NL1022132C2 - Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur. - Google Patents

Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur. Download PDF

Info

Publication number
NL1022132C2
NL1022132C2 NL1022132A NL1022132A NL1022132C2 NL 1022132 C2 NL1022132 C2 NL 1022132C2 NL 1022132 A NL1022132 A NL 1022132A NL 1022132 A NL1022132 A NL 1022132A NL 1022132 C2 NL1022132 C2 NL 1022132C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
body part
cams
hinge
chain
sides
Prior art date
Application number
NL1022132A
Other languages
English (en)
Inventor
Gijsbertus Johannes Verduijn
Leonardus Adrianus Cornelissen
Original Assignee
Mcc Nederland
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Mcc Nederland filed Critical Mcc Nederland
Priority to NL1022132A priority Critical patent/NL1022132C2/nl
Priority to AU2003296048A priority patent/AU2003296048A1/en
Priority to EP03782973A priority patent/EP1585693B1/en
Priority to US10/538,056 priority patent/US7331446B2/en
Priority to ES03782973T priority patent/ES2298601T3/es
Priority to AT03782973T priority patent/ATE380154T1/de
Priority to DK03782973T priority patent/DK1585693T3/da
Priority to DE60317937T priority patent/DE60317937T2/de
Priority to PCT/NL2003/000867 priority patent/WO2004052759A1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL1022132C2 publication Critical patent/NL1022132C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G21/00Supporting or protective framework or housings for endless load-carriers or traction elements of belt or chain conveyors
    • B65G21/20Means incorporated in, or attached to, framework or housings for guiding load-carriers, traction elements or loads supported on moving surfaces
    • B65G21/2009Magnetic retaining means
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65GTRANSPORT OR STORAGE DEVICES, e.g. CONVEYORS FOR LOADING OR TIPPING, SHOP CONVEYOR SYSTEMS OR PNEUMATIC TUBE CONVEYORS
    • B65G17/00Conveyors having an endless traction element, e.g. a chain, transmitting movement to a continuous or substantially-continuous load-carrying surface or to a series of individual load-carriers; Endless-chain conveyors in which the chains form the load-carrying surface
    • B65G17/30Details; Auxiliary devices
    • B65G17/38Chains or like traction elements; Connections between traction elements and load-carriers
    • B65G17/385Chains or like traction elements; Connections between traction elements and load-carriers adapted to follow three-dimensionally curved paths

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Chain Conveyers (AREA)
  • Attitude Control For Articles On Conveyors (AREA)
  • Lubrication Of Internal Combustion Engines (AREA)

Description

Titel: Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur.
De uitvinding heeft betrekking op een kettingmodule voor een modulaire kettingtransporteur, omvattende een in hoofdzaak bladvormig lijfdeel, voorzien van een aan een bovenzijde van het lijfdeel gelegen transportvlak, van in het lijfdeel op genomen scharnier gaten en van twee 5 aan een onderzijde van het lijfdeel aangebrachte nokken, waarbij aan naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken gelegen glijvlakken samen met een tussen de nokken gelegen glijvlak aan de onderzijde van het lijfdeel een langsgeleiding met in hoofdzaak U-vormige doorsnede vormen.
Een dergelijke kettingmodule is bekend uit EP 0 711 714 en wordt 10 toegepast om in een rij opeenvolgende modules tot een transportketting met een geleed transportvlak te worden gevormd, die over een geleidingsbaan in een transportrichting kan worden voortbewogen. Het gelede transportoppervlak is daarbij op gebouwd uit de transportvlakken van de afzonderlijke modules. De scharniergaten van opeenvolgende modules zijn 15 daarbij met behulp van scharnierpennen gekoppeld, zodat opeenvolgende modules telkens ten opzichte van elkaar kunnen zwenken om een as die in of langs het transportvlak is gelegen en die zich in hoofdzaak dwars op de transportrichting uitstrekt. Hierdoor kan de ketting om een kettingwiel worden geleid. De scharnierpennen zijn daarbij met speling tussen de 20 gekoppelde scharnierogen opgenomen, zodat opeenvolgende modules voorts telkens ten opzichte van elkaar kunnen zwenken om een as die zich in hoofdzaak dwars op het transportvlak uitstrekt. Hierdoor kan de ketting in een plat vlak langs een bocht worden geleid. De module volgens EP 0 711 714 heeft in plaats van een conventioneel, midden onder het 25 lijfdeel opgenomen en van scharnierogen voorzien verbindingsblok, in het lijfdeel opgenomen scharniergaten en twee aan de zijkant van het lijfdeel aangebrachte nokken. Hierdoor kan de module, met behoud van een compacte constructie, stabiel langs een bocht in de geleidingsbaan worden i Ü 2 2 1 3 2 - I geleid. De nokken dragen voorts naar elkaar toe gerichte lippen. Deze lippen I zijn bedoeld om, bij bet doorlopen van een bocht in de geleidingsbaan, met I een bovenvlak samen te werken met een ondervlak van een I corresponderende lip die zijwaarts uitstrekt aan de bovenzijde van een 5 geleidingsbochtsegment met in grondvorm rechthoekige dwarsdoorsnede.
I Hierdoor wordt tegengegaan dat de kettingmodule bij het doorlopen van een bocht in het transportvlak kan kantelen.
I Nadelig aan de uit EP 0 711 714 bekende module is echter dat deze niet kan samenwerken met een conventionele, rechtdoorgaande 10 geleidingsbaan waarin een aantal parallelle kettingen op en tussen een I aantal parallelle slijtstrippen verlopen die met een steek van bijvoorbeeld 85 I mm met tussenruimte van circa 44 mm uiteen zijn geplaatst. In plaats H daarvan moet voor elk kettingspoor een afzonderlijke rechtgeleiding worden op gesteld, waardoor extra maatregelen moeten worden genomen om de 15 transportvlakken van de modules van naast elkaar gelegen kettingen op gelijke hoogte af te stellen.
Een verder nadeel aan de bekende module en het bijbehorende geleidingsbochtsegment is dat de samenwerkende lippen vanwege hun relatief geringe contactvlak slijtagegevoelig zijn en relatief hoge wrijving 20 veroorzaken.
De uitvinding beoogt een kettingmodule van de in de aanhef genoemde soort, waarmee met behoud van de voordelen, genoemde nadelen kunnen worden tegengegaan. Daartoe is de kettingmodule volgens de uitvinding gekenmerkt doordat de nokken op afstand van de zijkanten van 25 het lijfdeel zijn aangebracht, en doordat naast de nokken aan de onderzijde van het lijfdeel glijvlakken zijn gelegen die met aan van elkaar afgekeerde zijden van de nokken gelegen glijvlakken elk een langsgeleiding met in H hoofdzaak L-vormige doorsnede vormen. Door de nokken elk ten opzichte H van de zijrand van het lijfdeel binnenwaarts versprongen onder het lijfdeel 30 aan te brengen, kan de kettingmodule in een recht doorgaand deel van de I geleidingsbaan worden opgenomen in een conventionele rechtgeleiding. Het I L-vormige deel van de geleiding kan daarbij samenwerken met een deel van de bovenzijde en met de zijkanten de slijtstrippen. Bij het doorlopen van een bocht in de geleidingsbaan kunnen althans een deel van het verbindingstuk I 5 en een been van het U-vormige deel van de langsgeleiding samenwerken I met althans een deel van de bovenzijde en een zijvlak van een centrale nok I van een geleidingsbochtsegment. Voorts kunnende liggende delen van de L- vormige geleiding samenwerken met een binnenbochtvlak en een buitenbochtvlak van het geleidingsbochtsegment, zodat goede I 10 ondersteuning plaatsvindt. Doordat de module is voorzien van gescheiden geleidingen voor samenwerking met respectievelijk een I geleidingsbochtsegment en een rechtgeleiding, kan de module samenwerken met een conventionele rechtgeleiding en toch optimaal langs een bocht I worden geleid.
I 15 Bij voorkeur strekken de scharniergaten zich langs een voor- en I een achterkant van de module uit en zijn de doorsneden van de gaten aan de I voor- en achterkant althans plaatselijk verschillend. Door op deze wijze de I doorsnede van de gaten over althans een deel van de lengte aan één kant ruimer te kiezen, kan op elegante wijze worden bereikt dat samenwerkende 20 scharnierogen van opeenvolgende modules via een scharnierpen met speling kunnen worden gekoppeld zodat opeenvolgende modules om een as dwars op het transportvlak ten opzichte van elkaar kunnen verzwenken, terwijl de scharnierpen in de krappere scharniergaten kan worden vastgezet. Het is uiteraard eveneens mogelijk om de scharniergaten aan zowel de voorkant 25 als de achterkant overmaats ten opzichte van de scharnierpen uit te voeren. In dat geval kunnen de doorsneden van de scharniergaten aan voor- en achterkant gelijk zijn. Ook is het mogelijk om opeenvolgende modules afwisselend uit te rusten met slobgaten aan voor- en achterzijde enerzijds en met passende gaten aan voor- en achterzijde anderzijds.
1 π ? ? n ? - I Bij voorkeur is de doorsnede van de gaten aan één kant constant en is de doorsnede van de gaten aan de overstaande kant tenminste gelijk in I grootte en over althans een deel van de lengte groter gekozen. De I scharnierpen kan dan in de gaten met constante doorsnede worden I 5 vastgezet, bijvoorbeeld door middel van een schroefkartelvertanding op de scharnierpen. Door de verlopende diameter van een overmaats gat kan worden bereikt dat de scharnierpen tussen opeenvolgende modules bij het doorlopen van een bocht in het transportvlak op een vooraf bepaalde plaats aanligt tegen de rand van het scharniergat. Bij voorkeur is de plaats met de 10 minimale doorsnede in het midden van het scharnieroog gekozen, zodat de pen nabij de rand van het scharnieroog aanligt en de plaats waar de kracht tussen het scharnieroog en de pen wordt overgebracht in hoofdzaak boven de plaats ligt waar een been van het U-vormige deel van de geleiding H samenwerkt met een aan de radiale buitenzijde gelegen zijvlak van de 15 centrale nok van een geleidingsbochtsegment.
H Op voordelige wijze strekken de scharniergaten van het lijfdeel zich tezamen uit over in hoofdzaak de gehele breedte van het lijfdeel. Hierdoor H wordt bereikt dat scharnierpennen voor het koppelen van opeenvolgende H modules zich in hoofdzaak over de gehele breedte van het lijfdeel kunnen 20 uitstrekken. Opgemerkt wordt, dat de scharniergaten nabij een der zijkanten kunnen aansluiten op een aanslagvlak, zodat het gat is uitgevoerd als een blind gat of een zogenoemd potgat. Bij een dergelijk potgat is het ^B aanslagvlak voorzien van een opening waardoorheen een drevel kan reiken om de scharnierpen uit het scharniergat te duwen. Voorts kunnen de ^B 25 scharniergaten nabij de zijkant zijn voorzien van een sluitelement, zoals een sluitclip.
Bij voorkeur is de ruimte tussen de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken vrij. Hierdoor wordt bereikt dat de aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken gelegen glijvlakken over hun gehele 30 oppervlak kunnen samenwerken met een corresponderend zijvlak van een H centrale nok van een geleidingsbochtsegment, zodat wrijving en slijtage kunnen worden geminimaliseerd.
I Door de glijvlakken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken vanaf het lijfdeel convergerend uit te voeren, kan kanteling van de 5 module bij het doorlopen van een bocht in het transportvlak worden I tegengegaan wanneer de nokken samenwerken met een centrale nok met corresponderend gevormde, naar de basis toe convergerende zijkanten. In een alternatieve uitvoeringsvorm trekken de glijvlakken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken zich in hoofdzaak dwars op de onderzijde I 10 van het lijfdeel uit. Hierdoor kan wrijving bij het doorlopen van de bocht I worden verminderd. Kanteling van de module kan dan worden tegengegaan I door een magnetische aantrekkingskracht te realiseren tussen het bochtsegment enerzijds en de module en/of de scharnierpennen anderzijds.
I Bij voorkeur is aan een zich tussen de naar elkaar toe gekeerde 15 zijden van de nokken uitstrekkend deel van de voor- of achterkant van het lijfdeel voorzien in een aandrijfvlak voor samenwerking met een tandvlak van een kettingwiel.
Op voordelige wijze kunnen één of meer glijvlakken worden gevormd door inzetstukken. Hierdoor kan worden bereikt dat de 20 materiaaleigenschappen slechts ter plaatse van het inzetstuk voor glijdende wrijving hoeven te worden geoptimaliseerd. De inzetstukken kunnen eventueel losneembaar met het lijfdeel en/of de nokken zijn verbonden.
Door de hoogte van het lijfdeel tussen de onderzijde van het lijfdeel en het transportvlak gelijk te kiezen aan de gebruikelijke hoogte van een 25 module van een modulaire transportmat, kan de modulaire ketting gemakkelijk worden ingezet naast een modulaire transportmat met minimale aanpassingen aan de geleidingsbaan. Bij voorkeur is genoemde hoogte 12,7 mm. Opgemerkt wordt, dat binnen deze context onder bladvormig een plaatvormig lijfdeel dient te worden verstaan met een
1 O ? O 1 O O
I 6 I relatief grote dikte, zodat een scharnierpen tussen het boven- en ondervlak I van de plaat kan worden opgenomen.
Verdere voordelige uitvoeringsvormen van de uitvinding zijn I weergegeven in de volgconclusies.
I 5 De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld dat in een tekening is weergegeven. In de tekening I toont: fig. 1 een schematisch perspectivisch bovenaanzicht van een kettingmodule volgens de uitvinding; H 10 fig. 2A en fig. 2B schematisch perspectivische onderaanzichten van de module van fig. 1; fig. 3 een schematisch zij-aanzicht van een aantal in een transportrichting opeenvolgende modules die met behulp van door samenwerkende scharnierogen reikende scharnierpennen tot een 15 transportketting zijn gekoppeld en die om een niet-weergegeven kettingwiel lopen; fig. 4A - fig.4D telkens een schematisch perspectivisch aanzicht van de onderaanzijde van de alternatieve uitvoeringsvormen van de module van fig. 1 waarin één of meer glijvlakken zijn gevormd door inzetstukken; 20 fig. 5 een schematische dwarsdoorsnede van de module van fig. 1 H die samenwerkt met een geleidingsbochtsegment; fig. 6 een schematisch onderaanzicht van het H geleidingsbochtsegement van fig. 5; H fig. 7 een alternatieve uitvoeringsvorm van het 25 geleidingsbochtsegment van fig. 5; fig. 8 een schematische dwarsdoorsnede van twee naast elkaar lopende kettingsporen van de module van fig 1 die samenwerken met een recht geleidingsdeel van de geleidingsbaan 1; en fig. 9 een schematische dwarsdoorsnede van een retourpart voor 30 een geleidingsbochtsegment dat samenwerkt met een module.
H De figuren betreffen slechts schematische weergaven van I voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding. In de figuren zijn gelijke of corresponderende onderdelen aangegeven met dezelfde verwijzingscijfers.
Refererend aan fig. 1-3 is daarin een kettingmodule 1 getoond voor 5 een modulaire transportketting. De kettingmodule 1 omvat een bladvormig I lijfdeel 2 dat door de vakman ook wel wordt aangeduid met de benaming I "bied". Het bladvormige lijfdeel 2 is voorzien van een aan een bovenzijde 3 van het lijfdeel 2 gelegen transportvlak voor het daarop transporteren van I producten. Het transportvlak kan in hoofdzaak vlak zijn en in direct contact I 10 zijn met de te transporteren producten, maar kan tevens contactmiddelen dragen, zoals noppen of vingers. Voorts kan het transportvlak niet alleen I gesloten zijn, zoals in de figuur weergegeven, maar kan het ook open zijn, I bijvoorbeeld doordat het lijfdeel 2 is voorzien van een aantal zich vanaf de bovenzijde 3 tot aan de onderzijde 14 uitstrekkende gaten. Het lijfdeel 2 is I 15 voorts voorzien van in het lijfdeel opgenomen scharniergaten 4. De I scharniergaten 4 strekken zich langs een voorkant 5 en langs een I achterkant 6 in dwarsrichting tussen zijkanten 7, 8 van het lijfdeel 2 van de I module 1 uit. De scharniergaten 4a 1, 4a2, 4b strekken zich uit tezamen uit I over althans de gehele breedte van het lijfdeel 2. Nabij de voorkant 5 zijn de I 20 zijkanten 7, 8 van het lijfdeel 2 elk voorzien van een opening 9al, 9a2 van I de scharniergaten 4a 1, 4a2.
I Het lijfdeel 2 is voorts aan de voorkant 5 voorzien van twee I uitstulpende scharnierogen lOal, 10a2 met een daartussen gelegen I uitsparing 11a. Het lijfdeel 2 is aan de overstaande kant, in dit geval de 25 achterkant 6, voorzien van een met de uitsparing 11a corresponderend gevormd, uitstulpend scharnieroog 10b. De twee uitstulpende scharnierogen lOal, 10a2 aan de voorkant 5 van het lijfdeel zijn voorzien van coaxiale scharniergaten 4al, 4a2 met gelijke, constante cilindrische doorsnede. Het corresponderend met de uitsparing 11a gevormde scharnieroog 10b aan de 30 overstaande kant, hier de achterkant 6, is voorzien van een sleufvormig 1022132 - I 8 I slobgat 4B dat met de lange as van de sleuf in langsrichting van het lijfdeel I 2 ligt. De doorsnede van het slobgat 4b is nabij het midden groter dan de I doorsnede van de cilindrische gaten 4al, 4a2. De doorsnede neemt in de I richting van de aan de respectieve zijkanten 7a, 8b van het scharnieroog 10b I 5 aan de achterkant 6 van het lijfdeel 2 gelegen openingen 9b 1, 9b2 toe.
I Aan een onderzijde 14 van het lijfdeel 2 zijn nokken 15a, 15b aangebracht. De nokken 15a, 15b zijn in dwarsrichting van het lijfdeel 2 uiteen geplaatst en strekken zich ten opzichte van de onderzijde 14 I neerwaarts uit. De nokken 15a, 15b zijn aan de naar elkaar toegekeerde 10 zijden 16a, 16b aan hun oppervlak voorzien van binnenglijvlakken 17a, 17b.
De binnenghjvlakken 17a, 17b kunnen zich over het gehele oppervlak van de naar elkaar toegekeerde zijden 16a, 16b uitstrekken, maar kunnen, zoals in de figuur weergegeven, ook slechts een deel van het oppervlak van de zijden 16a, 16b beslaan. Dit heeft als voordeel dat eventuele trillingen bij H 15 het samenwerken aan de binnenglijvlakken 17a, 17b met de respectieve zijkanten van de centrale nok van een geleidingsbochtsegment kunnen worden tegengegaan. Aan de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 is voorts tussen de nokken 15a, 15b een middenglijvlak 18 gelegen. In dit uitvoeringsvoorbeeld correspondeert dit middenglijvlak 18 met het tussen 20 de nokken 15a, 15b gelegen deel van de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 dat H zich mede uitstrekt over de onderzijde van het scharnieroog 10b aan de achterkant 6 van het lijfdeel 2.
H De aan de naar elkaar toegekeerde zijden 16a, 16b van de nokken 15a, 15b gelegen binnenghjvlakken 17a, 17b vormen samen met het tussen 25 de nokken gelegen middenglijvlak 18 aan de onderzijde van het lijfdeel 2 een langsgeleiding met in hoofdzaak U-vormige dwarsdoorsnede.
De nokken 15a, 15b zijn elk op gelijke afstand van de respectieve zijkanten 7, 8 van het lijfdeel 2 aangebracht. Naast de nokken 15a, 15b zijn H aan de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 hulpglijvlakken 19a, 19b gelegen. De 30 buitenste hulpglijvlakken 19a, 19b corresponderen met de naast de H respectieve nokken 15a, 15b gelegen delen van de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 en strekken zich mede uit over de onderzijden van de voorwaarts I reikende scharnierogen 10al, 10a2.
I Aan de van elkaar afgekeerde zijden 20a, 20b van de nokken 15a, 5 15b zijn buitenglijvlakken 21a, 21b gelegen. In dit uitvoeringsvoorbeeld I strekken de buitenglij vlakken 21a, 21b zich over een deel van het gehele oppervlak van de van elkaar afgekeerde zijden 20a, 20b van de nokken 15a, I 15b uit.
I De buitenglij vlakken 21a, 21b kunnen zich over het gehele I 10 oppervlak van de van elkaar afgekeerde zijden 20a, 20b uitstrekken, maar I kunnen, zoals in de figuur weergegeven, ook slechts een deel van het oppervlak van de zijde 20a, 20b beslaan. Dit heeft het voordeel dat I eventuele trillingen bij het samenwerken van de buitenglij vlakken 21a, 21b met de zijkanten van de slijtstrippen van een recht deel van de 15 geleidingsbaan worden verminderd.
I De naast de nokken 15a, 15b aan de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 I gelegen hulpglijvlakken 19a, 19b vormen met de aan de van elkaar I afgekeerde zijden 20a, 20b van de nokken 15a, 15b gelegen I buitenglij vlakken 21a, 21b elk een langsgeleiding met een in hoofdzaak L- I 20 vormige doorsnede. In langsrichting van het lijfdeel 2 van de module 1 I gezien is derhalve aan de onderzijde 14 een neerwaarts open U-vormige of I gootvormige geleiding aangebracht die aan weerszijden is ingesloten door twee gespiegelde L-vormige of hoekgeleidingen. In dit uitvoeringsvoorbeeld strekken de binnenglijvlakken 17a, 17b en de buitenglijvlakken 21a, 21b 25 zich in hoofdzaak dwars uit op de onderzijde 14. Het moge echter duidelijk zijn dat de beide glijvlakken 21a, 21b in buitenwaartse richting vanaf de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 ten opzichte van elkaar kunnen convergeren of divergeren, alsook dat, onafhankelijk daarvan, de binnenglijvlakken 17a, 17b ten opzichte van elkaar kunnen convergeren of divergeren.
1 n O O 1 rs I 10 I Tussen de naar elkaar toegekeerde zijden 16a, 16b van de nokken 15a, 15b is een ruimte 22 gevormd die vrij is van obstructies voor het daarin I opnemen van een centrale nok van een geleidingsbochtsegment. Het lijfdeel I 2 is ter plaatse van de ruimte 22 aan een zich tussen de nokken 15a, 15b 5 uitstrekkend gedeelte van de voorkant 5 voorzien van een inspringing in het lijfdeel 2 met aandrijfvlak 23. Het aandrijfvlak 23 is bestemd voor I samenwerking met de tandflanken van een kettingwiel. De nokken 15a, 15b strekken zich aan hun basis in langsrichting uit vanaf de voorkant van de I module ter plaatse van de voorwaarts reikende scharnierogen lOal, 10a2 tot I 10 aan de achterkant 8 van het lijfdeel ter plaatse van de naast de achterwaarts reikende scharnieroog 10b gelegen uitsparingen llbl, llb2.
De nokken 15a, 15b zijn aan hun voorzijden 24a, 24b voorzien van een H afschuining. De hoogte van het lijfdeel 2 is in dit uitvoeringsvoorbeeld 12,7 mm.
15 Refererend aan fig. 3 is getoond dat twee in een met een pijl P
aangegeven transportrichting opeenvolgende modules 1 met behulp van scharnierpennen 25 tot een transportketting 26 met een geleed transportvlak zijn gevormd. De transportketting 26 kan daarbij bijvoorbeeld tot een eindloze band worden gevormd die omloopt tussen tenminste twee 20 kettingwielen en waarbij de transportketting 26 kan worden aangedreven H met behulp van tandflanken van tenminste een der kettingwielen, welke tandflanken samenwerken met de aandrijfvlakken 23. In figuur 3 is getoond hoe de opeenvolgende modules 1 Van de transportketting 26 kunnen omlopen om een kettingwiel (niet weergegeven).
25 De scharnierpennen 25 zijn voorzien van een schroefkartelvertanding waarmee deze in de scharniergaten 4al, 4a2 van de voorwaarts reikende scharnierogen lOal, 10a2 zijn vastgezet. De scharnierpennen sluiten een achterwaarts reikend scharnieroog 10b van een voorgaande module 1 in. De scharnierpen 25 doorkruist het als slobgat 30 uitgevoerde scharniergat 4b van het achterwaarts reikende scharnieroog, H zodat opeenvolgende modules 1 een bocht kunnen doorlopen in een liggend vlak, in het bijzonder in een door een bovenste part van een eindloze ketting gevormd geleed transportvlak. De pen 25 is bij voorkeur uitgevoerd uit magetiseerbaar materiaal, zoals staal, maar kan ook zijn vervaardigd uit 5 magnetisch of niet-magnetisch materiaal. De lengte van de pen is in dit I uitvoeringsvoorbeeld in hoofdzaak gelijk aan de breedte van de module 1 en H is in dit uitvoeringsvoorbeeld circa 75 mm. De lengte van de pen is bij I voorkeur groter dan de lengte van een scharnierpen voor een gebruikelijke I kettingmodule en is bij voorkeur groter dan circa 44 mm. De diameter van 10 de pen is in dit uitvoeringsvoorbeeld kleiner dan de voor kettingen I gebruikelijke diameter van 8 mm, bijvoorbeeld circa 6 mm. De diameter van I de pen kan over de lengte variëren, en kan bijvoorbeeld in een middendeel I dikker zijn dan aan de uiteinden om de pen tussen twee ogen op te sluiten.
Op gemerkt wordt dat de scharnierpennen eveneens D-vormig kunnen zijn I 15 uitgevoerd en dat het voorts mogelijk is om de scharniergaten aan één zijde I van de module kleiner uit te voeren. De scharnierpennen kunnen zoals I getoond samenwerken met een of meer passende scharnierogen van een I module en met een of meer overmaatse scharnierogen van een opvolgende I module. Het is echter ook mogelijk opeenvolgende modules te verbinden via I 20 een "losse" pen, door de pen bij beide opeenvolgende modules op te nemen in I overmaatse scharnierogen.
I Refererend aan fig. 4a tot en met 4c is getoond dat de aan de naar elkaar toegekeerde zijden 16a, 16b van de nokken 15a, 15b aangebrachte glijvlakken 17a, 17b op verschillende wijzen kunnen zijn uitgevoerd als 25 inzetstukken 27. De inzetstukken kunnen zijn uitgevoerd uit materiaal met een hogere slijtvastheid en/of betere glij-eigenschappen dan het modulemateriaal, dat is uitgevoerd uit kunststof, zoals POM, PBT en PA.
De inzetstukken 27 kunnen losneembaar zijn uitgevoerd en kunnen na het spuitgieten in de module 1 worden aangebracht. Uiteraard kunnen de 30 inzetstukken 27 eveneens voorafgaand aan het spuitgieten in de ·; Λ O 0 1 0 0 I 12 I matrijsholte worden aangebracht en mee worden gespuitgiet. Refererend aan fig. 4d is getoond dat de inzetstukken 27 meerdere glijvlakken kunnen I vormen, in dit uitvoeringsvoorbeeld de binnenglijvlakken 17A, 17B en de
I buitenglijvlakken 2 IA, 21B
5 Refererend aan fig. 5 is getoond hoe een kettingmodule 1 I samenwerkt met een geleidingsbochtsegment 30. Het geleidingsbochtsegment 30 is voorzien van een in hoofdzaak vlakke bovenzijde 31 waarin twee groeven 32a, 32b zijn aangebracht waarin de respectieve nokken 15a, 15b van de kettingmodule 1 kunnen worden 10 opgenomen. Tussen de groeven 32a, 32b is een centrale nok 33 gevormd. Het bovenvlak 31 is door de groeven 32a, 32b verdeeld in een op de centrale nok 33 gelegen middenvlak 34 en een aan de binnenbocht gelegen binnenbochtvlak 35B en een aan de buitenzijde B van de bocht gelegen buitenbochtvlak 35A. Bij het doorlopen van het bochtsegment werkt althans 15 een deel van het verbindingsstuk en één been van het U-vormige deel van H . de langsgeleiding samen met althans een deel van de bovenzijde en een zijvlak 36 van de centrale nok 33 van het geleidingsbochtsegment 30. In dit H uitvoeringsvoorbeeld is getoond dat het buitenste glijvlak 19a samenwerkt H met het buitenbochtvlak 35A, dat het hulpglijvlak 19b samenwerkt met het 20 binnenbochtvlak 35B, dat het middenvlak 34 samenwerkt met het middenglijvlak 18 en dat het binnenglijvlak 17b samenwerkt met het buitenvlak 36 van de centrale nok 33. Op deze wijze vindt in de bocht een optimale ondersteuning plaats, hetgeen de stabiliteit ten goede komt.
Het bochtsegment 30 heeft een in hoofdzaak liggend E-vormige 25 doorsnede. Het bochtsegment 30 is in fig. 6 in onderaanzicht weergegeven. Het bochtsegment 30 kan zijn voorzien van een geïntegreerd retourpart 45 voor het teruggeleiden van een onderste part van een eindloze ketting (fig· 9).
H Het bochtsegment 30 is voorzien van magneten 37a, 37b die in de 30 naast de groeven 32a, 32b gelegen benen 38a, 38b zijn opgenomen. De H magneten zijn van het permanent magnetische type en zijn bij voorkeur uitgevoerd uit bijvoorbeeld Ferritische magneten of Neodynium magneten.
De magneten 37a, 37b zijn door middel van een metalen sluitplaat 39 verbonden, zodat tijdens gebruik het magnetisch veld van de magneten 37a, 5 37b zich voor een aanzienlijk deel kan uitstrekken door een magnetische kring door de magneten 37a, 37b en de sluitplaat 39 die met behulp van de I scharnierpennen 25 wordt gecomplementeerd. Met behulp van de magneten I 37a, 37b worden de scharnierpennen 25 gemagnetiseerd en wordt de I transportketting 26 in een liggend vlak gehouden en wordt kanteling 10 tegengegaan. In het bijzonder is het daarbij voordelig dat de in de benen I 38a, 38b opgenomen magneten 37a, 37b samenwerken met nabij de I zijkanten 7, 8 van de modules 1 gelegen delen van de scharnierpen 25.
I Hierdoor kunnen de magneten bij het doorlopen van een bocht I samenwerken met het tussen de zijkanten 7, 8 en de van elkaar afgekeerde 15 zijden 20a, 20b gelegen deel van de scharnierpen dat een buitenbocht I doorloopt, zodat een maximaal terugstelmoment tegen kanteling van de I module om zijn langsas kan worden geleverd. De kettingmodules 1 worden I hierdoor met hun onderzijden 14 tegen het bovenvlak 31 van het I tochtsegment 30 getrokken, zodanig dat het middenglijvlak 18 samenwerkt I 20 met het middenvlak 34 en de respectieve hulpvlakken 19a, 19b I samenwerken met het binnenvlak 35a en het buitenvlak 35b.
I Refererend aan fig. 6 is getoond dat de magneten 37a, 37b telkens I paarsgewijs met behulp van een sluitplaat 39 zijn verbonden en dat in langsrichting van het bochtsegment een aantal paren magneten 37 25 achtereen zijn geplaatst.
Opgemerkt wordt dat de glijvlakken aan respectievelijk de van elkaar afgekeerde zijden en de naar elkaar toe gekeerde zijden van de nokken zich in hoofdzaak dwars uitstrekken op de onderzijde 14 van het lijfdeel 2 van de kettingmodule 1. Binnen deze context dient, zoals aan de 30 hand van fig. 5 en 6 is toegelicht, onder "in hoofdzaak dwars" dus zowel een wv; i 1 n o .
I 14 I situatie te worden verstaan waarin een zijvlak zich loodrecht op de onderzijde uitstrekt, als een situatie waarin de zijden een hoek insluiten die I enkele graden groter of kleiner is dan 90°.
I Refererend aan fig. 7 is getoond dat kanteling van de modules 1 5 van de ketting 26 bij het doorlopen van een bochtsegment 30 eveneens kan I worden tegengegaan door de centrale nok te voorzien van een of meer H schuine, naar de basis toe convergerende zijvlakken 36a', 36b', en de I gHjvlakken 17a, 17b van de naar elkaar toegekeerde zijden 16a, 16b van de nokken 15a, 15b vanaf het lijfdeel 2 van de module convergerend uit te 10 voeren. De centrale nok 33 en de vrije tussenruimte 22 vormen dan als het ware een overmaatse zwaluwstaartverbinding waarvan de zijvlakken bij het doorlopen van de bocht samenwerken. In het hier getoonde uitvoeringsvoorbeeld werkt het zijvlak 36b' aan de buitenbocht B samen met het binnenglijvlak 17b. Eventueel kan een basistype module van de naar H 15 elkaar gekeerde zijden 16a, 16b van de nokken 15a, 15b naar keuze worden H voorzien van inzetstukken die convergerend of parallel verlopen, afhankelijk H van de vorm van de centrale nok van het geleidingsbaansegment.
Het moge duidelijk zijn dat de in de figuren 5 en 6 getoonde H magneetconstructie en de in de figuur 7 getoonde zwaluwstaartconstructie H 20 elk afzonderlijk kunnen worden toegepast. Bij voorkeur worden deze H constructies ook gecombineerd toegepast.
Refererend aan fig. 8 is een rechtdoorgaand deel 41 van een geleidingsbaan getoond waarin twee parallelle kettingen 26 op en tussen parallelle slijtstrippen 42, die met een steek van 85 mm en een 25 tussenruimte van 44 mm uiteen zijn geplaatst. De buitenglijvlakken 21a, 21b aan de van elkaar afgekeerde zijden 20a, 20b van de nokken 15a, 15b, d.w.z. de staande delen van de L-vormige geleidingen, werken daarbij samen met de opstaande delen 43 van de slijtstrippen, terwijl de hulpglijvlakken 19a, 19b, d.w.z. de liggende delen van de L-vormige 30 geleiding, samenwerken met de liggende delen 44 van de slijtstrippen 42.
H Referend.aan fig. 9 is daarin een retourpart 45 getoond voor het I geleidingsbochtsegment van fig. 7. Het retourpart 45 wordt toegepast H wanneer de transportketting 26 is uitgevoerd als een eindloze ketting die I omloopt tussen tenminste twee omloopwielen en waarbij tussen de I 5 omloopwielen een bovenpart van de ketting wordt gevormd dat een I transportoppervlak vormt voor de te transporteren producten en een daaronder tussen de omloopwielen gelegen onderpart waarin de modules 1 I van de transportketting 26 terug worden geleid.
Het retourpart 45 is gebruikelijkerwijs onder het I 10 geleidingsbochtsegment 30 aangebracht en is dikwijls met het I geleidingsbochtsegment 30 geïntegreerd. Het retourpart 45 omvat een opneemruimte die door de opeenvolgende kettingmodules 1 kan worden I doorlopen zodat zij geleid en ondersteund worden. De opneemruimte omvat
I twee staande groeven 46A, 46B voor het opnemen van de nokken 15A, 15B
I 15 van de kettingmodules 1. Tussen de staande groeven is in het retourpart 45 een centrale nok 47 gevormd. De opneemruimte omvat voorts liggend georiënteerde groeven 48A, 48B voor het opnemen van de lijfdelen 2 van de kettingmodules 1. De liggende groeven 48A, 48B omvatten elk glijvlakken 49A, 49B die de bovenzijde 3 van de lijfdelen 2 ondersteunen. De staande 20 groeven 46A, 46B omvatten elk aan weerszijden van de centrale nok 47A aangebrachte geleidingsvlakken 50A, 50B voor het geleiden van de binnenglijvlakken 17A, 17B aan de naar elkaar gekeerde zijden 16A, 16B van de nokken 15A, 15B. Indien de naar elkaar toe gekeerde zijden 16A, 16B van de nokken 15A, 15B zijn uitgevoerd met schuin verlopende 25 binnenglijvlakken 17A, 17B, kan de centrale nok 47 van het retourpart 45 eveneens worden uitgevoerd met een corresponderend afgeschuind geleidingsvlak 50A of 50B aan althans de buitenbochtzijde van de centrale nok 47. Het retourpart kan ook worden toegepast in het rechtdoorgaande deel van de geleidingsbaan als in een deel van de geleidingsbaan dat een 30 bocht doorloopt. Bij een rechtdoorgaand deel van het retourpart 45 kunnen
1022132 J
I 16 I uiteraard beide geleidingsvlakken 50A, 50B schuin worden uitgevoerd zodat zij in bovenwaartse richting convergeren en corresponderen met I afgeschuinde geleidingsvlakken 17A, 17B van de kettingmodules 1.
Opgemerkt wordt, dat het uiteraard mogelijk is om het retourpart 45 op een 5 andere wijze uit te voeren.
I Het zal de vakman duidelijk zijn de uitvinding niet beperkt is tot I de hier besproken voorkeursuitvoeringsvormen en dat vele varianten mogelijk zijn binnen het bereik van de uitvinding zoals verwoord in de hierna volgende conclusies.

Claims (17)

1. Kettingmodule voor een modulaire kettingtransporteur, omvattende een in hoofdzaak bladvormig lijfdeel, voorzien van een aan een bovenzijde van het lijfdeel gelegen transportvlak, van in het lijfdeel opgenomen scharniergaten en van twee aan een onderzijde van het lijfdeel 5 aangebrachte nokken, waarbij aan naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken gelegen glijvlakken samen met een tussen de nokken gelegen glijvlak aan de onderzijde van het lijfdeel, een langs geleiding met in hoofdzaak U-vormige doorsnede vormen, met het kenmerk, dat de nokken op afstand van zijkanten van het lijfdeel zijn aangebracht en dat naast de 10 nokken aan de onderzijde van het lijfdeel glijvlakken zijn gelegen die met aan van elkaar afgekeerde zijden van de nokken gelegen glijvlakken elk een langsgeleiding met in hoofdzaak L-vormige doorsnede vormen.
2. Kettingmodule volgens conclusie 1, waarbij de scharniergaten zich langs een voor- en een achterkant van de module uitstrekken en waarbij de 15 doorsnede van de gaten aan de voor- en achterkant althans plaatselijk per kant verschilt.
3. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de scharniergaten zich tezamen uitstrekken over althans de gehele breedte van het lijfdeel.
4. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij nabij de voor- of achterkant van de module, aan tenminste één zijkant van het lijfdeel een opening van een scharniergat is gelegen.
5. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het lijfdeel aan een voor- of achterkant is voorzien van twee uitstulpende 25 scharnierogen met een daartussen gelegen uitsparing en waarbij het lijfdeel voorts aan de overstaande kant is voorzien van een met de uitsparing corresponderend gevormd, uitstulpend scharnieroog. • ’ Kj L. ' I 18
6. Kettingmodule volgens conclusie 5, waarbij de naar elkaar I toe gekeerde zijden van de geleidingsnokken elk grenzen aan de uitsparing I tussen de uitstulpende scharnierogen.
7. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij 5 twee uitstulpende scharnierogen aan de ene kant van de module elk zijn I voorzien van een coaxiaal scharniergat met in hoofdzaak gelijke, constante doorsnede en waarbij een corresponderend met de uitsparing gevormd scharnieroog aan de overstaande kant is voorzien van een slobgat met een doorsnede die tenminste gelijk is aan en over althans een deel van de I 10 doorsnede groter is dan de doorsnede van de cilindrische gaten.
8. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de ruimte tussen de naar elkaar toe gekeerde zijden van de nokken voor het I opnemen van een centrale nok van een geleidingsbochtsegment vrij is van obstructies.
9. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de glijvlakken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken zich in hoofdzaak dwars op de onderzijde van het lijfdeel uitstrekken.
10. Kettingmodule volgens een der conclusies 1-9 waarbij de glijvlakken aan de naar elkaar toegekeerde zijden van de nokken vanaf het 20 lijfdeel convergeren.
11. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het H lijfdeel aan een zich tussen de nokken uitstrekkend gedeelte van de voor- of H achterkant is voorzien van een aandrijfvlak.
12. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de 25 glijvlakken aan de van elkaar afgekeerde zijden van de nokken zich in hoofdzaak dwars op de onderzijde van het lijfdeel uitstrekken.
13. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de hoogte van het lijfdeel tussen de onderzijde en het transportvlak 12,7 mm is.
14. Kettingmodule volgens een der voorgaande conclusies, waarbij althans 30 het lijfdeel en de nokken zijn vervaardigd uit kunststofmateriaal.
15. Modulaire ketting omvattende een reeks opeenvolgende modules overeenkomstig een der conclusies 1-14 die met behulp van door samenwerkende scharnierogen reikende scharnierpennen zijn gekoppeld.
16. Modulaire ketting volgens conclusie 15, waarbij de scharnierpennen zich in hoofdzaak over de gehele breedte van het lijfdeel uitstrekken.
17. Modulare ketting volgens conclusie 16, waarbij de scharnierpennen zijn vervaardigd uit magnetisch of magnetiseerbaar materiaal. 10 f ,Λ A . - .· . , .. > /. / '! '-K /
NL1022132A 2002-12-10 2002-12-10 Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur. NL1022132C2 (nl)

Priority Applications (9)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022132A NL1022132C2 (nl) 2002-12-10 2002-12-10 Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur.
AU2003296048A AU2003296048A1 (en) 2002-12-10 2003-12-09 Chain modular and modular chain conveyor
EP03782973A EP1585693B1 (en) 2002-12-10 2003-12-09 Chain module and modular conveyor chain
US10/538,056 US7331446B2 (en) 2002-12-10 2003-12-09 Chain modular and modular chain conveyor
ES03782973T ES2298601T3 (es) 2002-12-10 2003-12-09 Modulo de cadena y transportador a cadena modular.
AT03782973T ATE380154T1 (de) 2002-12-10 2003-12-09 Förderkettemodul und modulare förderkette
DK03782973T DK1585693T3 (da) 2002-12-10 2003-12-09 Kædemodul og modulær transportörkæde
DE60317937T DE60317937T2 (de) 2002-12-10 2003-12-09 Förderkettemodul und modulare förderkette
PCT/NL2003/000867 WO2004052759A1 (en) 2002-12-10 2003-12-09 Chain modular and modular chain conveyor

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022132A NL1022132C2 (nl) 2002-12-10 2002-12-10 Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur.
NL1022132 2002-12-10

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022132C2 true NL1022132C2 (nl) 2004-06-11

Family

ID=32501538

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022132A NL1022132C2 (nl) 2002-12-10 2002-12-10 Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur.

Country Status (9)

Country Link
US (1) US7331446B2 (nl)
EP (1) EP1585693B1 (nl)
AT (1) ATE380154T1 (nl)
AU (1) AU2003296048A1 (nl)
DE (1) DE60317937T2 (nl)
DK (1) DK1585693T3 (nl)
ES (1) ES2298601T3 (nl)
NL (1) NL1022132C2 (nl)
WO (1) WO2004052759A1 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1032314C2 (nl) * 2006-08-14 2008-02-15 Rexnord Flattop Europe Bv Kettingmodule voor een modulaire kettingtransporteur, modulaire transporteur en transportsysteem voorzien van een modulaire kettingtransporteur.
WO2019240571A1 (en) 2018-06-11 2019-12-19 Rexnord Flattop Europe B.V. Modular conveyor belt transfer system

Families Citing this family (6)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
ATE473936T1 (de) * 2005-04-20 2010-07-15 Transmisiones Mecanicas Ave S Kettenförderer
ES2332733T3 (es) 2006-07-12 2010-02-11 Homag Holzbearbeitungssysteme Ag Eslabon de cadena para una cadena transportadora rotatoria de una maquina herramienta, asi como perfiladora doble con cadenas de guia formadas a partir de estos eslabones de cadena.
NL2015697B1 (en) * 2015-10-30 2017-05-31 Rexnord Flattop Europe Bv Conveyor system, modular conveyor chain and injection molded plastic chain module.
AU2017246658B2 (en) * 2016-04-06 2022-11-24 Laitram, L.L.C. Magnetic conveyor belt module
US10435246B2 (en) 2017-08-30 2019-10-08 Rite-Hite Holding Corporation Extendible fences for extendible conveyors
CN113911639B (zh) * 2021-09-10 2023-07-28 浙江衣拿智能科技股份有限公司 制衣吊挂系统衣架出站装置

Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0480863A1 (en) * 1990-10-01 1992-04-15 Maskinfabrikken Baeltix A/S Chain link conveyor
EP0711714A1 (en) 1994-11-08 1996-05-15 REGINA SUD S.p.A. Improved chain conveyor having improved steadiness and slide features

Family Cites Families (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
IT234202Y1 (it) * 1994-11-08 2000-02-23 Regina Sud Spa Trasportatore a catena con caratteristiche di scorrimento migliorate
DK1068139T3 (da) * 1998-03-30 2003-01-06 Mcc Nederland Transportørunderlag
NL1009526C2 (nl) * 1998-06-30 2000-01-07 Mcc Nederland Bochtsegment voor de loopbaan van een kettingtransporteur.

Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP0480863A1 (en) * 1990-10-01 1992-04-15 Maskinfabrikken Baeltix A/S Chain link conveyor
EP0711714A1 (en) 1994-11-08 1996-05-15 REGINA SUD S.p.A. Improved chain conveyor having improved steadiness and slide features

Cited By (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1032314C2 (nl) * 2006-08-14 2008-02-15 Rexnord Flattop Europe Bv Kettingmodule voor een modulaire kettingtransporteur, modulaire transporteur en transportsysteem voorzien van een modulaire kettingtransporteur.
WO2008020755A2 (en) * 2006-08-14 2008-02-21 Rexnord Flattop Europe B.V. Chain module for a modular chain conveyor, modular conveyor and conveying system provided with a modular chain conveyor
WO2008020755A3 (en) * 2006-08-14 2008-04-10 Rexnord Flattop Europe Bv Chain module for a modular chain conveyor, modular conveyor and conveying system provided with a modular chain conveyor
WO2019240571A1 (en) 2018-06-11 2019-12-19 Rexnord Flattop Europe B.V. Modular conveyor belt transfer system

Also Published As

Publication number Publication date
ES2298601T3 (es) 2008-05-16
ATE380154T1 (de) 2007-12-15
EP1585693B1 (en) 2007-12-05
AU2003296048A1 (en) 2004-06-30
DE60317937T2 (de) 2008-11-27
EP1585693A1 (en) 2005-10-19
DE60317937D1 (de) 2008-01-17
US7331446B2 (en) 2008-02-19
WO2004052759A1 (en) 2004-06-24
DK1585693T3 (da) 2008-02-04
US20060191774A1 (en) 2006-08-31

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3139775B2 (ja) チェーンコンベア
US4823939A (en) Curved path chain conveyor
NL1022132C2 (nl) Kettingmodule en modulaire kettingtransporteur.
NL1022129C2 (nl) Geleidingsbochtsegment voor een modulaire transportketting en samenstel van geleidingsbochtsegment en modulaire transportketting.
DK3027539T3 (en) Magnetic conveyor module
US5402880A (en) Article carrying chain having free tab
EP2969866B1 (en) Diverting conveyor with magnetically driven movers
CA2566004C (en) Module for a conveyor mat and modular conveyor mat
US4805764A (en) Chain conveyor, a conveyor chain and a bend segment for the track of such chain conveyor
NL1009526C2 (nl) Bochtsegment voor de loopbaan van een kettingtransporteur.
US10138065B2 (en) Magnetic conveyor belt module
NL1002350C2 (nl) Bochtsegment voor een kettingtransporteur, alsmede een bovenpart en een onderpart voor een dergelijk bochtsegment.
US5199551A (en) Bend segment for a chain conveyor
NL2001832C2 (nl) Geleidingsbochtsegment.
NL9301355A (nl) Uit kunststof modules opgebouwde transportmat en modules voor een dergelijke transportmat.
CN108883877B (zh) 磁性传送带模块
CN108883878B (zh) 磁性输送带模块
NL8402328A (nl) Volgens een curve bewegende plaatbandtransporteur.
ZA200102334B (en) Chain conveyors.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20100701