NL1019933C2 - Transportstans. - Google Patents

Description

Titel: Transportstans.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het over een geleideoppervlak voeren van een foliebaan.

Uit de praktijk zijn werkwijzen bekend voor het aanvoeren van foliebanen, bijvoorbeeld in stansinrichtingen, waarbij een foliebaan vanaf 5 een aanvoerrol wordt geleid over een geleideoppervlak en waarbij het de foliebaan aan de tegenovergelegen zijde van het geleidevlak weer wordt opgewikkeld op een afvoerrol. Hierbij is gebruikelijk de afvoerrol aangedreven met behulp van een motor voor het bewegen van de foliebaan. Bij toepassing van een dergelijke werkwijze in een stansinrichting wordt 10 bijvoorbeeld telkens de foliebaan over ongeveer de lengte van een uit te stansen label en een tussenrand bewogen, wordt een label uitgesneden en wordt vervolgens de foliebaan wederom over genoemde afstand verder bewogen, waarbij het resterende deel van de foliebaan wordt gebruikt om te worden opgewikkeld.

15 Deze bekende werkwijze heeft een aantal nadelen. Zo dient bijvoorbeeld voortdurend de snelheid van de afvoerrol te worden aangepast teneinde bij toename van de doorsnede van de afvoerrol toch steeds de juiste transportafstand te bereiken. Bovendien zullen als gevolg van veranderende trekspanningen in de foliebaan vervormingen daarin optreden, met name 20 doordat de labels daaruit zijn gesneden, waardoor nauwkeurig transporteren en positioneren van de foliebaan, in het bijzonder van de uit te snijden labels niet voldoende mogelijk is. Een verder nadeel hiervan is dat relatief ingewikkelde inrichtingen noodzakelijk zijn die veel ruimte innemen en dat aanpassen van een dergelijke inrichting aan een nieuw 25 product relatief ingewikkeld en tijdrovend is.

De uitvinding beoogt een werkwijze van de in de inleiding beschreven soort, waarbij de genoemde nadelen daarvan zijn vermeden, met το 1 £ : 33 2 behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt de foliebaan aan ten minste één en bij voorkeur aan weerszijden van de opening aangegrepen, 5 naast de opening, dat wil zeggen direct naast het deel van de foliebaan dat dient te worden bewerkt. Wordt bijvoorbeeld een label uitgesneden dan geschiedt dit tussen de stroken van de foliebaan waar deze wordt aangegrepen. Aangezien de transportmiddelen in of op het geleidevlak zijn gelegen, is nauwkeurig transport van de foliebaan over de gewenste afstand 10 eenvoudig mogelijk. Immers, de transportmiddelen dienen steeds over dezelfde afstand te worden aangedreven, ongeacht de positie van het betreffende label in de foliebaan. Een verder voordeel is dat de foliebaan goed wordt vastgehouden juist daar waar de bewerking dient te worden uitgevoerd, zodat ongewenste vervormingen, zoals kreukels, rekken en 15 dergelijke eenvoudig kunnen worden verhinderd.

In een nadere voordelige uitvoeringsvorm wordt een label met behulp van een stempel uit de foliebaan gesneden, in de betreffende opening, waarbij aan weerszijden van het label een strook van de foliebaan wordt aangegrepen door de transportmiddelen, waarbij het label bij 20 voorkeur in de opening of door het stempel wordt aangegrepen en wordt wegbewogen van het geleidevlak, bijvoorbeeld om het label daarmee vanuit de stansopening of vanaf het stempel in een matrijsholte te brengen.

Daarbij kan het label worden overgegeven aan bijvoorbeeld een inbrengrobot, doch het verdient de voorkeur dat het direct na aangrijpen, 25 dat wil zeggen zonder overgeven aan een tussengeplaatst hulpmiddel in een matrijsholte wordt gebracht of bijvoorbeeld wordt opgestapeld in een stapelinrichting.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een werkwijze voor het vormen van een label voor in-mould-labelen, gekenmerkt door de 30 maatregelen volgens conclusie 5.

3

Bij een dergelijke werkwijze wordt een foliebaan door een stansinrichting gevoerd, over een stansopening, waarbij aan weerszijden van de stansopening vacuümgestuurde transportmiddelen worden toegepast waarmee de foliebaan enigszins strak wordt gespannen over de opening en 5 bovendien langs genoemd vlak wordt gevoerd. Door de foliebaan enigszins strak te trekken wordt het voordeel bereikt dat vouwen, rimpels en dergelijke nog eenvoudiger worden tegengegaan. Het zal duidelijk zijn dat vacuümmiddelen daarbij het voordeel bieden dat de foliebaan tegen het geleidevlak wordt getrokken, hetgeen positioneren verder vereenvoudigt.

10 Voor het straktrekken kunnen transportmiddelen wordt toegepast die, in transportrichting gezien, enigszins van elkaar wijken, zodanig dat de foliebaan in de breedte enigszins wordt opgerekt.

De uitvinding heeft verder betrekking op een inrichting voor het langs een geleidevlak transporteren van een foliebaan, gekenmerkt door de 15 maatregelen volgens conclusie 6.

Met een dergelijke inrichting kan een foliebaan bijzonder eenvoudig wordt aangegrepen en over elke gewenste afstand worden verplaatst langs het geleidevlak, waarbij bovendien ervoor wordt zorggedragen dat de foliebaan in contact blijft met het geleideoppervlak.

20 De transportmiddelen omvatten bij voorkeur vacuümmiddelen, in het bijzonder ten minste één geperforeerde of anderszins luchtdoorlatende transportband die over een geleidestrook is gevoerd, waarbij in de geleidestrook openingen zijn voorzien, althans middelen voor het creëren van een onderdruk, zodanig dat de of elke transportband als vacuümband 25 fungeert. Hiermee worden op bijzonder eenvoudige wijze bijzonder nauwkeurige transportmiddelen verkregen.

Het verdient daarbij de voorkeur dat het transporterend oppervlak van elk transportmiddel ongeveer gelijk ligt met het geleidevlak, waardoor vouwen en dergelijke nog beter worden verhinderd. Overigens wordt 30 op gemerkt dat in voorkomende gevallen ook een geleidevlak kan worden v "J * 4 toegepast dat enigszins hoger is gelegen dan het transporterend oppervlak van de transportmiddelen, waarbij het verschil in hoogte tussen het geleidevlak en de transportmiddelen eventueel kan verlopen, zodanig dat de foliebaan nog verder wordt strakgetrokken en eventueel enigszins wordt 5 opgerekt. Uiteraard kan dit op velerlei andere wijzen ook worden bereikt, welke voor de vakman direct duidelijk zullen zijn.

Bij een inrichting volgens de uitvinding is bij voorkeur een modulaire opbouw toegepast. In het bijzonder zijn de stansopening met eventueel een bijbehorend stansmes en ten minste een deel van de 10 transportmiddelen voorzien in een module die eenvoudig uitwisselbaar is, zodanig dat bijzonder snel de inrichting kan worden aangepast aan andere labels. Het verdient daarbij de voorkeur dat op dezelfde of vergelijkbare wijze ook het corresponderende stansmes in een uitwisselbare module is opgenomen, evenals eventueel de relevante delen van een inbrengrobot, 15 matrijsdelen en dergelijke.

In nadere uitwerking zijn op de module waarin genoemde stansopening is op genomen eveneens de aanvoerrol en de afvoerrol voorzien, zodanig dat deze tezamen met de module uitwisselbaar zijn.

Nadere voordelige uitvoeringsvormen van een inrichting en 20 werkwijze volgens de uitvinding zijn beschreven in de verdere volgconclusies. Ter verduidelijking van de uitvinding zullen uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont: 25 Figuur 1 in doorgesneden zijaanzicht volgens de lijn I-I in figuur 2 schematisch een inrichting volgens de uitvinding; figuur 2 schematisch in bovenaanzicht een module volgens de uitvinding; figuur 3 in doorgesneden zijaanzicht volgens de lijn III-III 30 schematisch de inrichting volgens figuur 2; 5 figuur 4 in doorgesneden aanzicht volgens de lijn IV-IV in figuur 3 een gedeelte van de transportmiddelen met foliebaan; en figuur 5 in doorgesneden zijaanzicht vergelijkbaar met figuur 1 een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

5 In deze beschrijving hebben gelijk of corresponderende delen gelijk of corresponderende verwijzingscijfers. Als uitvoeringsvoorbeelden zijn in deze beschrijving werkwijzen en inrichtingen beschreven voor het vervaardigen van labels voor gebruik in in-mould-label inrichtingen. Het zal evenwel duidelijk zijn dat ook andere toepassingen mogelijk zijn.

10 Fig. 1 toont in schematisch in doorgesneden zijaanzicht volgens de lijn I-I in fig. 2 een inrichting 1 volgens de uitvinding, omvattende een raam 2 met daarin een module 3. De module 3 is passend in het raam opgenomen, zodanig dat het oppervlak van de module en dat van het raam een in hoofdzaak vlak geleidevlak 4 vormen. Overigens kan in voorkomende 15 gevallen het geleidevlak ook geheel door het oppervlak van de module 3 worden gevormd. Aan een eerste zijde van de module is een eerste doorvoerspleet 6 voorzien waardoorheen een foliebaan 5 kan worden aangevoerd, tot op het geleidevlak 4, terwijl aan de tegenovergelegen tweede zijde een tweede doorvoerspleet 7 is voorzien voor het weer afvoeren van de 20 foliebaan 5, althans het resterende deel daarvan, zoals nog nader zal worden besproken. De foliebaan is in de tekening relatief dik weergegeven, ter verduidelijking. Het zal evenwel duidelijk zijn dat bijzonder dunne folies kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld enkele tientallen micrometers. De module 3 is losneembaar in het raam bevestigd, bijvoorbeeld met niet nader 25 beschreven, door de streep-stippellijnen Q aangeduide op zichzelf bekende middelen zoals klemmiddelen, bouten, vormsluiting of dergelijke. Daardoor is de module 3 in zijn geheel eenvoudig uitwisselbaar voor een andere module 3.

De module 3 omvat een centrale opening 8, omgeven door een 30 eerste stansmes 9, althans een snijrand 10. Zoals nog nader zal worden 6 beschreven is voorts tegenover de opening 8 een tweede stansmes 11 voorzien dat een aan de opening, althans het eerste stansmes 9 complementaire vorm heeft en zodanig kan worden bewogen dat het eerste en tweede stansmes 9, 10 tezamen een label 12 uit de foliebaan kunnen 5 stansen, althans snijden.

Aan de van het tweede stansmes 11 afgekeerde zijde van de module 3 zijn een aanvoerrol 13 en een afvoerrol 14 voorzien voor respectievelijk de aan te voeren, ongesneden foliebaan 5 en de af te voeren resterende folie. De aanvoerrol 13 en afvoerrol 14 zijn zodanig opgesteld dat de foliebaan 5 door 10 de spleten 6, 7 kan worden gevoerd. De langsranden van de module zijn, ter hoogte van de spleten 6, 7 afgerond of als rollen of dergelijke uitgevoerd ten einde beschadiging van de foliebaan 5 te verhinderen. De afvoerrol 14 kan eventueel aangedreven zijn voor het oprollen van de resterende foliebaan.

Zoals duidelijk getoond in fig. 2 is de breedte B van de opening 8 15 dwars op de transportrichting T gezien kleiner dan de corresponderende breedte BF van de foliebaan 8. Dientengevolge ligt aan weerszijde van de opening 8 een langsstrook 15 van de foliebaan 5 aan op het geleidevlak van de module 3. In fig. 2 is de foliebaan 5 doorzichtig weergegeven. Daardoor zijn de onderliggende transportmiddelen 16 zichtbaar.

20 De transportmiddelen 16 omvatten, zoals duidelijk getoond in fig. 3 en 4, een in een goot 17 gelegen transportband 18 welke is voorzien van een luchtdoorlatend oppervlak. In de getoonde uitvoeringsvorm is dit bereikt door rijen en kolommen openingen 19 in de transportband te voorzien. In de bodem van de goot 17 zijn eveneens openingen 20 aangebracht 25 waardoorheen lucht kan worden afgezogen met behulp van een pomp 21, in het bijzonder een vacuümpomp. De transportband 18 ligt bij voorkeur nagenoeg volledig aan tegen de bodem van de goot en eventueel sluit deze bovendien aan op de langswanden van de goot 17. Daardoor kan door de openingen 20 slechts lucht worden afgezogen wanneer deze door de 30 openingen 19 in de transportband 18 wordt aangezogen. Aldus is een 1019933 7 vacuümband verkregen. De transportband is gevoerd over rollen 22, waarvan er ten minste één is aangedreven, bij voorkeur door een stappenmotor S. Verrassenderwijs is gebleken dat folie door het aanzuigen van lucht via de openingen 19 en 20 tegen de transportbanden 18 kan 5 worden gezogen en daardoor wordt vastgehouden, zodanig dat bij aandrijving van de transportbanden 18 in de transportrichting T de foliebaan 5 wordt meebewogen en bijzonder nauwkeurig kan worden getransporteerd. De rollen 22 en de aandrijvingen daarvoor zijn bij voorkeur eveneens in, althans op de module 3 aangebracht, waardoor deze tezamen 10 met de module 3 kunnen worden uitgewisseld. Als gevolg van de gekozen transportinrichting 16, waarbij de foliebaan tegen het geleidevlak wordt getrokken als gevolg van de onderdruk en bovendien door de zich aan weerszijden van de stansopening 8 uitstrekkende transportbanden wordt strak gehouden kunnen bijzonder nauwkeurig labels worden gesneden of 15 gestanst, zelfs bij extreem dunne foliebanen 5, bijvoorbeeld minder dan 50 micrometer of zelfs 20 micrometer of minder.

In de in fig. 1 getoonde uitvoeringsvorm is het tweede stansmes 11 opgenomen in een eveneens als module uitgevoerde stanseenheid 23. Het tweede stansmes omgeeft een vacuümplaat 24 waarmee tijdens of direct na 20 snijden of stansen het label 12 kan worden aangegrepen en worden meegenomen, weg van de module 3, teneinde overgegeven te worden aan een inbrengrobot 25 die, eveneens met behulp van vacuüm, het label 12 bij voorkeur enigszins opgespannen kan plaatsen in een matrijsholte 26 (zoals getoond in fig. 5). Een dergelijke inbrengrobot is uitvoerig beschreven in de 25 internationale octrooiaanvrage PCT/NL00/00581, welke wordt geacht hierin door referentie te zijn opgenomen. Evenwel kunnen uiteraard ook allerlei andere inbrengrobots, althans middelen voor het op geschikte posities plaatsen van labels worden toegepast bij een inrichting 1 volgens de uitvinding.

‘u 5 8

De stanseenheid 23 is voorzien van een holte 27 waarin de vacuümplaat 24, gedragen door een geleideblok 28 beweegbaar met behulp van zuiger-cilindersamenstellen 29 beweegbaar is opgenomen. Het tweede stansmes 11 kan derhalve door de foliebaan in de opening 8 worden 5 gedrukt, waarbij het label 12 wordt vastgehouden, waarna het label aan de inbrengrobot kan worden overgegeven. Eventueel kan uiteraard ook de gehele stanseenheid 23 beweegbaar zijn gesteld, waarbij het tweede stansmes 11 buiten het naar de foliebaan 5 gekeerde oppervlak 30 uitsteekt. Vele variaties zijn hier mogelijk voor het uit de foliebaan snijden van de 10 labels 12 en overbrengen daarvan naar een matrijsholte of bijvoorbeeld een stapeleenheid voor het stapelen van de labels voor verder gebruik. Doordat de labels 12 uit de foliebaan 5 worden gesneden, waarbij de langsstroken 15 blijven behouden in de foliebaan is transport met de transportmiddelen 16 eenvoudig mogelijk, kan de resterende foliebaan 5 eenvoudig worden 15 op gewikkeld en kan bovendien elk label elke gewenste vorm hebben. In de tekening is een rechthoekig label getoond doch dit kan ook anders gevormd zijn, bijvoorbeeld een andere regelmatige of onregelmatige veelhoek, en "Maltezer kruis" of anderszins gevormd.

Een module 3, de bijpassende stanseenheid 23 en eventueel de 20 aangrijpmiddelen van de inbrengrobot 25 zijn op elkaar afgestemd en kunnen eenvoudig worden verwisseld, tezamen met de bijbehorende matrijs, waardoor omsteltijden tot een minimum worden beperkt.

In de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm is een geleiderad 31 voorzien waaraan de inbrengrobot 25 met behulp van wielen 32 of dergelijke 25 heen en weer beweegbaar in de richting I is opgehangen. De geleiderails 31 strekken zich uit tot in een matrijsdeel van de gedeeltelijk getoonde matrijs 33, waarin duidelijk de matrijsholte 26 zichtbaar is. De inbrengrobot 25 kan derhalve langs de geleiderad 31 worden verreden totdat de vacuümplaat 24 boven de matrijsholte 26 is gebracht, waarna een label kan worden 30 overgegeven. Wanneer de inbrengrobot tussen de beide matrijsdelen 33A, iniocη λ . 'V· ' 9 33B is wegbewogen, terug naar de in figuur 5 getoonde stand, kan de matrijs 33 worden gesloten en kan daarin een product worden gevormd, in-mould-gelabeld. Een dergelijke productietechniek is op zichzelf genoegzaam bekend.

5 Bij deze uitvoeringsvorm is het geleide vlak 4 in de module 3 enigszins verzonken ten opzichte van het bovenvlak 36 van het raam 8, zodanig dat een stroopplaat 34 kon worden geplaatst boven genoemd geleidevlak 4, waarvan de naar de inbrengrobot 25 gekeerde zijde bij voorkeur ongeveer gelijk ligt met genoemd oppervlak 36. In de stroperplaat 10 34 is de stansopening 8 aangebracht, welke aan de naar het geleidevlak 4 gekeerde zijde is omgeven door het tweede stansmes 11. Het eerste stansmes 9 wordt aan de tegenovergelegen zijde van de foliebaan 5 gedragen door een stempelplaat 35, welke beweegbaar is met zuiger-cilindersamenstellen 37 of dergelijke middelen. Op de stempelplaat 35 15 wordt een tweede vacuümplaat 38 gedragen, omgeven door het eerste stansmes 9. Hiermee kan de foliebaan 5, althans het label 12 worden aangegrepen, in het bijzonder tijdens stansen, hetgeen geschiedt door de stempelplaat 35 met behulp van de zuiger-cilindersamenstellen 37 in figuur 5 omhoog te bewegen, door de opening 8, tot nabij de vacuümplaat 24 van de 20 overbrengrobot 25. Hieraan wordt het label 12 overgegeven, zodat dit op eerder beschreven wijze in de matrijsholte 26 kan worden gebracht. Het zal duidelijk zijn dat in de module 3, als getoond in fig. 5, wederom transportmiddelen 16 zijn opgenomen, zoals beschreven aan de hand van in het bijzonder fig. 3 en 4, voor transporteren van de foliebaan 5 langs het 25 geleideoppervlak 4 en de opening 8.

Bij de in fig. 5 getoonde uitvoeringsvorm wordt het voordeel bereikt dat het label 12 direct vanaf de stempelplaat 35 kan worden overgegeven aan de inbrengrobot 25 voor plaatsing in de matrijsholte 26. Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is de module 3 te positioneren in de 30 inbrengrobot 25, zodat hiermee direct een label 12 door de stansopening 8 in 10 de matrijsholte 26 kan worden gedrukt, waarna de inbrengrobot 25 tussen de matrijshelften 33A, 33B wordt wegbewogen en een product wordt gevormd. Hiermee wordt overgeven van het label 12 helemaal verhinderd.

Het zal duidelijk zijn dat de uitvinding geenszins beperkt is tot de 5 in de beschrijving en de tekeningen getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kunnen in één raam 2 meer dan één modules zijn opgenomen, bijvoorbeeld een serie modules naast en/of boven elkaar, waardoor 10 bijvoorbeeld labels kunnen worden vervaardigd voor een meervoudige matrijs. Ook kunnen in plaats van stansbewerkingen andere bewerkingen worden uitgevoerd op de foliebaan, bijvoorbeeld het aanbrengen van bedrukkingen. In plaats van geperforeerde transportbanden kunnen uiteraard ook andere transportmiddelen worden toegepast, bijvoorbeeld 15 anderszins luchtdoorlatende transportbanden, transportmatten, statisch geladen banden en dergelijke. Ook kunnen, in het bijzonder bij bijvoorbeeld een uitvoeringsvorm als getoond in fig. 5, aan weerszijden van de foliebaan, aan weerszijden van de opening, samenwerkende transportbanden of dergelijke worden voorzien, zodanig dat de langsranden 15 van de foliebaan 20 5 aan weerszijden van de opening 8 worden ingeklemd tussen genoemde samenwerkende banden, waarbij eventueel van genoemde onderdruk, althans vacuüm kan worden afgezien. Voorts kunnen combinaties worden gemaakt van de getoonde en beschreven uitvoeringsvoorbeelden, in het bijzonder ook met inbrengrobots, zoals beschreven in genoemde 25 internationale octrooiaanvrage. Hoewel modulaire opbouw de voorkeur geniet, kan een inrichting volgens de uitvinding ook eendelig, dat wil zeggen niet-modulair worden opgebouwd. De aanvoerrol en de afvoerrol kunnen ook worden vervangen door andere middelen, terwijl deze bovendien ook anders kunnen worden gepositioneerd. In het bijzonder kunnen deze bijvoorbeeld 30 worden opgenomen in de module, bijvoorbeeld naast de respectieve spleten 11 6, 7 aan de van de opening 8 afgekeerde zijde daarvan, waardoor althans in de dikte compacter kan worden gebouwd. Ook kunnen middelen worden voorzien voor het afsnijden van de resterende foliebaan nadat deze de opening is gepasseerd, zodat dit deel van de foliebaan niet behoeft te worden 5 opgewikkeld en direct kan worden afgevoerd. De inbrengrobot kan op andere wijze worden bewogen, bijvoorbeeld met stangenmechanismen, draaimechanismen en dergelijke.

Deze en vele variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

10 O : ,;··:33

Claims (13)

1. Werkwijze voor het over een geleidevlak voeren van een foliebaan, zodanig dat deze zich over een opening in het geleidevlak uitstrekt, waarbij een foliebaan wordt toegepast die breder is dan de opening, gerekend dwars op een doorvoerrichting voor de foliebaan, waarbij aan ten minste één en bij 5 voorkeur beide zijden van de opening transportmiddelen zijn voorzien waarmee de foliebaan tegen het geleidevlak wordt gehouden en daarover wordt verplaatst.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, waarbij de foliebaan over de opening wordt gevoerd en met behulp van een stempel of dergelijk 10 snijmiddel een label uit de foliebaan wordt gesneden, in de betreffende opening, waarbij aan weerszijden van het label een strook van de foliebaan door de transportmiddelen wordt aangegrepen voor het vasthouden van de foliebaan en langs het geleidevlak transporteren daarvan.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, waarbij het label in de opening of 15 door het stempel wordt aangegrepen en wordt wegbewogen van het geleidevlak.

4. Werkwijze volgens conclusie 3, waarbij het label vanuit de stansopening of vanaf het stempel in een matrijsholte wordt gebracht, bij voorkeur zonder overgeven aan een tussen geplaatst hulpmiddel, waarna in 20 de matrijsholte een product wordt gespuitgiet.

5. Werkwijze voor het vormen van een label voor in mould labelen, waarbij een foliebaan door een stansinrichting wordt gevoerd, over een stansopening, waarbij aan weerszijden van de stansopening vacuüm gestuurde transportmiddelen worden toegepast in of tegen het vlak waarin 25 de stansopening is aangebracht, met behulp van welke transportmiddelen de foliebaan enigszins strak wordt gespannen over de opening en bovendien de foliebaan langs genoemd vlak wordt gevoerd.

6. Inrichting voor het langs een geleidevlak transporteren van een foliebaan, waarbij in of op het geleidevlak ten minste twee zich ongeveer evenwijdig aan elkaar uitstrekkende transportmiddelen zijn voorzien waarmee een foliebaan kan worden aangegrepen en langs, althans over het 5 geleidevlak kan worden bewogen en tegelijkertijd daartegen kan worden gehouden.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de transportmiddelen vacuümmiddelen omvatten, in het bijzonder ten minste een geperforeerde of anderszins luchtdoorlatende transportband die over een geleidestrook is 10 gevoerd, waarbij in de geleidestrook openingen zijn voorzien voor het creëren van onderdruk, zodanig dat de of elke transportband als vacuümband functioneert.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij elk transportmiddel zodanig in het geleidevlak is verzonken dat dit een transporterend 15 oppervlak heeft dat ongeveer gelijk ligt met het geleidevlak.

9. Inrichting volgens een der conclusies 6-8, waarbij tussen de transportmiddelen een stansopening is aangebracht.

10. Inrichting volgens conclusie 9, waarbij een reeks stansopeningen is voorzien, waarbij telkens een stansopening tussen twee transportmiddelen 20 is voorzien.

11. Inrichting volgens een der conclusies 9 of 10, waarbij de stansopening met eventueel een stansmes is voorzien in een uitneembare module, in welke module tevens ten minste een deel van de transportmiddelen zijn voorzien.

12. Inrichting volgens een conclusie 11, waarbij een stansstempel is voorzien voor het in of door de of elke stansopening uit een foliebaan stansen van een label, waarbij middelen zijn voorzien voor het opnemen van het of elk label en overbrengen daarvan naar een matrijsholte, waarbij het of elk stempel, de of elke stansopening met bijbehorende transportmiddelen 30 en de middelen voor opnemen en overbrengen van het of elk label J uitwisselbaar zijn voor vergelijkbare middelen voor een andere productiematrijs, door enkel uitwisselen van modules.

13. Inrichting volgens een der conclusies 11 of 12, waarbij de of elke module waarin een stansopening en transportmiddelen zijn opgenomen, 5 tevens middelen zijn voorzien voor opnemen van een rol folie alsmede middelen voor oprollen van een foliebaan waaruit labels zijn gesneden. .* Γ- ' , J ; 3