NL1023019C2 - Tweewieleropbergsysteem. - Google Patents

Description

i

Tweewieleropbergsysteem

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tweewieleropbergsysteem, omvattende een wielgoot welke verplaatsbaar is tussen een in hoofdzaak horizontale parkeerstand en een schuine kantelstand, waarin de wielgoot een toe-5 voeruiteinde en een aanslaguiteinde heeft en in de kantelstand met het toevoeruiteinde naar beneden toe is gericht, waarbij de wielgoot nabij het aanslaguiteinde is verbonden met een veermechanisme dat de verplaatsing van de wielgoot van een schuine naar een horizontale stand ondersteunt.

10 Een dergelijk tweewieleropbergsysteem is in de prak tijk bekend en wordt met name toegepast op plaatsen waar veel tweewielers, met name fietsen, worden geparkeerd. Dergelijke systemen kunnen met name voordelig toepassing vinden bij openbaar vervoer-voorzieningen, zoals treinstation. Echter, 15 de in de aanhef genoemde systemen nemen veel ruimte in waardoor de toepassing in afgesloten ruimtes, zoals die veelal worden aangetroffen bij treinstations, beperkt wordt. Het tweewieleropbergsysteem volgens de stand der techniek heeft tevens als nadeel dat de lengte van de goten waarin een fiets 20 geparkeerd wordt, relatief lang is. Dit geldt met name voor de op een verhoogde positie geplaatste parkeergoten. De bekende opbergsystemen hebben namelijk twee niveaus om tweewielers op te bergen. Het eerste niveau bevindt zich op begane grond-hoogte. Zoals gebruikelijk, zijn de wielgoten ter 25 plaatse van de plekken waar het voorwiel van een tweewieler zich bevindt om en om verticaal versprongen gepositioneerd, waardoor op een kleinere onderlinge afstand meer tweewielers kunnen worden geplaatst. Door de wielgoten namelijk op de beschreven wijze te positioneren, zullen de sturen van naast 30 elkaar geparkeerde tweewielers niet tegen elkaar aan komen.

De bekende tweewieleropbergsystemen bezitten bovendien boven de genoemde op de grond geplaatste rij opbergmogelijkheden een tweede niveau waar tweewielers kunnen worden geparkeerd. Ook op het tweede niveau zijn de wielgoten ten minste ter 35 plaatse van de voorwielen om en om verticaal versprongen be- vestigd. Teneinde een tweewieler zonder veel moeite op het tweede niveau te parkeren, is althans de wielgoot waarin de wielen van de tweewieler moeten worden geplaatst, uitschuif- baar en kantelbaar uitgevoerd. De wielgoot zal met het uitge- 5 schoven uiteinde naar beneden gekanteld worden in de richting van de begane grond. Het andere uiteinde van de wielgoot, het zogenoemde aanslaguiteinde, blijft gekoppeld met een geleide- goot. Na het plaatsen van de fiets kan de kantelbare wielgoot met het toevoeruiteinde naar boven toe worden getild en weer 10 door de geleidegoot naar de parkeerstand worden geschoven.

Het heeft de voorkeur dat de wielgoot zich in de parkeerstand in horizontale positie bevindt, teneinde te voorkomen dat de- ze tengevolge van de zwaartekrachtwerking uit de parkeerstand I beweegt. Teneinde de wielgoot met daarin de fiets met minder I 15 kracht terug te doen keren naar de horizontale stand is, zo- als hiervoor genoemd, een veermechanisme voorzien welke deze verplaatsing van de wielgoot van de schuine naar de horizon- tale stand ondersteunt.

I Er bestaat derhalve behoefte aan een verbeterd twee- 20 wieleropbergsysteem.

Het is nu het doel van de uitvinding om een verbe- I terd tweewieleropbergsysteem van de in de aanhef genoemde I soort te verschaffen.

Het is met name een doel van de uitvinding om een I 25 tweewieleropbergsysteem te verschaffen dat minder ruimte in- I neemt bij een gelijkblijvend aantal op te slagen fietsen.

Het is in het bijzonder een doel van de uitvinding om een tweewieleropbergsysteem te verschaffen waarmee een maximaal aantal tweewielers in een zo gering mogelijk volume I 30 kunnen worden geparkeerd.

I Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde doelen verschaft de uitvinding een tweewieleropberg- I systeem als in de aanhef genoemd, dat wordt gekenmerkt door- I dat het veermechanisme met een eerste uiteinde is verbonden 35 met een aan de wielgoot bevestigd steunmiddel en met een I tweede uiteinde op een positie lager dan het eerste uiteinde I is bevestigd aan een eerste uiteinde van een tuimelaar, welke I tuimelaar met het tweede uiteinde is gericht naar het toe- 1 r 3 voeruiteinde van de wielgoot. Hierdoor wordt verkregen dat de benodigde ruimte voorbij het aanslaguiteinde van de wielgoot veel minder is dan bij het systeem volgens de stand der techniek. De inbouwdiepte, dat wil zeggen de afstand van het toe-5 voeruiteinde van het systeem tot het aanslaguiteinde, wordt met het systeem volgens de uitvinding sterk verminderd. Daardoor kunnen twee opbergsystemen volgens de uitvinding met de achterzijden tegen elkaar aan worden geplaatst en waarbij de afstand van het toevoeruiteinde van het ene systeem tot het 10 toevoeruiteinde van het andere systeem sterk is afgenomen.

Het name bij de tweewieleropbergsystemen die worden toegepast in afgesloten ruimtes, zoals bij treinstations, heeft dat het grote voordeel dat een groter aantal fietsen in eenzelfde ruimte kan worden geparkeerd dan met de huidige systemen mo-15 gelijk is.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is het veermechanisme met het eerste uiteinde op een positie hoger dan de wielgoot verbonden met een aan de wielgoot bevestigd steunmiddel. Een dergelijk steunmiddel kan bijvoorbeeld een 20 in het algemeen standaard aan de wielgoot bevestigd steunmiddel voor het voorwiel van een fiets zijn. Daarmee wordt voorkomen dat de fiets na het plaatsen daarvan in de wielgoot omvalt.

Volgens een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de 25 tuimelaar althans gedeeltelijk onder de wielgoot gepositioneerd. Daardoor kan de diepte van het systeem volgens de uitvinding verder worden beperkt.

Volgens nog een verdere voorkeursuitvoeringsvorm is de tuimelaar op een positie tussen het eerste en het tweede I 30 uiteinde in, scharnierbaar bevestigd aan de wielgoot. Daar- door wordt een verdere compactering van de constructie ver- kregen, waarbij het mogelijk wordt om de bevestigingsmiddelen waarmee de wielgoot aan de tuimelaar is bevestigd, in de kan- telstand van de wielgoot tegen een aan de geleidegoot beves- 35 tigde aanslag te positioneren. Hierdoor wordt een verbetering van het systeem verkregen, doordat niet slechts een verminde- ring van de inbouwdiepte wordt verkregen,.maar ook een zeer stevige constructie.

I» t

Ten slotte wordt er de voorkeur aangegeven dat de tuimelaar nabij het tweede uiteinde is voorzien van geleide-middelen, bijvoorbeeld geleidewielen, om de verplaatsbare wielgoot door de geleidegoot te geleiden. Indien de geleide-5 goot van metaal is gemaakt, wordt een verbetering van het systeem verkregen wanneer de geleidemiddelen bijvoorbeeld van kunststof worden vervaardigd. Daardoor wordt de geluidsbelasting aanzienlijk verminderd.

Verdere voordelige uitvoeringsvormen zullen een des-10 kundige duidelijk zijn na het lezen van de beschrijving en het beschouwen van de bijgevoegde figuren.

De uitvinding zal hierna nader worden beschreven aan de hand van een aantal figuren, welke een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding tonen en welke geenszins zijn be-15 doeld om de beschermingsomvang van de uitvinding te beperken.

Fig. 1 toont een fietsopbergsysteem volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont een detailaanzicht van het aanslag-uiteinde van een fietsopbergsysteem volgens de uitvinding.

20 Fig. 3 toont een zijaanzicht, gedeeltelijk in door snede, van het aanslaguiteinde van een fietsopbergsysteem volgens de uitvinding.

Fig. 4 toont een opstelling van twee tegen elkaar geplaatste fietsopbergsystemen.

25 In de figuren zijn dezelfde onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers genummerd. Slechts de voor de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn benoemd en genummerd.

In fig. 1 wordt een tweewieleropbergsysteem 1, hierna aangeduid als fietsopbergsysteem, getoond waarbij op een 30 eerste positie 2 en een tweede positie 3 rijen wielgoten zijn bevestigd. De op de eerste positie 2 bevestigde wielgoten 4 zijn om en om nabij de posities 5 waar een voorwiel wordt geplaatst, verticaal versprongen bevestigd. Hierdoor zullen naast elkaar geparkeerde fietsen (niet getoond) niet met de 35 sturen tegen elkaar aan komen. Daardoor is het mogelijk om op een geringere onderlinge afstand b fietsen te parkeren. De verticale verhoging 6 is verbonden aan een onderzijde van een wielgoot 4.

i 5 I Ook de op het tweede niveau 3 gepositioneerde voor zieningen 7 voor het parkeren van fietsen zijn om en om verticaal versprongen geplaatst. Ook hier zijn daartoe verhogingen 6 voorzien.

5 De wielgoot 4 van de op het tweede niveau 3 ge plaatste parkeersystemen 7 zijn longitudinaal verplaatsbaar opgenomen in een geleidegoot 8. De wielgoten 4 zijn, op het tweede niveau 3, voorzien van daaraan bevestigde steunen 9 waartussen een voorwiel van een tweewieler kan worden ge-10 plaatst. Daardoor zal deze tweewieler bij plaatsing in de wielgoot 4 met de beide wielen, niet omvallen. De steunen 9 bestaan uit twee evenwijdig verlopende gebogen staafvormige elementen, welke echter elke gewenste en geschikte vorm hebben. Deze dient zodanig te zijn dat daartussen een wiel van 15 een tweewieler kan worden geplaatst.

De beide staafvormige elementen 10 zijn op enkele posities met elkaar verbonden, teneinde een gewenste onderlinge fixatie te verzorgen. Met deze steun 9 is een eerste uiteinde van een veerelement 11 verbonden. Dit veerelement 11 20 is met zijn andere uiteinde verbonden aan een eerste uiteinde 13 van een tuimelaar 12. Dit is duidelijk getoond in fig. 2.

Voorts is duidelijk te zien in fig. 2 dat de tuimelaar 12 is verbonden met een verbindingsmiddel 14, dat op zijn beurt is verbonden aan de wielgoot 4. Deze verbinding 25 dient zodanig te zijn dat de tuimelaar 12 om dit element 14 kan draaien. Het verbindingselement 14 dient derhalve tevens als draaipunt 14 voor de tuimelaar.

Bij voorkeur is het verbindingselement 14 een hol cilindervormig element dat aan zijn omtrek is verbonden met 30 de tuimelaar 12 en waardoorheen een ten opzichte van het verbindingselement 14 draaibare as is verbonden, welke op zijn beurt is bevestigd aan de wielgoot 4.

De tuimelaar 12 is met het tweede uiteinde 15 daarvan verbonden aan geleidingsmiddelen 16. Dit staat in detail 35 getoond in fig. 3. De geleidingsmiddelen 16 zijn in het weergegeven geval uitgevoerd als geleidingswielen. Deze wielen zijn draaibaar gemonteerd en worden gevoerd over geleidings-banen 17 in een om de wielgoot en de tuimelaar 12 gelegen ge- leidingsgoot 8. Tevens is in fig. 3 een aanslag 18 getoond waartegen de geleidingswielen 16 aanlopen wanneer deze in de richting van het aanslaguiteinde 19 worden bewogen. Derhalve is het maximale verplaatsingstraject van de wielgoot 4 in de 5 geleidegoot ..8 beperkt.

Wanneer de wielgoot 4, zoals getoond in fig. 1, H wordt wegbewogen van het aanslaguiteinde 19 en derhalve in de H richting van het toevoeruiteinde 20, zullen de geleidingsmid- delen 16 tegen een aanslag 21 aan het invoeruiteinde 22 van 10 de geleidegoot komen te liggen. Wanneer de geleidingsmiddelen 16 tegen de aanslag 21 nabij het invoeruiteinde 22 van de ge- leidegoot 8 zijn gelegen, kan het toevoeruiteinde 20 van de wielgoot naar beneden worden bewogen. Daardoor zal de tuime- laar 12 kantelen om het kantelpunt 14. Het veerelement 11 zal 15 daarbij, tegen de krachtwerking van het veerelement 11 in, worden ingedrukt. Vervolgens kan een fiets (niet getoond) in de wielgoot worden gebracht, waarbij het voorwiel in eerste instantie in de wielgoot wordt geplaatst, en in de richting van het aanslaguiteinde 19 worden gevoerd. Het achterwiel zal 20 zich vervolgens bevinden in de nabijheid van het toevoerui- I teinde 20 van de wielgoot. Vervolgens kan de wielgoot 4 met I de tweewieler daarin geplaatst, naar een horizontale stand worden gebracht, waarbij het veerelement 11 zal meewerken.

I Wanneer de wielgoot 4 in een horizontale positie wordt ge- I 25 bracht, kan deze worden verplaatst naar de parkeerstand (zo- als getoond in fig. 1).

I Het zal duidelijk zijn dat het fietsopbergsysteem volgens de uitvinding aanzienlijke voordelen biedt. Doordat I de tuimelaar gedeeltelijk onder de wielgoot 4 is geplaatst, I 30 wordt de diepte van de inrichting, dat wil zeggen de afstand I vanaf het toevoeruiteinde 20 van de wielgoot tot het meest I verafgelegen punt van het opbergsysteem nabij het aanslag- I uiteinde 19. Het meeste afgelegen gedeelte zal in het alge- I meen worden gevormd door de staafvormige elementen 10. Bij 35 het tweewieleropbergsysteem volgens de stand der techniek be- I stond het meest verafgelegen gedeelte uit de geleidegoot 8, I die tot een positie voorbij de staafvormige elementen 10 uit- I stak. Hierdoor werd het probleem verkregen dat de geleidegoot » 4 7 8 in contact kwam met fietsen die in een achter het getoonde opbergsysteem 1 in een soortgelijk opbergsysteem waren geplaatst. De onderlinge afstand van twee fietsopbergsystemen 1 die met de aanslaguiteinden naar elkaar toe gericht werdén 5 geplaatst, werd daardoor zo groot dat deze meer ruimte innam dan wenselijk was. Een dergelijke opstelling is getoond in Fig. 4. Met het systeem volgens de uitvinding is het mogelijk om twee opbergsystemen met de aanslaguiteinden tegen elkaar ' aan te positioneren, waarbij de totale diepte, dat wil zeggen 10 de afstand vanaf het invoeruiteinde van een eerste opbergsysteem tot het invoeruiteinde van het tweede opbergsysteem, slechts 290 cm bedraagt. Toch is het hierbij mogelijk om tweewielers van alle formaten degelijk te parkeren.

Voorts levert het systeem volgens de uitvinding het 15 voordeel op dat de fietsen die in de wielgoten op het eerste niveau 2 zijn gepositioneerd, niet in aanraking komen met de wielgoot 4 van het tweede niveau 3 wanneer die naar beneden wordt gebracht.

Het heeft de voorkeur dat het verbindingselement 14 20 vrijwel aanliggend tegen zijdelingse elementen is gepositioneerd, waardoor deze bij kanteling van de wielgoot 4 slechts aan radiale krachten onderhevig is. Daardoor wordt de belasting op het verbindingselement aanzienlijk verminderd.

I De hoek van de wielgoot wordt met het systeem vol- I 25 gens de uitvinding slechts begrensd door de kogellagers van I de tuimelaar en door het draaipunt. Hierdoor is een nauwkeu- I rige instelling van de kantelhoek van de wielgoot 4 mogelijk.

Zoals in de figuren getoond, is de geleidegoot ge- I vormd uit een gespiegeld Z-profiel, waarbij de geleidingsmid- I 30 delen 16 over door de geleidegoot 8 gevormde geleidingsbanen 17 worden gevoerd. Dit levert een zeer stabiele constructie op. Met name wordt dit verkregen doordat de geleidingsmidde- len op de onderste posities in de geleidegoot 8 worden ge- voerd.

I 35 De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren I getoonde en de uitgebreide beschrijving genoemde uitvoerings- vormen. Deze wordt slechts beperkt door de bijgevoegde con- I clusies. Voorts zullen nadere wijzigingen en aanpassingen H duidelijk zijn aan de deskundige in de techniek, welke echter H alle binnen de beschermingsomvang van de uitvinding vallen.

Claims (6)

1. Tweewieleropbergsysteem, omvattende een wielgoot I welke verplaatsbaar is tussen een in hoofdzaak horizontale I parkeerstand en een schuine kantelstand, waarin de wielgoot I een toevoeruiteinde en een aanslaguiteinde heeft en in de I 5 kantelstand met het toevoeruiteinde naar beneden toe is ge- I richt, waarbij de wielgoot nabij het aanslaguiteinde is ver- I bonden met een veermechanisme dat de verplaatsing van de I wielgoot van een schuine naar een horizontale stand onder- I steunt, met het kenmerk, dat het veermechanisme met een eer- I 10 ste uiteinde is verbonden met een aan de wielgoot bevestigd I steunmiddel en met een tweede uiteinde op een positie lager I dan het eerste uiteinde is bevestigd aan een eerste uiteinde I van een tuimelaar, welke tuimelaar met het tweede uiteinde is I gericht naar het toevoeruiteinde van de wielgoot. I 15

2. Tweewieleropbergsysteem volgens conclusie 1, met I het kenmerk, dat het veermechanisme met het eerste uiteinde I op een positie hoger dan de wielgoot is verbonden met het aan I de wielgoot bevestigde steunmiddel.

3. Tweewieleropbergsysteem volgens conclusie 1 of 2, I 20 met het kenmerk, dat de tuimelaar althans gedeeltelijk onder I de wielgoot is gepositioneerd.

4. Tweewieleropbergsysteem volgens conclusie 1 tot I en met 3, met het kenmerk, dat de tuimelaar op een positie I tussen het eerste en het tweede uiteinde in, scharnierbaar is I 25 bevestigd aan de wielgoot.

5. Tweewieleropbergsysteem volgens conclusie 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat de tuimelaar nabij het tweede I uiteinde is voorzien van geleidemiddelen om de verplaatsbare I wielgoot door een geleidegoot te geleiden. H 30

6. Tweewieleropbergsysteem volgens conclusie 1 tot I en met 5, met het kenmerk, dat de bevestigingsmiddelen voor het scharnierbaar bevestigen van de wielgoot aan de tuimelaar in de kantelstand tegen een aan de geleidegoot bevestigde I aanslag ligt.