NL1023684C2

NL1023684C2 - Tweebladig metselwerk en verbindingselement daarvoor.

Info

Publication number: NL1023684C2
Application number: NL1023684A
Authority: NL
Inventors: Ernst-Ulrich Schneider
Original assignee: Bever Ges Fuer Befestigungstei
Priority date: 2002-06-28
Filing date: 2003-06-18
Publication date: 2005-09-13
Also published as: NL1023684A1; DE10229115A1; DE10229115B4

Description

Tweebladiq metselwerk en verbindingselement daarvoor

De uitvinding heeft betrekking op een tweebladig metselwerk met de kenmerken zoals beschreven in de aanhef van conclusie 1 en een verbindingselement voor een dergelijk metselwerk met de kenmerken zoals beschreven in de 5 aanhef van conclusie 4. Een dergelijk metselwerk respectievelijk een dergelijk verbindingselement zijn bekend uit DE 100 54 364 Al.

DE 37 17 563 C2 toont verbindingselementen (spouwmuurankers genoemd), die uit één stuk metaalplaat 10 gevormd zijn. Het in het binnenblad van het tweebladig metselwerk ingelegde gedeelte van het anker bestaat daarbij uit een ongevouwen toestand van de metaalplaat, dat wil zeggen het binnenbladgedeelte heeft de breedte van de gehele metaalplaat. Bij het optrekken van het binnenblad 15 wordt deze in de voegen van het binnenblad metselwerk ingezet, waarbij de specie in uitgestanste openingen (bijvoorbeeld gaten) in het binnenbladgedeelte binnendringt. Het buitenbladgedeelte wordt bij deze stand van de techniek gevormd door het naar binnen ombuigen van de 20 zijkanten van het blik, waarbij een hol lichaam gevormd wordt met daarin gedrukte groeven, die aan de onderzijde over een halve steekafstand met betrekking tot de groeven aan de bovenzijde verschoven zijn. Een dergelijk spouw-muuranker is niet geschikt om toegepast te worden in een 25 tweebladig metselwerk met een buitenblad (ook voorblad 1023684 2 genoemd), dat met een dun voegbed gemaakt wordt. Ook zijn deze bekende ankers niet geschikt om achteraf toegepast te worden, als een bestaand enkelbladig metselwerk aangevuld moet worden met een voorblad tot een tweebladig metselwerk 5 met een holle ruimte tussen de beide bladen en eventueel een gedeeltelijke opvulling van de holle ruimte met isolatiemateriaal. Het binnenbladgedeelte is in wezen enkel geschikt om ingezet te worden in de specie bij het optrekken van de muur.

10 DE 296 18 569 UI beschrijft een muurverbinder, welke doorgaans vlak gevormd is met uitgestanste delen en daaruit naar buiten gebogen tongen als verankeringsele-ment. Ook deze muurverbinder is nauwelijks geschikt voor het achteraf aanvullen van een enkelvoudig metselwerk tot 15 een tweebladig metselwerk met holle ruimte en ook niet voor het inzetten in een dun voegbed in het buitenblad.

DE 297 18 804 UI beschrijft een spouwanker waarbij een metaalplaat in het bereik van het middengedeelte en van een buitenbladgedeelte aan de zijkanten naar 20 binnen gebogen is, terwijl het binnenbladgedeelte de totale breedte van de metaalplaat heeft. Uitgestanste strippen zijn uit het vlak van de metaalplaat gebogen, om een verankering in de specie te bevorderen. Ook deze stand van de techniek is nauwelijks geschikt om achteraf een 25 enkelbladig metselwerk tot een tweebladig metselwerk aan te vullen.

Uit DE 100 54 364 Al is een déuvelspouwanker bekend, dat geschikt is voor toepassing in een tweebladig metselwerk, waarbij een inslaggedeelte ingebracht wordt in 30 een in het binnenste metselwerk ingebrachte deuvel en de andere zijde van het deuvelspouwanker, een verankeringsge-deelte, in een voeg van het binnenblad van een tweebladig metselwerk ingemetseld wordt. Hiertoe wordt een afgevlakt inslaggedeelte gebruikt, dat ten gevolge van een persstap 35 golfvormig uitgevoerd is. De breedte van het inslaggedeelte van het deuvelspouwanker wordt door deze persstap in wezen onveranderd gehouden.

1 0 23 68 4 3

De uitvinding heeft tot doel om te voorzien in een tweebladig metselwerk en een verbindingselement daarvoor, waarbij het verbindingselement op eenvoudige wijze geproduceerd kan worden en een goede verankering in het 5 metselwerk heeft.

Het dit doel bereikende metselwerk volgens de uitvinding is in conclusie 1 en een overeenkomstig verbindingselement is in conclusie 4 gekarakteriseerd.

Voorkeursuitvoeringsvormen van het metselwerk 10 respectievelijk van het verbindingselement zijn in de afhankelijke conclusies beschreven.

Op grond van de bijgevolg relatieve geringe breedte van het binnenbladgedeelte van het verbindingselement is het mogelijk, in het binnenblad een gat te boren 15 met een voldoende geschikte geringe doorsnede, zodat het binnenbladgedeelte van het verbindingselement (spouwmuur-anker) op eenvoudige wijze in dit boorgat bevestigbaar is, bijvoorbeeld in een speciebed, dat in het boorgat ingevoerd wordt, of ook door middel van een zogenaamde chemi-20 sche deuvel (mortel en zeefhuls) of ook in bijzondere gevallen in deuveltechniek.

De uitvinding betreft niet enkel het genoemde tweebladig metselwerk, maar ook het verbindingselement zelf. Voorkeursuitvoeringsvormen van een dergelijk verbin-25 dingselement zijn in de conclusies 5 tot 11 beschreven.

Hieronder worden voorbeelduitvoeringsvormen van de uitvinding aan de hand van de tekeningen nader toegelicht. Getoond wordt in:

Figuur 1 een perspectivisch aanzicht van een 30 verbindingselement; figuren la, lb, lc dwarsdoorsnede-aanzichten door het verbindingselement volgens figuur 1 langs de lijnen Ia-Ia, Ib-Ib, Ic-Ic; figuur 2 een schematisch gedeelte uit een spouw-35 muur met een verbindingselement; figuren 3a tot 3d verscheidene stappen in een achteraf opgetrokken buitenblad en diens bevestiging met 1 023 68 4 4 verbindingselementen; figuren 4a tot 4d verscheidene stappen van de montage van een verbindingselement bij een binnenblad uit holle bouwstenen; en 5 figuur 5 een zeefhuls voor toepassing bij een montage volgens de figuren 4a tot 4d.

In de figuren zijn overeenkomstige elementen en componenten telkens met dezelfde referentietekens voorzien, zodat op een herhaalde beschrijving afgezien wordt.

10 Het in figuur 1 getoonde verbindingselement 14 is uit één stuk gevormd uit een vlak stuk metaalplaat, dat in de in die figuur getoonde vorm gebogen, gestanst en geperst werd. Het verbindingselement 14 omvat een binnen-bladgedeelte 14a, een middengedeelte 14b en een buiten-15 bladgedeelte 14c. Het oorspronkelijk voor de genoemde vorming gebruikte vlakke stuk metaalplaat heeft bijvoorbeeld een lengte van 24 cm (en dienovereenkomstig heeft dan het verbindingselement 14 deze lengte) en een breedte van ongeveer 14 mm. De dikte van het stuk metaalplaat 20 bedraagt bijvoorbeeld 0,5 mm. Geschikt is bijvoorbeeld een stalen plaat.

Een verbindingselement 14 verbindt volgens figuur 2 bij een tweebladig metselwerk een binnenblad 10 met een buitenblad 12.

25 Het in de figuren 1, la, lb en lc getoonde verbindingselement 14 is in het buitenbladgedeelte 14c volgens figuur la vlak gevormd door ombuigen van de zijkanten van het stuk uitgangsmetaalplaat, zodat bij een oorspronkelijke metaalplaatdikte van bijvoorbeeld 0,5 mm 30 de buitenbladgedeelte 14c een totaal dikte (hoogte) van ongeveer 1 mm bezit. Aan de zijkanten zijn halfcirkelvormige openingen uitgestanst, die volgens figuur 1 aan beide zijden telkens op afstand tot elkaar geplaatst zijn.

Het middengedeelte 14b van het verbindingsele-35 ment 14 is volgens figuur lb cilindervormig, bij het getoonde voorbeelduitvoeringsvorm cirkelcilindervormig. De figuren tonen ook de voeg 15, waar de zijkanten van het 1023684 5 stuk metaalplaat na de vorming tegen elkaar stoten.

Figuur lc toont de dwarsdoorsnede van het bin-nenbladgedeelte 14a door gedeeltes met welvingen 14a2. Daartussen liggen vlak geperste gedeelten 14al, waarin 5 kleine holle ruimtes beschikbaar zijn. De gegolfde, welvingen vertonende gedeelten omvatten daarentegen volgens figuur lc binnenste holle ruimtes. De gedeelten van het binnenbladgedeelte 14a met welvingen 14a2 hebben een iets geringere breedte en een duidelijk grotere hoogte, bij-10 voorbeeld een twee tot drie keer grotere hoogte, als de vlak geperste gedeelten 14al, zodat zowel in de breedte als ook in de hoogte een verankering in de specie of dergelijke plaatsvindt. Figuur lc toont hoe door de welvingen 14a2 de breedte ten opzichte van de vlak geperste 15 gedeelten 14al gereduceerd is.

Volgens figuur 2 wordt binnenbladgedeelte 14a in een dik voegbed 18 van het binnenblad 10 en de buitenblad-gedeelte 14c in een dun voegbed 16 van het buitenblad 12 aangebracht. Betreft het bij het tweebladig metselwerk om 20 een verdere toerusting achteraf, dus een achteraf voorbouwen van een buitenblad (ook voorblad genoemd) 12, dan kunnen de gaten 24 achteraf bijvoorbeeld geboord worden en bij het optrekken van het buitenblad 12 wordt dan het buitenbladgedeelte 14c in de verse, uithardende dun voeg-25 bed 16 ingelegd. Figuur 2 toont ook in een op zich bekende wijze een isolatielaag 20, die door middel van de verbindingselementen 14 en een opsluitplaat 22 zo tegen het binnenblad 10 gedrukt wordt, dat een luchtspleet 42 overblijft.

30 Betreft het bij het tweebladig metselwerk vol gens figuur 2 niet om een toerusting achteraf, maar een gelijktijdig optrekken van zowel het buitenblad alsook het binnenblad, dan kan het verbindingselement 14 ook in het binnenbladgedeelte 14a direct in nog niet uitgeharde 35 specie (van de voeg 18) ingelegd worden, om tijdens uit-harding van de specie de verankering te verkrijgen.

Figuren 3a tot 3d tonen afzonderlijke stappen i 023 684 6 bij het achteraf optrekken van een buitenblad 12, dus een isolatie van een huismuur achteraf en een gelijktijdig produceren van een buitenblad uit bijvoorbeeld klinkerstenen met een dun voegbed. Een dun voegbed 16 (figuur 3d) is 5 typisch slechts 2 mm dik (hoog).

Het binnenblad 10 bestaat bij de in figuur 4 getoonde voorbeelduitvoeringsvorm uit holle bouwstenen 36 met telkens holle kamers 40. Voor de montage van het verbindingselement 14 wordt met een boor 30 een boorgat 38 10 geboord. In een boorgat 38 wordt een zeefhuls 44 ingé bracht, bijvoorbeeld uit kunststof of metaal. De zeefhuls 44 volgens figuur 4b past precies in het boorgat 38. Vervolgens wordt met een spuitpatroon 32 (vergelijk ook figuur 3b) een tweecomponenten specie 46 in de zeefhuls 44 15 gedrukt en aansluitend volgens figuur 4d het binnenbladge- deelte 14a in de tweecomponenten specie 46 ingezet voor bevestiging. Bij het uitharden van de specie verankert ook het verbindingselement. Figuur 5 toont de zeefhuls 44 apart met een verdikking 44a, die bij het in het boorgat 2 0 3 8 schuiven van de zeefhuls volgens figuur 4b nauw slui tend aan de buitenzijde van de holle bouwsteen 36 aanligt.

Het voorgaande samenvattend kan gesteld worden dat bij een tweebladig metselwerk uit binnenblad 10 en buitenblad 12 voorzien is in een verbindingselement 14 25 waarvan het buitenbladgedeelte 14c ongeveer dezelfde breedte heeft als het binnenbladgedeelte 14a zodanig dat het buitenbladgedeelte uit een metaalplaat vlak gevouwen is, het middengedeelte tot een gesloten cilindervorm gebogen is en het binnenbladgedeelte deels vlak gevouwen 30 en deels met welvingen naar binnen gebogen is.

1 023 684

Claims

1. Tweebladig metselwerk met een binnenblad (10) en een buitenblad (12), die door verbindingselementen (14) verbonden zijn, waarbij de verbindingselementen (14) een binnenbladgedeelte (14a) omvatten, die in in het binnen- 5 blad (10) ingezet zijn, waarbij het binnenbladgedeelte (14a) tenminste nagenoeg dezelfde breedte heeft als het buitenbladgedeelte (14c) en in een boorgat (24, 38) in het binnenblad (10) bevestigd is, en de verbindingselementen (14) uit één stuk metaalblik bestaan, dat in het buiten-10 bladgedeelte (14c) volledig vlak gevouwen is, en in het middengedeelte (14b) tot een gesloten cilindervorm gebogen is, met het kenmerk, dat het binnenbladgedeelte (14a) deels tot vlakke gedeelten (14al) gevouwen en deels met welvingen (14a2) naar binnen gebogen is, waarbij de wel-15 vingen (14a2) boven de vlak gevouwen gedeelten (14al) uitsteken.

2. Metselwerk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het buitenbladgedeelte (14c) aan de zijkanten uitstanste gedeelten (14cl) omvat.

3. Metselwerk volgens conclusies 1 of 2, met het kenmerk, dat het buitenbladgedeelte (14c) in een dun voegbed (16) ingezet is.

4. Verbindingselement voor een tweebladig metselwerk bestaande uit een binnenblad (10) en een buiten-25 blad (12), waarbij het verbindingselement (14) een binnenbladgedeelte (14a) omvat voor inzetten in het binnenblad (10) , en een buitenbladgedeelte (14c) voor inzetten in het buitenblad (12), waarbij het binnenbladgedeelte (14a) tenminste nagenoeg dezelfde breedte heeft als het buiten-30 bladgedeelte (14c), met het kenmerk, dat het binnenbladgedeelte (14a) deels tot vlakke gedeelten (14al) gevouwen en deels met welvingen (14a2) naar binnen gebogen is, waarbij de welvingen (14a2) boven de vlak gevouwen gedeelten •023684 · (14al) uitsteken.

5. Verbindingselement volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat het buitenbladgedeelte (14c) aan de zijkanten uitgestanste gedeelten (14cl) omvat.

6. Verbindingselement volgens conclusies 4 of 5, met het kenmerk, dat het verbindingselement (14) uit een metaalplaat bestaat met een dikte van 0,4 tot 0,6 mm, bij voorkeur 0,5 mm.

7. Verbindingselement volgens één der conclusies 10 4-6, met het kenmerk, dat het buitenbladgedeelte (14c) een breedte van 6 tot 8 mm, bij voorkeur 7 mm, en een hoogte van 0,9 tot 1,1 mm heeft.

8. Verbindingselement volgens één der conclusies 4-7, met het kenmerk, dat het binnenbladgedeelte (14a) een 15 breedte van 6 tot 8 mm, bij voorkeur 7 mm heeft.

9. Verbindingselement volgens één der conclusies 4-8, met het kenmerk, dat het middengedeelte (14b) een cirkelvormige dwarsdoorsnede heeft met een diameter van 4 tot 5 mm, bij voorkeur 4,5 mm.

10. Verbindingselement volgens één der conclu sies 4-9, met het kenmerk, dat de welvingen (14a2) , welke aan beide zijden boven en onder van het binnenbladgedeelte (14a) uitsteken, een totale hoogte van 1,5 tot 2,5 mm, bij voorkeur 2 mm, omvatten. 25 -o-o-o-o-o-o-o-o- BP/MB ' !i^3 68 4