NL1022815C2

NL1022815C2 - Systeem voor het ophangen, geleiden en transporteren van lastdragende kabels.

Info

Publication number: NL1022815C2
Application number: NL1022815A
Authority: NL
Inventors: Adrianus Cornelis J Swanenberg; Franciscus Ludovic Groenendijk
Original assignee: Adrianus Cornelis J Swanenberg; Franciscus Ludovic Groenendijk
Priority date: 2003-03-01
Filing date: 2003-03-01
Publication date: 2004-09-06

Description

I Systeem voor het ophangen, geleiden en transporteren van lastdragende kabels

BESCHRIJVING

I 5 De uitvinding verschaft een systeem voor het ophangen, geleiden en transporteren I van staalkabels die op enig moment een dragende functie moeten vervullen. Het systeem maakt gebruik van een of meer van de volgende drie principes: A Ophanging van de kabel aan een op de kabel geperste klem B Geleiding van de kabel door een buis 10 C Transport van de kabel door deze te voeren tussen draaiende trommels.

Voor het ophangen en/of ophijsen van lasten worden volgens de stand der techniek in het algemeen staalkabels gebruikt. Deze kabels worden doorgaans bevestigd op (opgehangen aan) een met de hand of door een motor aangedreven vaak gegroefde trommel (ook wel lier genoemd). De trekkracht in op de staalkabel geeft een 15 mechanische belasting op een groot aantal onderdelen van de daarbij gebruikte mechanismen. De kabels worden voorts geleid over een of meer katrollen ook wel kabelschijven genoemd, waardoor de kabel van richting kan veranderen. Voor de veiligheid worden aan de diameter van trommels en schijven en aan de diameters van de groeven daarin eisen gesteld. Deze trommels en schijven hebben daardoor relatief 2 o grote afmetingen (diameter). De ophanging van de kabel gebeurt behalve met een om de trommel gewonden kabel (enkele blijvende windingen) ook met een lus aan het einde aan de staalkabel. Deze lus wordt verkregen door middel van een aluminium of stalen klem (ook wel taluritklem genoemd) die om het teruggeslagen einde van de kabel en om de kabel zelf wordt geperst. Het nadeel is dat de lus vast 25 bevestigd moet worden aan een of ander ophangconstructie. Het transport van de kabel gebeurt door middel van het draaien van de motor van de lier en het winden van de kabel om de trommel.

De uitvinding beoogt voor de bezwaren van bovengenoemde stand der techniek een oplossing of althans een verbetering te bieden. Dit al dan niet bij specifieke 30 toepassingen en al dan niet in de voorkeursvorm van de uitvinding.

I 2 I De uitvinding verschaft een systeem waarbij gebruik wordt gemaakt van één of meer I van de drie hierna genoemde en in de figuren 1 en 2 getekende principes: I Principe A: de kabel (1) wordt direct wordt opgehangen aan een op de staalkabel I geperste metalen klem (6). De kabel (1) wordt daarvoor door een vaste constructie 5 gevoerd (4: 'stootblok'). De klem (6) blijft achter het stootblok hangen. Het voordeel I hiervan is dat de statische kracht direct op de vaste constructie wordt overgebracht en niet via de breukgevoelige onderdelen van een mechanisme zoals een lier.

I Principe B: De kabel (1) wordt geleid door een vaste (metalen) buis (2; in plaats van I over een katrol of vaste schijf.). Het voordeel hiervan is de geringere benodigde I 10 constructiehoogte bij gelijkblijvende diameter van de bocht die de kabel moet I maken. Bovendien levert de buis (2) een geringe wrijvingsweerstand die kan worden I benut voor het strekken van de kabel. Daarnaast is de positie van de kabel door de I buis (geringe speling) over een grote lengte verzekerd. De eerder genoemde eisen met betrekking tot diameters van het draagvlak van de kabel kan worden voldaan I 15 door de buigstraal van de buis en de keuze van de inwendige diameter van de buis.

Deze toepassing is mogelijk zolang er geen last aanwezig is tijdens het transport van de kabel.

Principe C: het (met name horizontale) transport van de kabel (1) wordt veroorzaakt door een of meerdere kabels (al dan niet gecombineerd met het af- en oprollen van de 20 kabel van en op een haspel) te voeren tussen twee of meer (al dan niet met een stroef materiaal beklede) trommels (3) waarvan er minimaal één wordt aangedreven (met de hand of door middel een motor). Indien een motor zich bevindt in een van de trommels wordt er gesproken van trommelmotor of buismotor. De motorloze trommel is een keertrommel. Het voordeel hiervan is dat op een willekeurige plaats 25 op de kabel (ten opzichte van de einden van de kabel) door de wrijving met de trommel een kracht op de kabel (1) word uitgeoefend en de kabel horizontaal wordt H voortbewogen. Dit zonder dat gebruik wordt gemaakt van een lier. Bovendien H behoeft er geen gewicht aan de kabel te worden gehangen om de beweging op gang te brengen.

De voorkeursuitvoeringsvorm bestaat uit de combinatie van de drie genoemde I principes. Deze voorkeursvorm (waarbij gebruik wordt gemaakt van een of meer I stalen taluritklemmen (6) met een diameter van ongeveer 18 mm en een lengte van I ongeveer 40mm, een ronde (roestvast metalen) buis (2), twee horizontaal geplaatste 5 prismatische trommels boven elkaar) werd ontwikkeld om te worden gebruikt voor I de ophanging, geleiding en transport van staalkabels van liftconsoles, maar kan ook I voor andere toepassingen worden ingezet. Liftconsoles zijn bewegende I ophangconstructies waaraan een werkplatform voor de uitvoering van onderhoudswerkzaamheden kan worden opgehangen. De liftconsole komt door de 10 gevel uit het gebouw naar buiten en laat twee kabels zakken. De (niet getekende) I tractietakels van het (niet getekende) platform bewegen het werkplatform verticaal I ten opzichte van de kabels (1). Na het aankoppelen van het platform en tijdens de uitvoering van de werkzaamheden op het platform worden liftconsoles en de kabels I zelf niet getransporteerd. De kabels (1) worden tijdens het transport niet (meer dan I 15 door het eigen gewicht) mechanisch belast. Hierdoor is de combinatie van de drie I uitgevonden principes bij deze toepassing mogelijk. 1 n o oo ^

Claims

1. Een systeem voor het ophangen, geleiden en transporteren van staalkabels die op enig moment een dragende functie moeten vervullen. Het systeem maakt gebruik van I één of meer van de volgende drie principes: I 5 A Ophanging van de kabel via een op de kabel geperste klem aan een vaste I constructie B Geleiding van de kabel door deze te voeren door een buis C Transport van de kabel door de kabels te voeren over een of tussen twee of meer draaiende trommels. 1 o

2. Systeem volgens conclusie 1, gekenmerkt door bevestigen van de klem volgens I principe A waarbij een andere wijze wordt toegepast voor het bevestigen van de H klem (dan persen).

3. Systeem volgens conclusie 1, gekenmerkt door een andere materiaaltoepassing of I vorm en/of afmetingen voor/van de klem, kabel en buis.

4. Systeem volgens conclusie 1, gekenmerkt door een willekeurige hellingshoek van de (prismatische) trommels