NL1022000C2 - Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen. - Google Patents

Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen. Download PDF

Info

Publication number
NL1022000C2
NL1022000C2 NL1022000A NL1022000A NL1022000C2 NL 1022000 C2 NL1022000 C2 NL 1022000C2 NL 1022000 A NL1022000 A NL 1022000A NL 1022000 A NL1022000 A NL 1022000A NL 1022000 C2 NL1022000 C2 NL 1022000C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
transport
interface
transport unit
coupled
cart
Prior art date
Application number
NL1022000A
Other languages
English (en)
Inventor
Willem Jorrit Schoonhoven
Michiel Sebastiaan Em Knoppert
Original Assignee
Konink Tpg Post B V
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Konink Tpg Post B V filed Critical Konink Tpg Post B V
Priority to NL1022000A priority Critical patent/NL1022000C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1022000C2 publication Critical patent/NL1022000C2/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P3/00Vehicles adapted to transport, to carry or to comprise special loads or objects
    • B60P3/007Vehicles adapted to transport, to carry or to comprise special loads or objects for delivery of small articles, e.g. milk, frozen articles
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B60VEHICLES IN GENERAL
    • B60PVEHICLES ADAPTED FOR LOAD TRANSPORTATION OR TO TRANSPORT, TO CARRY, OR TO COMPRISE SPECIAL LOADS OR OBJECTS
    • B60P1/00Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading
    • B60P1/64Vehicles predominantly for transporting loads and modified to facilitate loading, consolidating the load, or unloading the load supporting or containing element being readily removable
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B62LAND VEHICLES FOR TRAVELLING OTHERWISE THAN ON RAILS
    • B62JCYCLE SADDLES OR SEATS; AUXILIARY DEVICES OR ACCESSORIES SPECIALLY ADAPTED TO CYCLES AND NOT OTHERWISE PROVIDED FOR, e.g. ARTICLE CARRIERS OR CYCLE PROTECTORS
    • B62J7/00Luggage carriers
    • B62J7/02Luggage carriers characterised by the arrangement thereof on cycles
    • B62J7/04Luggage carriers characterised by the arrangement thereof on cycles arranged above or behind the rear wheel

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Transportation (AREA)
  • Health & Medical Sciences (AREA)
  • Public Health (AREA)
  • Handcart (AREA)

Description

Titel: werkwijze·en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het distribueren van bestelgoed vanaf een distributiecentrum naar met dit distributiecentrum geassocieerde afgiftebestemmingen. Het distributiecentrum kan bijvoorbeeld een fabriek zijn, van waaruit 5 geproduceerde goederen naar lokale verkooppunten worden getransporteerd, een magazijn van waaruit bestelde artikelen deur aan deur worden afgeleverd of een sorteerkamer van waaruit post bij geadresseerden wordt bezorgd.
Het bestelgoed wordt daarbij doorgaans door verschillende 10 opeenvolgende transportmiddelen vervoerd en wordt daartoe verscheidene malen overgeheveld van het ene transportmiddel naar het andere transportmiddel. Dit overhevelen is arbeidsintensief en niet zelden in strijd met geldende arbo-normen, bijvoorbeeld wegens herhaalde onergonomische handelingen of overschrijding van maximaal toelaatbare tillasten. Het 15 bestelgoed kan bovendien tijdens het overhevelen in de war, kwijt en/of beschadigd raken.
De uitvinding beoogt een werkwijze van het hierboven genoemde type te verschaffen, waarbij ten minste een deel van genoemde nadelen van de bekende werkwijzen is opgeheven. Daartoe wordt een werkwijze volgens 20 de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.
Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt het bestelgoed door middel van een nagenoeg horizontale beweging van het ene transportmiddel naar het andere transportmiddel overgeheveld. Daarbij behoudt het bestelgoed tijdens het overhevelen in hoofdzaak eenzelfde hoogte, waardoor 25 tilactiviteit tot een minimum wordt beperkt en bij voorkeur volledig wordt geëlimineerd. Dankzij de eenvoudige, horizontale beweging kan het 102200Π I overhevelen bovendien snel, efficiënt en op geordende wijze geschieden, I zodat het gevaar op door de war raken of kwijt raken van stukken of I beschadigen daarvan eveneens tot een minimum is beperkt.
I Teneinde laatstgenoemd gevaar nog verder te reduceren wordt een I 5 werkwijze volgens de uitvinding in een nadere uitwerking gekenmerkt door I de maatregelen volgens conclusie 2.
Door het bestelgoed in transporteenheden onder te brengen, is op eenvoudige wijze verzekerd dat eenmaal gesorteerd bestelgoed gedurende I het gehele distributietraject, en in het bijzonder tijdens het overhevelen, 10 bijeen wordt gehouden en wordt vermenging met voor andere bestemmingen bedoeld bestelgoed verhinderd. De transporteenheden helpen bovendien het H bestelgoed tegen schadelijke externe invloeden te beschermen, zoals vocht, I vuil en mechanische belasting. Bovendien wordt hiermee het overhevelen nog verder vereenvoudigd doordat een relatief grote hoeveelheid bestelgoed 15 met een enkele horizontale beweging kan worden overgeheveld. Daarbij kunnen de afmetingen van de toe te passen transporteenheden eenvoudig zodanig worden gekozen, dat een maximum daarin op te nemen hoeveelheid bestelgoed een vooraf bepaald maximum gewicht niet overschrijdt, zodat steeds aan geldende arbo-normen wordt voldaan.
20 In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 3.
Gebruik van een interface biedt het voordeel dat de transporteenheden hiermee op eenvoudige en eenduidige wijze aan uiteenlopende transportmiddelen kunnen worden gekoppeld. Bovendien kan 25 hierdoor een hoge mate van standaardisatie worden bereikt, waarbij het overhevelen van transporteenheden steeds op eenzelfde wijze kan geschieden, ongeacht de aard van de betrokken transportmiddelen. Dit zal de algehele efficiëntie van de overhevelhandelingen ten goede komen. Voorts kunnen bestaande transportmiddelen eenvoudig met een of meerdere 3 dergelijke interfaces worden uitgerust en aldus geschikt worden gemaakt voor toepassing in een werkwijze volgens de uitvinding.
In een nadere voordelige uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 5.
5 Bij deze werkwijze bevindt de interface van een ontvangend transportmiddel, dat wil zeggen het transportmiddel waar naar toe een transporteenheid wordt overgeheveld, zich ten minste op het moment van overhevelen op gelijke hoogte als de over te hevelen transporteenheid. Dit kan bijvoorbeeld worden bereikt door alle interfaces van de diverse 10 transportmiddelen op gelijke hoogte ten opzichte van een gemeenschappelijk referentievlak aan die transportmiddelen op te hangen. De interfaces kunnen evenwel ook in hoogte verstelbaar met de transportmiddelen zijn verbonden en voorafgaand aan een overhevelactie op de gewenste hoogte worden ingesteld. Hierdoor kan het overhevelen via een 15 horizontale beweging plaatsvinden, waardoor de gevulde en derhalve relatief zware transporteenheid niet omhoog hoeft te worden getild. De bij het overhevelen betrokken interfaces zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd, dat de transporteenheid tijdens de horizontale beweging wordt ondersteund, zodat tilactiviteit geheel wordt vermeden.
20 Het in hoogte verstellen van de interfaces geschiedt bij voorkeur mechanisch, bijvoorbeeld door middel van een hydraulisch, pneumatisch of elektrisch hefmechanisme, zeker wanneer de te verstellen interface is belast met een daaraan gekoppelde, gevulde transporteenheid.
In een voorkeursuitvoeringsvorm wordt een werkwijze volgens de 25 uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 6.
De werkwijze volgens de uitvinding biedt in het bijzonder voordeel wanneer het bestelgoed post betreft. Deze post kan in de transporteenheden bijeen worden gehouden, gesorteerd naar bestemming en beschermd tegen schadelijke externe factoren, zoals weersinvloeden en transportschokken.
30 De interfaces zorgen ervoor dat de transporteenheden eenvoudig tussen 1ΠO On Dn I verschillende bekende bezorgmiddelen kunnen worden overgeheveld, zoals I bijvoorbeeld een rijwiel of loopkar, waarbij een bezorger nauwelijks tilarbeid I behoeft te verrichten, doordat de post dankzij de interfaces op in hoofdzaak I eenzelfde hoogte kan worden overgeheveld.
5 De uitvinding heeft voorts betrekking op een systeem voor het distribueren van bestelgoed, gekenmerkt door de maatregelen volgens I conclusie 8. Met een dergelijk systeem kan een werkwijze als hiervoor I beschreven worden uitgevoerd, met alle hiervoor genoemde voordelen van I dien.
I 10 In een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm wordt een systeem volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 13.
I Door de interface van een deksel te voorzien in plaats van alle transporteenheden kan het distributiesysteem met minder deksels volstaan, I en gaat de kostprijs per transporteenheid omlaag. De aan de interfaces I 15 gekoppelde deksels zorgen ervoor dat de transporteenheden tijdens transport, wanneer de eenheden aan een interface zijn gekoppeld, kunnen I worden afgesloten. Buiten gebruik, wanneer de transporteenheden bijvoorbeeld tot nader gebruik op een distributiecentrum zijn opgeslagen, behoeven de eenheden geen afsluiting. Een deksel zou dan slechts onnodig 20 veel ruimte in beslag nemen.
Een aan de interface verbonden deksel biedt voorts het voordeel, dat wanneer dit deksel op een transporteenheid wordt vergrendeld, daarmee ook automatische de transporteenheid aan de interface is vergrendeld, zodat H de transporteenheid niet door onbevoegden kan worden geopend, noch 25 verwijderd.
H De uitvinding heeft voorts betrekking op een transporteenheid en H een interface voor gebruik in een werkwijze of systeem volgens de uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 17, respectievelijk conclusie 20.
5
De transpqrteenheid is bij voorkeur vervaardigd uit kunststof, aangezien dit goed verwerkbaar is, grote ontwerpvrijheid biedt en bovendien licht is en toch stijf. Desgewenst kunnen delen van de transporteenheid worden verstevigd met metaal. Zo kan bijvoorbeeld de bovenrand, althans 5 dat deel waaraan de transporteenheid tijdens gebruik wordt opgehangen, van een metalen band worden voorzien. Voorts wordt bij voorkeur rondom de buitenzijde van de transporteenheid, nabij de bovenrand daarvan een band aangebracht van flexibel materiaal, zoals bijvoorbeeld rubber. Deze kan tijdens gebruik, in het bijzonder tijdens het koppelen van de 10 transporteenheid aan de interface als stootband fungeren.
Door de interface te voorzien van ten minste een klemelement en een deksel, waarmee dit klemelement in een klemmende stand kan worden gebracht, wordt een zeer eenvoudig te bedienen interface verkregen, waarbij een aan de interface gekoppelde transporteenheid met een simpele 15 zwenkbeweging tegelijkertijd kan worden afgesloten en tegen verplaatsing geborgd.
De uitvinding heeft voorts betrekking op diverse transportmiddelen, geschikt voor toepassing in een werkwijze of systeem volgens de uitvinding. In een eerste voordelige uitvoeringsvorm wordt een 20 transportmiddel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 24.
Met een rijwiel volgens de uitvinding kan dankzij de twee interfaces een relatief grote hoeveelheid bestelgoed ineens worden meegenomen. Hierdoor hoeft een bezorger minder frequent het 25 distributiecentrum aan te doen, voor nieuwe voorraad en kan veel tijd worden bespaard. Teneinde het verplaatsen met de zwaardere last te helpen verlichten, wordt het rijwiel bij voorkeur uitgerust met een motor. Deze motor kan vast, doch is in een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm bij voorkeur losneembaar met de aandrijfinrichting van het rijwiel gekoppeld. 30 Hierdoor behoeven niet alle rijwielen continu met een motor te zijn 1 072000 uitgerust, en kan derhalve met minder motoren dan rijwielen worden I volstaan.
I De wielbasis van het rijwiel en de ophanging van de interfaces is I zodanig op elkaar afgestemd, dat een resulterend zwaartepunt van de 5 beladen rijwiel vóór de achteras is gelegen, in hoofdrijrichting gezien. Aldus I wordt verhinderd dat het rijwiel in gebruik onder het gewicht van het I bestelgoed gaat 'steigeren', waarbij het voorwiel los komt van het wegdek en het rijwiel met belading achterover klapt.
I In een tweede voordelige uitvoeringsvorm wordt een I 10 transportmiddel volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen I volgens conclusie 27.
I Door de kar volgens de uitvinding te voorzien van een inklapbare trekhaak, duwstang en voorwielen, wordt een multifunctionele kar I verkregen die zowel als aanhanger kan fungeren, achter bijvoorbeeld de I 15 hierboven beschreven rijwiel of als loopkar, voor bijvoorbeeld huis aan I huisbezorging van post. Daarbij is de kar bij voorkeur met ten minste een I interface volgens de uitvinding uitgerust. Met een dergelijke kar, zeker I wanneer deze in combinatie met een ander transportmiddel wordt gebruikt, neemt de bezorgcapaciteit enorm toe, waardoor een bezorger nog minder I 20 vaak terug hoeft naar het distributiecentrum om nieuwe lading op te halen, en derhalve veel tijd kan worden bespaard. Ook in dit geval kan, wanneer I een dergelijke kar achter de hiervoor besproken rijwiel wordt gehangen, met I voordeel gebruik worden gemaakt van de extra motorische ondersteuning, teneinde voor de toegenomen belasting te compenseren.
I 25 De kar is bij voorkeur zodanig ontworpen dat bij het transformeren van aanhanger naar loopkar de ten minste ene interface mee verplaatst van I een relatief lage, dicht bij de grond gelegen, stabiele positie naar een hoger I gelegen positie, waarbij de bezorger zich bij het huis aan huis bezorgen niet I hoeft te bukken. Voorts zijn bij voorkeur ook tussengelegen standen I 30 mogelijk zodat de interface ten behoeve van het overhevelen van de 7 transporteenheden op een gewenste hoogte kan worden gebracht. Teneinde de hoogte instelling te vereenvoudigen kunnen hefmiddelen zijn voorzien, zoals bijvoorbeeld een mechanisch, hydraulisch of pneumatisch krikme chanisme 5 In de verdere volgconclusies worden nadere voordelige uitvoeringsvormen van een werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed beschreven, alsmede daarvoor geschikte transportmiddelen, transporteenheden en interfaces.
Ter verduidelijking van de uitvinding zullen 10 uitvoeringsvoorbeelden van een distributiesysteem volgens de uitvinding, verschillende daarin toegepaste transportmiddelen, een transporteenheid en een interface nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: fig. 1 schematisch een systeem voor het distribueren van bestelgoed 15 volgens de uitvinding, omvattende een reeks verschillende transportmiddelen, voorzien van op elkaar afgestemde interfaces volgens de uitvinding; fig. 2 in perspectivisch aanzicht een interface volgens de uitvinding en een daaraan te koppelen transporteenheid; 20 fig. 2A in doorgesneden zijaanzicht de interface met daaraan gekoppelde transporteenheid volgens fig. 2; fig. 3 een eerste transportmiddel volgens de uitvinding, in de vorm van een trolley/bezorgkar, in het bijzonder geschikt voor intern gebruik in het distributiecentrum; 25 fig. 4 een tweede transportmiddel volgens de uitvinding, in de vorm van een rijwiel, voor gebruik buiten het distributiecentrum over middellange afstanden en deur aan deur bezorging; fig. 5A in perspectivisch aanzicht een derde transportmiddel volgens de uitvinding, in de vorm van een bezorgkar, voor deur aan deur 30 bezorging; I022000 I 8 fig. 5B de bezorgkar volgens fig. 5A in zijaanzicht; en I fig. 5C de bezorgkar volgens figuur 5A in een tweede stand, waarbij de kar als aanhanger kan fungeren, voor bijvoorbeeld het rijwiel uit figuur I 4 I 5 In figuur 1 is schematisch een distributiesysteem 1 getoond volgens I de uitvinding, voor het transporteren van bestelgoed 4 vanaf een I distributiecentrum 2 naar met dit distributiecentrum 2 geassocieerde I afgiftebestemmingen 3. In de navolgende beschrijving zullen de I verschillende onderdelen van het distributiesysteem en de werking daarvan 10 worden uitgelegd aan de hand van een distributiesysteem voor post, waarbij I het distributiecentrum 2 een postsorteerafdeling is en de I afgiftebestemmingen 3 postbussen of adressen van geadresseerden I betreffen. De uitvinding is evenwel geenszins beperkt tot het distribueren I van post, doch kan met voordeel worden toegepast voor elk transportproces, I 15 waarbij een product met behulp van verschillende transportmiddelen van I een eerste naar een tweede locatie dient te wordt getransporteerd, bijvoorbeeld van een fabriek of magazijn naar een winkel of afgifteloket, of I vanaf een cateringservice naar een bedrijf of huisadres, en daarbij tussen I verschillende transportmiddelen wordt overgeheveld.
I 20 Het distributiesysteem 1 volgens de uitvinding omvat een reeks transporteenheden 5, een reeks transportmiddelen 6A-C, en een I gestandaardiseerd koppelmiddel, hierna interface 8 genoemd, waarmee de I afzonderlijke transporteenheden 5 (welke zijn ingericht voor opname van I een bepaalde hoeveelheid bestelgoed 4) aan elk van de transportmiddelen 6 I 25 kunnen worden gekoppeld (zodat de transportmiddelen elk een deel van het I door het bestelgoed 4 af te leggen traject kunnen verzorgen).
I In navolgende beschrijving zullen de verschillende hierboven I genoemde onderdelen van het distributiesysteem 1 nader worden toegelicht, te beginnen met de transporteenheid 5 en de interface 8, beide getoond in I 30 figuur 2 en 2A.
9
De transporteenheid 5 omvat een in hoofdzaak rechthoekige box, voorzien van een bodem 10, vier opstaande wanden 11,12 en een open bovenzijde 14. De bodem 10 is aan de onderzijde voorzien van afgeschuinde langsranden 13 en een groef 15, welke zich ongeveer halverwege de bodem 5 10, over de volle lengte daarvan uitstrekt. De bovenranden 16 van de langswanden 11 zijn elk, op enige afstand van de hoekpunten van de box 5 voorzien van een inkeping 17, welke op nog nader te beschrijven wijze kunnen samenwerken met op de interface 8 voorziene klemelementen.
Voorts zijn tegen de binnenzijde van de langswanden 11, net onder 10 de bovenrand 16 en ongeveer halverwege de inkepingen 17, eerste sluitmiddelen 18 voorzien, welke kunnen samenwerken met tweede sluitmiddelen van een nog nader te bespreken deksel waarmee de transporteenheid 5 kan worden afgesloten.
Rondom de box 5, nabij de bovenrand 16 daarvan, is een band 20 15 aangebracht van relatief zacht, elastisch materiaal, bijvoorbeeld rubber of een thermoplastische kunststof. Deze band 20 kan tijdens gebruik als stootband fungeren. Daarnaast kan de box 5 aan deze band 20 worden vastgegrepen en voorts geeft de band 20, zeker wanneer deze in bijvoorbeeld een contrastkleur of fluorescerend wordt uitgevoerd, een opvallend uiterlijk 20 aan de box 5, waarmee de distributeur zich van andere kan onderscheiden.
De box 5 zelf is bij voorkeur uit kunststof, desgewenst vezelversterkte kunststof, vervaardigd, bijvoorbeeld door spuitgieten. Hiermee kan tegen relatief lage kosten een stijve, vormvaste en toch lichte transporteenheid 5 worden gerealiseerd, waarin bestelgoed 4 effectief kan 25 worden beschermd tegen vuil, vocht en tijdens transport optredende schokken. Eventueel kunnen delen van de box 5 van metaal worden uitgevoerd, teneinde de box 5 plaatselijk te versterken, bijvoorbeeld ter plaatse van de ophangpunten van de box 5. Zo kan bijvoorbeeld aan de binnenzijde van de box, nabij de bovenrand een rondlopende metalen strip 30 worden aangebracht, waaraan de box 5 in gebruik aan een interface 8 kan I022000 I 10 I worden opgehangen. De afmetingen van de box 5 zijn bijvoorkeur zodanig I gekozen, dat wanneer de box 5 maximaal wordt gevuld met bestelgoed 4, het I totale gewicht een vooraf bepaalde, voor een persoon maximum toelaatbare I tillast niet overschrijdt.
I 5 De interface 8 omvat een in hoofdzaak rechthoekig frame 22, dat nabij een onderrand 23 is voorzien van een oplegvlak 24, dat zich in gebruik I in hoofdzaak in horizontale richting uitstrekt, en nabij een tegenover I gelegen bovenrand 21 is voorzien van twee klemelementen 25, waarvan de I afmetingen en onderlinge ligging in hoofdzaak corresponderen met die van I 10 de inkepingen 17 in de bovenranden 16 van de transporteenheid 5. De I termen boven en onder refereren in deze beschrijving aan de stand waarin de interface 8 in gebruik aan een transportmiddel 6A-C is bevestigd.
Het oplegvlak 24 is, in zijaanzicht gezien, weerhaakvormig van I ontwerp, met een bovenzijde die zich vanaf het frame 22 hellend omlaag I 15 uitstrekt richting een vrije eindrand 27, en op korte afstand van deze eindrand 27 een stapsgewijze verhoging 28 maakt, om vervolgens vanaf deze verhoging 28 verder omlaag te hellen, tot aan de eindrand 27.
I De klemelementen 25 hebben een U-vormige dwarsdoorsnede, als I getoond in figuur 2A, met een lang been 26 en een korter been 29. De I 20 klemelementen 25 zijn elk met een bodemdeel dat beide benen 26, 29 I verbindt, zwenkbaar met het frame 22 verbonden, waarbij het korte been 29 I richting het frame 22 is gekeerd. Voorts kunnen de klemelementen 25 een I voorspanelement en een blokkeermechanisme (niet getoond) omvatten, I waarmee de klemelementen 25, wanneer deze eenmaal in een klemmende I 25 stand zijn gebracht op hierna nog te bespreken wijze, in die klemmende I stand kunnen worden vergrendeld, zodat de elementen 25 onder de werking I van tijdens transport daarop werkende krachten en schokken hun I klemmende stand behouden.
I De interface 8 kan net als de transporteenheid 5 uit kunststof zijn I 30 vervaardigd, doch kan bijvoorbeeld ook uit metaal zijn vervaardigd, met 11 behulp van op zichzelf bekende bewerkingstechniekén. Het oplegvlak 24 en de klemelementen 25 vormen tezamen een driepunts-bevestigingssysteem waarmee de transporteenheid 5 op eenvoudige wijze aan het frame 22 kan worden gekoppeld, geborgd tegen verplaatsing in drie richtingen.
5 Het aankoppelen van de transporteenheid 5 kan als volgt geschieden. De transporteenheid 5 wordt recht voor de interface 8 geplaatst, met een langswand 11 naar het frame 22 gekeerd, en vervolgens richting dit frame 22 geschoven. Daarbij schuift de bodemzijde 10 van de box 5 over het oplopend oplegvlak 24 omhoog, tot voorbij het hoogst gelegen punt 28 10 daarvan, en vervolgens omlaag, zodat het weerhaakvormige oplegvlak 24 in de groef 15 van de bodem 10 grijpt en de box 5 tegen terugschuiven borgt (zie figuur 2A).
De inkepingen 17 in de bovenrand 16 van de box 5 zorgen ervoor dat de box 5 met deze bovenrand 16 onder de klemelementen 25 door tot 15 tegen het frame 22 kan worden geschoven. Daarbij hebben de klemelementen 25 de in figuur 2A in onderbroken lijnen weergegeven stand, waarbij de bovenrand 16 juist onder het lange been 26 door kan bewegen, tot tegen een vrij uiteinde van het korte been 29. Door de box 5 vervolgens nog verder richting het frame 22 te verschuiven, zal de bovenrand 16 het 20 klemelement 25 verzwenken, in figuur 2A met de klok mee, en wordt het (niet getoonde) blokkeermechanisme door middel van de voorspanelementen geactiveerd. De klemelementen 25 zullen hierdoor een klemstand aannemen, als getoond in getrokken lijnen in figuur 2A, waarbij de klemelementen 25 de bovenrand 16 van de box 5 ter plaatse van de 25 inkepingen 17 omvatten. In deze klemmende stand is de box 5 in samenwerking met het oplegvlak 24 in verticale en horizontale richting opgesloten. Het geactiveerde blokkeermechanisme belet de klemelementen tegen ongewenst terugzwenken naar een niet-klemmende stand. Dankzij de symmetrische ligging van de inkepingen 17 aan weerszijden van de box 5 1 Hoort nn H kan de box 5 met beide langswanden 11 op hierboven beschreven wijze aan de interface 8 worden gekoppeld.
Het moge duidelijk zijn dat de klemelementen 25 en de wijze waarop deze worden geactiveerd, op vele andere manieren kunnen worden 5 uitgevoerd. Zo kunnen de klemelementen bijvoorbeeld door middel van handmatig te bedienen hendels in de klemmende stand worden gebracht, naast of in plaats van met de bovenrand 16, als hierboven beschreven.
In het getoonde uitvoeringsvoorbeeld omvat de interface 8 voorts I een deksel 30, dat zwenkbaar nabij een bovenrand 21 met het frame 22 is I 10 verbonden. Het deksel 30 is zodanig gedimensioneerd dat dit een aan de interface 8 gekoppelde transporteenheid 5 passend kan afsluiten. Het deksel 30 kan net als de box uit kunststof zijn gespuitgiet. Daarbij kunnen I desgewenst aan de binnenzijde van het deksel 30 verstevigende elementen, zoals ribben, zijn meegespoten. Het deksel 30 is voorts voorzien van tweede 15 sluitmiddelen 31 welke in samenwerking met de eerste sluitmiddelen 18 van de transporteenheid 5 het deksel 30 op de transporteenheid 5 kunnen vergrendelen. Deze tweede sluitmiddelen 31 zijn aangebracht tegen een I binnenzijde van het deksel 30, tegenover de met de interface 8 verbonden I zijde, en zijn bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat het deksel 30, bij 20 voldoende sluitkracht, automatisch in de sluitmiddelen 18 van de box 5 I vergrendeld.
I Het deksel 30 is bijvoorkeur zodanig met de interface 8 verbonden I dat het deksel 30 in de in figuur 2 getoonde omhoog verzwenkte stand is geblokkeerd, en deze blokkering pas wordt opgeheven wanneer een box 5 25 aan de interface 8 is gekoppeld. Dit opheffen van de blokkering kan bijvoorbeeld tijdens het aankoppelen van de box 5 geschieden, door I deactivering van een blokkeringspal (niet getoond).
In een voordelige uitvoeringsvorm is de zwenkbeweging van het I deksel 30 gekoppeld aan die van de klemelementen 25, zodat met het I 30 sluiten van het deksel 30 de klemelementen 25 in een klemmende stand 13 worden gebracht. Daarbij is deze koppeling zodanig uitgevoerd, dat bij een zwenkbeweging van het deksel 30 in tegenovergestelde richting, de klemelementen 25 hun klemmende stand behouden. Hierdoor is verzekerd dat het deksel 30 in gebruik kan worden geopend, voor uitname van 5 bestelgoed 4, zonder dat daarbij de box 5 onbedoeld van de interface 8 wordt ontkoppeld.
Dankzij de beschreven koppeling tussen deksel 30 en klemelementen 25 kan het afsluiten van de transporteenheid 5 en het vergrendelen daarvan aan de interface 8 op eenvoudige wijze, met een 10 enkele handeling geschieden. Daarbij vervult het deksel 30 een dubbelfunctie, namelijk afsluiting van de box 5 en vergrendeling van de box 5 aan de interface 8.
Door koppeling van het deksel 30 aan de interface 8 (in plaats van aan de box 5) kan bovendien in het distributiesysteem 1 met minder deksels 15 30 worden volstaan. Immers, het is voor een goede bescherming van het bestelgoed 4 voldoende indien alleen de in transport zijnde boxen 5, dus de boxen 5 die aan een interface 8 zijn gekoppeld, kunnen worden afgesloten. Alle overige in omloop zijnde transporteenheden 5, bijvoorbeeld lege transporteenheden die tot nader gebruik in het distributiecentrum 2 zijn 20 opgeslagen, behoeven geen deksel 30.
Uiteraard kunnen de deksels 30 ook aan de transporteenheden 5 zijn gekoppeld, of als los onderdeel daarbij zijn gevoegd. Ook kunnen de transporteenheden 5 van een apart, tweede deksel zijn voorzien, dat in de gekoppelde stand onder het deksel 30 van de interface 8 ligt. Zelfs is het 25 mogelijk om in het geheel geen deksels 30 toe te passen. Voorts kan de box 5 een andere vorm hebben, bijvoorbeeld kubusvormig zijn, waarbij bij voorkeur elke zijde 11, 12 van de box 5 van inkepingen 17 en/of sluitmiddelen 18 is voorzien, zodat de box 5 met elke willekeurige zijde 11, 12 aan de interface 8 kan worden gekoppeld.
I 0220ÜQ
I 14 I De interface 8, in het bijzonder het oplegvlak 24 en de I klemelementen 25, kunnen op vele andere wijzen zijn vormgegeven. De I beschreven uitvoeringsvorm biedt evenwel het voordeel dat de I transporteenheden 5 hiermee via een in hoofdzaak horizontale beweging I 5 aan de interface 8 kunnen worden gekoppeld.
I De hiervoor beschreven interfaces 8 kunnen met het frame 22 aan I verschillende typen transportmiddelen 6A-C worden bevestigd. Aan de hand I van de figuren 3-5 zal een drietal verschillende transportmiddelen 6A-C, I geschikt voor toepassing in een distributie werkwijze volgens de uitvinding, I 10 nader worden beschreven. Deze reeks is zeker niet uitputtend. Vele andere I transportmiddelen zijn mogelijk. Van belang is dat alle transportmiddelen 6A-C van ten minste één en bij voorkeur meerdere interfaces 8 volgens de uitvinding kunnen zijn voorzien, waarbij deze interfaces 8 steeds zodanig I aan het betreffende transportmiddel 6A-C zijn opgehangen, dat deze 15 interfaces 8 ten minste bij het overhevelen van de transporteenheden 5 op een vooraf bepaalde standaard hoogte H boven het wegdek hangen of I kunnen worden gebracht, dit laatste bij voorkeur mechanisch. Hierdoor, en I dankzij de in hoofdzaak horizontale aankoppelrichting van de interface, kan I een transporteenheid 5, vanaf het moment dat deze op het 20 distributiecentrum 2 met bestelgoed is gevuld, en derhalve relatief zwaar is, I op weg naar een eindbestemming 3 in een in hoofdzaak horizontale I beweging tussen opeenvolgende transportmiddelen 6A-C worden I overgeheveld en aan dit transportmiddel worden vastgeklikt, zonder I noemenswaardige tilinspanning.
I 25 Figuur 3 toont een eerste transportmiddel 6A volgens de I uitvinding, in de vorm van een op zichzelf bekende trolley, welke in het I bijzonder geschikt is voor intern gebruik op het distributiecentrum 2. Een dergelijke trolley is algemeen bekend en omvat in het getoonde voorbeeld I een drietal boven elkaar geplaatste plateaus 33, 36, 37, waarvan het I 30 onderste plateau 33 nabij zijn hoeken door vier zwenkwielen 34 is 15 ondersteund. De plateaus 33, 36, 37 zijn door middel van twee tegenover elkaar gelegen, zich aan weerszijden van het onderste plateau 33 uitstrekkende U-vormige framedelen 35 onderling verbonden en kunnen elk zijn voorzien van een centrale opening 38 (zoals getoond voor plateau 36, 5 37), teneinde gewicht te besparen. De trolley 6A is verder voorzien van een op zichzelf bekend blokkeermechanisme, dat met behulp van een pedaal 40 kan worden bediend en waarmee ten minste een van de wielen 34 kan worden geblokkeerd, zodat de trolley 6A tegen onbedoeld wegrijden is belet.
Het moge duidelijk zijn dat de trolley 6A ook met meer of minder 10 dan het getoonde aantal plateaus 33, 36, 37 kan zijn uitgerust, welke bovendien op andere onderlinge afstanden kunnen zijn opgehangen. Voor de uitvinding is slechts van belang dat één van deze plateaus (in het getoonde uitvoeringsvoorbeeld de middelste 36) zich op een hoogte H boven het grondvlak bevindt. Voorts kan de trolley 6A desgewenst worden uitgerust 15 met een of meerdere interfaces 8 welke met hun frame 22 tegen een of beide framedelen 35 van de trolley 6A kunnen worden bevestigd, zodanig dat het bovenvlak van het weerhaakvormige oplegvlak 24 van de interface, in het bijzonder de eindrand 27 zich op een hoogte H boven het grondvlak bevindt. De interfaces 8 omvatten, in tegenstelling tot de in figuur 2 getoonde 20 uitvoeringsvorm, bij voorkeur geen deksel 30. Aldus kan een bestaande trolley 6A op eenvoudige wijze worden aangepast, voor gebruik in een distributiesysteem 1 en werkwijze volgens de uitvinding.
De trolley 6A kan als volgt worden gebruikt. Op het middelste plateau 36, althans het plateau dat zich op een hoogte H boven de grond 25 bevindt, wordt een lege transporteenheid 5 opgesteld. Indien de trolley 6A is uitgerust met een of meerdere interfaces 8, wordt ook daaraan een lege transporteenheid 5 gekoppeld, op hiervoor beschreven wijze. De trolley 6A wordt vervolgens naast een sorteerlijn of kast opgesteld, alwaar de of elke transporteenheid 5 met gesorteerd bestelgoed 4 wordt gevuld. Vervolgens 30 wordt de trolley 6A met de volle transporteenheden naar een volgend I 16 I transportmiddel 6B,C gereden, voor verder transport van de I transporteenheden 5 naar de verschillende afgiftebestemmingen 3. Zo'n volgend transportmiddel 6B,C kan bijvoorbeeld een rijwiel 6B zijn, zoals nog I nader zal worden beschreven aan de hand van figuur 4, een kar 6C, zoals I 5 nog nader zal worden beschreven aan de hand van figuur 5 of een I combinatie van beide. Al deze transportmiddelen 6B,C zijn van ten minste I een interface 8 volgens de uitvinding voorzien, welke interfaces alle op I eenzelfde hoogte H boven de ondergrond zijn opgehangen, of in gebruik H kunnen worden gebracht. De trolley 6A wordt nu met het middelste plateau 10 36 of een van eventueel voorziene interfaces 8 vóór de interface 8 van een I tweede of derde transportmiddel 6B,C geplaatst, waarna een gevulde I transporteenheid 5 vanaf het plateau 36, respectievelijk de interface 8
richting de interface 8 van genoemd tweede of derde transportmiddel 6B,C
wordt geschoven en daaraan op hiervoor beschreven wijze wordt gekoppeld.
15 Aldus kunnen de transporteenheden 5 met één simpele, in hoofdzaak I horizontale beweging van het eerste transportmiddel 6A naar het tweede of derde transportmiddel 6B,C worden overgeheveld, zonder noemenswaardige I tilactiviteit en zonder dat het bestelgoed daarbij beschadigd, in de war of I kwijt kan geraken.
20 Figuur 4 toont in nader detail een tweede transportmiddel 6B
volgens de uitvinding, in het bijzonder een rijwiel, waarmee transporteenheden 5 van de trolleys 6A kunnen worden overgenomen, voor verder vervoer van de transporteenheden buiten het distributiecentrum 2, naar de verschillende afgiftebestemmingen 3.
25 Het rijwiel 6B is daartoe voorzien van twee interfaces 8A,B welke zich aan weerszijden van het achterwiel 47 uitstrekken en ruggelings nabij hun bovenzijden 21 zijn verbonden. De interfaces zijn nabij hun bovenzijde
H 21 met behulp van een hulpframe 45 aan het frame van het rijwiel 6B
H opgehangen, op een zodanige hoogte dat de bovenzijde van de steunvlakken 30 24 van de interfaces 8A,B zich op een afstand H boven het wegdek bevindt.
17
De interfaces 8A,B ?ijn verder nabij hun onderzijden 23 elk door middel van twee verbindingselementen 48 afgesteund op twee verticale platen 50, welke zich aan weerszijden van het achterwiel 47 tussen de achteras 49 en de trapas 51 uitstrekken. De aldus gevormde constructie van interfaces 8A,B, 5 hulpframe 45, verbindingselementen 48 en verticale platen 50 vormt een dragend onderdeel van het rijwielframe, ter vervanging van de gebruikelijke achtervorkconstructie.
Daarbij vormen de verticale platen 50 zowel het horizontale deel van de achtervork als een kettingkast. Ten minste één van de platen 50 is 10 daartoe uitgevoerd met een U-vormige dwarsdoorsnede, waarbinnen een fietsketting kan zijn rondgeleid. Het rijwiel 6B omvat voorts bij voorkeur een motor 52, welke ter ondersteuning van de berijder kan worden ingeschakeld, bijvoorbeeld wanneer de te bezorgen last groot is, bijvoorbeeld doordat het rijwiel 6B wordt gecombineerd met een hierna nog te bespreken 15 aanhanger 6C. De motor 52 is bij voorkeur als losneembaar onderdeel uitgevoerd, zodat deze slechts indien nodig aan het rijwiel 6B kan worden gekoppeld. Aldus kan op het aantal benodigde motoren en daarmee op de kosten van het distributiesysteem worden bespaard. Voor de energievoorziening van de motor 52 kan in het hulpframe 45 een 20 energiebron zoals een accu worden opgenomen 54.
De wielbasis W van het rijwiel 6B is langer dan die van een 'normaal' rijwiel, en wel zodanig dat het zwaartepunt van het beladen rijwiel 6B, in hoofdrijrichting A gezien vóór de achteras 49 is gelegen. Aldus wordt vermeden dat het voorwiel 55 van het rijwiel 6B in gebruik omhoog 25 komt ('steigert').
De transporteenheden 5 kunnen op hiervoor beschreven wijze, in een in hoofdzaak horizontale beweging vanaf het plateau 36 van de trolley 6A, of vanaf een interface 8 van de trolley 6A aan de interfaces 8A,B van het rijwiel worden geklikt. Daarbij kan de gevulde transporteenheid 5 30 gedurende nagenoeg de gehele beweging zijn ondersteund door een relevant a _ deel van de trolley 6A (te weten plateau 36 of oplegvlak 24 van de interface 8), zodat tilactiviteit wordt vermeden. De interfaces 8A,B zijn net als de in figuur 2 getoonde interfaces 8 bij voorkeur voorzien van een deksel 30 (niet getoond). Hiermee kunnen de transporteenheden 5, na eenmaal te zijn I 5 aangekoppeld, worden afgesloten en aan de interface 8A,B worden I vergrendeld, zodat derden zich geen toegang tot de inhoud kunnen verschaffen, noch de eenheden 5 ongeautoriseerd kunnen verwijderen.
Figuur 5A-C toont een derde transportmiddel 6C volgens de uitvinding, dat in het bijzonder geschikt is vóór huis aan huis bezorging van I 10 bestelgoed 4. Het transportmiddel 6C is converteerbaar tussen een bezorgkar, als getoond in figuur 5A en 5B en een aanhangkar als getoond in figuur 5C, voor gebruik met bijvoorbeeld een rijwiel 6B, als getoond in figuur 4.
I De kar 6C omvat een onderstel 60, voorzien van een eerste en tweede 15 framedeel 62, 64, welke onderling scharnierend zijn verbonden rond een I eerste scharnieras 63, die zich in hoofdzaak haaks op de hoofdrijrichting A, in in hoofdzaak horizontale richting uitstrekt. Het eerste framedeel 62 is I voorzien van twee achterwielen 65, het tweede framedeel 64 van twee
I kleinere voorwielen 66. Aan het onderstel 60 zijn voorts drie interfaces 8A-C
I 20 bevestigd. Twee van deze interfaces 8A,B zijn ruggelings tegen elkaar geplaatst. De derde interface 8C is met zijn rug tegen de kopse zijden van I beide andere interfaces 8A,B geplaatst. De interfaces 8A-C zijn nabij hun boven- en onderzijden 21, 23 onderling verbonden door middel van twee I boven elkaar gelegen, onderling aan elkaar gelaste gaffelvormige I 25 hulpframes 67, 68. Daarbij strekken de respectieve benen 70A,B van deze I hulpframes 67, 68 zich aan weerszijden van de derde interface 8C uit en I strekken de respectieve middendelen 72A,B zich tussen de twee ruggelings I naar elkaar gekeerde interfaces 8A,B uit. De benen 70B van het onderste I hulpframe 67 zijn nabij hun uiteinden scharnierend verbonden met het I 30 tweede framedeel 64, rond een zich in hoofdzaak evenwijdig aan de eerste 19 scharnieras 63 uitstrekkende tweede scharnieras 69. Het bovenste hulp frame 68 is ter plaatse waar het middendeel 72A zich splitst in beide benen 70A afgesteund op het tweede framedeel 64, door middel van een pneumatisch, hydraulisch of mechanisch krikmechanisme 74. Dit 5 krikmechanisme 74 is te bedienen via een pedaal 75.
De kar 6C omvat voorts een inklapbare duwstang 76 en trekhaak 77. De duwstang 76 is net als beide hulpframes 67,68 gaffelvormig en sluit met beide benen 78 scharnierend aan op de benen 70A van het bovenste hulpframe 68. De duwstang 76 maakt, ter plaatse waar de benen 78 10 overgaan in een middendeel 79 een lichte knik, waardoor de duwstang 76 zich in uitgeklapte stand, als getoond in figuur 5A,B, schuin omhoog uitstrekt. In de ingeklapte stand (getoond in figuur 5C) is de duwstang 76 over ongeveer 160° richting het bovenste hulpframe 68 verzwenkt en strekt het geknikte middendeel 79 zich in hoofdzaak evenwijdig aan dit hulpframe 15 68 uit.
De trekhaak 77 omvat drie onderling scharnierend verbonden delen. Een eerste deel 80 is vast met het middendeel 72 van het onderste hulpframe 67 verbonden, en strekt zich ongeveer haaks op dit middendeel 72 zijwaarts uit. Een tweede trekhaakdeel 82 is zwenkbaar met het eerste 20 deel 80 verbonden en strekt zich in een ingeklapte stand, als getoond in figuur 5A,B in hoofdzaak evenwijdig onder het eerste deel 80 uit. In deze stand is de trekhaak 77 boven de voorwielen 66 gelegen en steekt de trekhaak 77 niet of nauwelijks uit aan weerszijden van de kar 6C. In de uitgeklapte stand strekt het tweede trekhaakdeel 82 zich in hoofdzaak 25 haaks op het eerste deel 80 uit, in de hoofdrijrichting A. In deze stand kan de trekhaak 77 met een derde trekhaakdeel 83 aan een rijwiel 6B of dergelijk transportmiddel worden gekoppeld.
De kar 6C kan als volgt van een aanhangkar als getoond in figuur 5C naar een loopkar als getoond in de figuren 5A,B worden getransformeerd.
30 Daartoe wordt de duwstang 76 vanuit zijn neergeklapte stand over ongeveer Ί n O O Γ4 D r\ I 20 Η 160° buitenwaarts verzwenkt, naar de in figuur 5B getoonde duwstand, waarna de scharnieren 84 worden vergrendeld. Aldus wordt verhinderd dat de duwstang 76 onder invloed van in gebruik daarop uitgeoefende duwkrachten terugzwenkt naar de ingeklapte stand. Vervolgens wordt het 5 krikmechanisme 74 met behulp van het bedieningspedaal 75 geactiveerd, I waardoor de voorwielen 66 omlaag worden verzwenkt richting het wegdek I en de onderling gekoppelde hulpframes 67,68 met de daaraan bevestigde interfaces 8A-C omhoog worden geheven, door het strekken van het krikmechanisme 74 en het verzwenken van het tweede framedeel 64.
I 10 Wanneer de voorwielen 66 het wegdek bereiken en de kar 6C derhalve op I vier wielen rust, wordt de trekhaak 77 van het rijwiel 6B ontkoppeld, waarna de hulpframes 67,68 met de interfaces 8A-C desgewenst met het krikmechanisme 74 nog verder kunnen worden geheven. Het krikmechanisme 74 kan vervolgens in de gestrekte stand worden I 15 geblokkeerd, waardoor het tweede framedeel 64 met de voorwielen 66 tegen I terugzwenken is geborgd. Vervolgens kunnen het tweede en derde deel 82, I 83 van de trekhaak 77 naar binnen worden verzwenkt, als getoond in figuur 5A, en in die stand worden vergrendeld, bijvoorbeeld door de scharnierassen I te blokkeren of door het derde trekhaakdeel 83 tegen een zijde van de kar I 20 vast te zetten. Hiermee is de kar 6C gereed voor gebruik als loopkar.
I Teneinde de loopkar terug te transformeren naar de in figuur 5C getoonde I aanhangkar kunnen de hierboven beschreven stappen in omgekeerde I volgorde worden doorlopen.
I Een kar 6C volgens de uitvinding biedt het voordeel dat hiermee de 25 hoeveelheid bestelgoed 4 die door een bezorger per bezorgronde kan worden meegenomen aanzienlijk wordt vergroot (in het getoonde voorbeeld meer dan verdubbeld, doordat vijf in plaats van twee transporteenheden kunnen worden meegenomen). Hierdoor hoeft de bezorger minder vaak terug naar een distributiecentrum voor nieuwe voorraad, hetgeen tijd bespaard.
21
Bovendien kan hierdoor het aantal distributiecentra worden beperkt, hetgeen logistiek voordelig is.
De kar 6C is bij voorkeur uitgerust met een op zichzelf bekende oplooprem, zeker wanneer de kar als aanhanger wordt gebruikt, achter 5 bijvoorbeeld een rijwiel, bijvoorbeeld het rijwiel 6B uit figuur 4.
De interfaces 8A-C van de kar 6C kunnen op eenzelfde wijze als beschreven voor het rijwiel 6B van transporteenheden 5 worden voorzien, welke transporteenheden bij voorbeeld kunnen worden aangevoerd met trolley 6A. De kar 6C kan ook net als de trolley 6A in het distributiecentrum 10 2 worden ingezet, bij het vullen van de transporteenheden 5. Daartoe worden de te vullen transporteenheden 5 aan de kar 6C gehangen, en kunnen deze met het krikmechanisme op een gewenste vulhoogte worden gebracht. Na vullen, kan de kar 6C achter een rijwiel 6B worden gehangen, of kunnen de transporteenheden 5 vanaf de kar 6C naar andere 15 transportmiddelen worden overgeheveld. Daarbij kan de hoogte van de transporteenheden 5 met behulp van het krikmechanisme 74 eenvoudig worden aangepast aan de hoogte van de interfaces 8 van deze andere transportmiddelen zodat de transporteenheden 5 wederom zonder til-inspanning kunnen worden overgeheveld, op hiervoor beschreven wijze.
20 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Alle combinaties van delen van de in deze beschrijving getoonde en beschreven uitvoeringsvormen worden geacht binnen deze beschrijving te zijn opgenomen. Voorts kunnen onderdelen van het systeem ook op andere wijze worden toegepast dan op 25 een wijze volgens de uitvinding. Zo kunnen rijwielen bijvoorbeeld met een of twee interfaces volgens de uitvinding worden uitgevoerd, geschikt voor gebruik met transporteenheden volgens de uitvinding, waarbij een dergelijke constructie de bekende fietstassen kan vervangen of de bagagecapaciteit van de bagagedrager kan vergroten, hetgeen bijvoorbeeld 30 van voordeel kan zijn bij fietsvakanties. Daarbij behoeven de i η η o η η n I 22 I transporteenheden niet per se via een horizontale beweging aan de I interfaces koppelbaar te zijn, en kunnen de transporteenheden en de I interfaces op andere wijze zijn uitgevoerd, waarbij de vorm, afmeting, I toegepaste klemelementen, etc. kan variëren.
I 5 Ook kan de tot loopkar en aanhanger te transformeren kar met I voordeel worden tóegepast in een 'normaal' distributieproces, waarbij de I interfaces bijvoorbeeld kunnen zijn vervangen door vaste, niet afneembare I bakken, waarin bestelgoed 4 kan worden op genomen.
I Voorts kunnen bijvoorbeeld bestelvoertuigen met een of meerdere I 10 interfaces volgens de uitvinding worden uitgerust, waarbij de interfaces aan I de wand van een dergelijk voertuig kunnen worden bevestigd. Hiermee kan te vervoeren bestelgoed eenvoudig, op hiervoor beschreven wijze worden I aangekoppeld, is het bestelgoed tijdens transport tegen ongewenst verschuiven geborgd, en kan de ruimte van het voertuig eenvoudig flexibel 15 worden ingedeeld.
Bovendien zijn vele variaties op de beschreven en getoonde I uitvoeringsvoorbeelden mogelijk binnen het door de conclusies geschetste I raam van de uitvinding.
I Zo kunnen ten behoeve van het transporteren van het bestelgoed 20 vele andere type transportmiddelen worden ingezet, zoals bijvoorbeeld een I step, een 'normale', dat wil zeggen niet tot aanhanger transformeerbare I loopkar, en/of een 'normale' niet tot loopkar te transformeren aanhanger, waarbij al deze transportmiddelen van een of meerdere interfaces volgens de uitvinding kunnen zijn voorzien. Ook kan voor de verschillende wel 25 getoonde transportmiddelen het aantal aangebrachte interfaces en de I ligging daarvan worden gevarieerd, afhankelijk van bijvoorbeeld de benodigde transportcapaciteit. Ook kunnen de te vullen transporteenheden op het distributiecentrum aan een wand met interfaces zijn opgehangen, waarbij de verschillende transportmiddelen voor overhevelen van de 30 transporteenheden tot voor deze wand worden gereden.
23
Uiteraard kunnen de transporteenheden alsmede de interface op vele andere manieren worden uitgevoerd, waarbij de transporteenheid op vele verschillende manieren aan de interfaces kunnen worden gekoppeld. Zo kunnen de transporteenheden bijvoorbeeld zijn voorzien van ogen welke aan 5 in hoofdzaak horizontale pinnen aan de interface kunnen worden opgehangen. Ook de klemelementen en de wijze waarop deze van een niet klemmende stand in een klemmende stand worden gebracht kunnen op vele ander wijzen worden uitgevoerd. Voorts kan de transporteenheid van andere materialen zijn vervaardigd, bijvoorbeeld als een frame, bekleed met 10 een flexibele geweven of kunststof folie.
Deze en vele variaties worden geacht binnen het raam van de uitvinding te vallen zoals verwoord in de hiernavolgende conclusies.
102200η

Claims (30)

1. Werkwijze voor het distribueren van bestelgoed (4) van een I distributiecentrum (2) naar met dit distributiecentrum geassocieerde I afgiftebestemmingen (3), waarbij het bestelgoed (4) op het I distributiecentrum (2) naar afgiftebestemming (3) wordt gesorteerd en I 5 vervolgens met behulp van transportmiddelen (6A-C) naar de verschillende afgiftebestemmingen (3) wordt getransporteerd, waarbij het bestelgoed (4) I op weg naar een afgiftebestemming (3) ten minste eenmalig van transportmiddel (6A-C) wisselt, waarbij opeenvolgende transportmiddelen I (6A-C) zodanig op elkaar zijn afgestemd of af te stemmen, dat het bestelgoed I 10 (4) in een in hoofdzaak horizontale beweging tussen deze transportmiddelen I (6A-C) kan worden overgeheveld.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij het gesorteerde bestelgoed I (4) op het distributiecentrum (2) in transporteenheden (5) wordt I ondergebracht en in deze transporteenheden (5) naar de betreffende I 15 afgiftebestemmingen (3) wordt vervoerd.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij de transporteenheden (5) I met behulp van in hoofdzaak identieke interfaces (8) aan de verschillende I transportmiddelen (6A-C) worden gekoppeld.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij de transporteenheden (5) I 20 door middel van een in hoofdzaak horizontale beweging aan de interface (8) I worden gekoppeld, respectievelijk daarvan worden losgekoppeld.
5. Werkwijze volgens conclusies 3 of 4, waarbij de interface (8) van een transportmiddel (6A-C) ten minste voorafgaand aan het overhevelen I van een transporteenheid (5) naar dit betreffende transportmiddel (6A-C) op I 25 gelijke hoogte (H) met de over te hevelen transporteenheid (5) wordt I gebracht.
6. Werkwijze voor het distribueren van post waarbij op een distributiecentrum (2) verzamelde post wordt gesorteerd naar afgiftebestemming (3) en in transporteenheden (5) wordt ondergebracht, en in die transporteenheden (5) naar de betreffende afgiftebestemmingen (3) 5 wordt vervoerd met behulp van geschikte transportmiddelen (6A-C), waarbij de transporteenheden (5) elk met behulp van eenzelfde interface (8) aan de verschillende transportmiddelen (6A-C) worden gekoppeld.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij de transporteenheden (5) door middel van een in hoofdzaak horizontale beweging aan de interfaces (8) 10 worden gekoppeld, respectievelijk daarvan worden ontkoppeld.
8. Werkwijze volgens conclusie 6 of 7, waarbij een transporteenheid (5) op een vaste hoogte (H) wordt gevuld, en vervolgens op deze hoogte (H), over een zich in hoofdzaak horizontaal uitstrekkend, ondersteunend oppervlak (36) naar een interface (8) wordt geschoven en aan deze interface 15 (8) wordt gekoppeld, welke interface (8) met een van de transportmiddelen (6A-C) is verbonden en voorafgaand aan het koppelen op gelijke hoogte (H) met de betreffende transporteenheid (5) is gebracht.
9. Systeem voor het distribueren van bestelgoed (4), omvattende een reeks transporteenheden (5) voor opname van het te distribueren bestelgoed 20 (4), een reeks transportmiddelen (6A-C) voor transport van de met bestelgoed gevulde transporteenheden (5) naar afgiftebestemmingen (3), en een reeks in hoofdzaak identieke interfaces (8) waarmee elke transporteenheid (5) aan elk van de transportmiddelen (6A-C) koppelbaar en ontkoppelbaar is.
10. Systeem volgens conclusie 9, waarbij de interfaces (8) zodanig zijn ingericht dat de transporteenheden (5) door middel van een in hoofdzaak horizontale beweging aan de interface (8) bevestigbaar, of daarvan losneembaar zijn.
11. Systeem volgens conclusie 9 of 10, waarbij elk transportmiddel (6A-30 C) ten minste een interface (8) omvat. >1022000 I 26 Η
12. Systeem volgens conclusies 11, waarbij de interfaces (8) van elkaar I in het distributieproces opvolgende transportmiddelen (6A-C) op eenzelfde I hoogte (H) boven een gemeenschappelijk referentievlak zijn aangebracht of aanbrengbaar zijn door middel van geschikte hefmiddelen. I 5
13. Systeem volgens een van de conclusies 9-12, waarbij elke interface I (8) een deksel (30) omvat, dat zwenkbaar met de interface (8) is verbonden, I ter afsluiting van een aan de interface gekoppelde transporteenheid (5).
14. Systeem volgens conclusie 13, waarbij het deksel (30) en de I transporteenheid (5) van samenwerkende sluitmiddelen (18, 31) zijn I 10 voorzien, voor vergrendeling van het deksel (30) op de transporteenheid (5) I en vergrendeling van de transporteenheid (5) aan de interface (8).
15. Systeem volgens een van de conclusies 9-14, waarbij het bestelgoed I (4) post omvat, het distributiecentrum (2) een postsorteerkamer omvat en de I afgiftebestemmingen (3) postbussen en/of huisadressen omvatten. H 15
16. Systeem volgens een van de conclusies 9-15, waarbij de toegepaste H transportmiddelen (6A-C) verschillende typen transportmiddelen omvatten, I waaronder ten minste een combinatie van twee verschillende I transportmiddelen uit de serie trolley, rijwiel, aanhanger, loopkar.
17. Transporteenheid voor toepassing in een werkwijze volgens een I 20 van de conclusies 1-8 of voor toepassing in een systeem volgens een van de I conclusies 9-16, omvattende een in hoofdzaak rechthoekige box (5), met een I open bovenzijde (14), omringd door een bovenrand (16) voor samenwerking met een deksel (30), waarbij de box (5) uit kunststof is vervaardigd en I rondom is voorzien van een stootband (20) van flexibel materiaal. I 25
18. Transporteenheid volgens conclusie 17, waarbij de box (5) zodanige afmetingen heeft dat wanneer deze met bestelgoed (4) is gevuld, het totale I gewicht van de transporteenheid (5) onder een vooraf bepaalde, voor een I persoon bij herhaling toelaatbare tilbelasting blijft.
19. Transporteenheid volgens conclusie 17 of 18, waarbij de box (5) I 30 zodanig symmetrisch is van vormgeving dat deze met ten minste twee tegenover elkaar gelegen zijden (11) koppelbaar is aan een interface (8) volgens de uitvinding.
20. Interface voor toepassing in een werkwijze volgens een van de conclusies 1-8 of een systeem volgens een van de conclusies 9-16, 5 omvattende een in hoofdzaak vlak frame (22), voor bevestiging aan een transportmiddel (6A-C), een met dit frame (22) verbonden oplegvlak (24) dat zich in gebruik in hoofdzaak horizontaal uitstrekt, en ten minste een klemelement (25), dat verplaatsbaar is tussen een eerste en een tweede stand, in welke eerste stand een in gebruik aan de interface (8) gekoppelde 10 transporteenheid (5) voor ontkoppeling is vrijgegeven en in welke tweede stand de transporteenheid (5) tegen ontkoppelen is geborgd.
21. Interface volgens conclusie 20, waarbij het ten minste ene klemelement (25) in de tweede, klemmende stand een bovenrand (16) van een in gebruik aan de interface (8) gekoppelde transporteenheid (5) omklemt 15 en deze transporteenheid (5) in samenwerking met het oplegvlak (24) tegen verplaatsing in drie richtingen opsluit.
22. Interface volgens conclusie 20 of 21, waarbij de interface (8) een deksel (30) omvat, dat zwenkbaar met de interface (8) is verbonden, voor afsluiting van een in gebruik aan de interface gekoppelde transporteenheid.
23. Interface volgens conclusie 22, waarbij het deksel (30) en het ten minste ene klemelement (25) onderling zodanig zijn gekoppeld, dat het klemelement (25) van de eerste, niet klemmende naar de tweede, klemmende stand verplaatsbaar is door zwenking van het deksel (30) naar een afsluitende stand.
24. Rijwiel, voor toepassing als transportmiddel (6B) in een werkwijze volgens een van de conclusies 1-7 of een systeem volgens een van de conclusies 8-15, omvattende twee interfaces (8A,B) volgens de uitvinding, welke ter vervanging van een bagagedrager boven een achterwiel (47) van het rijwiel (6B) zijn opgehangen, waarbij de interfaces (8A,B) zich aan 30 weerszijden van het achterwiel (47) uitstrekken. ^ fl Λ f ·· .... ··’ * I 28
25. Rijwiel volgens conclusie 24, waarbij de wielbasis (W) tussen de I hartlijnen van het achterwiel (47) en het voorwiel (55) een zodanige lengte I heeft, dat het zwaartepunt van het rijwiel (6B), in beladen toestand, in I hoofdrijrichting (A) gezien vóór de achteras (49) van het achterwiel (47) is I 5 gelegen.
26. Rijwiel volgens conclusie 24 of 25, waarbij het rijwiel (6B) is I voorzien van een motor (52), welke losneembaar met een aandrijfmrichting I van het rijwiel koppelbaar is.
27. Kar, voor toepassing als transportmiddel in een werkwijze volgens I 10 een van de conclusies 1-8 of een systeem volgens een van de conclusies 9-16, I omvattende een onderstel (60) met ten minste twee achterwielen (65) en ten minste een voorwiel (66), dat zwenkbaar met het onderstel (60) is verbonden, een inklapbare trekhaak (77), een inklapbare duwstang (76) en I ten minste een interface (8) volgens de uitvinding, voor opname van een 15 transporteenheid (5) met bestelgoed (4), waarbij de kar (6C) transformeerbaar is tussen een eerste stand met omlaag gezwenkt voorwiel H (66), ingeklapte trekhaak (77) en uitgeklapte duwstang (76), waarin de kar I (6C) bruikbaar is als loopkar, en een tweede stand met omhoog gezwenkt I voorwiel (66), uitgeklapte trekhaak (77), en ingeklapte duwstang (76), I 20 waarin de kar bruikbaar is als aanhangkar.
28. Kar volgens conclusie 27, waarbij de hoogte (H) van de ten minste ene interface (8A-C) instelbaar is met behulp van een hefmechanisme.
29. Kar volgens conclusie 28, waarbij het hefmechanisme een I hydraulisch of pneumatisch bediend krikmechanisme (74) omvat.
30. Kar volgens een van de conclusies 27-29, waarbij de ligging van de ten minste ene interface (8A-C) is gekoppeld aan de stand van de loopkar, waarbij de interface in de eerste, loopkar-stand relatief hoog boven de grond is gelegen en in de tweede, aanhangkar-stand relatief laag bij de grond is gelegen. I 30
NL1022000A 2002-11-27 2002-11-27 Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen. NL1022000C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022000A NL1022000C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1022000 2002-11-27
NL1022000A NL1022000C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen.

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1022000C2 true NL1022000C2 (nl) 2004-05-28

Family

ID=32822850

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1022000A NL1022000C2 (nl) 2002-11-27 2002-11-27 Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1022000C2 (nl)

Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE485353C (de) * 1929-10-30 Herm Franken Akt Ges An Strassenmasten anzubringender Papierkorb
US3760943A (en) * 1972-11-13 1973-09-25 A Reader Method and apparatus for sorting and distributing mail
FR2487273A1 (fr) * 1980-07-23 1982-01-29 Ricouard L A S Sa Dispositif antivol de bagage pour vehicule automobile
US4878554A (en) * 1987-08-31 1989-11-07 Dion Donald D Motorized mail cart
US5215318A (en) * 1990-07-25 1993-06-01 Capraro Anthony L Body trailer
WO1994004287A1 (en) * 1992-08-25 1994-03-03 Mauno Savolainen Method and system for postal matter delivery and accessory for delivery
EP0619245A1 (de) * 1993-03-09 1994-10-12 Gebr. OTTO KG An einem Halter angeschlossener Abfallbehälter
DE4422067A1 (de) * 1994-06-23 1996-01-04 Siemens Ag Sortiereinrichtung, insbesondere für Postgut
FR2769573A1 (fr) * 1997-10-15 1999-04-16 Honda Motor Co Ltd Dispositif de montage d'un receptacle pour un vehicule a deux roues
JPH11235979A (ja) * 1998-02-19 1999-08-31 Kumeo Murakoshi トレーラー兼手押し台車
JP2002060008A (ja) * 2000-08-11 2002-02-26 Nippon Seizu Kiki Seisakusho:Kk 小物配送設備

Patent Citations (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE485353C (de) * 1929-10-30 Herm Franken Akt Ges An Strassenmasten anzubringender Papierkorb
US3760943A (en) * 1972-11-13 1973-09-25 A Reader Method and apparatus for sorting and distributing mail
FR2487273A1 (fr) * 1980-07-23 1982-01-29 Ricouard L A S Sa Dispositif antivol de bagage pour vehicule automobile
US4878554A (en) * 1987-08-31 1989-11-07 Dion Donald D Motorized mail cart
US5215318A (en) * 1990-07-25 1993-06-01 Capraro Anthony L Body trailer
WO1994004287A1 (en) * 1992-08-25 1994-03-03 Mauno Savolainen Method and system for postal matter delivery and accessory for delivery
EP0619245A1 (de) * 1993-03-09 1994-10-12 Gebr. OTTO KG An einem Halter angeschlossener Abfallbehälter
DE4422067A1 (de) * 1994-06-23 1996-01-04 Siemens Ag Sortiereinrichtung, insbesondere für Postgut
FR2769573A1 (fr) * 1997-10-15 1999-04-16 Honda Motor Co Ltd Dispositif de montage d'un receptacle pour un vehicule a deux roues
JPH11235979A (ja) * 1998-02-19 1999-08-31 Kumeo Murakoshi トレーラー兼手押し台車
JP2002060008A (ja) * 2000-08-11 2002-02-26 Nippon Seizu Kiki Seisakusho:Kk 小物配送設備

Non-Patent Citations (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Title
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 1999, no. 13 30 November 1999 (1999-11-30) *
PATENT ABSTRACTS OF JAPAN vol. 2002, no. 06 4 June 2002 (2002-06-04) *

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US20130049311A1 (en) Wheeled Personal Grocery Basket and Cart System
US6338518B1 (en) Rear vehicle storage system
US5845915A (en) Bin caddy
US5465987A (en) Folding handtruck attachment
US7258352B2 (en) Shopping cart having slotted rack for securing objects
US20190031075A1 (en) Autonomous Delivery Platform
US20120160886A1 (en) Market Basket System
US5806737A (en) Cargo carrier for motor vehicles
US5906384A (en) Cart system for moving product
US20200377000A1 (en) Trailer for delivery of products
US20020005389A1 (en) Method and apparatus for shipment of hanging goods
CN102630206A (zh) 后装式自行车架
US20120074664A1 (en) Market Basket System
NL9002216A (nl) Werkwijze en inrichting voor het verzamelen en vervoeren van huisvuil of dergelijke.
CN108657706B (zh) 散件货物箱以及用于传递散件货物并将其储存在散件货物箱中的方法
NL1022000C2 (nl) Werkwijze en systeem voor het distribueren van bestelgoed, alsmede een daarin toegepaste transporteenheid, een interface en diverse transportmiddelen.
WO2005102812A1 (en) Goods handling arrangement
FR2716176A1 (fr) Procédé d'optimisation du conditionnement, du stockage, de la manutention, du transport et de la répartition des marchandises ou produits de toute nature et dispositif pour la mise en Óoeuvre.
GB2446789A (en) Shopping trolley with selectively deployable load supports
NL1012259C2 (nl) Opvouwbare transportinrichting.
NL1027821C2 (nl) Inklapbare houder.
US20060096337A1 (en) Personal and portable laundry system
EP0614825B1 (fr) Container de transport du type container mixte pour messagerie applicable au transport de colis et/ou de vêtements suspendus
NL8701079A (nl) Verrijdbaar steun- en/of transportmiddel.
NL1009828C1 (nl) Modulair opgebouwde aanhanger/handwagen, die snel en eenvoudig montabel is, achter een fiets kan worden gekoppeld of voor gebruik als handwagen kan worden ontkoppeld en dient voor het vervoer van goederen.

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20110601