NL1020578C2 - Cycloon stofverzamelinrichting voor gebruik in een stofzuiger. - Google Patents

Description

Cycloon stofverzamelinrichting voor gebruik in een stofzuiger Hj

Achtergrond van de uitvinding H

1. Gebied van de uitvinding H

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een H

stofzuiger en meer in het bijzonder heeft de uitvinding be- BB

5 trekking op een cycloon stofverzamelinrichting voor toepas- H

sing in een stofzuiger die verontreinigingen van de lucht af- H

scheidt door middel van een centrifugaalkracht en het afge- H

scheiden stof verzamelt. H

2. Beschrijving van de stand der techniek |9

10 In het algemeen heeft een stofzuiger van het recht- H

opstaande type of het filterbus-type een zuigborstel die is H

verbonden met een stofzuigerlichaam en die over het te reini- H

gen oppervlak wordt bewogen. Het stofzuigerlichaam heeft een stofverzamelingskamer waarin een stoffilter op verwijderbare |H

15 wijze is gemonteerd en een motoraandrijfkamer waarin een mo- H

tor is gemonteerd teneinde een aanzuigkracht te verschaffen. ^^B

In de stofzuiger van een dergelijke soort wordt een sterke ^B

zuigkracht gevormd nabij de zuigborstel wanneer de motor in bedrijf is. Door de aanzuigkracht wordt lucht die is beladen H

20 met verontreinigingen of stof van het te reinigen oppervlak H

in het lichaam van de stofzuiger gezogen. Nadat de lucht in H

het lichaam van de stofzuiger is gezogen stroomt de lucht jH

door het stoffilter dat zich in de stofverzamelingskamer van flj

het stofzuigerlichaam bevindt en op dit moment worden de ver- BB

25 ontreinigingen of wordt het stof uitgefilterd door het stof- BB

filter. Vervolgens wordt de lucht afgevoerd via de motoraan- i9

drij fkamer. jH

Het probleem bestaat echter dat een gebruiker van iH

een dergelijke conventionele stofzuiger de stoffilters moet fl mam

30 kopen welke verbruiksgoederen zijn, teneinde een geschikt iH

verzamelen van het stof of de verontreinigingen te verzorgen.

Ook wanneer het stoffilter is gevuld met verontreinigingen fl dient de gebruiker het stoffilter te vervangen met gebruikma- ifl 1020578 | I! .

' ‘'w ' . · - .¾ king van zijn/haar eigen handen wat redelijk onhygiënische en onhandig is.

Samenvatting van de uitvinding

De onderhavige uitvinding heeft tot doel om de hier-5 voor genoemde nadelen van de stand der techniek te verhelpen en dienovereenkomstig is het doel van de onderhavige uitvinding om een stofverzamelinrichting van het cycloontype voor toepassing in een stofzuiger te verschaffen waarmee stof en verontreinigingen kunnen worden afgescheiden van de lucht die 10 in een stofzuigerlichaam door een zuigborstel en door middel van een centrifugaalkracht wordt getrokken en het afgescheiden stof en verontreiniging te verzamelen.

Teneinde het hiervoor genoemde doel volgens de onderhavige uitvinding te bereiken omvat, in een stofverzamel-15 inrichting van het cycloontype voor toepassing in een stofzuiger, gemonteerd in een stofverzamelingskamer die in verbinding staat met een motoraandrijfkamer van een stofzuigerlichaam voor het afscheiden van verontreinigen uit lucht die naar binnen toe wordt gezogen via een zuigborstel door middel 20 van een centrifugaalkracht, de stofverzamelinrichting van het cycloontype volgens de onderhavige uitvinding: een verzamel-houder voor verontreiniging met een verontreinigingkamer en een luchtafvoerkamer, waarbij de verontreinigingkamer en de luchtafvoerkamer respectievelijk open bovenste zijden hebben 25 en van elkaar zijn gescheiden; een cyclooneenheid die is verbonden met een bovenste deel van de verzamelhouder voor verontreiniging op een zodanige wijze dat deze de verontreinigingkamer en de luchtafvoerkamer afdekt, waarbij de cyclooneenheid een opening heeft die respectievelijk overeenkomt met 30 een poort voor inkomende lucht waardoorheen met vreemde stoffen beladen lucht naar binnen toe stroomt, een centrifugeka-mer voor het afscheiden van de vreemde stoffen van de lucht door middel van een centrifugaaleffeet, een afvoerpoort voor verontreinigingen waardoorheen de afgescheiden vreemde stof-35 fen worden afgevoerd, een uitgaande luchtpoort waardoorheen gereinigde lucht die overblijft na de afscheiding van de vreemde stoffen naar buiten toe wordt gevoerd, en de luchtaf- 3 Hi

voerkamer; en een geleidingsdeel dat is verbonden met het bo- BH

venste deel van de cyclooneenheid en met een luchtinstroomka- BH

naai dat is verbonden met de poort voor inkomende lucht en HH

een luchtuitstroomkanaal dat de poort voor uitgaande lucht RB

5 verbindt met de opening. ^^B

De cyclooneenheid omvat een centrifugerende verza- HH

melhouder met een geopend bovenste uiteinde en een gesloten ^H

onderste uiteinde en een cilindrische zijde met daarin ge- HH

vormd de afvoerpoort voor verontreiniging; een afdekplaat die |^B

10 is verbonden met een buitenzijde van de centrifugerende ver- ^H

zamelhouder, die de verontreinigingkamer en de luchtafvoerka- HH

mer afdekt, waarbij de afdekplaat een opening bezit; en een HB

kapafdekking die op verwijderbare wijze is gemonteerd op de ^H

centrifugerende verzamelhouder op een zodanige wijze dat deze ^H

15 het geopende uiteinde van de centrifugerende verzamelhouder ^H

afdekt, waarbij de kapafdekking de poort voor inkomende lucht HH

en de poort voor uitgaande lucht bevat. ^H

De cyclooneenheid omvat tevens een roosterdeel met :^H

een geopende bovenste uiteinde dat in onderlinge communicatie :^H

20 staat met de poort voor inkomende lucht van de kapafdekking, ^H

en een veelvoud van kleine gaten die zijn gevormd in een zij- HB

de en gemonteerd in een inwendig gedeelte van de centrifuge- ^H

rende verzamelhouder. ^H

Het roosterdeel omvat een cilindrisch lichaam dat HH

25 integraal is gevormd op een bodem van de centrifugerende ver- H·

zamelhouder en met open bovenste en onderste uiteinden; en HH

een onderste afdekking die is verbonden, zodanig dat deze het BH

open bovenste uiteinde van het cilindrische lichaam afdekt. HB

De poort voor uitgaande lucht is gevormd in het een- HB

30 trum van de kapafdekking en de poort voor inkomende lucht is HB

gevormd aan een uiteinde van een luchtgeleidingsgroef die na- HH

bij de poort voor uitgaande lucht op een spiraalgewonden wij- BH

ze is gevormd. ^H

De centrifugerende verzamelhouder heeft één of meer ^^B

35 sluitgroeven die zijn gevormd in het bovenste uiteinde en de ^H

sluitgroef neemt sluitende uitsteeksels op, welke uitsteken |^B

vanuit een rand van de kapafdekking die in de sluitgroef moet ^H

haken. ^^^B

: , .

4

De kapafdekking heeft ten minste één paar hendelga-

Iten die zijn gevormd in een bovenste zijde van de kapafdekking, voor het roteren van de kapafdekking teneinde de kapafdekking te sluiten respectievelijk te lossen.

5 De afdekkingsplaat en de centrifugerende verzamel- houder zijn integraal met elkaar gevormd.

Tussen de cyclooneenheid en het geleidingsdeel is een afdichtingsdeel voorzien.

Korte beschrijving van de tekeningen 10 De hierboven genoemde alsmede andere doelen en ei genschappen van de onderhavige uitvinding zullen duidelijk-worden uit de volgende beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvorm die wordt gegeven in samenhang met de bij gevoegde tekeningen: 15 Figuur 1 is een perspectivisch explosieaanzicht voor het schematisch tonen van een stofverzamelinrichting van het cycloontype voor toepassing in een stofzuiger overeenkomstig de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding.

Figuur 2 is een gedeeltelijk aanzicht genomen langs 20 de lijn I-I van Figuur 2.

Figuur 3 is een gedeeltelijk aanzicht voor het schematisch tonen van de stofverzamelinrichting van het cycloon-type volgens figuur 1 in een geassembleerde vorm.

Gedetailleerde beschrijving van de voorkeursuitvoe-25 ringsvormen

De voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding zal nu worden beschreven onder verwijzing naar de tekeningen .

Onder verwijzing naar Figuur 1 omvat de stofverza-30 melinrichting van het cycloontype voor toepassing in een stofzuiger overeenkomstig de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding een verontreiniging verzameihouder 10, een cyclooneenheid 20 die is verbonden met het bovenste teel van de verontreiniging verzameihouder 10, en een geleidings-35 deel 30 dat is verbonden met het bovenste deel van de cyclooneenheid 20.

1Π20578 / 1

jH

5 I

De verzamelhouder 10 voor verontreiniging heeft een B| verontreinigingkamer 11 en een luchtafvoerkamer 13, elk met fl een geopende bovenste zijde, respectievelijk. De verontreini- fl gingkamer 11 en de luchtafvoerkamer 13 worden gescheiden door Wm 5 een schedingswand 12. De verontreinigingkamer 11 ontvangt de wÊ verontreinigingen die worden afgescheiden uit de lucht door WÊ

middel van de centrifugaalkracht in de cyclooneenheid 20. H

De luchtafvoerkamer 13 is een doorgang waardoorheen h de schone lucht uit de cyclooneenheid 20 stroomt en staat in mm

10 onderlinge communicatie met de motoraandrijfkamer 3 die is H

voorzien in het stofzuigerlichaam 1 (zie figuur 3). Dienover- H

eenkomstig, teneinde de luchtafvoerkamer 13 te verbinden met H

de motoraandrijfkamer 3 kan een opening 13a zijn voorzien aan één zijde van luchtafvoerkamer 13. Voorzien aan het buitenste H

15 oppervlak van de verzamelhouder 10 voor verontreiniging be- ^B

vindt zich een hendel 15. Zoals op de hiervoor genoemde wijze ^B

geconstrueerd is de verzamelhouder 10 voor verontreiniging op HH

verwijderbare wijze gemonteerd in de stofverzamelkamer die in H|

onderling communicatie staat met de motoraandrijfkamer. Ver- |B

20 der is een verwijderbare basis 17 voorzien teneinde het een ^B

gebruiker mogelijk te maken dat de verzamelhouder 10 voor Hj

verontreiniging op makkelijke wijze kan worden geleegd. De H

verzamelhouder 10 voor verontreiniging, de cyclooneenheid 20 H|

en een kapafdekking 25 zijn in één samenstel verbonden en op ^B

25 verwijderbare wijze gemonteerd in de stofverzamelkamer 2 die ^B

in onderlinge communicatie staat met de motoraandrijfkamer 3. ^B

De cyclooneenheid 20 scheidt vreemde stoffen af van Hj de lucht die door naar binnen toe wordt gezogen doorheen de B|

zuigborstel door middel van de centrifugaalkracht. De cy- ^B

30 clooneenheid 20 omvat een centrifugerende verzamelhouder 21, |B

een afdekplaat 23 die is verbonden met bovenste uiteinde van BB

de centrifugerende verzamelhouder 21, een kapafdekking 25 die

is verbonden met het bovenste uteinde van de centrifugerende EB

verzamelhouder 21, en een roosterdeel 27 dat is gemonteerd in 35 de centrifugerende verzamelhouder 21. H|

De bovenste zijde van de centrifugerende verzamel- BB

houder 21 is geopend, terwijl de onderste zijde is gesloten. ^B

Gevormd in de cilindrische zijde van de centrifugerende ver- BB

4 O O Π Γ·| o BB

6 \ zamelhouder 21 bevindt zich een uitlaatpoort 21a voor verontreiniging van een vooraf te bepalen afmeting. De centrifugerende verzamelhouder 21 is opgenomen in de verontreinigingka-I mer 11 wanneer deze wordt verbonden met de verontreinigingka- I 5 mer 11.

I De afdekplaat 23 is integraal gevormd aan het bui- I tenste oppervlak van de centrifugerende verzamelhouder 21. De I afdekplaat 23 is verbonden met het bovenste deel van de ver- | ontreiniging verzamelhouder 10 teneinde de verontreinigingka- 8 10 mer 11 en de luchtafvoerkamer 13 af te dekken. De afdekplaat B 23 bezit een opening 23a, die in onderlinge communicatie B staat met de luchtafvoerkamer 13. Ook is op de afdekplaat 23 een scheidingsknop 50 aanwezig. Wanneer de scheidingsknop 50 beweegbaar is op de afdekplaat 23 dan wordt een sluitend uit- I 15 steeksel gevormd aan het bovenste oppervlak van de schei- dingsknop 50. Dienovereenkomstig, wanneer de afdekplaats 23 die is verbonden met de verzamelhouder 10 voor verontreini- H ging, wordt opgenomen in de stofkamer 2, dan wordt het slui- tende uitsteeksel van de scheidingsknop 50 ingevoegd in een 20 sluitende groef die is gevormd op het stofzuigerlichaam 1 en de cyclooneenheid 20 wordt gemonteerd in het stofzuigerli- chaam 1. Wanneer de gebruiker de scheidingsknop 50 indrukt wanneer deze in de gesloten toestand is dan zal het sluitende B uitsteeksel worden losgemaakt uit de sluitgroef en derhalve B 25. zal de cyclooneenheid 20 worden afgescheiden van het stofzui- gerlichaam 1.

B De kapafdekking 25 is op verwijderbare wijze verbon- den met het geopende bovenste uiteinde van de centrifugerende verzamelhouder 21. Een paar sluitende uitsteeksels 25a steekt B 30 uit vanuit de rand van de kapafdekking 25. Gevormd aan het B bovenste uiteinde van de centrifugerende verzamelhouder 21, B bijvoorbeeld gevormd op het verbindende gebied tussen de cen- B trifugerende verzamelhouder 21 en de afdekplaat 23, bevindt B zich een paar sluitgroeven 21b dat correspondeert met het B 35 paar sluitende uitsteeksels 25a.

H Verder is in de kapafdekking 25 een poort 25b voor H inkomende lucht gevormd, waardoorheen de met vreemde stoffen H beladen lucht stroomt. Meer specifiek is een luchtgeleidings- I_1020576

groef 25c op een spiraalgebonden wijze en op afstand van het H

centrum van de kapafdekking 25 in een naar buiten toe gerich- B

te richting gevormd en de poort 25 voor inkomende lucht is fl

gevormd aan het uiteinde van de luchtgeleidingsgroef 25c. H

5 Dienovereenkomstig, wanneer de lucht in de centrifugerende I

verzamelhouder 21 stroomt langs de luchtgeleidingsgroef 25c B

wordt de centrifugaalkracht gevormd. B

Aan het centrum van de kapafdekking 25 is een poort B

25d voor uitgaande lucht gevormd waardoorheen de gereinigde B

10 lucht stroomt wanneer de vreemde stoffen door middel van de B

centrifugaalkracht zijn verwijderd. Een paar hendelgaten 25e B

is voorzien nabij de poort 25d voor uitgaande lucht. Dien- B

overeenkomstig kan de gebruiker de sluitende uitsteeksels 25a B

op een eenvoudige wijze doen sluiten of doen lossen in/uit de B

15 sluitgroeven 21b, door de kapafdekking 25 op de bovenste zij- B

de van de centrifugerende verzamelhouder 21 te plaatsen en de fl kapafdekking 25 met zijn vingers in de hendelgaten 25e te ro- fl teren. fl

Zoals getoond in Figuur 2 heeft het roosterdeel 27 fl 20 een cilindrische vorm en omvat dit een roosterlichaam 27a dat fl uitsteekt vanuit de bodem van de centrifugerende verzamelhou- fl der 21, en een onderste afdekking 27b die het geopende onder- fl ste uiteinde van het roosterlichaam 27a opent en sluit. Een fl veelvoud van kleine gaten (H) is in een rondom lopende rich- fl 25 ting in het roosterlichaam 27a gevormd. Het roosterlichaam fl 27a is integraal gevormd met de bodem van de centrifugerende fl verzamelhouder 21. De bodem 27a van de centrifugerende verza- fl melhouder 21 is naar buiten toe en naar beneden toe schuin fl

geplaatst, waardoor het centrifugaaleffeet wordt versterkt. H

30 Het geopende bovenste deel van het roosterlichaam 27a is ver- fl

bonden met de poort 25d voor uitgaande lucht van de kapafdek- B

king 25. Dienovereenkomstig wordt de gereinigde lucht door de kleine gaten (H) na het scheiden van de vreemde stoffen van de lucht in de centrifugerende verzamelhouder 21 afgevoerd, 35 terwijl de vreemde stoffen worden uitgefilterd en afgevoerd door de uitlaatpoort 21a voor verontreiniging.

Het geleidingsdeel 30 omvat een luchtinstroomkanaal 31 dat is verbonden met de poort 25b voor inkomende lucht en Η Η een luchtuitvoerpoort 33. Door het luchtinstroomkanaal 31 H stroomt de lucht die naar binnen toe wordt gezogen via de H zuigborstel naar de poort 25b voor inkomende lucht. Een uit-

Hj einde van het luchtinstroomkanaal 31 is op een spiraalgebon-

Hgj 5 den wijze gevormd om overeen te komen met de luchtgeleidings- |B| groef 25c. Dienovereenkomstig wordt de lucht die naar binnen

Hm toe wordt gezogen in de poort 25b voor inkomende lucht vanuit

Hf het luchtinstroomkanaal 31 in een spiraalpatroon gericht.

H Het luchtuitvoerkanaal 33 verbindt de poort 25d voor EWk 10 uitgaande lucht van de kapafdekking 25 met de opening 23a van HH de afdekplaat 23. Derhalve stroomt de zuivere lucht, die I wordt afgevoerd door de poort 25d voor uitgaande lucht, naar H de luchtafvoerkamer 13 via het luchtafvoerkanaal 33 en wordt

Wm dit afgelaten naar de motoraandrijfkamer 3.

WM 15 Gelegen tussen het geleidingsdeel 30 en de cycloon-

Hfl eenheid 20 bevindt zich een afdichtingsdeel 40. Het afdich- H tingsdeel 40 blokkeert een lekkage van luchtstroom en voor- H komt tevens een vermindering van de zuigdruk. Bij voorkeur mm wordt het afdichtingsdeel 40 geplaatst tussen het geleidings- H 20 deel 30 en het stofzuigerlichaam 1 door middel van schroeven teneinde een afdichting te verschaffen.

BH Verder is het geleidingsdeel 30 dat is geconstrueerd zoals hiervoor genoemd verbonden met het stofzuigerlichaam 1. B| Derhalve is de cyclooneenheid 20 te verbinden met of te BH 25 scheiden van, bij voorbeeld, een oppervlakcontact wanneer de H cyclooneenheid 20 wordt gemonteerd met of gescheiden van het I stofzuigerlichaam 1.

H| De werking van de stofverzamelinrichting van het cy- H· cloontype voor toepassing in de stofzuiger, geconstrueerd in HB 30 overeenstemming met de voorkeursuitvoeringsvorm van de onder- H havige uitvinding zal hierna worden beschreven.

BH Ten eerste, zoals getoond in Figuur 3, wordt de ΗΠ lucht naar binnen toe gezogen door de zuigborstel en de lucht HH stroomt vervolgens in de centrifugerende verzamelhouder 21 HB 35 via het luchtaanzuigkanaal 31. Wanneer de lucht naar binnen BH toe wordt gezogen wordt de lucht zodanige geleid dat deze in BH een spiraalpatroon gaat roteren waardoor een centrifugaal- BH kracht wordt gevormd die de vreemde stoffen uit de lucht doet H 1 ΠΡΠζτα η afscheiden. De vreemde stoffen die zijn afgescheiden van de fll

lucht worden in de verontreinigingkamer 11 van de verontrei- |H

niging verzamelhouder 10 via de aflaatpoort 21a voor veront- SH

reiniging verzameld.

5 Nadat de vreemde stoffen zijn afgescheiden uit de lucht zal de schone lucht door de kleine gaten (H) van het roosterdeel 27 worden gevoerd en afgelaten door het luchtaf- voerkanaal 33. Daarna wordt de lucht afgelaten naar de mo-toraandrijfkamer door de luchtafvoerkamer 13.

10 Wanneer de verzamelhouder 10 voor verontreiniging is ;^| gevuld met vreemde stoffen scheidt de gebruiker de cycloon- ^|

eenheid 20 van de verzamelhouder 10 voor verontreiniging, en leegt de gebruiker vervolgens de verzamelhouder 10 voor ver- A

ontreiniging. [H

15 Teneinde het inwendige van de centrifugerende verza-

melhouder 21 te reinigen scheidt de gebruiker de kapafdekking |H

25 van de centrifugerende verzamelhouder 21 en reinigt de ge-bruiker het inwendige.

Zoals hiervoor beschreven worden met de stofverza-20 melinrichting van het cycloontype voor toepassing in de stof-zuiger in overeenstemming met de voorkeursuitvoeringsvorm van de onderhavige uitvinding, vreemde stoffen in de lucht makke- j^· lijk uitgefilterd zonder dat een stofzak hoeft te worden ge-bruikt. Bovendien is de verzamelhouder 10 voor verontreini- fl| 25 ging makkelijk te gebruiken en ook is deze zeer hygiënisch S|

omdat de gebruiker de verzamelhouder 10 voor verontreiniging aH

makkelij k kan legen. fl|

Verder zijn de afzonderlijke bestanddelen makkelijk 99 te assembleren en te scheiden waardoor onderhoud veel simpe- flfl

30 Ier wordt. II

Hoewel de uitvinding hiervoor is beschreven en ge- i^·

toond onder verwijzing naar de voorkeursuitvoeringsvorm daar- ||H

van, zal het duidelijk worden begrepen door een deskundige in de techniek dat verschillende veranderingen in de vorm en de- j|·

35 tails kunnen worden gemaakt zonder buiten het bereik van de j^H

uitvinding te treden zoals die is gedefinieerd in de bijge- j^H

voegde conclusies.

Claims (8)

1. 2. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- B gens conclusie 1, waarbij de cyclooneenheid omvat: een centrifugerende verzamelhouder met een open bo- HB venste uiteinde, een gesloten onderste uiteinde en een cilin- 10 20678 ™ "'wpot'*'·" ................ ^ * 111 BB^''-' ' ^ . . r*·? ' drische zijde waarin de afvoerpoort voor verontreiniging is gevormd; een afdekplaat die is verbonden met een buitenzijde van de centrifugerende verzamelhouder, en welke de verontrei- EB 5 nigingkamer en de luchtafvoerkamer afdekt, waarbij de afdek- Hm plaat een opening bezit; BB en daarin een kapdekking die op verwijderbare wijze is gemonteerd op de centrifugerende verzamelhouder op een zo- BB danige wijze dat deze het geopende uiteinde van de centrifu- ^B 10 gerende verzamelhouder afdekt, waarbij de kapafdekking de WR poort voor inkomende lucht en de poort voor uitgaande lucht ^B
2. 3. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- ^B gens conclusies 2, waarbij de cyclooneenheid verder omvat een ^B 15 roosterdeel met een open bovenste uiteinde dat in onderlinge ^B communicatie staat met de poort voor inkomende lucht van de BH kapafdekking, en een veelvoud van kleine gaten gevormd in een ^^B zijde, waarbij de cyclooneenheid is gemonteerd in een inwen- ^B dige van de centrifugerende verzamelhouder.
3. 4. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- |B gens conclusie 3, waarbij het roosterdeel omvat: WH een cilindrisch lichaam dat integraal is gevormd op BB een bodem van de centrifugerende verzamelhouder, en met open ^H bovenste en onderste uiteinden; en 25 een onderste afdekking die op zo'n wijze is voorzien HB dat deze het open onderste uiteinde van het cilindrische li- Hl chaam afdekt. B||
4. 5. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- WH gens conclusie 2, waarbij de poort voor uitgaande lucht is B| 30 gevormd in het centrum van de kapafdekking, en de poort voor inkomende lucht is gevormd aan een uiteinde van een luchtge- ^B leidingsgroef die is gevormd nabij de poort voor uitgaande ^B lucht in een spiraalgebonden wijze. ^B
5. 6. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- [H 35 gens conclusie 2, waarbij de centrifugerende verzamelhouder BI één of meer sluitgroepen heeft die zijn gevormd in het boven- Bi ste uiteinde, en waarbij de sluitgroef een sluitend uitsteek- ^B X ' ' sel ontvangt dat uitsteekt vanuit een rand van de kapafdek-king om te worden gesloten in de sluitgroef.
6. 7. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- γ gens conclusie 6, waarbij de kapafdekking ten minste één paar V 5 hendelgaten heeft gevormd in een bovenste zijde van de kapaf- H dekking voor het doen roteren van de kapafdekking voor het sluiten respectievelijk lossen van de kapafdekking. I
7. 8. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- gens conclusie 2, waarbij de afdekplaat en de centrifugerende 10 verzamelhouder integraal met elkaar zijn gevormd.
8. 9. Stofverzamelinrichting van het cycloontype vol- I gens conclusie 1, waarbij tussen de cyclooneenheid en het ge- leidingsdeel, een afsluitende deel is voorzien.