NL1019235C2 - Werkwijze en inrichting voor het vormen van dunwandige producten en een daarmee vervaardigd product. - Google Patents

Description

Titel: Werkwijze en inrichting voor het vormen van dunwandige producten en een daarmee vervaardigd product.

De uitvinding heeft betrekking op werkwijze voor het vormen van dunwandige producten uit lage melt kunststof in een matrijs.

Dunwandige producten worden gebruikelijk vervaardigd uit kunststof door spuitgieten in een matrijs. Daarvoor worden materialen 5 toegepast met relatief hoge Melt-Flow-Index (MFI), althans hoge melt. Een dergelijke hoge MFI betekent dat de kunststof in vloeibare vorm een lage viscositeit, heeft en daarmee relatief lange vloeiwegen met geringe afmetingen kan afleggen in een matrijsholte. De verhouding tussen de lengte van een vloeiweg en de minimale doorlaathoogte van de betreffende 10 vloeiweg wordt gebruikelijk aangeduid als de Melt-Flow-Rate (MFR). Een hoge MFR betekent derhalve een relatief lange, nauwe vloeiweg. Spuitgieten is in principe mogelijk met kunststoffen met een hoge MFI, waarbij een directe relatie bestaat tussen de MFI en de MFR. Een hogere MFR vraagt om een hogere MFI. Duidelijk zal zijn dat derhalve 15 kunststoffen met een lage melt, althans een lage MFI, zich niet laten spuit gieten, althans niet in dunwandige kunststof producten. Immers, dunwandige kunststof producten hebben een MFR die daarvoor te hoog is. Dn betekent dat uit lage melt kunststoffen slechts producten worden gespuitgiet met relatief dikke wanden en relatief korte vloeiwegen.

20 De uitvinding beoogt een werkwijze voor het vormen van dunwandige kunststof producten uit kunst stol'met lage melt in een matrijs, waartoe een werkwijze volgens de uitvinding wordt gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 1.

Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt lage melt kunststof 25 vorhii in een matrijsholle gebracht, waarbij de matrijs althans gedeeltelijk is geopend. Zonder aan enige theorie te willen worden gebonden lijkt dit, erin te resulteren dat over een eerst deel van het vultraject van de matrijs 2 vloeiwegen worden verkregen met zodanige dimensies dat een MFR wordt verkregen die past bij de MF] van de betreffende kunststof. Tijdens of na inbrengen van de kunststof in de matrijsholte, zodanig dat deze gedeeltelijk is gevuld met de kunststof wordt de matrijs gesloten, althans wordt de o matrijsholte in de vorm gebracht corresponderend met het gewenste .

eindproduct, waardoor de kunststof verder in de matrijsholte wordt geperst. Doordat de matrijsholte in eerste instantie slechts gedeeltelijk wordt gevuld, als gevolg van het feit dat het totaalvolume van de matrijsholte bij geopende matrijs groter is dan het emdvolume bij gesloten matrijs, ontstaat een 10 vulfront. Onder vulfront dient in deze te worden begrepen de in stromingsrichting voorliggende rand kunststof in de matrijsholte. De sluiting van de matrijs kan daarbij zodanig worden geregeld dat vanaf genoemd vulfront steeds een vloeiweg resteert waarvan de Melt-Flow-Rate ongeveer past bij, althans gelijk of kleiner is dan de MFI van de betreffende 15 kunststof. Dit betekent dat er steeds voor wordt gezorgd dat de kunststof over de gewenste afstand wordt verdrongen en derhalve op eenvoudige wijze tot volledige vulling van de matrijsholte leidt.

Bij een werkwbjze volgens de uitvinding wordt bij voorkeur een matrijsholt e gebruikt die. in volledig gesloten toestand, vanaf het of elk 20 inject lepunt voor de kunststof een Melt-Flow-Rate heeft die hoger, in het bijzonder veel hoger is dan de MFI van de te gebruiken kunststof, althans hoger dan geschikt voor spuitgieten van de betreffende kunststof. Evenwel wordt bij aanvang van injectie van de kunststof de vorm van de matrijsholte zodanig aangepast dat een wel geschikte MFR wordt verkregen voor de MFI 25 van de betreffende kunststof. Bij voorkeur wordt de matrijsholte naar mate de vullingsgraad toeneemt steeds verder in de richting van de uitemdelijke gewenste vorm gebracht, waardoor de kunststof voortdurend in beweging wordt gehouden en steeds een geschikte MFR behouden blijft voor het beireffende of resterende deel van de vloeiwfegen.

3

Bij een werkwijze volgens de uitvinding wordt er de voorkeur aan gegeven dat de kunststof tijdens vullen van de matrijsholte voortdurend in beweging wordt gehouden door beweging van matrijsdelen en/of vormholtedelen. Hiermee wordt verhinderd dat ongewenste stolling 5 optreedt, waardoor met name bij gebruik van transparante kunststoffen ongewenste haze-vorming kan worden verhinderd. Met name bij kunststoffen zoals PET (polyethyleen tereftalaat) met bijzonder goede doorzichtigheid en hoge slagsterkte is een werkwijze volgens de uitvinding bijzonder voordelig omdat daarmee de helderheid kan worden behouden, 10 ook bij matrijsvormen van dunwandige producten, zonder toepassing van gebruikelijke blaasvormtechnieken.

In nadere uitwerking wordt een werkwijze volgens de uitvinding bij voorkeur gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 4.

Als gevolg van de thermische isolatie van matrijsholtevormende 15 delen van de verdere matrijs, althans van koelmiddelen daarvan wordt het voordeel bereikt dat koeling van de kunstst of die in de vormholte wordt gebracht kan worden uitgesteld, in het bijzonder tot de matrijs gedeeltelijk of geheel is gesloten, althans de matrijsholte geheel is gevuld in de uit eindelijke vorm. De warmtecapaciteit van de t hermisch geïsoleerde 20 vormdelen is bij voorkeur zodanig dat deze bijzonder snel kunnen worden opgewarmd door de verhitte ingevoerde kunststof, terwijl deze relatief snel kunnen worden afgekoeld door de koelmiddelen van de matrijs. Bij een dergelijke werkwijze wordt de vloei van de kunst stof nog beter bevorderd, terwijl bovendien bij heldere kunststoffen deze helderheid nog beter wordt 25 behouden.

Het verdient voorts de voorkeur dat bij een werkwijze volgens de uitvinding de kunststof voorafgaand aan het in de matrijsholte voeren wordt gedroogd, althans dat daaruit eventueel aanwezig vocht althans grotendeels wordt verwijderd, waardoor ongewenste storende invloed van het vocht in 30 de matrijsholte wordt vermeden. In het bijzonder wederom bij heldere 4 kunststoffen is dit bijzonder voordelig omdat daardoor haze-vorming nog beter wordt verhinderd.

Verrassenderwijs is gebleken dat met een werkwijze volgens onderhavige uitvinding eenvoudig producten kunnen worden vervaardigd 5 die dunwandig zijn waarbij bovendien scharnieren kunnen worden meegevormd. Dergelijke geïntegreerde scharnieren, gebruikelijk aangeduid als living hinges bieden het voordeel dat beweegbare delen kunnen worden verkregen zonder dat montagestappen noodzakelijk zijn. Dergelijke scharnieren kunnen met een werkwijze volgens onderhavige uitvinding zelfs 10 worden gevormd in nagenoeg volledig transparante producten, dat wil zeggen producten met een haze kleiner dan 5%, meer in het bijzonder kleiner dan 3%. waardoor bijvoorbeeld (blister) verpakkingen, houders en dergelijke kunnen worden gevormd met bijzonder aangenaam uiterlijk.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een matrijsgevormd, in 15 hoofdzaak dunwandig kunststof product, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 13.

Een dergelijk product biedt het voordeel dat allerlei bijzonder producteigenschappen kunnen worden verkregen die bij producten volgens de stand van de techniek met mogelijk waren. Zo kunnen bijvoorbeeld 20 producten worden gevormd uit kunststof met een melt die bijzonder laag is, bijvoorbeeld een MFI kleiner dan 18, met wanddikten die bijzonder klein zijn m verhouding tot de overige dimensies van de betreffende wanddelen.

Zo kunnen bijvoorbeeld gebogen of vlakke wanddelen worden verkregen met een dikte van enkele tienden van millimeters bij buitenafmetingen van het 25 betreffende wanddeel van enkele centimeters of meer. Producten die tot nu toe slechts vervaardigd konden worden uit kunststoffen met een hoge MFI. bijvoorbeeld polyethyleen of polystyreen.

Een product volgens de uitvinding kan relat ief goedkoop en eenvoudig worden vervaardigd uit relatief goedkope kunststof, bijvoorbeeld 30 slagsterk. buigzaam, met geïntegreerde scharnieren, glashelder of opaak, i · , 5 waarbij bovendien materialen kunnen worden toegepast die milieutechnisch minder belastend zijn dan bijvoorbeeld PVC.

Een product volgens de uitvinding kan bijvoorbeeld zijn vervaardigd uit PET (polvetheen tereftalaat) met ten minste één 5 geïntegreerd scharnier en is m het bijzonder geschikt als opberginrichting voor bijvoorbeeld schijfvormige informatiedragers zoals CD's, CDi, CDRom, Chipcard, Simcard of dergelijke, maar ook voor andere producten, bijvoorbeeld geschriften, voedingswaren en dergelijke.

De uitvinding heeft voorts betrekking op een inrichting voor het 10 vormen van producten volgens de uitvinding of toepassing van een werkwijze volgens de uitvinding, gekenmerkt door de maatregelen volgens conclusie 20.

Met een dergehjke inrichting kunnen op bijzonder eenvoudige wijze producten worden vervaardigd die relatief dunwandig zijn, met relatief 15 lange vloeiwegen, dat wil zeggen met een hoge MFR, uit kunststof met een lage melt, althans lage MF1. Hiermee kunnen producten worden vervaardigd met bijzonder voordelige producteigenschappen, zoals bijvoorbeeld hoge helderheid, hoge slagvastheid. hoge buigzaamheid, lage kosten. FDA approval, recyclebaarheid, monoverpakkingen, geschiktheid 20 regen lage en/of hoge temperaturen en dergelijke, afhankelijk van de gekozen kunststof.

Bij een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding wordt voorts hei voordeel bereikt dat de sluitkracht voor het sluiten en gesloten houden van do matrijs relatief laag is ten opzichte van die benodigd bij de 25 vervaardiging van vergelijkbare producten op conventionele wijze, dat wil zeggen door spuitgieten. Du betekent dat relatief kleine, lichte machines kunnen worden toegepast.

In de verdere volgconclusies zijn nadere voordelige uit voeringsvormen beschreven van een werkwijze, product en inrichting 30 volgens de uitvinding. Ter verduidelijking van de uitvinding zullen 6 uitvoeringsvoorbeelden van een werkwijze, product en inrichting volgens de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van de tekening. Daarin toont:

Figuur 1 schematisch in doorgesneden zijaanzicht een inrichting 5 volgens de uitvinding; , figuur 2 en 3 in twee stappen gebruik van een inrichting volgens figuur 1; figuur 4A-C in drie stappen de vulling van een matrijsholte bij een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding; 10 figuur 5 in doorgesneden zijaanzicht een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens uitvinding; figuur 6-8 in zij-, boven- en gedeeltelijk doorgesneden vooraanzicht een opberginrichtmg volgens de uitvinding; en figuur 9 in zijaanzicht schematisch een houder vervaardigd met 15 een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding.

In deze beschrijving hebben gelijke of corresponderende delen gelijke of corresponderende verwijzmgscijfers. In deze beschrijving wordt gebruik gemaakt van de aanduidingen Melt-Flow-Rate (MFR) welke een gebruikelijke aanduiding is voor de verhouding tussen de minimale 20 doorlaathoogte in een vloeiweg. althans de minimale doorgang en de lengte van de vloeiweg. Bovendien wordt gebruik gemaakt van de term Melt-Flow-Index (MF1) welke een materiaal gerelateerde index is voor de viscositeit in "vloeibare" vorm, dat wil zeggen bij een temperatuur waarin de kunststof alihans enigszins kan vloeien. De MFR en MF1 zijn onder meer genormeerd 25 m ISO-norm 1133. Het zal evenwel duidelijk zijn dat de aanvrage hiertoe niet is beperkt. Van belang is slechts dat de verhoudingen van de vloeiweg steeds worden aangepast aan de viscositeit van de kunststof.

Figuur 1 toont schematisch in doorgesneden zijaanzicht, een gedeelte van een inrichting 1 volgens de uitvinding, welke een matrijs 2 30 omvat voorzien van een eerste matrijsdeel 4 en een tweede matrijsdeel 6. In 7 het tweede matrijsdeel 6 is een vrouwelijk deel 8 van een matrijsholte 10 opgenomen, in het eerste matrijsdeel 4 een mannelijk matrijsdeel 12 van genoemde matrijsholte 10. Het mannelijk matrijsdeel 12 is bepaald door een vormstuk 14 dat beweegbaar is opgenomen in een holte 16 in het eerste 5 matrijsdeel 4. Het vormstuk 14 is hol uitgevoerd met relatief dunne wanden 18. aangegeven door de gebroken lijn, zodat de warmtecapaciteit van dit vormdeel 14 relatief klein is. Rond het vormdeel 14 is een thermisch isolerende afdichting 20 aangebracht over een gedeelte van de hoogte van de kamer 16, terwijl het eerste en tweede matrijsdeel 4, 6 zijn voorzien van 10 koelmiddelen 22, schematisch aangegeven door een leiding met een pomp 24. Deze koelmiddelen 22 zijn bi.ivoorbeeld op gebruikelijke wijze uitgevoerd als zich rond de matrijsholte 10 uitstrekkende (niet getoonde) koelkanalen waardoorheen koelvloeistof kan worden gepompt bij relatief lage nunperatuur, bijvoorbeeld enkele graden Celsius.

15 In figuur 1 is de matrijs 2 in geopende stand getoond, zodanig dat een afstand X bestaat tussen de sluitvlakken 26. In de kamer 16 zijn drukmiddelen opgenomen voor het in een in figuur 1 getoonde uitgeschoven stand voorspannen van het vormdeel 14, zodanig dat het mannelijk deel 12 op relatief kleine afstand Hj van het vrouwelijk deel 8, althans de bodem 20 daarvan is gelegen. De drukmiddelen in de kamer 16 kunnen bijvoorbeeld worden gevormd door een enigszins samendrukbare vloeistof, elastisch materiaal of dergelijke of. zoals nog nader zal worden beschreven aan de hand van figuur 5, regelbare drukmiddelen omvatten. De drukmiddelen 28 in de kamer 16 zijn zodanig uitgevoerd dat het mannelijk deel 12 bij 25 introductie van kunst .si of 30 in de matrijsholte 10 in de kamer 16 kan worden weggedrukt, zodat de afstand tussen het mannelijk deel 12 en het vrouwelijk deel 8 vergroot, bijvoorbeeld tot een afstand H2. Kunststof 30, bijvoorbeeld polyethyleen tereftalaat (PET) of een andere kunststof met een lage Melt-Flow-Index bijvoorbeeld minder dan 18, meer in het bijzonder 30 minder dan 12 en bij voorkeur bijvoorbeeld ongeveer 6 of lager wordt via een 8 inspuitkanaal 32 met behulp van een pomp 34 of andere injector uit de spuitgiet techniek bekend ingebracht in een matrijsholte 10, onder verdringing van het vormdeel 14. welk vormdeel als gevolg van de temperatuur van de kunststof, bijvoorbeeld ongeveer 270°C voor PET snel 5 wordt verhit tot een vergelijkbare temperatuur, thermisch geïsoleerd door de afdichting 20. Hiermee wordt premature verandering van de materiaaleigenschappen, in het bijzonder stolling en vertroebeling van de kunststof 30, in het bijzonder genoemd PET verhinderd. Voorafgaand aan introductie van de kunststof 30 in de holte 10 wordt in een inrichting 36 de 10 kunststof 30 gedroogd, bijvoorbeeld door geschikte voorverwarming, waarbij vocht 38 wordt afgevoerd.

Nadat de kunststof 30 als relatief dikke, hoog viscose vloeistof in de matrijsholte 10 is gebracht, waarbij de ruimte in de matrijsholte 10 relatief groot is als gevolg van de afstand wordt de matrijs gesloten, zoals 15 getoond in figuur 3. In deze toestand is het vorm stuk 14 nagenoeg volledig in de kamer 16 opgenomen en liggen de sluitvlakken 26 tegen elkaar. De matrijsholte 10 is geheel gevuld met kunststof 30, waarbij de gewenste vorm van het product 40 is verkregen. Hierbij bestaat relatief veel contact tussen het matrijsdeel 4 en daarmee de koelmiddelen 22 en het vormdeel 14, 20 waardoor de gewenste afkoeling van het product 40 wordt verkregen, zodanig dat dit bij volledig openen, dat wil zeggen verder dan genoemde afstand X in figuur 1, het product 40 kan worden uitgenomen en de matrijs geschikt kan worden gemaakt voor een nieuwe productiegang. Tijdens het vullen van de matrijsholte en sluiten van de matrijs wordt ervoor 25 zorggedragen dat de kunststof 30 voortdurend blijft vloeien, in de richting van de einden van de matrijsholle 10, waardoor wordt verhinderd dat vroegtijdig ongewenste veranderingen in de materiaaleigenschappen optreden.

Gebleken is dat met name bij gebruik van bijvoorbeeld PET het 30 bijzonder voordelig is wanneer de kunststof tijdens invoeren en vullen van 9 de matrijs voortdurend blijft vloeien, terwijl deze kunststof voorafgaand aan introductie bijna volledig is gedroogd en de wanden van de matrijsholte 10 relatief warm zijn tijdens vullen van de matrijs, omdat daarmee de helderheid van de kunststof maximaal wordt behouden. Hiermee wordt de 5 mogelijkheid geboden dunwandige producten te vervaardigen zoals getoond in bijvoorbeeld de figuren 6-9 als vervanging van bijvoorbeeld polystyreen, policarbonaat, polipropyleen en dergelijke.

Figuur 5 toont in doorgesneden zijaanzicht schematisch een alternatieve uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding.

10 Hierin is niet alleen het mannelijk deel 12 als onderdeel van een vormdeel 14 beweegbaar in een kamer 16 opgenomen, doch tevens het vrouwelijk deel 8 op een tweede vormdeel 14A in een tweede kamer 18A in het tweede matrijsdeel 6. Bij deze uitvoeringsvorm zijn de middelen 28 voor het voorspannen van de vormdelen 14, 14A uitgevoerd als ten minste een 15 toevoerleiding 42 met een pomp 44 voor het in de kamer 16, 16A invoeren van. respectievelijk daaruit afvoeren van een drukvloeistof als hydraulische olie, waarmee steeds nauwkeurig de tegendruk van de beide vormdelen 14, 14A en daarmee de afstand H kan worden geregeld. Wederom zijn de vormdelen 14, 14A van de matrijsdelen 4, 6 thermisch gescheiden door de 20 afdichtmiddelen 20, 20A, althans in de in figuur 5 getoonde stand. Pas bij sluiten van de matrijs 2 ontstaat thermisch contact tussen de matrijsdelen 4. 6 en de vormdelen 14, 14A voor het afkoelen daarvan en daarmee van het product. Het zal duidelijk zijn dat combinaties van de verschillende delen als geloond in de figuren 1-3 en 5 mogelijk zijn.

25 In figuur 4A-C is schematisch weergegeven het vloeien van de kunstsiof 30 in de matrijsholte 10. Daarbij is de kunststof 30 door arcering weergegeven, de matrijsholte schematisch als een rechthoek.

In figuur 4A is de afst and H2 tussen de matrijsdelen relatief groot, waardoor de kunststof 30 vanuit de mstroomleiding 32 over relatief korte 10 afstand Di in de matrijsholte 10 is verplaatst, naar weerszijden, althans naar alle zijden. Het vloeifront 50 ligt derhalve dichtbij de invoeropening 32.

Nadat de gewenste hoeveelheid kunststof 30 in de matrijsholte 10 is gebracht wordt de toevoerleiding 32 gesloten, schematisch weergegeven 5 door een kruis 52 en wordt de afstand tussen de matrijsdelen verkleind tot Ηχ, daardoor wordt het vloeifront 50 m de van de toevoerleiding 32 afgekeerde richting verdrongen, zodat de totale vloeiweg van de kunststof 30 toeneemt tot D2. Dit betekent dat de kunststof tussen de figuren 4A en 4B over een afstand D2 - D] is verplaatst, bij afnemende doorganghoogte H. 10 Bij verder naar elkaar toe bewegen van de matrijsdelen, althans de matrijsholte 10 vormende delen, wordt het vloeifront 50 nog verder weggedrukt, totdat, zoals getoond in figuur 4C, de matrijsholte 10 volledig is gevuld en de gewenste productdikte H] is bereikt. Het zal duidelijk zijn dat vlak voordat de toestand als getoond in figuur 4C is bereikt de kunststof 15 door een minimale doorlaathoogte Hi dient te worden geperst. Aangezien dit slechts over bijzonder korte afstand hoeft te geschieden is steeds een geschikt Melt-Flow-Rate, passend bij de kunststof verkregen.

In figuur 6-8 is een opberginnchting 70 getoond, op zichzelf bekend uit de internationale octrooiaanvrage PCT/NL96/00459, welke als voorbeeld 20 hierin geacht wordt door referentie te zi,jn opgenomen. Nadrukkelijk wordt opgemerkt dat dit voorbeeld geenszins beperkend dient te worden uitgelegd.

Een inrichting 70 volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor opbergen en verzenden van informatiedragers zoals CD's 72. Informatiedragers dient in deze in de ruimste zins des woords opgevat te 25 worden en kan ook andere informalledragende producten omvatten, zoals papier, karton, plastic, voorzien van bedrukking, figuren, tekst of dergelijke.

Een opberginnchting 70 volgens de uitvinding omvat een eerste dekseldeel 74, een tweede dekseldeel 76 en een de beide dekseldelen 74, 76 verbindend tussendeel 78. De dekseldelen 74, 76 zijn zodanig voorzien van 30 randen 80. 82 dat m gesloten stand een gesloten verpakking wordt 11 verkregen, zoals schematisch weergegeven door de onderbroken lijn 84. Sluitmiddelen 81, 83 zijn schematisch weergegeven, welke de opberginrichtmg 70 in gesloten stand kunnen houden. Het tussendeel 78 is aan weerszijden via een geïntegreerd scharnier (living hinge) verbonden met 5 een daarnaast gelegen dekseldeel 74. 76. Op het tussendeel 78 zijn vastzetmiddelen 86 voorzien, bijvoorbeeld in de vorm van paren klemvingers 88 waartussen een rand van de informatiedrager 72 kan worden ingeklemd, zoals weergegeven in figuur 8. Eventueel kunnen de vingers 88 onderling zijn verbonden door ruggen 90 voor het vergroten van de klemkracht. Het 10 zal duidelijk zijn dat de informatiedrager op vele verschillende wijzen kan worden vastgezet, althans opgesloten binnen de opberginrichting 70, bijvoorbeeld ook op een wijze als bekend uit de Jewel-box op één of beide dekseldelen 74, 76. Dergelijke en andere bevestigingsmiddelen zijn uit de praktijk genoegzaam bekend.

15 ln een bijzonder voordelige uitvoeringsvorm is een informatiedrager 70 volgens de uitvinding, bijvoorbeeld zoals getoond in de tekening, vervaardigd uit een helder doorzichtige kunststof zoals PET en vervaardigd op eerder beschreven wijze, zodat de doorzichtigheid volledig is behouden. De haze kan daarbij bijvoorbeeld kleiner zijn dan 5%, zelfs 20 kleiner dan 3%. Bij geschikte procesparameters, welke binnen de geschetste grenzen eenvoudig kunnen worden vastgesteld door de vakman, kan zelfs een nagenoeg volledig haze-vnje kunststof worden verkregen.

In figuur 9 is een alternatieve houder 92 getoond, in de vorm van een bekervormige container 94 met daaraan via een scharnier 96 verbonden 25 een deksel 98. Het scharnier 96 is meegevormd, dat wil zeggen geïntegreerd met de container 94 en het deksel 98. Op dezelfde wijze kan een bhsterverpakking worden vervaardigd, bijvoorbeeld door de container 94 bijvoorbeeld enigszins minder hoog uit te voeren, waarbij sluitmiddelen kunnen zijn voorzien op gebruikelijke wijze, welke integraal kunnen zijn 12 meegevormd, voor het opsluiten van een in de blister te verpakken product of producten.

Bij een werkwijze volgens de uitvinding, bijvoorbeeld toegepast bij een houder 92 volgens figuur 9 kunnen verschillende delen verschillende 5 doorzichtigheid krijgen, bijvoorbeeld door het dekseldeel 98 van de matrijs eerder te koelen, waardoor dit deel enigszins melkwit en minder doorzichtig, opaak wordt gemaakt. Mogelijk is zelfs door verschillende oppervlakdelen van de matrijsholte vormende delen andere koelsnelheden te geven, waardoor bijvoorbeeld op een relatief helder dekseldeel een opaak logo kan 10 worden meegevormd als integraal deel. zonder dat bijvoorbeeld andere ruwheden noodzakelijk zijn, hoewel wel mogelijk.

Bij een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding wordt het bijkomende voordeel bereikt dat relatief lage mspuitdrukken kunnen worden toegepast.

] 5 De uitvinding is geenszins beperkt tot de in de beschrijving en de tekening getoonde uitvoeringsvoorbeelden. Vele variaties daarop zijn mogelijk binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding.

Zo kunnen verschillende delen van verschillende beschreven uitvoeringsvoorbeelden worden gecombineerd en gevarieerd, bijvoorbeeld 20 verschillende matrijsvormen en verschillende middelen \mor creëren van tegendruk voor de beweegbare vormdelen. Ook kunnen meerdere matrijshollen in één matrijs zijn opgenomen en kunnen ook producten worden gevormd zonder scharnier of met meerdere scharnieren. Andere kunstst offen kunnen worden toegepast met een relatief lage Melt-Flow-25 Index, zoals bijvoorbeeld PC. PON. PEN en dergelijke. Ook andersoortige producten kunnen met een werkwijze en inrichting volgens de uitvinding worden vervaardigd, bijvoorbeeld schalen, huishoudelijke producten, hekledingselementen, terwijl bovendien andere middelen kunnen worden toegepast voor sluiten van houders, zoals schroefdraad, bajonetmiddelen en 30 dergelijke, welke integraal kunnen worden meegevormd. Ook kunnen 13 allerlei andere middelen worden toegepast voor het voorspannen van de beweegbare vormdelen. Ook kunnen deze beweegbare vormdelen zodanig worden uitgevoerd dat de matrijsdelen eerst tegen elkaar worden gebracht en daarna het of elk vormdeel zodanig wordt bewogen, bijvoorbeeld met f> middelen als getoond in figuur 5. dat de matrijsholte in de gewenste vorm wordt gebracht. Overigens wordt opgemerkt dat een voordeel van de eerder beschreven werkwijze is dat ontluchting van de matrijsholte bijzonder eenvoudig mogelijk is. Indien gewenst of noodzakelijk kan het of elk beweegbaar vormdeel worden voorverwarmd. Ook kan in een matrijs 10 volgens de uitvinding twee componententechniek worden toegepast en kunnen meerdere aanspuitpunten worden gebruikt.

Deze en vele vergelijkbare variaties worden geacht binnen het door de conclusies geschetste raam van de uitvinding te vallen.

Claims (20)

1. Werkwijze voor het vormen van dunwandige producten uit lage melt kunststof in een matrijs, waarbij een hoeveelheid van genoemde kunststof verhit in een matrijsholte wordt gebracht, bij althans gedeeltelijk geopende matrijs, waarna de matrijs wordt gesloten, zodanig dat de Γ) kunststof in de matrijsholte door de wanddelen van de matrijsholte wordt weggedrukt, waarbij een volledige vulling van de matrijsholte wordt verkregen.

2. Werkwijze volgens conclusie 1. waarbij een matrijs wordt toegepast waarvan ten minste één wanddeel beweegbaar is opgesteld, waarbij tijdens 10 inbrengen van de kunststof genoemd ten minste ene wanddeel door de kunststof wordt weggedrukt, zodanig dat tussen genoemd ten minste ene wanddeel en een tegenovergelegen wanddeel een vloeidoorgang voor de kunststof wordt gevormd met een dikte, gemeten tussen genoemde wanddelen die groter is dan de dikte van het daaruit te vormen productdeel, 15 waarbij bij sluiten van de matrijs genoemde vloeidoorgang enigszins wordt dichtgedrukt tot de gewenste dikte voor het ter plaatse te vormen productdeel.

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarbij tijdens het inbrengen van de kunststof en het sluiten van de matrijs de kunststof voortdurend in 20 beweging wordt gehouden, totdat de gehele matrijsholte is gesloten.

4. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een matrijs wordt toegepast waarvan ten minste beweegbare, de matrijsholte bepalende wanddelen en bij voorkeur alle matrijsvormende wanddelen bij geopende matrijs thermisch worden geïsoleerd van de verdere matrijs, 25 waarbij genoemde thermisch geïsoleerde wanddelen van de matrijs zodanig worden ungevoerd dat deze een zodanig lage warmtecapaciteit hebben dat de temperatuur van deze wanddelen bij invoeren van de kunststof wordt verhoogd t ot, nabij de temperatuur van de kunststof terwijl de overige matrijsdelen relatief koel worden gehouden, waarbij tijdens sluiten van de matrijs de genoemde wanddelen van de matrijsholte worden gekoeld door thermische geleiding tussen genoemde wanddelen en de verdere relatief 5 koude matrrjsdelen.

5. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een matrijs wordt toegepast waarbij de of elke matrijsholte een mannelijk en een vrouwelijk deel omvat, waarbij ten minste het mannelijk deel beweegbaar in een matrrjsdeel is opgesloten, waarbij de opsluiting zodanig 10 is uitgevoerd dat een buitenwaarts gekeerd vlak van het mannelijk deel bij geopende matrijs relatief dicht bij een tegenovergelegen vlak van het vrouwelijk deel wordt gehouden, waarbij de kunststof tussen genoemde vlakken wordt ingebracht onder een zodanige druk dat het mannelijk deel enigszins wordt weggedrukt voor het verschaffen van een gewenste 15 vloeidoorgang, waarbij de druk waarmee het mannelijk deel buitenwaarts wordt gedwongen kleiner is dan de druk van de kunststof bij invoeren daarvan.

6. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de kunststof voorafgaand aan het in de matrijsholte voeren wordt gedroogd, 20 zodanig dat daaruit ten minste grotendeels het vocht wordt verwijderd.

7. Werkwijze volgens conclusie 6, waarbij drogen van de kunststof wordt verkregen door voorverwarm mg.

8. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een mairijshohe wordt toegepast mei een Melt-Flow-Rate (MFR) die in gesloten 25 toestand te hoog is voor de Melt-Flow-Index (MFI) van de te gebruiken kunst st ol', waarbij de matrijs bij invoeren van de kunst stof zodanig wordt ingesteld dat althans een eerste deel van de vloeiweg zodanige afmetingen heeft dat aan de minimale Melt-Flow-index (MFI) en Melt-Flow-Rate (MFR) voor de betreffende kunststof en productdimensies is voldaan, waarbij 30 tijdens en/of na invoeren van de gewenst e hoeveelheid kunststof in de ]6 matrijsholte de matrijs wordt gesloten, zodanig dat steeds een vloeifront van de kunststof ont sta at dat zodanig is gekozen dat het resterende nog te vullen deel van de matrijsholte een Melt-Flow-Rate (MFR) heeft dm past bij de Melt-Flow-Index (MFI) van de kunststof.

9. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij in het product ten minste één scharnier wordt meegevormd in de matrijsholte.

10. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een heldere, doorzichtige kunststof wordt toegepast.

11. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een 10 kunststof wordt toegepast met een MFI die kleiner is dan 18, in het bijzonder kleiner dan 15, meer in het bijzonder kleiner dan 10 en bij voorkeur ten hoogste 6.

12. Werkwijze volgens een der voorgaande conclusies, waarbij PET wordt toegepast, althans een kunststof met vergelijkbare MFI. 1 o 13. Matrijs gevormd, in hoofdzaak dunwandig kunststof product, vervaardigd uit een kunststof met een relatief kleine MFI, bijvoorbeeld kleiner dan 18. waarbij voor delen van het product geldt dat de MFR, gerekend vanaf een mbrengpositie van de kunststof in de matrijsholte waarin het product is gevormd, groter is dan passend bij de MFI van de 20 kunststof.

14. Product volgens conclusie 13. waarbij het product is gevormd uit een kunst stof met een MFI kleiner dan 15, in het bijzonder kleiner dan 10 en bij voorkeur ten hoogste 6. lo. Product volgens conclusie 13 of 14. waarbij het product doorzichtig 25 is. in het bijzonder helder doorzichtig met een haze kleiner dan 5%, meer in het bijzonder kleiner dan 3%.

16. Product volgens een der conclusies 13 - 15, waarbij het product is vervaardigd uit PET.

17. Product volgens een der conclusies 13 - 15, waarbij het product is 30 voorzien van ten minste één geïntegreerd scharnier.

18. Product volgens een der conclusies 13 - 16, waarbij het product een opberginnchting voor een multi-mediadrager is, in het bijzonder een opberginrichting voor een schijfvormige informatiedrager.

19. Product volgens conclusie 18, waarbij klemmiddelen voor de 5 informatiedrager en sluitmiddelen voor de opberginrichting zijn meegevormd.

20. Inrichting voor het vormen van producten volgens een der conclusies 13 - 19 of voor toepassing van een werkwijze volgens een der conclusies 1 - 12, omvattende een matrijs met ten minste één matrijsholte, , 10 waarbij ten minste een deel van de matrijsholtewand beweegbaar is opgesteld en in een uitgeschoven stand is voorgespannen, waarbij middelen zijn voorzien voor het in de matrijsholte brengen van kunststof, ten minste tegen genoemd beweegbaar matrijsholtewanddeel onder zodanige druk dat dit matrijsholtewanddeel daardoor kan worden weggedrukt, waarbij 15 middelen zijn voorzien voor het sluiten van de matrijs nadat kunststof in de matrijsholte is gebracht, welke middelen zodanig zijn ingericht dat bij gesloten matrijs en met kunststof gevulde matrijsholte het of elk genoemd beweegbaar matrijsholtewanddeel vanuit de uitgeschoven stand naar een ingeschoven stand is bewogen voor het bepalen van de buitenvorm van het 20 te vormen product.

21. Inrichting volgens conclusie 20, waarbij de matrijsholte ten minste gedeeltelijk en bij voorkeur geheel wordt bepaald door één of meer vormdelen die. bij geopende matrijs, thermisch zijn geïsoleerd van koelmiddelen van de verdere matrijs, waarbij bij sluiten van de matrijs een 2o thermische koppeling wordt verkregen tussen het of elk vormdeel en de genoemde koelmiddelen. waarbij de warmteeapaciteit van het of elk vormdeel relatief laag is ten opzichte van de warmteeapaciteit van de verdere matrijs, althans van de koelmiddelen, zodanig dat het. of elk vormdeel relatief snel kan worden opgewarmd door de warmte van de in de matrijsholte te brengen kunststof terwijl deze relatief snel kunnen worden afgekoeld door de koelmiddelen.

22. Inrichting volgens conclusie 20 of 21. waarbij voorts middelen zijn voorzien voor het drogen van de kunststof voorafgaand aan introductie o daarvan in de matrijsholte.