NL1019720C1 - Rolstoelbandenschoonmaker. - Google Patents

Description

Rolstoelbandenschoonmaker

De uitvinding heeft betrekking op een tweetal mechanismen voor het ontdoen van viezigheid en andere ongewenste materiën aan de banden van een rolstoel, de uitvinding 5 zal op twee plaatsen en aan drie kanten, te weten: de twee zijkanten en het loopvlak van de banden, de rolstoelbanden schoonmaken. Het ene mechanisme, verder te noemen mechanisme één (1), is bevestigd op het punt waar de rem van het grote wiel van de rolstoel is bevestigd en bestaat uit een rol die is verbonden door middel van een overbrengingsorgaan aan een verwisselbare reinigingsborstel die hierdoor wordt 10 aangedreven. De verwisselbare reinigingsborstel zal, tegengesteld aan de draairichting van het wiel, gaan roteren wanneer de rol roteert en zal op deze manier de banden van een rolstoel kunnen schoonmaken, aan elke kant van de rolstoel dus aan elke reminrichting zal zo een mechanisme moeten worden bevestigd. Het andere mechanisme, verder te noemen mechanisme twee (2) ligt op de grond en daar zal de rolstoel opgereden moeten worden 15 zodat de wielen los komen van de grond. De rolstoel wordt op rollen gereden waar borstelharen aan zitten die de banden van de rolstoel zullen reinigen. De rolstoelgebruiker kan nu zijn hoepels draaien waardoor de wielen en dus ook de rollen worden aangedreven. Als optie op het systeem kan er gekozen worden voor een electromotor die de rollen zullen aandrijven zodat de rolstoelgebruiker niet zelf zijn wielen hoeft aan te drijven.

20 Een dergelijk mechanisme, hierboven beschreven als mechanisme één (1), is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.605.239 uit 1986. Met behulp van dit bekende mechanisme welke ook aan het frame is bevestigd kan een rolstoelband worden schoongemaakt door een stilstaand borsteltje dat in de kromming van de band is gebogen. Dit mechanisme is uitsluitend te gebruiken wanneer de kromming overeenkomt met de 25 kromming van de band en wanneer de rolstoel ook daadwerkelijk verplaatst ten opzichte van de ondergrond maar zal dan ook nog steeds een klein deel van de viezigheid op de ondergrond achterlaten, dit doordat de borstel voor het contactvlak van de band met de ondergrond is bevestigd waardoor er eerst een bijna kwart omwenteling moet gemaakt worden voordat de schone band de ondergrond raakt.

30 Met de uitvinding wordt beoogd een dergelijk mechanisme te verkrijgen met behulp waarvan rolstoelbanden op een eenvoudige en voor de gebruiker en omstanders hygiënische en veilige wijze schoon te maken zijn. Ook zal de rolstoelbandenschoonmaker geen hulp behoeven van derden zodat de rolstoelgebruiker een grotere zelfstandigheid zal verkrijgen.

35 1 o 1 97?0 2

Volgens de uitvinding kan dit worden bereikt doordat met behulp van mechanisme één (1) een borstel tegengesteld aan de draairichting van het grote wiel gaat roteren waardoor er een grote reiniging van de band zal plaatsvinden. Wanneer dit mechanisme één (1) wordt 5 gebruikt in combinatie met mechanisme twee (2) zal het geen viezigheid en strepen achterlaten op de ondergrond. Terwijl mechanisme één (1) ook heel goed ‘los’ te gebruiken is indien men bijvoorbeeld over straat rijdt.

Voor mechanisme twee kan worden opgemerkt, dat uit het Amerikaanse octrooischrift 1861873 uit 1932 een mechanisme bekend is waarin tractorwielen gereinigd 10 kunnen worden. Verder is er een Japans octrooischrift 58191658 uit 1983 een mechanisme bekend waarin vrachtwagenwielen worden gereinigd. Beide zijn voorzien van een oprijdinrichting waar het betreffende vervoersmiddel opgereden kan worden en waar door middel van een sproei- en borstelinstallatie de banden kunnen worden gereinigd. Wanneer dit mechanisme op rolstoelbanden toegepast wordt zouden de banden alsnog nat blijven en 15 strepen trekken over de ondergrond en de rolstoelgebruiker en omstanders worden nat gesproeid.

Opgemerkt wordt verder, dat uit het Duitse octrooischrift 197.57.483.1 uit 1999 een mechanisme bekend is om de wieltjes van een model spoortreintje te reinigen welke is voorzien van borstels die tegen de wieltjes aangedrukt worden. De borstels draaien op 20 ongeveer hetzelfde toerental in tegengestelde richting van elkaar waardoor de wielassen licht zullen draaien en dus de model spoortreintjes op bijna dezelfde positie blijven gepositioneerd. Wanneer de model spoortreintjes onder lichte dwang op dezelfde positie worden gehouden zullen de wieltjes langzaam ronddraaien wanneer de treintjes, kant voor kant, licht aangedrukt worden tegen de borstels ontstaat er een betere reiniging. Wanneer 25 dit mechanisme in het groot zou worden uitgedacht en toegepast moet worden op rolstoelen zou er een persoon bij moeten zijn die de rolstoel tegenhoudt omdat het anders van de borstels afwil rijden zonder dat de banden een hele ronde hebben gemaakt over de borstels en zodoende nog viezigheid zullen achterlaten op de ondergrond.

De uitvinding zal hieronder nader worden uiteengezet aan de hand van een in de 30 figuren weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van het mechanisme volgens de uitvinding. De nummers in de tekst corresponderen met de nummers in de tekeningen en kunnen ter verduidelijking worden gebruikt.

Fig. 1 toont een schematisch driedimensionaal beeld op het mechanisme één (1) volgens de uitvinding, waarbij ter wille van de duidelijkheid van het figuur bepaalde 35 onderdelen zijn weggelaten; en fig. 2 toont een onderaanzicht op fig. 1.

- : ·. ü 3

De inrichting bevat een zich in de lengterichting vlak uitstrekkende, aan de zijuiteinden gekromd spatbord 1 waar aan de onderzijde nabij het midden zich een gestelblok 2 bevindt. Dit geheel van spatbord 1 en gestelblok 2 en nog niet nader besproken inrichtingselementen tezamen is verbonden door middel van een stangenstelsel 5 7 aan een gestelstaaf 8. Deze gestelstaaf 8 kan verschoven worden in voor/ achterwaartse richting in een frameklem 9.

Aan de zijkant van het gestelblok 2 maar onder het gekromde spatbord 1 zit een aandrijfwiel 3, dit aandrijfwiel 3 wordt aangedreven doordat het tegen het ronddraaiende rolstoelwiel wordt gedrukt en doorloopt het gestelblok 2 met behulp van een, niet in de fig. 1 10 en fig. 2 weergegeven, as tot aan de andere zijde waar er een kettingwiel 4 aan is gemonteerd. Met behulp van een overbrengingsorgaan, welke niet is weergegeven in de figuren om de duidelijkheid te vergroten, wordt de beweging van het kettingwiel 4 overgezet naar een ander kettingwiel 5 welke weer door het gestelblok 2 terugloopt door middel van een as naar de zijde waar aandrijfwiel 3 was gesitueerd, waar er een reinigingsborstel 6 aan 15 is gemonteerd.

De draaizin van het wiel wordt via het aandrijfwiel 3 en het overbrengingsorgaan en het kettingwielen 4 en 5 vertaald naar een roterende beweging van de reinigingsborstel 6 tegengesteld aan de draaizin van het wiel.

Het stangenstelsel 7 welke het geheel van 1-6 verbindt via gestelstaaf 8 met de 20 frameklem 9 telt vijf stangen en bevat zes assen. De frameklem 9 bestaat uit twee halve delen met daaruit de diameter van de firamebuis van de rolstoel, de twee delen moeten om het frame van de rolstoel worden geplaatst waarna de twee delen vastgezet kunnen worden door middel van twee daarvoor bestemde bevestigingsonderdelen 10 resp. 11. Aan de onderzijde van de onderste stang aangegeven met nummer 12 zit een remstaaf 13, deze 25 remstaaf 13 is gekarteld uitgevoerd voor een optimale grip op de band van de rolstoel. Men kan er voor kiezen om de rolstoel op de rem te zetten, om ermee te rijden en om de banden te reinigen.

Fig. 3 toont een schematisch driedimensionaal beeld van het zijaanzicht op het mechanisme twee (2) volgens de uitvinding; en 30 fig. 4 toont een bovenaanzicht op fig. 3 van het mechanisme twee (2) volgens de uitvinding, waarbij ter wille van de duidelijkheid enkele onderdelen zijn weggelaten om de duidelijkheid te vergroten. Het betreft een nieuw en ander onderdeel van het totale mechanisme om nu ook een grotere duidelijkheid te verschaffen is er niet opnieuw begonnen met tellen in de figuren.

1010720 4

Mechanisme twee (2) van de uitvinding bevat een inrichting die qua functie sterk lijkt op de functie van mechanisme één (1) namelijk het reinigen van een rolstoelband maar met een paar verschillen, deze verschillen zullen verder worden besproken en uitgelegd.

De inrichting volgens mechanisme twee (2) omvat een tweetal gezien in fig. 3 naast 5 elkaar en evenwijdig aan elkaar gelegen zich omhoog uitstrekkende gestelplaten 14 resp.

15. De ondereinden van ieder van deze gestelplaten 14 en 15 zijn onderling verbonden door zich loodrecht op de gestelplaten 14 en 15 uitstrekkende gestelplaat 16. Ter versterking van het gestel zijn op enige afstand van de uiteinden tussen gestelplaten 14 en 15 aan de bovenzijde van gestelplaat 16 gelegen verbindingsplaten 17,18 en 19 10 aangebracht. Deze verbindingsplaten 17,18 en 19 hebben een dubbele functie want zij worden tevens gebruikt om de rolstoel op de reinigingsborstels te rijden.

De gestelplaten 14,15 en 16 vormen nu een bak met aan de uiteinden de verbindingsplaten 17 en 18, het verloop van deze verbindingsplaten is vanaf de van elkaar afgekeerde buitenzijde laag naar hoog aan de naar elkaar toegekeerde binnenzijde.

15 Verbindingsplaat 19 bevindt zich in de lengterichting gezien achter verbindingsplaat 17 en staat in een iets flauwere hoek vanaf de grond omhoog gericht. In het hoogteverschil ontstaan door de naar binnen gerichte bovenzijde van verbindingsplaat 17 en de naar buiten gerichte onderzijde van verbindingsplaat 19 zijn een tweetal reinigingsborstels 20 en 21 geplaatst.

20 Aan de voorzijde in de lengterichting gezien van verbindingsplaat 18 zijn nog een drietal reinigingsborstels geplaatst. Van deze reinigingsborstels zijn er twee, namelijk reinigingsborstels 22 en 23, geplaatst op een draaibaar frame wanneer de rolstoelgebruiker via verbindingsplaat 18 op borstel 22 rijdt zal door het gewicht van de rolstoelgebruiker het frame gaan kantelen en zal zodoende reinigingsborstel 23 tegen de band aan worden 25 gedrukt. Reinigingsborstel 23 zit door middel van een overbrengingsorgaan vast aan reinigingsborstel 22. Reinigingsborstel 24 zit vast aan het geheel gevormd door gestelplaten 14 en 15 en bevindt zich ter hoogte van de achterkant van het in de lengterichting geziene uiteinde van verbindingsplaat 19 en zit verbonden door middel van een overbrengingsorgaan aan de reinigingsborstels 20 en 21. Hierdoor zullen ook de 30 reinigingsborstels 20 en 21 gaan roteren en zal het voorwiel gereinigd worden.

De reinigingsborstels zijn alle verbonden met het frame gevormd door de onderdelen 14-19 door middel van vrijlooplagers. De rolstoelgebruiker rolt nu via de achterzijde, in de lengterichting van het systeem gezien, op verbindingsplaat 18 en rolt door over verbindingsplaat 19 totdat het kleine voorwiel tegen de reinigingsborstels 20 en 21 loopt. De 35 vrijlooplagers zijn bewegingsloos bij het vooruit roteren van de rolstoelwielen maar wanneer de rolstoelbanden achteruit roteren zullen de vrijlooplagers loslopen en kunnen de rollen Λί S". v i u i ;; 5 met borstels roteren. Men rolt de rolstoel dus vooruit op de rollen, de rollen met de borstels zijn nu bewegingsloos de rolstoelgebruiker roteert nu de banden achteruit en de rollen zullen vrijlopen zodat de borstels hun werk kunnen doen. Wanneer de banden gereinigd zijn draait de rolstoelgebruiker weer vooruit en hij rolt het systeem af.

5 1019720

Claims (6)

1. Mechanisme voor het ontdoen van viezigheid en andere ongewenste materiën aan de banden van een rolstoel, bestaande uit twee mechanismen waarvan mechanisme één (1) is 5 opgebouwd uit een borstel verbonden met een rol, aangedreven door het rolstoelwiel en dus door de rolstoelgebruiker zelf; mechanisme twee (2) een op de ondergrond gelegen mechanisme voorzien van borstels en door middel van een eventuele electromotor aangedreven rollen waarop de rolstoel geplaatst wordt, met het kenmerk, dat op twee plaatsen, te weten de plaatsen waar mechanisme één (1) en mechanisme twee (2) de band 10 raken, en aan drie kanten, te weten: de twee zijkanten en het loopvlak van de banden, de rolstoelbanden worden gereinigd.

2. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat mechanisme één (1), zit bevestigd op het punt waar de reminrichting van het grote wiel van de rolstoel is bevestigd en bestaat uit een rol die is verbonden door middel van een overbrengingsorgaan aan een 15 verwisselbare borstel die hierdoor wordt aangedreven, de rolstoel kan hier ook met de hand worden bewogen. De verwisselbare borstel zal, tegengesteld aan de draairichting van het wiel, gaan roteren wanneer de rol roteert en zal op deze manier de banden van een rolstoel schoonmaken, aan elke kant van de rolstoel dus aan elke reminrichting zal zo een mechanisme moeten worden bevestigd. Dit mechanisme één (1) zal alleen kunnen worden 20 toegepast op handbewogen rolstoelen en dan alleen op het grote aandrijlwiel.

3. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk dat mechanisme één (1), in drie verschillende standen te gebruiken is, namelijk in een stand waarin de rolstoel kan rollen, een stand waarin de rolstoel op de rem staat en er is een stand waarin de band van een rolstoel gereinigd kan worden door de roterende borstel.

4. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat mechanisme twee (2) op de ondergrond ligt, voorzien van optionele electrisch aangedreven rollen met borstels eraan die de banden van de rolstoel zullen reinigen, waar de rolstoel opgereden moeten worden zodat de wielen loskomen van die ondergrond. Door de optionele electrisch aangedreven rollen zullen de wielen en de banden van de rolstoel gaan roteren langs de verschillende 30 rollen met borstels die de banden reinigen. Dit mechanisme twee (2) is toepasbaar op elk type rolstoel zoals handbewogen en electrisch aangedreven rolstoelen met drie en vier wielen en op elke wielgrootte.

5. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat mechanisme twee (2) is voorzien van vrijlooplagers aan elke uiteinde van de reinigingsborstels tussen de reinigingsborstel en 35 het frame van mechanisme twee (2). Waardoor er in een voorwaartse rotatierichting van de banden op de reinigingsborstels gerold kan worden en er in een achterwaartse rotatierichting vrijgelopen kan worden op de borstels waardoor de banden gereinigd zullen worden, waarna de rolstoelgebruiker weer van de reinigingsborstels af kan rollen door weer vooruit te roteren met zijn banden.

6. Mechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat mechanisme twee (2) is voorzien S van reinigingsborstels waarvan reinigingsborstels 22 en 23 onderling zijn verbonden door middel van een overbrengingsorgaan en reinigingsborstels 20 en 21 zijn verbonden met een zelfde soort overbrengingsorgaan aan reinigingsborstel 24. Wanneer de rolstoelgebruiker op reinigingsborstels 22 en 23 rijdt zal hij ook tegen reinigingsborstel 24 rollen, hierdoor zullen reinigingsborstels 20 en 21 gaan roteren en het kleine wieltje 10 reinigen. 1019720