NL1005853C2 - Verstelbare stoel. - Google Patents

Description

Verstelbare stoel

De uitvinding heeft betrekking op een verstelbare stoel net een zitting en rugleuning die verstelbaar zijn tussen een eerste stand voor 5 het in zittende houding ondersteunen van een persoon, en een tweede stand voor het in ain of neer liggende houding ondersteunen van een persoon, waarbij de voorzijde van de zitting door tenminste één scharnierende stang is ondersteund op de vloer en de achterzijde van de zitting zodanig is ondersteund, dat bij het verschuiven van de zitting de hellingshoek 10 zich wijzigt, de rugleuning kantelbaar is om een vast met de zitting verbonden punt en tenminste één echamierbaar stangenstelsel tussen de zitting en de rugleuning aanwezig is.

Een dergelijke stoel is bekend uit EP-A-393323. Het gaat daarbij in het bijzonder om een ligstoel zoals een fauteuil. Bij een dergelijke 15 ligstoel kunnen, vanuit de normale zitpositie, de leuning en de zitting achterover gekanteld worden waarbij de hoek die zij insluiten aanvankelijk onveranderd blijft. Dit is van belang om de romp en benen van een zich op de stoel bevindende persoon in dezelfde stand ten opzichte van elkaar te houden, terwijl het gehele lichaam een weinig achterover gekan-20 teld wordt ter verkrijging van een meer comfortabele stand. Pas bij het verder kantelen neemt de hoek tussen zitting en leuning toe, zodanig dat uiteindelijk een ligstand wordt bereikt waarin het lichaam min of meer horizontaal is gepositioneerd.

Een dergelijke ligstoel is bestemd voor gebruik als zitmeubel in 23 een woonsituatie, doch is minder geschikt voor toepassing als een verstelbare behandelstoel, bijvoorbeeld als kappers-wasstoel, als stoel voor schoonheidsbehandelingen, of bij toepassingen waarbij een compleet vlakke slaapstand vereist is, zoals bij een verstelbare slaapbank, een verstelbaar bed of een massagetafel.

30 De bestaande stoelen kunnen weliswaar versteld worden van een rechtopzit- naar een ligzitstand, waarbij zowel de zitting als de rugleuning verstelbaar zijn, doch ze zijn niet geschikt voor de hiervoor genoemde toepassingen waarbij het wenselijk of vereist is dat het hoofd van de cliënt op een vast punt gepositioneerd moet worden, één en ander onge-35 acht de verschillende lichaamslengtes van de personen, en wel zodanig dat voor elk van deze personen tevens eenzelfde zitcomfort gewaarborgd is.

Bij bestaande verstellingen voor wasstoelen verandert zoals gezegd ofwel de hoek tussen de zitting en het grondvlak (hellingshoek) aanvankelijk niet, hetgeen tot gevolg heeft dat men geneigd is om onderuit te 1005853 2 glijden indien de rugleuning versteld wordt, ofwel de hoek tussen de rugleuning en de zitting verandert sterk, hetgeen tot gevolg heeft dat het zitcomfort in de verschillende standen sterk varieert, en daardoor voor personen met verschillende lichaamslengten zeer ongelijk is.

5 Bij de toepassing als kappers-wasstoel komt daarbij nog het bezwaar dat in het begin de nekbladen van de wasbak boven de rugleuning uitsteken en daarbij hinderlijk in aanraking komen met de schouderbladen van de cliënt.

De uitvinding beoogt de nadelen van de bekende stoelen te vermij-10 den, en dit wordt volgens een eerste mogelijkheid bereikt doordat de zitting vanuit de beginstand naar voren beweegbaar is, dat het stangen-stelsel tussen de zitting en de rugleuning twee verbindingsstangen omvat die aan een eind schamierbaar aan elkaar zijn verbonden in een gemeenschappelijk scharnierpunt, en waarvan een verbindingsstang aan zijn ande-15 re eind schamierbaar is bevestigd aan de rugleuning, en de andere verbindingsstang aan zijn andere eind schamierbaar is bevestigd aan de zitting, dat een stuurstang is voorzien die aan een eind schamierbaar is verbonden met de twee verbindingsstangen in hun gemeenschappelijke scharnierpunt, en die aan zijn andere eind schamierbaar is verbonden met de 20 scharnierende poot, welke stangen op een zodanige wijze zijn gedimensioneerd dat bij het aanvankelijk naar voren bewegen van de zitting vanuit de beginstand de hoek tussen de rugleuning en de zitting in wezen constant is, en tijdens het verder naar voren bewegen van de zitting de hoek tussen de rugleuning en de zitting toeneemt, tot een vlakke ligpositie is 25 bereikt.

Bij het aanvankelijk vanuit de zitstand naar voren bewegen van de zitting kantelt deze een weinig naar achteren. De rugleuning kantelt in Λ dezelfde richting en vrijwel over dezelfde hoek mee, zodat een overeenkomstige hoek tussen het bovenlichaam en de benen van de zittende persoon 30 wordt verkregen, doch nu in een achterover gekantelde positie. Bij het verder naar voren bewegen van de stoel kantelt de zitting weer naar een min of meer horizontale positie en neemt de hoek tussen zitting en rugleuning toe, waardoor een lighouding wordt bereikt.

Teneinde dit verloop te bewerkstelligen, moeten de verbindingsstan-35 gen in wezen in eikaars verlengde liggen wanneer zitting en rugleuning zich in hun eerste stand bevinden. Een onderlinge standverandering van de in eikaars verlengde liggende verbindingsstangen leidt tot vrijwel geen hoekverandering tussen zitting en rugleuning; bij vergroting van die hoek tussen de verbindingsstangen onder invloed van de beweging van de stuur- 100*853

'I

;> stang neemt ook de hoek tussen rugleuning en zitting snel toe.

Volgens een twee mogelijkheid kunnen de nadelen van de bekende stoelen worden vermeden indien de zitting vanuit de eerste stand naar voren beweegbaar is, de scharnierende poot een dwars op zijn zittings-5 chamier zich uitstrekkende dwarsarm bezit die een aanslag bepaalt welke na een vooraf bepaalde voorwaartse beweging van de zitting in samenwerking komt met een aan de zitting gekoppelde tegenaanslag, welke scharnierende poot samenwerkt met of onderdeel uitmaakt van het stangenstelsel, zodanig dat een eerste bewegingsverloop van de rugleuning ten opzichte 10 van de zitting bepaald is door het stangenstelsel/arm waarbij de aanslagen niet in samenwerking zijn, en een tweede bewegingsverloop bepaald is door het stangenstelsel/arm waarbij de aanslagen wel samenwerken.

In feite worden twee, zij het gekoppelde, mechanismen toegepast.

Het eerste mechanisme zorgt voor de beweging van de zitting naar 15 voren en kantelend naar achteren.

Het tweede mechanisme zorgt voor de verstelling van de rugleuning en wel op zeer bijzondere wijze.

Bij gebruik als kappers-wasstoel bevindt de rugleuning zich in de beginstand voor de nekbladen van de wasbak. Het stangenstelsel is daarbij 20 zodanig uitgevoerd dat na het afleggen van een voorafbepaalde voorwaartse beweging van de zitting en een voorafbepaalde hoekverdraaiing van de rugleuning ten opzichte van de zitting de hoek tussen zitting en rugleuning verder ongewijzigd blijft.

Bij beweging van de zitting over een zekere afstand naar voren en 25 kantelend achterover wordt de hoek tussen rugleuning en zitting groter, zodat een comfortabele stand voor de behandeling wordt verkregen.

Bij verder verstellen van de zitting blijft de hoek tussen zitting en rugleuning constant, de hoek tussen rugleuning en wasbak verandert slechts in geringe mate.

30 Verdere voordelen van de stoel volgens de uitvinding zijn dat met één enkele aandrijving de stoel kan worden versteld, dit kan een pneumatische of hydraulische vijzel zijn, bediend met een voetpomp dan wel een elektromotor.

Bij gebruik als fauteuil of relaxstoel is het stangenstelsel zoda-35 nig uitgevoerd dat bij het afleggen van een voorafbepaalde voorwaartse beweging van de zitting de rugleuning ten opzichte van de zitting aanvankelijk niet verdraait, en vervolgens de hoek tussen zitting en rugleuning toeneemt. Een en ander kern verzekerd worden doordat het stangenstelsel enerzijds scharnierend is verbonden met het scharnierpunt tussen zitting 1005853 n en poot en anderzijds net een benedenwaartse verlenging van de rugleuning, welk stangenstelsel een stang omvat die een tegenaanslag vormt die kan samenwerken met de aanslag op de arm en die de hoek tussen de de voorzijde van de zitting ondersteunende scharnierende poot en de met de 5 voorzijde van de zitting verbonden stang tot een voorafbepaalde waarde begrenst. Bij voorkeur wordt daartoe de stang via een slobgat scharnierend en verschuifbaar verbonden met de benedenwaartse verlenging van de rugleuning.

Een als eerste beschreven uitvoering biedt echter de mogelijkheid 10 om praktisch dezelfde beweging als hierboven beschreven te verkrijgen, waarbij de twee mechanismen te allen tijde aan elkaar gekoppeld zijn, en derhalve een aanslag niet noodzakelijk maken, en waarbij het gebruik van een slobgat overbodig wordt.

Dit wordt, zoals beschreven, verzekerd doordat het stangenstelsel 15 gevormd wordt door drie stangen die in één scharnierpunt tezamen komen en elk afzonderlijk aan de andere zijde respectievelijk aan de benedenwaartse verlenging van de rugleuning, aan de zitting, en aan de voorpoot scharnierend bevestigd zijn.

De beweging van het punt waarbij de drie stangen samenkomen wordt 20 in feite bepaald door een stang die direct scharnierend aan de zitting bevestigd is en twee stangen die indirect, door middel van het scharnierend bevestigd zijn aan een tweede stang die scharnierend aan de zitting bevestigd is (respectievelijk de voorpoot en de benedenwaartse verlenging van de rugleuning), aan de zitting scharnierend bevestigd zijn.

25 Vervolgens zal de uitvinding nader toegelicht worden aan de hand van enkele in de figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

Figuur 1 toont een eerste uitvoeringsvorm volgens de uitvinding;

Figuur 2 a t/m e toont de diverse standen van de stoel volgens figuur 1; 30 Figuur 3 toont een tweede uitvoeringsvorm van de stoel volgens de uitvinding;

Figuur 4 toont een derde uitvoeringsvorm van de stoel volgens de uitvinding;

Figuur 5® t/m c toont een vierde en voorkeursuitvoeringsvorm voor 35 het gebruik als kappers-, schoonheids- en tandartsbehandelstoel.

Figuur 6a t/m c toont een vijfde uitvoeringsvorm van de stoel volgens de uitvinding.

Figuur 7a t/m e toont een zesde en voorkeursuitvoeringsvorm voor het gebruik als relaxstoel of gebruik in verstelbare meubelen waarbij een 10 0 5 8 5 3 5 compleet vlakke slaapstand is vereist.

Eerst wordt de uitvoeringsvorm volgens figuur 1 en figuur 2 besproken.

De zitting van de stoel is aangegeven met 1, de rugleuning met 2 en 5 de wasbak met 3· Deze wasbak 3 is stationair opgesteld en kan deel uitmaken van een waseenheid met de stoel.

Aan de voorzijde van de zitting 1 is een stang 4 schamierbaar bevestigd, waarvan het andere einde schamierbaar verbonden is met de vloer 3 of met een voetstuk van de stoel.

10 De achterzijde van de zitting 1 bevat een rol 6, die beweegbaar is langs een vast opgestelde schuine geleiding 7· Het is duidelijk dat wanneer de stang 4 naar links draait tot de stang 4 verticaal staat, de zitting 1 naar links beweegt en tegelijk achterover kantelt, vanwege de beweging van de rol 6 langs de geleiding 7.

13 De rugleuning 2 is stijf verbonden met een geknikte stang 8, die schamierbaar is om een scharnierpunt 9. dat vast verbonden is met de zitting 1. Op het benedeneinde van de stang 8 sluit scharnierend een stang 10 aan, die weer scharnierend aansluit op een stang 11, die scharnierend aansluit op een stang 11, die scharnierend aangrijpt op het bo- 20 venschamier van de stang 4.

Tussen de stangen 4 en 11 bevindt zich een orgaan, dat de hoek tussen de stangen 4 en 11 begrenst. Dit orgaan wordt bijvoorbeeld gevormd door schamierstangen 12 en 13, maar kan ook gevormd worden door een ketting of kabel.

23 Tijdens het eerste deel van de beweging, beweegt de zitting 1 naar links, dus naar voren, en kantelt naar achteren. Dan slaat een punt van de stang 11 aan tegen de zitting. Dan blijft de rugleuning 2 verder in dezelfde stand ten opzichte van de zitting 1, terwijl de zitting 1 verder naar links kan bewegen en verder achterover kan kantelen.

30 Als de meeste ideale stand, die afhankelijk is van de lichaamsleng te van de zittende persoon, is bereikt wordt de beweging gestopt.

De diverse standen van de stoel zijn weergegeven in figuur 2. In stand c komt de aanslag in werking. De staven 12 en 13 bewegen vanaf dat moment naar elkaar toe.

35 In figuur 3 is schematisch een tweede uitvoeringsvorm getoond. In deze figuur zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor onderdelen die ook in figuur 1 en figuur 2 voorkomen.

In plaats van de rol 6 en de geleiding 7 van de eerste uitvoeringsvorm wordt de achterzijde van de zitting 1 ook door een scharnierstang 1005853 6 ondersteund, aangegeven met 14, die evenals de stang 4 schamierbaar met de vloer 5 is verbonden.

Figuur 4 en 5 tonen versies waarbij het aantal onderdelen in het stangenstelsel tussen de zitting en de rugleuning is verminderd. In deze 5 figuren zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor onderdelen die ook in figuur 1, figuur 2 en figuur 3 voorkomen. Evenals in figuur 3 worden in figuur 4 en figuur 5 de schamierstang 14 toegepast.

In figuur 4 zijn de echamierstangen 12 en 13 uit figuur 1, figuur 2 en figuur 3 vervangen door een stang, aangegeven met 17· 10 Stang 17 vervult dezelfde functie als de scharnierstangen 12 en 13, nl. het begrenzen van de hoek tussen de stangen 4 en 11.

Stang 17 is scharnierend verbonden met de stangen 10 en 11 aan de ene zijde, en aan de andere zijde is deze stang scharnierend, en door een geleidingsgleuf translerend, verbonden met stang 4, op het punt waar 13 stang 4 aan de behuizing of vloer is bevestigd.

Stang 17 bevat aan de onderzijde een hiervoor al genoemde geleidingsgleuf 19. die ervoor zorgdraagt dat, nadat stang 11 tegen de zitting heeft aangeslagen, het mechanisme niet vastloopt.

In figuur 5 a t/m c is een vierde uitvoeringsvorm weergegeven, 20 waaraan de voorkeur wordt gegeven.

Daarbij zijn de scharniers tangen 12 en 13 en 10 uit figuur 1, figuur 2 en figuur 3 geheel komen te vervallen. Stang 8 is direct verbonden met staaf 11, en wel scharnierend en in kleine mate translerend. Toegevoegd is een torsieveer, aangegeven met nr. 18. De functie van de schar-25 nierstangen 12 en 13 in figuur 1, figuur 2 en figuur 3. het begrenzen van de hoek tussen de stangen 4 en 11, wordt overgenomen door een aanslag die op de stang 4 is aangebracht. In dit opzicht verschilt stang 4 in figuur 5 van stang 4 in figuur 1, figuur 2, figuur 3# en figuur 4. Op het moment dat staaf 11 tegen de zitting heeft aangeslagen, beweegt de aanslag op 30 staaf 4 zich van staaf 11 af. Staaf 8 bezit op de plek waar deze staaf scharnierend verbonden is met staaf 11 een geleidingsgleuf 20.

De torsieveer is verbonden aan staaf 4 en staaf 11 en draagt er zorg voor dat de rugleuning 2 zich niet ongewenst naar voren kan bewegen.

Staaf 11 in figuur 5 verschilt van staaf 11 in figuur 1, figuur 2 35 en figuur 3. doordat er geen aanslag op is aangebracht. Staaf 8 uit figuur 5 verschilt van staaf 8 uit figuur 1, figuur 2, figuur 3, en figuur 4, doordat er een geleidingsgleuf en een aanslag is aangebracht.

Bij de uitvoeringsvormen in figuur 3· figuur 4 en figuur 5 worden dezelfde bewegingen verkregen als in figuur 1 en figuur 2.

10 0 5 8 5 3 7

Voor een motorische verstelling van de atoel kan bijvoorbeeld een pneumatische vijzel 15 zoals weergegeven in figuur 3 worden toegepast, die bijvoorbeeld aangrijpt tussen de vloer 5 en de voorzijde van de zitting 1.

5 Een dergelijke vijzel kan vanzelfsprekend ook gebruikt worden bij de eerste uitvoeringsvorm volgens figuur 1 en figuur 2, bij de derde uitvoeringsvorm volgens figuur 4 en bij de vierde uitvoeringsvorm volgens figuur 5·

De figuren 6a t/m c tonen een uitvoeringsvorm van de uitvinding 10 geschikt als toepassing als fauteuil of schoonheidsbehandelstoel.

Bij deze toepassing bewegen de zitting en de rugleuning eerst naar voren en kantelend naar achteren, terwijl de hoek tussen de rugleuning en de zitting constant blijft. Daarna wordt, terwijl de zitting nog meer naar voren beweegt, de hoek tussen rugleuning en zitting steeds groter, 15 totdat een compleet vlakke ligstand is bereikt.

Bij de toepassing als schoonheidsbehandelstoel kan de stoel uitgevoerd worden met een hoogteregeling.

In figuur 6 zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor onderdelen die ook figuur 5 voorkomen.

20 Doordat de onderdelen 4 en 14 anders zijn gedimensioneerd en op een ander plaats verbonden zijn met de zitting 1 en de behuizing van de stoel, wordt een andere beweging verkregen. Het stangenstelsel dat tussen de rugleuning en de zitting aanwezig is, werkt op zogenaamde omgekeerde wijze, zodat eerst de zitting en rugleuning als geheel bewegen, waarna na 25 een vooraf vastgestelde beweging van de zitting, de hoek tussen zitting en rugleuning groter wordt, totdat de eindstand is bereikt.

De aanslag die op onderdeel ** aanwezig is, werkt dan ook in omge-keerde richting.

Om te zorgen dat de rugleuning 2 in het eerste gedeelte niet kan 30 bewegen ten opzichte van de zitting 1, is op de zitting 1 een aanslag aangebracht, en is een veer 21 aangebracht die verbonden is tussen over-brengingsstaaf 8 en de behuizing.

Tevens is er een beweegbare voetensteun 20 toegevoegd, die scharnierend verbonden is met de zitting 1. De voetenbank is tevens scharnie-35 rend verbonden met een verbindingsstaaf 19 die aan de andere zijde scharnierend verbonden is met overbrengingsstaaf 8.

De figuren 7a t/m e tonen een uitvoeringsvorm, met een vrijwel identieke beweging als degene in figuur 6. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm is het ontbreken van een aanslag en een slobgat. In figuur 7 10 0 5 8 5 3 δ zijn dezelfde verwijzingscijfers gebruikt voor onderdelen die ook in figuur 4 en figuur 6 voorkomen.

Ook hier zijn de onderdelen 4 en 14 anders gedimensioneerd en op een andere plaats verbonden met de zitting 1 en de behuizing van de 5 stoel, zodat een andere beweging wordt verkregen. De voetenbank 20 is in deze versie via de verbindingsstaaf 19 verbonden aan een verlenging van onderdeel 4.

Het stangenstelsel dat tussen de rugleuning en de zitting aanwezig is, werkt ook hier op een zogenaamde omgekeerde wijze zoals hierboven 10 beschreven. Dit wordt echter op een andere wijze gerealiseerd, door het gebruik van de extra onderdelen 11 en 17 is een aanslag en een slobgat niet meer noodzakelijk.

De onderwaartse verlenging van de rugleuning, onderdeel 8, is scharnierend verbonden met verbindingsstaaf 10, die op zijn beurt in één 15 scharnierpunt verbonden is met onderdeel 11 en 17. Onderdeel 11 is aan de andere zijde scharnierend verbonden met de onderzijde van de zitting 1, onderdeel 17 is aan de andere zijde scharnierend verbonden met onderdeel 4.

In het begin van de beweging (Fig. 7a) beweegt de onderzijde van 20 onderdeel 4 ten opzichte van de zitting naar achteren. Hierdoor drijft onderdeel 17 onderdeel 11 aan naar boven. De onderdelen 17 en 11 zijn zo gedimensioneerd, dat met een grote beginslag van onderdeel 4, onderdeel 11 slechts een kleine slag naar boven maakt.

Aangezien onderdeel 11 in het begin slechts een kleine slag maakt, 25 en bovendien de scharnierpunten 22, 23 en 24 praktisch in eikaars verlengde liggen, heeft dit tot gevolg dat de hoek van de rugleuning ten opzichte van de zitting in het begin van de beweging nagenoeg constant blijft.

Na een voorafbepaalde draaiing van onderdeel 4 (Fig. 7b) zal onder-30 deel 17 een grotere invloed uitoefenen op de slag van onderdeel 11. Doordat onderdeel 17 een grotere invloed uitoefent^ op de slag van onderdeel 11, en de scharnierpunten 22, 23 en 24 steeds meer buiten eikaars verlengde komen te zitten, zal de rugleuning via verbindingsstaaf 10 zich naar achteren gaan bewegen ten opzichte van de zitting (Fig. 7c en d) tot 35 een vlakke ligpositie is bereikt (Fig. 7e).

Het mechanisme kan voortbewogen worden met een lineaire elektromotor 13 die bevestigd is aan de zitting 1 en de basis 3.

Indien de elektromotor aan de basis 5 en onderdeel 17 (direct of indirect) wordt bevestigd, is een bevestigingswijze verkregen waarbij een 1005853 9 meest gunstige krachtoverbrenging wordt gerealiseerd, en waarmee zonder problemen een persoon van 100 kg tot aan de vlakke ligpositie versteld kan worden. Het gebruik van een extra veer is in dit geval overbodig.

Het zal duidelijk zijn, dat in het algemeen aan beide zijden van de 5 stoel een stangenstelsel aanwezig is, zodat alle stangen in tweevoud aanwezig zijn.

Zoals eerder vermeld kan de stoel volgens de uitvinding voorzien zijn van bekende middelen om de zitting en de rugleuning in hoogte te verstellen. Tevens kan de stoel zoals in figuur 6 en 7 is weergegeven met 10 een voetenbank die aan het mechanisme is gekoppeld uitgevoerd zijn.

Verdere voordelen van de stoel volgens de uitvinding zijn dat met een enkele aandrijving de stoel kan worden versteld, dit kan een pneumatische of hydraulische vijzel zijn, bediend met een voetpomp danwel een elektromotor. De vijzel kan op diverse plekken van het mechanisme beves-15 tigd worden. Het gehele mechanisme kan onder de zitting worden weggewerkt .

1005853

Claims (13)

1. Verstelbare stoel net een zitting en rugleuning die verstelbaar zijn tussen een eerste stand voor het in zittende houding ondersteunen 5 van een persoon, en een tweede stand voor het in Bin of neer liggende houding ondersteunen van een persoon of een in een volledig vlak liggende houding ondersteunen van een persoon, waarbij de voorzijde van de zitting door tenminste één scharnierende poot is ondersteund, zodanig dat bij het verschuiven van de zitting de hellingshoek zich wijzigt, de rugleuning 10 kantelbaar is om een vast met de zitting verbonden punt en tenminste één schamierbaar stangenstelsel tussen de zitting en de rugleuning aanwezig is dat het bewegingsverloop van de rugleuning ten opzichte van de zitting bepaalt, met het kenmerk, dat de zitting vanuit de beginstand naar voren beweegbaar is, dat het stangenstelsel tussen de zitting en de rugleuning 15 twee verbindingsstangen omvat die aan een eind scharnierbaar aan elkaar zijn verbonden in een gemeenschappelijk scharnierpunt, en waarvan een verbindingss tang aan zijn andere eind schamierbaar is bevestigd aan de rugleuning, en de andere verbindingss tang aan zijn andere eind schamier-baar is bevestigd aan de zitting, dat een stuurstang is voorzien die aan 20 een eind schamierbaar is verbonden met de twee verbindingss tangen in hun gemeenschappelijke scharnierpunt, en die aan zijn andere eind schamierbaar is verbonden met de scharnierende poot, welke stangen op een zodanige wijze zijn gedimensioneerd dat bij het aanvankelijk naar voren bewegen van de zitting vanuit de beginstand de hoek tussen de rugleuning en de 25 zitting in wezen constant is, en tijdens het verder naar voren bewegen van de zitting de hoek tussen de rugleuning en de zitting toeneemt, tot een vlakke ligpositie is bereikt.

2. Stoel volgens conclusie 1, waarbij de verbindingsstangen in wezen in eikaars verlengde liggen wanneer zitting en rugleuning zich in 30 hun beginstand bevinden.

3. Stoel volgens conclusie 1 of 2, waarbij de scharnierende poot een verlenging bezit die zich uitstrekt tot voorbij zijn schamierbeves-tiging aan de zitting, aan welke verlenging een eind van een koppelstang schamierbaar is bevestigd, welke koppelstang aan zijn andere eind schar- 35 nierbaar is bevestigd aan een schamierbaar aan de zitting opgehangen voetensteun. *4. Verstelbare stoel met een zitting en rugleuning die verstelbaar zijn tussen een eerste stand voor het in zittende houding ondersteunen van een persoon, en een tweede stand voor het in min of meer liggende 10 0 5 8 5 3 houding ondersteunen van een persoon, waarbij de voorzijde van de zitting door tenminste één scharnierende poot is ondersteund op de vloer en de achterzijde van de zitting zodanig is ondersteund, dat bij het verschuiven van de zitting de hellingshoek zich wijzigt, de rugleuning kantelbaar 5 is om een vast met de zitting verbonden punt en tenminste één schamier-baar stangenstelsel tussen de zitting en de rugleuning aanwezig is dat het bewegingsverloop van de rugleuning ten opzichte van de zitting bepaalt, met het kenmerk, dat de zitting vanuit de eerste stand naar voren beweegbaar is, dat de scharnierende poot een dwars op zijn zittingschar- 10 nier zich uitstrekkende dwarsarm bezit die een aanslag bepaalt welke na een vooraf bepaalde voorwaartse beweging van de zitting in samenwerking komt met een aan de zitting gekoppelde tegenaanslag, welke scharnierende poot samenwerkt met of onderdeel uitmaakt van het stangenstelsel, zodanig dat een eerste bewegingsverloop van de rugleuning ten opzichte van de 15 zitting bepaald is door het stangenstelsel/arm waarbij de aanslagen niet in samenwerking zijn, en een tweede bewegingsverloop bepaald is door het stangenstelsel/arm waarbij de aanslagen wel samenwerken.

5. Stoel volgens conclusie 4, waarbij het stangenstelsel zodanig is uitgevoerd dat na het afleggen van een voorafbepaalde voorwaartse bewe- 20 ging van de zitting en een voorafbepaalde hoekverdraaiing van de rugleuning ten opzichte van de zitting de hoek tussen zitting en rugleuning verder ongewijzigd blijft.

6. Stoel volgens conclusie 4 en 5. waarbij het stangenstelsel enerzijds scharnierend is verbonden met de voorzijde van de zitting en ander- 25 zijds met een benedenwaartse verlenging van de rugleuning en een orgaan omvat dat de hoek tussen de de voorzijde van de zitting ondersteunende scharnierende poot en een met de voorzijde van de zitting verbonden stang tot een voorafbepaalde waarde begrenst, waarna de met de voorzijde van de zitting verbonden stang een aanslag kan vormen met de zitting. 30 7· Stoel volgens conclusie 6, waarbij het orgaan een gelede stang is, waarvan een eind is verbonden met de de voorzijde van de zitting ondersteunende scharnierende poot en waarvan het andere eind is verbonden met de aan de voorzijde van de zitting verbonden stang van het stangenstelsel.

8. Stoel volgens conclusie 6, waarbij het orgaan een enkele stang is waarvan een eind scharnierend is bevestigd en het andere eind verschuifbaar is bevestigd aan telkens de de voorzijde van de zitting ondersteunende poot en de met de voorzijde van de zitting verbonden stang van het stangenstelsel, waarbij de enkele stang aanslagen bezit voor het 1005853 beperken van de schuifbeweging.

9· Stoel volgens conclusie 6, waarbij het orgaan een voorgespannen veer is die tussen de de voorzijde van de zitting ondersteunende poot en de net de voorzijde van de zitting verbonden stang werkzaam is voor het 5 in een uiterste stand dringen daarvan, welke in uiterste stand de poot en de stang met elkaar samenwerken door wederzijdse aanslagen.

10. Stoel volgens één der conclusies 6-8, waarbij het stangenstel-sel een gelede stang omvat, welke aan een eind scharnierend is verbonden met de voorzijde van de zitting en aan het andere eind met een beneden- 10 waartse verlenging van de rugleuning.

11. Stoel volgens conclusie 9, waarbij het 8tangenstelsel een enkele stang omvat, welke aan een eind scharnierend is verbonden en aan het andere eind scharnierend alsmede beperkt verschuifbaar is verbonden met telkens de voorzijde van de zitting en een benedenwaartse verlenging van 15 de rugleuning.

12. Stoel volgens conclusie 1, waarbij het stangenstelsel zodanig is uitgevoerd dat bij het afleggen van een voorafbepaalde voorwaartse beweging van de zitting de rugleuning ten opzichte van de zitting aanvankelijk niet verdraait, en vervolgens de hoek tussen zitting en rugleuning 20 toeneemt.

13· Stoel volgens conclusie 12, waarbij het stangenstelsel enerzijds scharnierend is verbonden met het scharnierpunt tussen zitting en poot en anderzijds met een benedenwaartse verlenging van de rugleuning, welk stangenstelsel een stang omvat die een tegenaanslag vormt die kan 25 samenwerken met de aanslag op de arm en die de hoek tussen de de voorzijde van de zitting ondersteunende scharnierende poot en de met de voorzijde van de zitting verbonden stang tot een voorafbepaalde waarde begrenst. 1*1. Stoel volgens condlusie 13· waarbij de stang via een slobgat scharnierend en verschuifbaar is verbonden met de benedenwaartse verlen-30 ging van de rugleuning.

15. Stoel volgens één der conclusies 4-l*t waarbij de achterzijde van de zitting wordt ondersteund door een scharnierend met die achterzijde en scharnierend op de vloer ondersteunde poot.

16. Stoel volgens één der conclusies M-l4, waarbij de achterzijde 35 van de zitting een rol of schuifblok bevat, dat kan bewegen langs een schuin opgestelde stationaire geleiding. 1005853