NL1020672C2 - Stoel, ligstoel of fauteuil. - Google Patents

Description

Stoel, ligstoel of fauteuil.

De uitvinding heeft betrekking op een stoel dan wel een ligstoel of een fauteuil omvattende: een frame; onder-steunings-middelen voor het ondersteunen van het frame op 5 de grond; een zitting die door middel van een scharnieras door het frame wordt ondersteund zodat de hoek, die de zitting met het horizontale vlak maakt, instelbaar is en middelen voor het instellen van de hoek.

In het nu volgende zal kortweg over een stoel worden 10 gesproken.

Bij de bekende stoelen van dit type doet zich het bezwaar voor dat, bij het wijzigen van de hoekstand van de zitting, de afstand tussen de voorrand van de zitting en de grond waarop de stoel staat, ook verandert. Dit kan er toe 15 leiden, dat bij groter wordende afstand de gebruiker van de stoel niet meer goed met zijn voeten op de grond kan steunen. Hierdoor kan ongewenste druk worden uitgeoefend op de bloedvaten dan wel de zenuwen in de dijen en de knieholten. Wanneer echter de afstand tussen de voorrand van de zitting 20 en de grond waarop de stoel staat te gering wordt, leidt dit bij veel personen eveneens tot een verminderd zitcomfort. Zij kunnen dan bijvoorbeeld ook niet gemakkelijk op de stoel plaats nemen.

In veel gevallen doet zich het bezwaar voor, dat bij 25 het gebruik van een wegklapbaar en draaibaar werkblad dit weggeklapt moet worden bij het verstellen van de zitting. Verder is de stand van de armleuningen niet bij elke stand van de zitting optimaal.

De uitvinding beoogt nu de genoemde bezwaren op te 30 heffen en voorziet er daartoe in, dat de met het frame verbonden scharnieras van de zitting zich nabij de voorrand van de zitting bevindt en dat met de zitting gekoppelde middelen aanwezig zijn, waardoor bij het variëren van de hoekstand van de zitting het frame, ten opzichte van de 35 ondersteunings-middelen er voor, in een in hoofdzaak verticale richting wordt verplaatst.

Wanneer de gebruiker van de stoel de hoekstand van de zitting wijzigt wordt de stand van de zitting in verticale ï ? L / L i M: H richting dus automatisch aangepast.

Om een eenvoudige constructie te verkrijgen kunnen de ondersteunings-middelen voor het frame worden gevormd door twee van poten voorziene raamwerken, zodanig dat het frame H 5 ten opzichte van de raamwerken in verticale richting ver- plaatsbaar is.

Het is gewenst dat bij elke hoogtestand van het frame I ten opzichte van de raamwerken de constructie stabiel is.

I Hiertoe kan er in worden voorzien, dat het frame wordt 10 gevormd door twee doosvormige frame-elementen die haaks op I de scharnieras staan en door minstens één dwarsbalk met I elkaar zijn verbonden en dat zich binnen elk frame-element I een raamwerk bevindt, welke raamwerken door middel van min- stens één dwarsligger met elkaar zijn verbonden terwijl is I 15 voorzien in middelen voor het in verticale richting gelei- I den van het frame ten opzichte van de raamwerken.

Daartoe kunnen de poten zich uitstrekken door in het frame-element en bij de onderrand daarvan aangebrachte frame-rollen terwijl het raamwerk boven en, gezien in hori- 20 zontale richting, naast de frame-rollen is voorzien van raamwerk-rollen die samenwerken met delen van het frame- element.

De frame-elementen kunnen een relatief geringe dikte bezitten en tevens armleuningen ondersteunen. Hierdoor kan I 25 een esthetisch verantwoord geheel worden verkregen. Doordat I de leuningen in principe een geheel uitmaken met het frame I zullen zij bij het omhoog bewegen van de achterrand van de I zitting mee omhoog bewegen.

I Door een juiste plaatsing van de dwarsbalk dan wel I 30 dwarsbalken en de dwarsliggger dan wel de dwarsliggers die respectieveliijk de, zich ter weerszijden van de zitting bevindende, frame-elementen en raamwerken met elkaar ver- I binden en die zich in het algemeen evenwijdig aan de schar- I nieras van de zitting uit zullen strekken, kan worden be- 3 5 reikt, dat het frame ten opzichte van het raamwerk een relatief grote slag kan uitvoeren.

Om een stoel op de wens van een bepaalde gebruiker af I te stemmen kunnen de middelen voor het variëren van de I hoogtestand van het frame, bij het wijzigen van de hoek- 3 stand van de zitting, zodanig zijn uitgevoerd dat het frame, bij een bepaalde hoekstand van de zitting, ten opzichte van het raamwerk op een bepaalde hoogte kan worden gebracht.

5 Vanuit deze ingestelde hoogte van de zitting zal dus de hoogte van de zitting gaan variëren bij het wijzigen van de hoekstand van de zitting.

In het bijzonder zullen de middelen voor het in verticale richting verplaatsen van het frame bij het variëren 10 van de hoekstand van de zitting, worden gevormd door met de uiteinden van de voorrand van de zitting verbonden, in hoofdzaak haaks op het vlak van de zitting staande, naar beneden toe gerichte poten, die elk nabij het vrije einde scharnierend zijn verbonden met een arm die zich in een 15 verticaal vlak bevindt dat haaks op de scharnieras staat, waarbij elke arm aan zijn vrije einde is voorzien van een evenwijdig aan de scharnieras van de zitting lopende pen, die zich tot binnen het, zich er direct naast bevindende, frame-element uitstrekt en daar draaibaar is verbonden met 20 het middelste punt van een in het vlak van het frame-element draaibare kniehefboom, waarvan het ene einde scharnierend is verbonden met het betreffende frame-element en het andere einde door tussenkomst van een scharnierstang met het betreffende raamwerk.

2 5 Voor het instellen van de gewenste hoogte van de zitting bij een bepaalde hoekstand daarvan, kan de plaats van de poot waar deze met de arm is verbonden instelbaar zijn uitgevoerd.

Ook bestaat de mogelijkheid de plaats waar de kniehef-30 boom met het frame-element is verbonden te variëren. Een verdere mogelijkheid is de plaats te variëren waar de scharnierstang met het raamwerk is verbonden.

ITer verhoging van het zitcomfort van de stoel kan deze zijn voorzien van een verstelbare rugleuning, die scharnie-35 rend met de zitting is gekoppeld.

Het is gewenst dat de rugleuning en de zitting bij de diverse standen van de zitting een bepaalde stand ten opzichte van elkaar innemen.

Volgens de uitvinding zal daartoe de zitting nabij de Η achterrand en ter weerszijden ervan zijn voorzien van nageel noeg haaks op het vlak van de zitting staande en boven dit vlak uitstekende armen, waarvan de vrije einden scharnie-rend zijn verbonden met nagenoeg haaks op het vlak van de 5 rugleuning staande en boven dit vlak uitstekende poten, die zich nabij de onderrand van de rugleuning bevinden, terwijl tussen een nabij de achterrand van de zitting gelegen punt en een punt van de rugleuning ten minste één in lengte instelbaar orgaan aanwezig is voor het instellen van de 10 stand van de rugleuning ten opzichte van de zitting.

Verder zal de stoel kunnen zijn voorzien van een ten opzichte van de zitting uitklapbare dan wel uitschuifbare H beensteun. De beensteun omvat zijpoten, die scharnierend H met de zitting zijn verbonden. Met deze zijpoten is een 15 schaarconstructie verbonden, waarvan een scharnierpunt is H verbonden met bedienings-middelen. Deze bedienings-middelen H zijn anderzijds verbonden met een deel van de zitting.

Hierdoor kan de beensteun in zijn geheel tot onder de H zitting worden gebracht. In de uitgeklapte stand vormt de 20 beensteun een verlengstuk van de zitting.

De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van een uitvoerings-voorbeeld, getoond in de tekening, waarin:

Fig. 1 schematisch een zijaanzicht toont van een stoel H volgens de uitvinding, waarbij de zitting zich in de nage- 25 noeg horizontale stand bevindt en de rugleuning nagenoeg verticaal staat;

Fig. 2 een zijaanzicht toont overeenkomstig figuur 1 I maar met de zitting en de rugleuning in de achterover ge- kantelde stand; I 3 0 Fig. 3 een zijaanzicht toont met de zitting in de voorover gekantelde stand;

Fig. 4 een gedeeltelijke doorsnede toont, op grotere schaal, in hoofdzaak volgens de lijn IV - IV in figuur 1 en I met weglating van bepaalde delen; 35 Fig. 5 een doorsnede toont, op grotere schaal, volgens I de lijn V - V van figuur 1 maar over een enkel zijdeel van I de stoel; en I Fig. 6 een doorsnede toont, op grotere schaal, volgens de lijn VI - VI van figuur 1 maar over een enkel zijdeel 5 van de stoel.

De in de tekening getoonde stoel omvat een frame 1 dat dient voor het draaibaar ondersteunen van een zitting 2. De zitting is daartoe nabij de voorrand 3 voorzien van 5 naar beneden toe gerichte poten 4, die draaibaar zijn op twee in lijn met elkaar liggende scharnierassen 5. Elke as 5 wordt ondersteund door een doosvormig uitgevoerd frame-element 6 zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 4. De frame-elementen 6 vormen tezamen met de dwarsbalken 7 het 10 frame 1, zoals blijkt uit de figuren 1-3.

Het vrije einde van elke poot 4 is scharnierend verbonden met een arm 8, die ligt in een vlak dat haaks op de scharnieras 5 staat. Het andere einde van de arm 8 is voorzien van een pen 9, zodanig dat de pennen 9 zich in lijn 15 met elkaar uitstrekken en elk gaan door een gebogen sleuf 10 in de wand 11 van een frame-element 6, zoals getoond in de figuren 1-4.

Elke pen 9 is draaibaar verbonden met het middelste punt van een in het vlak van het frame-element 6 draaibare 20 kniehefboom 12 die, zoals in het bijzonder blijkt uit figuur 4, bestaat uit twee op afstand van elkaar liggende platen. Het ene punt 13 van de kniehefboom 12 is draaibaar verbonden met het frame-element 6 en het andere punt 14 is scharnierend verbonden met een scharnierstang 15 waarvan 25 het andere einde 16 scharnierend is verbonden met een raamwerk 17. De raamwerken 17 zijn door één of meer, niet getoonde, dwarsliggers met elkaar verbonden.

Elk raamwerk 17 wordt gevormd door een in hoofdzaak horizontaal lopende balk 18, die bij de einden is voorzien 30 van poten 19. De poten 19 bezitten een ronde dwarsdoorsnede en lopen tussen diabolo-vormige frame-rollen 20 die door het betreffende frame-element 6 worden ondersteund. De balk 18 is voorzien van raamwerk-rollen 21 waartussen buizen 22 zijn opgenomen die deel uitmaken van het frame element 6.

35 Voor het verstellen van de hoek die de zitting 2 met het horizontale vlak maakt dient het instelorgaan 23 waarvan de lengte motorisch of hydraulisch instelbaar is. Het -orgaan 2 3 is aangebracht tussen een punt van het frame-element 6 en een punt van de zitting 2. Zie fig. 1-3.

1 η o η c 7 o I Wanneer de stand van de zitting door middel van het I instelorgaan 23 wordt gewijzigd zal via de, met de zitting I 2 verbonden, poot 4, de arm 8 en de pen 9 de kniehefboom 12 I worden verzwenkt. Door deze verzwenking zal de afstand I 5 tussen de buitenste scharnierpunten 13 en 14 van de knie- hefboom 12 worden gewijzigd zodat ook de verticale afstand I tussen de balk 18 van het raamwerk 17 en het frame-element I 6 wordt gewijzigd en daarmee de afstand tussen de schar- I nieras 5 van de zitting 2 en de grond waarop de poten 19 10 steunen.

I Om de frame-elementen 6 ten opzichte van de raamwerken I 17 vooraf in een bepaalde stand te brengen kan bijvoorbeeld I het scharnierpunt 13 van een kniehefboom 12 worden ver- plaatst. Ook kan de plaats van het scharnierpunt 16 tussen H 15 de balk 18 en de scharnierstang 15 worden gewijzigd.

Figuur 1 toont de normale "zitstand" van de stoel vol- gens de uitvinding. De zitting 2 bevindt zich dan nagenoeg in het horizontale vlak. Voor het ondersteunen van de rug I van de gebruiker is de stoel voorzien van een instelbare I 20 rugleuning 24.

I De zitting 2 is bij elk der beide zijranden voorzien I van een nagenoeg haaks op het vlak van de zitting 2 staande I en boven dit vlak uitstekende armen 25, waarvan de vrije I einden 26 scharnierend zijn verbonden met nagenoeg haaks op H 25 het vlak van de rugleuning 24 staande en boven dit vlak uitstekende poten 27, die zich nabij de onderrand van de rugleuning 24 bevinden.

Voor het instellen van de stand van de rugleuning 24 dient een in lengte instelbaar orgaan 28, dat zich uit- 30 strekt tussen een punt 29 van de zitting 2 en een punt 30 van de rugleuning 24.

Wanneer een gebruiker van de stoel deze als ligstoel wil gebruiken kan hij de zitting in de stand brengen als getoond in figuur 2. De rugleuning 24 kan dan naar een meer 35 horizontale stand worden gebracht.

Met de zitting 2 kan een beensteun 31 zijn verbonden.

Zoals getoond in figuur 2 omvat de beensteun 31 zijpoten 32, die scharnierend met de zitting 2 zijn verbonden. Met deze zijpoten 32 is een schaarconstructie 33 verbonden, 7 waarvan een scharnierpunt 34 is verbonden met bedienings-middelen 35, die anderzijds met een deel van de zitting 2 zijn verbonden. Hierdoor kan de beensteun in zijn geheel tot onder de zitting 2 worden gebracht. In de uitgeklapte 5 stand vormt de beensteun 31 een verlengstuk van de zitting.

Wanneer een gebruiker van de stoel niet gemakkelijk op kan staan, kan de zitting 2 gedraaid worden naar de stand als getoond in figuur 3. Dit wordt dan de "sta-op stand" genoemd. Door de toegepaste constructie kan worden bereikt, 10 dat het wijzigen van de stand van de zitting, als getoond in figuur 1, naar de stand van figuur 2 zeer geleidelijk kan plaatsvinden. Het wijzigen van de stand getoond in figuur 1 naar de stand getoond in figuur 3 zal echter sneller plaats kunen vinden. Dit vergemakkelijkt het op-15 staan van een gebruiker van de stoek, in het bijzonder wel van een minder valide persoon.

Op de zitting 2, de rugleuning 24 en de beensteun 31 zullen uiteraard kussens worden aangebracht ter verkrijging van het gewenste zitcomfort.

2 0 De poten 19 dan wel de frame-elementen 6 kunnen even tueel worden voorzien van wielen, zwenkwielen of rollen om de stoel gemakkelijk te kunnen verplaatsen. Door de toepassing van de kniehef bomen 12 wordt bereikt, dat bij het optillen van de stoel in zijn geheel de afstand tussen de 25 frame-elementen 6 en het raamwerk 17 zich niet zal wijzigen. De poten 19 zullen dus niet naar beneden toe zakken.

De zijwanden 11 van de frame-elementen 6 kunnen zich tot buiten de constructieve delen van de frame-elementen 6 uitstrekken, zoals in de figuren 1-3 met streeplijnen is 30 aangegeven. Zij kunnen dan van een geschikt bekledings-materiaal worden voorzien. Het uiterlijk van de stoel kan daardoor op bepaalde wensen worden aangepast.

Het is duidelijk dat slechts een enkele mogelijke uitvoeringsvorm van een stoel volgens de uitvinding in de 35 tekening is weergegeven en hierboven beschreven en dat vele wij zigingen kunnen worden aangebracht zonder buiten de uitvindings-gedachte te vallen, zoals deze in de conclusies is aangegeven.

conclusie * O 'd U6 7 2

Claims (13)

1. Stoel dan wel een ligstoel of een fauteuil omvattende: een frame (1); ondersteunings-middelen (17) voor het ondersteunen van het frame op de grond; een zitting (2) die door 5 middel van een scharnieras (5) door het frame wordt ondersteund zodat de hoek, die de zitting met het horizontale vlak maakt, instelbaar is en middelen (23) voor het instellen van de hoek, met het kenmerk, dat de met het frame (1) verbonden scharnieras (5) van de zitting zich nabij de 10 voorrand (3) van de zitting (2) bevindt en dat met de zitting gekoppelde middelen (4,8,9,12) aanwezig zijn, waardoor bij het variëren van de hoekstand van de zitting het frame (1), ten opzichte van de ondersteunings-middelen (17,18.19) er voor, in een in hoofdzaak verticale richting wordt ver- 15 plaatst.

2. Stoel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de ondersteunings-middelen voor het frame (1) worden gevormd door twee van poten (19) voorziene raamwerken (17), zodanig dat het frame (1) ten opzichte van de raamwerken in verti- 20 cale richting verplaatsbaar is.

3. Stoel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het frame (1) wordt gevormd door twee doosvormige frame-elemen-ten (6) die haaks op de scharnieras (5) staan en door minstens één dwarsbalk (7) met elkaar zijn verbonden en dat 25 zich binnen elk frame-element (6) een raamwerk (17) bevindt, welke raamwerken door middel van minstens één dwarsligger met elkaar zijn verbonden terwijl is voorzien in middelen (20,21) voor het in verticale richting geleiden van het frame (1) ten opzichte van de raamwerken (17).

4. Stoel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de poten (19) van het raamwerk (17) zich uitstrekken door in het frame-element (6) en bij de onderrand daarvan aangebrachte frame-rollen (20) terwijl het raamwerk (17) boven en, gezien in horizontale richting, naast de frame-rollen 35 (20) is voorzien van raamwerk-rollen (21) die samenwerken met delen (22) van het frame-element (6) .

5. Stoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het variëren van de hoogte- a C\ r\ O stand van het frame (1), bij het wijzigen van de hoekstand van de zitting (2) , zodanig zijn uitgevoerd dat het frame, bij een bepaalde hoekstand van de zitting (2), ten opzichte van het raamwerk (17) op een bepaalde hoogte kan worden ge-5 bracht.

6. Stoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de middelen voor het in verticale richting verplaatsen van het frame (1) bij het variëren van de hoekstand van de zitting (2) , worden gevormd door met de uit-10 einden van de voorrand (3) van de zitting (2) verbonden, in hoofdzaak haaks op het vlak van de zitting staande, naar beneden toe gerichte poten (4) , die elk nabij het vrije einde scharnierend zijn verbonden met een arm (8) die zich in een verticaal vlak bevindt dat haaks op de scharnieras 15 (5) staat, waarbij elke arm (8) aan zijn vrije einde is voorzien van een evenwijdig aan de scharnieras (5) van de zitting lopende pen (9) , die zich tot binnen het, zich er direct naast bevindende, frame-element (6) uitstrekt en daar draaibaar is verbonden met het middelste punt van een 20 in het vlak van het frame-element draaibare kniehefboom (12) , waarvan het ene einde (13) scharnierend is verbonden met het betreffende frame-element (6) en het andere einde (14) door tussenkomst van een scharnier stang (15) met het betreffende raamwerk (17).

7. Stoel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor het instellen van de gewenste hoogte van de zitting (2) bij een bepaalde hoekstand daarvan, de plaats van de poot (4) waar deze met de arm (6) is verbonden instelbaar is uitgevoerd .

8. Stoel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor het instellen van de gewenste hoogte van de zitting (2) bij een bepaald hoekstand daarvan de plaats waar de kniehefboom (12) met het frame-element (6) is verbonden kan worden gevarieerd.

9. Stoel volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat voor het instellen van de gewenste hoogte van de zitting (2) bij een bepaalde hoekstand daarvan de plaats waar de scharnier-stang (15) met het raamwerk (17) is verbonden kan worden gevarieerd. 1 fl 2 HR 7 O Η

10. Stoel volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de stoel is voorzien van een verstelbare rugleuning (24), die scharnierend met de zitting (2) is gekoppeld. I 5

11. Stoel volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de zitting (2) nabij de achterrand en ter weerszijden ervan is voorzien van nagenoeg haaks op het vlak van de zitting I staande en boven dit vlak uitstekende armen (25), waarvan de vrije einden (26) scharnierend zijn verbonden met nage- I 10 noeg haaks op het vlak van de rugleuning (24) staande en boven dit vlak uitstekende poten (27), die zich nabij de H onderrand van de rugleuning (24) bevinden, terwijl tussen een nabij de achterrand van de zitting (2) gelegen punt (29) en een punt (30) van de rugleuning ten minste één in is lengte instelbaar orgaan (28) aanwezig is.

12. Stoel volgens een der voorgaande conclusies, met het I kenmerk, dat de stoel is voorzien van een ten opzichte van I de zitting (2) uitklapbare dan wel uitschuifbare beensteun I (31) .

13. Stoel volgens conclusie 12, met het kenmerk, dat de H beensteun (31) wordt gevormd door zijpoten (32), die schar- I nierend met de zitting (2) zijn verbonden, met welke zijpo- I ten (32) is een schaarconstructie (33) is verbonden, waar- I van een scharnierpunt (34) is verbonden met bedienings-mid- I 25 delen (35), die anderzijds met een deel van de zitting (2) I zijn verbonden.