NL1019640C2 - Noodverplaatsingsinrichting voor een lift. - Google Patents

Description

Noodverplaatsingsinrichting voor een lift

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een noodverplaatsingsinrichting voor een lift welke ervoor kan zorgen dat het cabinedeel van de lift naar boven of naar be-5 neden kan bewegen tot een volgende verdieping van het gebouw wanneer ten gevolge van een storing of stroomuitval het cabinedeel tussen de verdiepingen stopt.

Onder verwijzing naar figuur 8 wordt een gebruikelijke lift met een cabinedeel 10, stalen kabels 20, een 10 hoofdmotor 30 en een balansgewicht getoond.

Het cabinedeel 10 bevindt zich in de longitudinale doorgang van het gebouw. De stalen kabels 20 zijn verbonden met de bovenzijde van het cabinedeel 10, aan één uiteinde ervan, en worden rond de hoofdmotor 30 gevoerd. Het balansge-15 wicht 4 0 is verbonden aan het andere uiteinde van de stalen kabels 30.

Het cabinedeel 10 kan naar boven en naar beneden worden gevoerd door de longitudinale doorgang om personen van de ene verdieping naar de andere te verplaatsen.

2 0 De motor 3 0 zal echter niet meer lopen, waardoor het cabinedeel 10 niet naar beneden kan vallen, bij stroomuitval of bij een storing. Derhalve zal het cabinedeel 10 tussen twee aanliggende verdiepingen stoppen waardoor de passagiers niet veilig eruit kunnen komen totdat de storing of de 25 stroomuitval is opgelost; dit betekent dat de passagiers gewoonlijk met smart zitten te wachten in het cabinedeel 10, gedurende een relatief lange tijdsperiode, totdat de storing of de stroomuitval is opgelost.

30 SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is derhalve een hoofddoel van de onderhavige uitvinding een noodinrichting voor een lift te verschaffen zodat het cabinedeel van de lift naar een volgende verdieping kan worden verplaatst waardoor de passagiers uit de lift kun-35 nen komen zonder enige vertraging wanneer een stroomuitval of een storing wordt verkregen.

1019640« 2

De noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens de onderhavige uitvinding omvat een hoofdverplaatsingstand-wiel, een reductietandwiel, tandwielen en verscheidene kettingen.

5 Het hoofdverplaatsingstandwiel bevindt zich aan een bovenzijde van een cabine van de lift. Het reducerende tandwiel bevindt zich aan de bovenzijde van de cabine en heeft assen die zijn verbonden met de tandwielen voor het verschaffen van een draaiende beweging aan de tandwielen wanneer het 10 hoofdverplaatsingstandwiel wordt geactiveerd.

De kettingen worden onder een respectievelijk tandwiel van de meerdere tandwielen doorgevoerd en verbonden aan een onderzijde van een eerste verbindingsdeel, dat vast is verbonden aan stalen kabels van de lift waardoor de tandwie-15 len kunnen draaien zodat de cabine naar beneden, ten opzichte van het eerste verbindingsdeel, kan worden verplaatst, wanneer de passagier in het cabinedeel een noodstroomvoorziening inschakelt waardoor een valpreventiedeel wordt geactiveerd om de cabine van het eerste verbindingsdeel vrij te maken waar-2 0 door de cabine naar beneden kan worden verplaatst ten opzichte van het eerste verbindingsdeel, en waardoor een remschake-laar van het hoofdverplaatsingstandwiel wordt geactiveerd, om het hoofdtandwiel te laten draaien in het geval de lift een storing ondergaat waardoor het cabinedeel tussen twee aanlig-25 gende verdiepingen van een gebouw stopt.

Een positiesensor wordt verschaft om het valpreventiedeel naar een sluitende positie te doen verplaatsen om het deel zijn verplaatsing ten opzichte van het eerste verbindingsdeel te laten stoppen en om de sluitschakelaar de draai-30 ende beweging van het hoofdverplaatsingstandwiel te laten stoppen wanneer de cabine naar beneden wordt verplaatst, tot een lager gelegen verdieping, in het geval van een storing van de lift.

35 KORTE BESCHRIJVING VAN DE TEKENINGEN

Deze uitvinding zal beter worden begrepen onder verwijzing naar de bijgevoegde tekeningen:

Fig. 1 is een vooraanzicht van een lift met de nood- T019640* 3 verplaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 2 is een zijaanzicht van de lift met de nood-verplaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 3 is een gedeeltelijk vooraanzicht van de nood-5 verplaatsingsinrichting van een lift volgens de onderhavige uitvinding.

Fig. 4 is een gedeeltelijk zijaanzicht van de nood-verplaatsingsinrichting van een lift volgens figuur 3.

Fig. 5 is een zijaanzicht van de lift volgens figuur 10 2 waarbij de cabine naar beneden wordt verplaatst tot een aanliggende verdieping bij storing van de lift.

Fig. 6 is een gedeeltelijk vooraanzicht van de nood-verplaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding welke in de noodtoestand werkt.

15 Fig. 7 is een gedeeltelijk zijaanzicht van de nood- verplaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding welke bij een noodtoestand werkt.

Fig. 8 is een zijaanzicht van een gebruikelijke lift zoals beschreven in de achtergrond van de stand der techniek.

20

GEDETAILLEERDE BESCHRIJVING VAN DE VOORKEURSUITVOERINGSVORM

Onder verwijzing naar de figuren 1, 2, 3 en 4 wordt een lift verschaft met de noodverplaatsingsinrichting volgens de onderhavige uitvinding. De lift omvat een deel 1, stalen 25 kabels 20, een hoofdmotor 3 0 en een balansgewicht 40. De stalen kabels 20 worden rond de hoofdmotor 30 gevoerd, en elk is aan één uiteinde verbonden met het balansgewicht 40. Het deel wordt opgenomen in een longitudinale doorgang van een gebouw.

De noodverplaatsingsinrichting omvat een eerste ver-30 bindingsdeel 13, een tweede verbindingsdeel 11, een hydraulische oliecilinder 6, verscheidene kettingen 2, tandwielen 3, een hoofdverplaatsingstandwiel 5, een valprotectie-inrichting 12, een reductietandwiel 4, een remschakelaar 7, een nood-stroomvoorziening 8 en positioneringssensoren 9 (Fig. 5) .

35 Het eerste verbindingsdeel 13 is verplaatsbaar opge nomen boven het cabinedeel 1 en verbonden aan de andere uiteinden van de stalen kabels 20 vanaf de bovenzijde. Het eerste verbindingsdeel 13 is met eerste uiteinden van de kettin- 1019640* 4 gen 2 aan de onderste zijde verbonden.

De tandwielen 3 zijn verbonden met assen (niet genummerd) van het reducerende tandwiel 4, dat vast is aangebracht aan de bovenzijde van het cabinedeel 1. De hydrauli-5 sche oliecilinder 6 is ook vast aangebracht aan de bovenzijde van het cabinedeel 1, en heeft olieterugvoerpijp 62, een re-gulateurklep 63 en een zich verplaatsende, van tanden voorziene staaf 61. De verplaatsende van tanden voorziene staaf 61 heeft samenwerkende tanden (niet genummerd) welke aan de 10 bovenzijde ervan zijn aangebracht en bezet zowel het hoofd-verplaatsingstandwiel 5 als een hoofdtandwiel (niet getoond) van het reducerende tandwiel 4. Het hoofdverplaatsingstand-wiel 5 is elektrisch verbonden met de remschakelaar 7. Bovendien is de noodstroomvoorziening 8 elektrisch verbonden met 15 de remschakelaar 7.

De kettingen 2 worden elk onder een respectievelijk tandwiel van de tandwielen 3 gevoerd en worden rond spoelen of andere opslaginrichtingen vanuit andere einddelen gewonden. Het tweede verbindingsdeel 11 is vast aangebracht aan de 20 bovenzijde van het cabinedeel 1 en het eerste verbindingsdeel 13 heeft verdere een lateraal gedeelte dat naar beneden toe uitsteekt vanuit het horizontale gedeelte; de valpreventie-inrichting 12 heeft een als zekering dienende hydraulische oliecilinder 121 met een zuiger 1211 die geschikt is om door 25 gaten van zowel de eerste als de tweede verbindingsdelen 13 en 11 te worden gestoken om te voorkomen dat de een ten opzichte van de ander zal verplaatsen zoals getoond in figuur 3, d.w.z. het cabinedeel 1 wordt gestopt voor wat betreft zijn verplaatsing ten opzichte van het eerste verbindings-30 deel 13 door middel van de zuigerstaaf 1211 van de als zekering dienende hydraulische cilinder 121 wanneer de lift juist werkt; de valpreventieinrichting 12 heeft verder een oliehou-der 123 en een olieafvoerklep 122 om de verplaatsing van de zuigerstaaf 1211 te regelen.

35 De positioneringssensoren 9 bevinden zich boven een uitgangsdeur van de lift op elke verdieping van het gebouw. Het cabinedeel 1 heeft een emitteerinrichting (niet genummerd) welke is geplaatst boven de betreffende deur en een fü19640w 5 noodregelingsknop (niet getoond) welke zich bevindt in het deel 1.

Wanneer het cabinedeel 1 geforceerd wordt stopgezet tussen twee aanliggende verdiepingen van een gebouw vanwege 5 een stroomonderbreking of een storing van de lift drukken de passagiers die zich in het cabinedeel 1 bevinden de noodknop in welke zich in de cabine 1 bevindt, om de noodstroomvoor-ziening 8 te activeren.

De olieafvoerklep 122 wordt geopend om olie in de 10 oliehouder 123 vanuit de ter zekering dienende cilinder 121 te laten stromen zodat de zuigerstaaf 1211 zich afscheidt van de eerste en de tweede verbindingsdelen 13 en 11 om het cabinedeel 1 ten opzichte van het eerste verbindingsdeel 11 te laten verplaatsen.

15 Gelijktijdig wordt de remschakelaar 7 geactiveerd om het hoofdverplaatsingstandwiel 5 vrij te zetten vanuit een sluitende positie zodat deze kan worden gedraaid. Wanneer deze wordt gedraaid laat het hoofdverplaatsingstandwiel 5 de zich verplaatsende van tanden voorziene staaf 61 bewegen.

20 Daardoor worden de tandwielen 3 die zijn verbonden aan de assen van het reducerende tandwiel 4 gedraaid om het cabinedeel 1 naar beneden te laten bewegen tot de meest dichtbij zijnde verdieping van de twee aanliggende verdiepingen waartussen de cabine zich bevindt.

25 De regulateurklep 63 is verbonden met de olieterug- voerpijp 62, welke is verbonden aan het hoofdlichaam van de hydraulische oliecilinder 6 zodat de snelheid van de zich verplaatsende van tanden voorziene staaf 61 kan worden geregeld door middel van de regulateurklep 63.

30 Wanneer het deel 1 naar beneden wordt verplaatst tot de volgende verdieping nadat de noodverplaatsingsinrichting is geactiveerd zal de emitterende inrichting ter hoogte van de positioneringssensor 9 van die verdieping liggen en de po-sitioneringssensor 9 veroorzaakt dat de remschakelaar 7 het 35 hoofdverplaatsingstandwiel 5 laat stopzetten. De passagiers in het cabinedeel 1 kunnen in dat geval makkelijk en veilig uit de cabine geraken.

Wanneer de stroomuitval of de storing van de lift is 1019640· 6 gerepareerd worden de tandwielen 3 in de tegengestelde richting gedraaid en de kettingen 6 worden teruggewonden rond de spoelen om de ruimte tussen het cabinedeel 1 en het eerste verbindingsdeel 13 te reduceren tot een juiste afstand. De 5 zuigerstaaf 1211 wordt daarbij door de gaten van het verbindingsdeel 11 en 13 gevoerd om te voorkomen dat het cabinedeel ten opzichte van het eerste verbindingsdeel 13 kan bewegen.

Uit de bovengenoemde beschrijving is het duidelijk dat de noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens de 10 onderhavige uitvinding geschikt is om het cabinedeel te verplaatsen naar een eerste ondergelegen verdieping, op exacte wijze en zonder vertraging nadat een storing of een stroomon-derbreking van de lift is verkregen zodat de passagiers makkelijk en veilig uit de lift kunnen geraken zonder dat zij 15 lang moeten wachten.

1019640·

Claims (6)

1. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift, omvattende : een hoofdverplaatsingstandwiel dat zich bevindt aan de bovenzijde van een cabinedeel van de lift; 5 een reducerend tandwiel dat zich bevindt aan de bo venzijde van de cabine; een veelvoud van tandwielen; waarbij het reducerende tandwiel assen heeft die zijn verbonden aan de tandwielen om een draaiende beweging aan de tandwielen te verschaffen bij 10 activering van het hoofdverplaatsingstandwiel dat daarmee is verbonden; een veelvoud van kettingen die onder een respectievelijk aantal tandwielen van de tandwielen worden doorgevoerd ; 15 welke kettingen zijn verbonden aan een onderzijde van een eerste verbindingsdeel dat vast is verbonden aan stalen kabels van de lift om de tandwielen aan te kunnen laten drijven door het hoofdverplaatsingstandwiel om de liftcabine naar beneden te laten verplaatsen ten opzichte van het eerste 20 verbindingsdeel wanneer een noodstroomvoorziening wordt geregeld om een valpreventiedeel te activeren, om een tweede verbindingsdeel van een bovenste deel van de cabine vrij te maken van het eerste verbindingsdeel, en om een remschakelaar van het hoofdverplaatsingstandwiel te activeren om het hoofd-25 verplaatsingstandwiel te laten draaien bij een storing van de lift waardoor de cabine stopt tussen twee aanliggende verdiepingen van een gebouw; waarbij de cabine naar beneden kan worden verplaatst en kan stoppen bij een onderste van de twee aanliggende ver-30 diepingen.

2. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens conclusie 1, waarbij andere uiteindegedeeltes van de kettingen worden gewonden rond een opslaginrichting die zich in de lift bevindt.

3. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens 1019640« δ « conclusie 1, waarbij het valpreventiedeel een hydraulische oliecilinder omvat met een zuigerstaaf die afscheidbaar wordt gevoerd door gaten van de eerste en tweede verbindingsdelen om te voorkomen dat deze twee zich ten opzichte van elkaar 5 verplaatsen.

4. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens conclusie 1, waarbij het hoofdverplaatsingstandwiel een zich verplaatsende van tanden voorziene staaf bezet; waarbij de van tanden voorziene staaf het reducerende tandwiel bezet om 10 een draaiende beweging te verschaffen aan het reducerende tandwiel bij activering van het hoofdverplaatsingstandwiel.

5. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens conclusie 4, waarbij de van tanden voorziene staaf is verbonden aan een hydraulische cilinder; welke hydraulische cilin- 15 der een olieterugvoerpijp omvat en een regulateurklep voor het regelen van een snelheid van de van tanden voorziene staaf welke het hoofdverplaatsingstandwiel bezet.

6. Noodverplaatsingsinrichting voor een lift volgens conclusie 1, verder omvattende een positioneringssensor om 20 het valpreventiedeel te laten verplaatsen naar een sluitende positie die voorkomt dat de cabine naar beneden beweegt ten opzichte van het eerste verbindingsdeel en om te zorgen dat de remschakelaar de draaiing van het hoofdverplaatsingstandwiel stopt wanneer de cabine tot de onderliggende verdieping 25 is verplaatst. 10196 40^