangekleefd blijven en daarna onder invloed van de zwaartekracht weer gelost worden. De overige afvaldelen vallen direct door de vrijgelaten doorvoerspleet heen naar beneden. Onder de magneettrommel 50 is een scheidingsplaat 57 voorzien. Deze kan echter bij grotere trommelafmetingen ook worden weggelaten.

35 Deze magneettrommel met ondervoeding kan worden toegepast in een ontijzeringseenheid volgens de uitvinding. Het voordeel is dat de voeder en daardoor de overige delen van het laadstation op een lager niveau kunnen worden opgesteld, en/of dat een grotere magneettrommel 1023923

I 10 I

I kan worden toegepast zonder boven de toegestane norm voor I

I wegtransport uit te komen. I

I Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten moge- I

I lijk. Zo kunnen bijvoorbeeld andersoortige voeders en afvoertrans- I

I 5 portorganen worden gebruikt. Ook zijn combinaties tussen de getoonde I

uitvoeringsvormen mogelijk. Op het draagvlak van de eenheid kunnen I

I verder nog een bedieningspaneel en een schakelkast geplaatst worden. I

I Daarnaast kan een generatorset ter aandrijving van de installatie I

I worden voorzien. Stroomopwaarts van de magneettrommel kan boven een I

I 10 transportdeel van het laadstation nog een overband- of koprolmagneet I

I worden voorzien voor het verwijderen van een eerste hoeveelheid I

I ijzerhoudende metaaldelen. I

Aldus is volgens de uitvinding een zeer goed functionerende mo- I

I biele ontijzeringseenheid verschaft, waarmee hoge capaciteiten I

I 15 behaald kunnen worden, en waarmee ook in de toekomst aan de steeds I

I strenger wordende eisen van afvalscheiding kan worden voldaan. De I

eenheid wordt met voordeel gebruikt als voorbewerkingseenheid voor I

I een scheidingsinstallatie voor het scheiden van niet-ijzerhoudende I

I metaaldelen, zoals een wervelstroomscheider of een scheider voor non- I

20 ferro die gebruik maakt van sensortechniek. I

I 1023923- I

Claims (16)

1. Ontijzeringseenheid, omvattende: - een magneetstation met een magneettrommel (5) voor het scheiden van 5 het afval in een fractie ijzerhoudende metaaldelen en een restfractie; waarbij de magneettrommel (5) een roteerbare trommel (5a) en een daarbinnen vast opgestelde magneet (5b) omvat die zich langs een deel van de binnenomtrek van de trommel (5a) uitstrekt, 10 met het kenmerk, dat de eenheid verder omvat: - een laadstation met een voeder (4) voor het gedoseerd toevoeren van afval aan het magneetstation; - een op een eerste positie ten opzichte van de magneettrommel (5) 15 aansluitend eerste afvoertransportorgaan (10) voor het afvoeren van , de restfractie; en - een op een tweede positie ten opzichte van de magneettrommel (5) aansluitend tweede afvoertransportorgaan (8) voor het opvangen van de afgescheiden ijzerhoudende metaaldelen, 20 waarbij het laadstation met de voeder (4), het magneetstation met de magneettrommel (5), en de afvoertransportorganen (8, 10) tezamen op een verplaatsbaar draagvlak (15) geplaatst zijn.

2. Ontijzeringseenheid volgens conclusie 1, waarbij ten minste één 25 van beide afvoertransportorganen (8, 10) in een zijdelingse richting ten opzichte van het draagvlak (15) verplaatsbaar is tussen een in hoofdzaak binnen de omtrek van het draagvlak (15) liggende bedrijfsstand en een gedeeltelijk buiten de omtrek van het draagvlak (15) liggende transportstand. 30

3. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het laadstation een vulhopper (31) omvat en een daarop aansluitende ópvoertransportband (34), welke opvoertransportband (34) een in hoofdzaak ongeprofileerd transportvlak heeft, en een 35 opvoerhoek van minder dan 20 graden heeft. 1023973 I 12 I

4. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, I I waarbij het laadstation stroomopwaarts van de voeder (36) een I I verkleiner (33) omvat voor het verkleinen en losmaken van het afval. I

55. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, I I waarbij de magneet (5) een elektromagneet is. I

6. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, I I waarbij het laadstation ten minste gedeeltelijk in hoogte verstelbaar I I 10 is ten opzichte van het draagvlak (15) tussen een bedrijfsstand en I I een transportstand. I

7. Ontijzeringseenheid volgens conclusie 6, waarbij het laadstation I I een vulhopper (2) omvat, die in hoogte verstelbaar is ten opzichte I I 15 van het draagvlak (15). I

8. Ontijzeringseenheid volgens conclusie 6 of 7, waarbij het I I laadstation een transportband (3) omvat, die in hoogte verstelbaar is I I ten opzichte van het draagvlak (15). I I 20 I

9. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, I I waarbij ten minste één van beide afvoertransportorganen (10) I I gesegmenteerd is uitgevoerd, waarbij de segmenten ten opzichte van I I elkaar verplaatsbaar zijn tussen een bedrijfsstand en een I I 25 transportstand. I

10. Ontijzeringseenheid volgens conclusie 9, waarbij de segmenten I I scharnierend met elkaar verbonden zijn, en samenvouwbaar zijn tussen I I de transportstand en de bedrijfsstand. I I 30 I

11. Ontijzeringseenheid volgens één van de conclusies 1-10, waarbij I I het verplaatsbare draagvlak een mobiel van wielen voorzien draagvlak I I (15) is. I I 35 12. Ontijzeringseenheid volgens één van de conclusies 1-10, waarbij I I het verplaatsbare draagvlak een laadplatform (20) is. I I 1023923- I

13. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij op het verplaatsbare draagvlak (15) verder een bedieningspaneel en een schakelkast geplaatst zijn.

14. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de voeder (4) uitmondt bij een boven gelegen deel van de magneettrommel (5), en onder de magneettrommel (5) een scheidingsplaat (7) voorzien is, waarbij de eerste positie aan één zijde van de scheidingsplaat (7) voorzien is, en de tweede positie 10 aan de andere zijde van de scheidingsplaat (7) voorzien is.

15. Ontijzeringseenheid volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de voeder (4) een trilvoeder is.

16. Gebruik van een ontijzeringseenheid (1) volgens één van de voorgaande conclusies.

17. Gebruik van een ontijzeringseenheid (1) volgens conclusie 16, als voorschakeling voor een scheidingsinstallatie (44) voor het 20 scheiden van niet-ijzerhoudende metaaldelen uit de van de ontijzeringseenheid (1) afkomstige restfractie. 1 023923