NL1017916C2 - Grondbewerkingsmachine. - Google Patents

Grondbewerkingsmachine. Download PDF

Info

Publication number
NL1017916C2
NL1017916C2 NL1017916A NL1017916A NL1017916C2 NL 1017916 C2 NL1017916 C2 NL 1017916C2 NL 1017916 A NL1017916 A NL 1017916A NL 1017916 A NL1017916 A NL 1017916A NL 1017916 C2 NL1017916 C2 NL 1017916C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
soil
machine
roller
limiter
limiters
Prior art date
Application number
NL1017916A
Other languages
English (en)
Inventor
Gerard Mostert
Original Assignee
Lely Entpr Ag
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Entpr Ag filed Critical Lely Entpr Ag
Priority to NL1017916A priority Critical patent/NL1017916C2/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1017916C2 publication Critical patent/NL1017916C2/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B63/00Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements
    • A01B63/02Lifting or adjusting devices or arrangements for agricultural machines or implements for implements mounted on tractors
    • A01B63/04Hand devices; Hand devices with mechanical accumulators, e.g. springs
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B21/00Harrows with rotary non-driven tools
    • A01B21/08Harrows with rotary non-driven tools with disc-like tools
    • A01B21/086Harrows with rotary non-driven tools with disc-like tools of the type in which the disc-like tools are individually mounted
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/022Combined machines with two or more soil-working tools of different kind at least one tool being actively driven
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B49/00Combined machines
    • A01B49/02Combined machines with two or more soil-working tools of different kind
    • A01B49/027Combined machines with two or more soil-working tools of different kind with a rotating, soil working support element, e.g. a roller
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01BSOIL WORKING IN AGRICULTURE OR FORESTRY; PARTS, DETAILS, OR ACCESSORIES OF AGRICULTURAL MACHINES OR IMPLEMENTS, IN GENERAL
    • A01B71/00Construction or arrangement of setting or adjusting mechanisms, of implement or tool drive or of power take-off; Means for protecting parts against dust, or the like; Adapting machine elements to or for agricultural purposes
    • A01B71/02Setting or adjusting mechanisms

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Soil Working Implements (AREA)

Description

GRONDBEWERKINGSMACHINE
De uitvinding heeft betrekking op een grondbewerkingsmachine volgens de aanhef van conclusie 1.
5 Een dergelijke grondbewerkingsmachine is bekend uit de Europese aanvrage EP0878117. Hierin wordt een grondbewerkingsmachine, in het bijzonder een rotorkopeg, beschreven met grondbewerkingsorganen die bevestigd zijn in een frame, waarbij achter dit frame een rol is geplaatst. De 10 rol is via twee armen ten opzichte van de grondbewerkingsorganen in hoogte beweegbaar. De hoogte van een arm is begrensd door een aanslag die deel uitmaakt van een begrenzer. Deze begrenzer is uitgevoerd als een stang die aan elk uiteinde is voorzien van een plaat met verscheidene 15 aanslagen. De platen zijn evenwijdig aan de draaias van de rol centraal in betreffende omsloten openingen verschuifbaar, waardoor een bepaalde aanslag, en daarmee een andere maximale hoogte, kan worden ingesteld. Nadeel van de bekende machine is dat bij veelvuldig gebruik de verschuifbare plaat en de 20 opening waar de stang doorheen steekt met aarde of stenen vervuild raken, waardoor de hoogte-instelling van de machine moeilijk realiseerbaar is.
Het is het doel van de uitvinding een grondbewerkingsmachine met een centrale instelinrichting voor 25 het instellen van de hoogte van een rol te verschaffen, welke instelinrichting minder vatbaar is voor vervuiling.
Hiertoe wordt een grondbewerkingsmachine van de boven beschreven soort volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen van conclusie 1. Door de begrenzers in te 30 stellen door middel van een rotatie hoeven geen omsloten openingen, die gemakkelijk verstopt kunnen raken, te worden toegepast.
Op zich is uit het Franse octrooischrift 2485869 een grondbewerkingsmachine met grondbewerkingsorganen bekend, 35 waarbij zich achter de grondbewerkingsorganen een tweede _ 1 o 1 79 1 6 2 orgaan bevindt dat zich uitstrekt in de langsrichting van de machine. Dit grondbewerkingsorgaan is uitgevoerd als een balk. Doel van dit orgaan is een beterg verkruimeling van kluiten te veroorzaken. De balk is met twee instelmiddelen 5 aan de machine verbonden. Het instelmiddel bestaat uit een spindel die door middel van rotatie om een as loodrecht op de langsrichting de hoogte van de balk ten opzichte van de grondbewerkingsorganen instelt. De instelmiddelen zijn via een centrale instelinrichting in te stellen. Een horizontale 10 as kan hiertoe een rotatiebeweging overbrengen op de beide instelmiddelen. Verschillend van de grondbewerkingsmachine volgens de uitvinding is dat de balk niet vrij in hoogte beweegbaar is. Daarnaast is het bij deze machine nadelig dat de centrale instelinrichting werkt met haakse overbrengingen 15 van rotaties. Dit is een dure constructie en werkt verstoring in de hand.
Het is voordelig om de draaias evenwijdig aan de rol te plaatsen. Hierdoor kan een begrenzer evenwijdig aan een arm worden geplaatst, waardoor een compacte constructie 20 wordt verkregen.
Hoewel elke begrenzer om zijn eigen draaias kan roteren, is het voordelig wanneer de begrenzers om dezelfde draaias roteren. Deze draaias verbindt de begrenzers, waardoor geen afzonderlijke aandrijvingen voor de begrenzers 25 hoeven te worden gemaakt.
In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de begrenzer een flexibel element. Bij voorkeur zijn de grondbewerkingsorganen bevestigd aan één frame, waarbij het flexibele element aan dit frame is bevestigd en om de draaias 30 oprolbaar is. Dit flexibele element is bij voorkeur een kabel, ketting of touw. Het ene uiteinde van het flexibele element is met het frame verbonden en het andere uiteinde met de draaias die verbonden is met de armen. Als het flexibele element is strak getrokken, is de maximale hoogte van de rol 35 bereikt. Door de draaias af te rollen, wordt de lengte van 10173 16 3 het flexibele element groter, waardoor de rol een grotere hoogte kan bereiken. Deze uitvoeringsvorm is robuust en is relatief goedkoop te maken.
In een andere uitvoeringsvorm omvat de begrenzer 5 een om de draaias draaibare aanslag. Door rotatie van de draaias zal de aanslag aldus een andere stand innemen.
De aanslag kan in de vorm van een excentrisch element worden uitgevoerd. Een dergelijk excentrisch element heeft als voordeel dat, afhankelijk van de vorm van het 10 element, een nauwkeuriger instelling mogelijk is. De vorm van het excentrisch element bepaalt in welke mate de hoogte van de aanslag verandert bij een bepaalde hoekverdraaiing van de begrenzer.
Hoewel de begrenzer kan zijn bevestigd aan de 15 beweegbare armen waaraan de rol is bevestigd, is een bevestiging aan het frame voordelig. Hierdoor wordt de rol niet onnodig zwaar belast. Daarnaast wordt de begrenzer op deze wijze minder belast door bewegingen van de rol.
Het is voordelig de begrenzer te voorzien van een 20 eerste vertanding die aangrijpt op een tweede element met een tweede vertanding, waardoor een lichte bediening mogelijk is. Daarnaast is de begrenzer op deze wijze ook nauwkeurig instelbaar.
Aan de instelinrichting kan een borgmiddel worden 25 aangebracht om een bepaalde instelling te behouden. Hiermee wordt ongewenste rotatie van de begrenzer verhinderd.
Volgens een uitvoeringsvorm van de uitvinding vormt het borgmiddel tevens de aanslag. Hierdoor zijn verschillende functies in één onderdeel verenigd, waardoor een eenvoudig en 30 goedkoop te maken uitvoering wordt verkregen.
In een verdere uitvoeringsvorm zijn verscheidene borgmiddelen met een centrale borginrichting verbonden en deze kunnen via deze borginrichting in of buiten werking gesteld worden. Hierdoor kan een operator met minimale 35 handelingen de borgmiddelen in of uit werking stellen 1017916 4 voorafgaand aan respectievelijk na een wijziging van de hoogte-instelling.
In een speciale uitvoering is het contactvlak, zijnde het vlak van de arm, dat in contact kan komen met de 5 aanslag, in een richting loodrecht op de draaias gebogen van vorm. Door de gebogen vorm kan de stand van de aanslag ten opzichte van de draaias een evenrediger effect hebben op de stand van de arm, wat een nauwkeuriger instelling tot gevolg heeft.
10 In een verdere uitvoeringsvorm zijn begrenzers aanwezig om de stand van de rol in twee standen te begrenzen. Naast de maximale hoogte is ook de minimale hoogte van de rol instelbaar. Dit laatste is voordelig in situaties waarin een minimale bewerkingsdiepte voor de grondbewerkingsmachine 15 gewenst is.
In een veilige uitvoeringsvorm bevindt de instelinrichting en/of borginrichting zich op een zodanige plaats op de machine dat zij binnen een afstand van 55 cm vanaf de buitenomtrek van de machine bedienbaar zijn. Dit 20 maakt de machine vanaf de buitenomtrek eenvoudig bedienbaar. Het voorkomt dat de operator zich binnen het machinebereik moet begeven, wat gevaarlijk kan zijn als de machine zich plotseling beweegt.
In een andere uitvoeringsvorm zijn de 25 instelinrichting en/of borginrichting vanaf de trekker die de machine voortbeweegt bedienbaar. In de praktijk is de te bewerken grond niet van gelijke samenstelling. Er kunnen bijvoorbeeld natte plekken of plekken met veel stenen voorkomen. Dit vereist de mogelijkheid de machine in te 30 stellen al naar gelang de omstandigheden waarin de machine zich op dat moment bevindt. Om te voorkomen dat de operator de trekker moet stilzetten en moet afstappen, is het voordelig de instelinrichting en/of borginrichting vanaf de trekker te bedienen. Dit maakt sneller en comfortabeler 35 werken mogelijk.
1 0179 1 6 5
In plaats van handmatige instelling vanaf de trekker door de operator is het ook mogelijk dat middelen zijn aangebracht om de instelinrichting en/of borginrichting automatisch te bedienen al naar gelang de plaats waar de 5 grondbewerkingsmachine zich bevindt. Hiertoe wordt eerst de positie van de machine op het te bewerken oppervlak vastgesteld. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren via een global positioning system (GPS). Een geheugen heeft aanvullend data van de grond op de betreffende positie, zoals opbrengst per 10 oppervlakte en data aangaande de waterhuishouding. Een besturingseenheid bepaalt vervolgens aan de hand van de data de juiste instellingen van de machine behorend bij de positie. Zo kan het voordelig zijn op een positie met een hoge opbrengst een intensievere, diepere bewerking te laten 15 uitvoeren.
In plaats van data van een positie uit een geheugen te halen kunnen deze data ook ter plekke worden gemeten. In een uitvoeringsvorm zijn sensoren aangebracht voor het genereren van data aangaande de samenstelling van de te 20 bewerken grond, waarbij een besturingseenheid is aangebracht voor het afhankelijk van de data bedienen van de instelinrichting en/of borginrichting. Geschikte sensoren hiervoor zijn bijvoorbeeld sensoren die de geleidbaarheid van de grond meten of sensoren die het aandrijfkoppel van de 25 machine meten, welk koppel een maat is voor de bewerkbaarheid van de grond. De besturingseenheid bepaalt vervolgens aan de hand van de gemeten data de juiste instellingen van de machine. Bij vochtige grond kan het bijvoorbeeld voordelig zijn de grond dieper te bewerken om een betere ontwatering te 30 verkrijgen.
De uitvinding zal hierna in detail worden toegelicht aan de hand van tekeningen van uitvoeringsvoorbeelden.
35 1017916 6
Figuur 1 geeft een bovenaanzicht weer van een grondbewerkingsmachine met twee frames, elk met een verschillende instelinrichting.
Figuur 2 is een detailtekening van een 5 bovenaanzicht van een begrenzer met een flexibel element.
Figuur 3 is een aanzicht van een begrenzer met een flexibel element volgens de lijn I in figuur 1 in de richting van de pijl.
Figuur 4 is een bovenaanzicht van een begrenzer met 10 een aanslag.
Figuur 5 is een aanzicht van een begrenzer met een aanslag genomen op lijn II in figuur 1 in de richting van de pijl.
Figuur 6 is een bovenaanzicht van een begrenzer met 15 een aanslag die tevens borgmiddel is.
Figuur 7 is een vooraanzicht van een begrenzer met een aanslag die tevens borgmiddel is.
Figuur 8 is een vooraanzicht van een begrenzer met een excentrisch element.
20
De uitvinding zal verduidelijkt worden aan de hand van figuren waarin de grondbewerkingsörganen zijn uitgevoerd als vaste tanden. Deze grondbewerkingsörganen kunnen echter ook aangedreven elementen zijn, zowel horizontaal aangedreven 25 zoals bij een bekende grondfrees, als verticaal aangedreven zoals bij een bekende rotorkopeg. In deze laatste gevallen geschiedt de aandrijving via een op zich bekende koppeling door een trekker 2. De rol 8, 9 is afgebeeld als een pakkerrol maar kan elk ander op zich bekend type rol 30 omvatten, zoals een gesloten rol, ringenwals of verkruimelwals.
Figuur 1 toont een grondbewerkingsmachine 1 aangekoppeld achter een trekker 2. De machine is niet aangedreven en is op een op zich bekende wijze via een 35 driehoekskoppeling achter de trekker bevestigd. Met de
1 Π 1 7 q 1 R
U W i .3 w - VS· 7 hefarmen 3,4 van de trekker kan de machine van de grond worden getild. De machine bestaat uit twee frames 10, 11 die beide in de rijrichting om twee opklapassen 5, 6 naar binnen toe opklapbaar zijn, met als doel de breedte in 5 transportstand te beperken.
Het gewicht van de machine, eventueel ondersteund door een extra opgelegde drukkracht door de hydraulische hefarmen 3, 4 van de trekker 2, drukt de organen 7 in de grond. De diepte tot waar de grondbewerkingsorganen 7 in de 10 grond kunnen indringen wordt begrensd door een rol 8,9 achter het frame 10, 11. In de weergegeven uitvoeringsvormen is één rol 8,9 per frame 10,11 afgebeeld. De uitvinding is echter niet beperkt tot één rol per frame 10, 11, doch dit kunnen verscheidene onafhankelijk van elkaar opgehangen rollen zijn, 15 die zowel in de lengterichting naast elkaar als parallel achter elkaar kunnen zijn opgesteld. Het is bekend een frame 10, 11 om een kantelas 12, 13 over het midden van het frame 10, 11, kantelbaar te maken, evenwijdig aan de voortbewegingrichting A van de machine om zo 20 hoogteverschillen van de grond goed te kunnen volgen.
In de afgebeelde uitvoeringen is de rol 8, 9 draaibaar bevestigd aan twee armen 14, 15, 16, 17. Een arm 14, 15, 16, 17 kan vrij scharnieren om een hoogte-as 25, waardoor de hoogte van de rol 8, 9 ten opzichte van het frame 25 10, 11 vrij kan variëren. Hierdoor zal de rol 8, 9 altijd contact houden met de bodem en oneffenheden goed blijven volgen.
De hoogte van de rol 8, 9 ten opzichte van het frame 10, 11 wordt begrensd door een begrenzer 18, 19, 20, 30 21. Hiermee kan tevens de diepte van de grondbewerkingsorganen 7 worden begrensd.
Een eerste uitvoering van een machine volgens de uitvinding waarin een begrenzer met een flexibel element 22 wordt gebruikt (afgebeeld in de onderste helft van figuur 1) 35 zal worden toegelicht aan de hand van de figuren 2 en 3.
1017316 8
De rol 8 is aan beide zijden draaibaar verbonden met een arm 14, 5. De maximale hoogte van de rol 8 ten opzicht van het frame 10, en daarmee de maximale diepte van de grondbewerkingsorganen 7, worden begrensd door een 5 flexibel element 22 dat de arm 14, 15 met het frame 10 verbindt. Dit kan een ketting, touw of een kabel zijn. Het flexibele element 22 is in de maximale stand strak gespannen, maar in elke andere stand zal het element gebogen zijn en zal het geen invloed uitoefenen op de machine. De lengte van dit 10 flexibele element 22 is instelbaar door draaiing van de draaias 23. Het element wordt bijvoorbeeld korter door het op te rollen om de draaias 23. Zoals aangegeven in figuur 1 is aan beide armen 14, 15 een dergelijke begrenzer bevestigd en zijn deze begrenzers met elkaar verbonden door dezelfde 15 draaias 23. Door de zwengel 24 te draaien komt de draaias 23 in rotatie en worden aan beide zijden van het frame 10 de flexibele elementen in dezelfde mate opgerold c.q. afgerold. Koppeling van begrenzers op deze wijze is een goedkope en simpele oplossing. Daarnaast neemt een dergelijke koppeling 20 weinig plaats in. Dit is voordelig, daar de ruimte boven soortgelijke grondbewerkingsmachines vaak wordt benut voor plaatsing van een andere, of een deel van een andere machine, zoals een zaaimachine.
Door middel van een borging kan de draaias 23 25 vastgezet worden. Hiertoe is in de getoonde uitvoering (figuur 3) een ronde schijf 27 met gaten verbonden aan de draaias. Een schuifbaar aan het frame verbonden borgpin 26 wordt door een gat gestoken. De draaias 23 kan niet meer bewegen, de lengte van het flexibele element 22 ligt vast en 30 daarmee ook de maximale bewerkingsdiepte. Door de borging aan te brengen aan die zijde van de draaias 23 die gericht is naar de buitenzijde, kan de pin 26 makkelijk worden bediend vanaf de buitenomtrek van de machine. De draaias 23 kan ook op andere wijzen worden geborgd, zoals bijvoorbeeld met een 35 begrenzingspal aan een schijf met een vertanding.
.1 0170 ’ 3 9
Het is belangrijk om de spanning op de flexibele elementen aan beide zijden gelijk te houden om de constructie evenwichtig te belasten. Hiertoe is een spanninginsteller 28 aangebracht. In het getoonde voorbeeld bestaat deze uit een 5 bout die over een kleine afstand verstelbaar is en waarmee het flexibele element is verbonden.
Een tweede uitvoering van een machine volgens de uitvinding waarin een begrenzer is gebruikt met een roterende aanslag is afgebeeld in de bovenste helft van figuur 1. De 10 hoogte van de arm 16, 17, en daarmee de hoogte van rol 9 worden begrensd door de aanslag 29, 30, 31. Deze aanslag 29, 30, 31 is bevestigd aan een schijf 32 die draaibaar is om een draaias 23. In figuur 4 en 5 is deze aanslag 29 uitgevoerd als een pin of knop. Voordelig aan deze uitvoering is dat de 15 aanslag 29 over een zo groot mogelijk bereik kan bewegen.
Immers, de gehele diameter van de schijf 32 kan worden gebruikt.
Om een lichte bediening mogelijk te maken heeft de schijf 32 van de begrenzer een vertanding en is deze via de 20 vertanding aandrijfbaar door een klein tandwiel 33. Draaiing van het kleine tandwiel 33 levert een vertraagde draaiing van de begrenzer op. Het kleine tandwiel 33 is via een dwarse as 34 over de langsrichting van het frame 11 verbonden met de begrenzer van de andere arm 16 (figuur 1). In plaats van een 25 klein tandwiel kan ook gebruik worden gemaakt van een schroef. Verstelling is mogelijk via een zwengel 24 of een automatisch aandrijfmiddel (niet afgebeeld), bijvoorbeeld een hydraulisch of elektrisch aangedreven motor. Door middel van deze vertraagde aandrijving vergt het instellen weinig kracht 30 en is tevens nauwkeurig.
Aan de begrenzer 19 in figuur 4 en 5 is tevens een centrale borginrichting 35 bevestigd. Hiermee vindt op verscheidene plaatsen op de machine borging plaats en kan de borging centraal in of buiten werking gesteld worden. Een aan 35 elke begrenzer verschuifbaar aangebrachte borgpin 36 steekt _ 1017916 10 door een gat in een verticale plaat die vast verbonden is met het frame 11. Voor verschillende standen van de begrenzer 19 zijn verschillende gaten aangebracht. De pinnen van beide begrenzers zijn via kabels 37 verbonden met een hendel 38. 5 Deze fungeert als hefboom en is gemakkelijk te bedienen vanaf de buitenomtrek van de machine. Verstellen van de begrenzers geschiedt door eerst de beide borgpinnen uit de gaten te trekken met hendel 38. Vervolgens worden de begrenzers via de kleine tandwielen gedraaid tot de gewenste instelling bereikt 10 is. Een veer aangebracht in een borghuis 39 drukt de pin 36 terug in een gat dat overeenkomt met de gewenste instelling.
In een speciale uitvoering (figuur 6 en 7) heeft de borgpin tevens de functie van aanslag. Hiertoe steekt borgpin 31 door twee platen met gaten, bovenlangs arm 17. De arm 17 15 kan tussen deze twee platen bewegen. De uitwijking van arm 17 wordt nu in hoogte begrensd door borgpin 31. Verstelling geschiedt op dezelfde wijze als eerder beschreven. Deze uitvoering is eenvoudig, doch robuust.
Het contactvlak van de arm 17 dat in contact kan 20 komen met de aanslag 29 is gebogen uitgevoerd. Omdat de aanslag roterend om draaias 23 is aangebracht, zal de aanslag bij gelijke hoekverdraaiing van schijf 32 een verschillende verandering in hoogte innemen naar gelang van de stand van de aanslag ten opzichte van de draaias. Daardoor kan de aanslag 25 ook een ongelijkmatig effect hebben op de stand van arm 17. Dit effect wordt echter gecorrigeerd door een gebogen contactvlak zoals afgebeeld in figuur 5.
In figuur 8 is de aanslag uitgevoerd als een excentrisch element 30. Het element is verbonden met de 30 draaias 23. Door draaiing van de draaias 23 zal een ander deel van de buitenomtrek van het excentrisch element 30 in contact komen met de bovenzijde van arm 17, waardoor de hoogte in meer of mindere mate wordt begrensd. Het excentrisch element 30 kan uit vele vormen bestaan, 35 bijvoorbeeld een uit het centrum geplaatste schijf of een Ί Q 1 "7 'D 1 ^ 11 ellipsvormig element, en hoeft niet noodzakelijkerwijs geheel opgevuld te zijn. Voordelig is dat deze uitvoering weinig gevoelig is voor speling, en robuust is uit te voeren.
De uitvinding is niet beperkt tot de in de figuren 5 weergegeven uitvoeringen. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk een tweede, extra begrenzer aan de rol aan te brengen. De ene begrenzer bepaalt de maximale diepte zoals hierboven beschreven, de tweede werkt tegengesteld en bepaalt de minimale diepte. In het geval van begrenzing door middel van 10 een aanslag bevindt de extra aanslag zich onder de arm. De mogelijkheid tot het instellen van een minimale diepte is voordelig als de grond hard is. De machine heeft dan de neiging zich uit de grond te bewegen. Dit is zo ver mogelijk tot de arm van de rol op de tweede aanslag steunt. De zware 15 rol drukt dan op het frame en houdt de grondbewerkingsorganen in de bodem. De minimale en de maximale begrenzers zijn zodanig in te stellen dat de rol kan functioneren als zijnde een rol met een vaste, instelbare verbinding aan het frame.
Verder is het mogelijk de instelmiddelen en 20 borgmiddelen te bedienen vanaf de trekker 1. Dit kan geschieden via hydraulische middelen of elektrische middelen, bijvoorbeeld een hydromotor, elektromotor of een hydraulische cilinder. Een hydraulische cilinder kan een draaibeweging uitoefenen op de draaias of de borginrichting bedienen. De 25 draaias kan ook direct door een motor worden aangedreven. De aandrijving van de hydraulische middelen geschiedt door standaard op de trekker aanwezige aansluitingen voor olieleidingen. De operator kan zo eenvoudig vanaf de bestuurdersplaats de instellingen aanpassen aan de lokale 30 omstandigheden.
Daarnaast kunnen de instel- en borgmiddelen automatisch worden bediend zonder directe tussenkomst van een operator. Een regeleenheid past de instellingen tijdens het in werking zijn van de machine automatisch aan. Dit kan aan 35 de hand van door de machine gemeten eigenschappen van de - 10173 1 6 12 lokaal te bewerken grond. De trekkracht die de trekker moet uitoefenen op de machine of op het koppel van de aandrijving van de grondbewerkingsorganen van een machine met aangedreven grondbewerkingsorganen kan een maat zijn voor de vastheid van 5 de grond. Vaste grond kan bijvoorbeeld een diepere bewerking vereisen. Sensoren kunnen het koppel op de aandrijfas van de machine meten. Aan de hand van het door de sensoren afgegeven signaal stuurt de regelunit de borginrichting en de instelinrichting past vervolgens de diepte-instelling aan. 10 Ook kan de koppelmeting gebruikt worden om overbelasting tegen te gaan. Een groot aandrij f koppel of een grote trekkracht kan schadelijk zijn voor de machine of trekker. Bij overschrijding van een bepaald gemeten koppel of een bepaalde gemeten trekkracht zorgt de regelunit voor een 15 kleinere bewerkingsdiepte, zodat het aandrijfkoppel of de trekkracht weer daalt tot beneden een schadelijke waarde. De vochtigheid van de grond is een andere belangrijke eigenschap. Afhankelijk van de vochtigheid is een andere, meer of minder diepe bewerking noodzakelijk. Geschikte 20 sensoren voor het meten van vochtigheid zijn sensoren die de elektrische geleidbaarheid of de permittiviteit van de grond meten. Deze sensoren kunnen bijvoorbeeld worden bevestigd aan de grondbewerkingsorganen en maken aldus in de werkstand continu contact met de grond om te zorgen voor een continue 25 stroom meetdata.
Het is bovendien mogelijk de plaats waar de machine zich bevindt te bepalen. Dit gebeurt met een algemeen toegepast positioneringssysteem, zoals het global positioning system (GPS), bevestigd aan de machine of aan de trekker. Een 30 rekeneenheid heeft de beschikking over gegevens van de bodemgesteldheid op een bepaalde positie. Naast directe gegevens over de bodem, zoals geleidbaarheid en stevigheid kunnen dit ook indirect verkregen gegevens zijn betreffende bemestingsniveau, opbrengst van voorgaande oogsten etc. Deze 35 gegevens.zijn opgeslagen in een vernieuwbaar geheugen. Het 1 Γ) 1 - - v 5 w » · , ! ü 13 positioneringssysteem bepaalt eerst de positie. De rekeneenheid haalt uit het geheugen de bij de positie horende gegevens en bepaalt vervolgens aan de hand van deze gegevens de gewenste instelling van de diepteregeling. De regelunit 5 stuurt vervolgens de borginrichting en instelinrichting aan.
- 1 01 73 1 6

Claims (19)

1. Grondbewerkingsmachine (1) met grondbewerkings-organen (7) en een rol (8, 9), welke rol (8,9) met armen (14, 5 15, 16, 17) ten opzichte van de grondbewerkingsorganen (7) in hoogte beweegbaar is, waarbij begrenzers (18, 19, 20, 21) aanwezig zijn om de stand van de rol (8, 9) te begrenzen, welke begrenzers (18, 19, 20, 21) door een centrale instelinrichting in hoogte instelbaar zijn, met het kenmerk, 10 dat een begrenzer (18, 19, 20, 21) aan een draaias (23) is bevestigd en via rotatie om deze draaias (23) instelbaar is.
2. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de draaias (23) evenwijdig aan de rol (8, 9) is geplaatst.
15. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de begrenzers (18, 19, 20, 21) om dezelfde draaias (23) draaibaar zijn.
4 Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de begrenzer (18, 19, 20, 21) een 20 flexibel element (22) omvat.
5. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 4 waarbij de grondbewerkingsorganen (7) zijn bevestigd aan tenminste één frame (10, 11) , met het kenmerk, dat het flexibele element (22) is bevestigd aan het frame (10, 11) en 25 om de draaias (23) oprolbaar is.
6. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de begrenzer (18, 19, 20, 21) een aanslag (29, 30, 31) omvat die draaibaar is om de draaias (23) .
30. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de aanslag (30) een excentrisch element omvat.
8. Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 6 of 7. waarbij de grondbewerkingsorganen (7) zijn bevestigd aan 35 ten minste één frame (10, 11), met het kenmerk, dat de 1 01 7 'J s begrenzer (18, 19, 20, 21) is bevestigd aan het frame (10, 11) .
9 Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 6 of 7, waarbij de rol (8, 9) is bevestigd aan ten minste twee 5 armen (14, 15, 16, 17), met het kenmerk, dat de begrenzer (18, 19, 20, 21) is bevestigd aan een arm (14, 15, 16, 17).
10 Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der conclusies 6 tot en met 9, met het kenmerk, dat de begrenzer (18, 19, 20, 21) een eerste vertanding bevat welke eerste 10 vertanding via een tweede element (33) met een tweede vertanding, in het bijzonder een tandwiel, aandrijfbaar is.
11. Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat ten minste één borgmiddel (26, 31, 36) aan de instelinrichting is 15 aangebracht.
12 Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 11, en verwijzend naar een der conclusies 6 tot en met 10, met het kenmerk, dat het borgmiddel (31) de aanslag is.
13 Grondbewerkingsmachine (1) volgens conclusie 11 of 20 12, met het kenmerk, dat ten minste twee borgmiddelen (31, 36. zijn aangebracht die met een centrale borginrichting (35) zijn verbonden en via deze borginrichting (35) in of buiten werking kunnen worden gesteld.
14 Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der 25 conclusies 6 tot en met 13, met het kenmerk, dat het contactvlak, zijnde het vlak van de arm (17, 18), dat in contact kan komen met de aanslag (29, 30, 31), in een richting loodrecht op de draaias (23) gebogen van vorm is.
15. Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der 30 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat begrenzers (18, 19, 20, 21) aanwezig zijn om de stand van de rol (8, 9) tussen twee standen te begrenzen.
16. Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 35 instelinrichting en/of borginrichting (35) zich op een - 1017316 zodanige plaats op de grondbewerkingsmachine (1) bevinden dat zij binnen een afstand van 55 cm vanaf de buitenomtrek van de grondbewerkingsmachine (1) bedienbaar zijn.
17. Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der 5 voorgaande conclusies, waarbij de grondbewerkingsmachine (1) wordt voortbewogen door een trekker (2), met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om de instelinrichting en/of borginrichting (35) vanaf de trekker (2) te bedienen.
18. Grondbewerkingsmachine (1) volgens een der 10 voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat middelen zijn aangebracht om de instelinrichting en/of borginrichting (35) automatisch te bedienen naar gelang van de plaats waar de grondbewerkingsmachine (1) zich bevindt, in het bijzonder een plaats bepaald met GPS.
19. Grondbewerkingsmachine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat sensoren zijn aangebracht voor het genereren van data aangaande de samenstelling van de te bewerken grond en waarbij een besturingseenheid is aangebracht voor het in afhankelijkheid van de data bedienen 20 van de instelinrichting en/of borginrichting (35). ) ^ ï i Vi/ * \^1
NL1017916A 2001-04-24 2001-04-24 Grondbewerkingsmachine. NL1017916C2 (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017916A NL1017916C2 (nl) 2001-04-24 2001-04-24 Grondbewerkingsmachine.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL1017916A NL1017916C2 (nl) 2001-04-24 2001-04-24 Grondbewerkingsmachine.
NL1017916 2001-04-24

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL1017916C2 true NL1017916C2 (nl) 2002-10-25

Family

ID=19773291

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1017916A NL1017916C2 (nl) 2001-04-24 2001-04-24 Grondbewerkingsmachine.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL1017916C2 (nl)

Cited By (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1310145A3 (de) * 2001-11-07 2012-12-19 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Bodenbearbeitungsgerät mit mehreren Geräteeinheiten
DE102015115553A1 (de) * 2015-09-15 2017-03-16 Sima Investment Ag Streifenfräse mit wenigstens zwei voneinander beabstandeten Fräsen und mit wenigstens zwei Packerwalzenmodulen sowie Packerwalzenmodule zum Anordnen an einer Streifenfräse

Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2193534A1 (nl) * 1972-07-22 1974-02-22 Cramer & Soehne Maschf
DE2450562A1 (de) * 1974-10-24 1976-04-01 Schoenberger Kg Jakob Bodenbearbeitungsgeraet fuer schlepperzug
GB2007071A (en) * 1977-11-04 1979-05-16 Biasotto L Harrow with serially arranged earth working rollers
FR2485869A3 (fr) 1980-07-04 1982-01-08 Pegoraro Spa Herse rotative munie d'une barre brise-mottes arriere
EP0264987A1 (en) * 1986-09-26 1988-04-27 C. van der Lely N.V. Soil cultivating machines
EP0274619A1 (de) * 1986-12-02 1988-07-20 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Kreiselegge
DE29610463U1 (de) * 1996-03-23 1996-09-05 Lemken Gmbh & Co Kg Kreiselegge mit Tiefeneinstellung
EP0878117A1 (de) 1997-05-17 1998-11-18 Lemken GmbH & Co. KG Kreiselegge mit zentraler Tiefeneinstellung

Patent Citations (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2193534A1 (nl) * 1972-07-22 1974-02-22 Cramer & Soehne Maschf
DE2450562A1 (de) * 1974-10-24 1976-04-01 Schoenberger Kg Jakob Bodenbearbeitungsgeraet fuer schlepperzug
GB2007071A (en) * 1977-11-04 1979-05-16 Biasotto L Harrow with serially arranged earth working rollers
FR2485869A3 (fr) 1980-07-04 1982-01-08 Pegoraro Spa Herse rotative munie d'une barre brise-mottes arriere
EP0264987A1 (en) * 1986-09-26 1988-04-27 C. van der Lely N.V. Soil cultivating machines
EP0274619A1 (de) * 1986-12-02 1988-07-20 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Kreiselegge
DE29610463U1 (de) * 1996-03-23 1996-09-05 Lemken Gmbh & Co Kg Kreiselegge mit Tiefeneinstellung
EP0878117A1 (de) 1997-05-17 1998-11-18 Lemken GmbH & Co. KG Kreiselegge mit zentraler Tiefeneinstellung

Cited By (3)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1310145A3 (de) * 2001-11-07 2012-12-19 Amazonen-Werke H. Dreyer GmbH & Co. KG Bodenbearbeitungsgerät mit mehreren Geräteeinheiten
DE102015115553A1 (de) * 2015-09-15 2017-03-16 Sima Investment Ag Streifenfräse mit wenigstens zwei voneinander beabstandeten Fräsen und mit wenigstens zwei Packerwalzenmodulen sowie Packerwalzenmodule zum Anordnen an einer Streifenfräse
DE102015115553B4 (de) * 2015-09-15 2021-01-28 Sima Investment Ag Streifenfräse mit wenigstens zwei voneinander beabstandeten Fräsen und mit wenigstens zwei Packerwalzenmodulen sowie Packerwalzenmodule zum Anordnen an einer Streifenfräse

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP3840561B1 (en) Agricultural trench depth sensing system and method
US11399453B2 (en) Agricultural soil cultivation unit
US20130112124A1 (en) Tool Control System for Agricultural Seeders
US11849657B2 (en) Methods and apparatus for aerating turf
US20210076553A1 (en) Methods and Apparatus for Aerating Turf
FR2944410A1 (fr) Dispositif agricole de travail du sol
NL1017916C2 (nl) Grondbewerkingsmachine.
JP5096116B2 (ja) 農作業機
KR101142797B1 (ko) 두둑 성형기
NL8204705A (nl) Grondbewerkingsrol.
JP2000041411A5 (nl)
KR100430970B1 (ko) 트랙터용 휴립피복기
JP2007006821A (ja) 農作業機の耕耘制御装置
KR102663328B1 (ko) 승용관리기용 복토기 가변장치
CA2784210C (en) Tool control system for agricultural seeders
KR102663331B1 (ko) 승용관리기용 복토기
NL1005389C2 (nl) Grondbewerkings-machine zoals een rotorkopeg of dergelijke.
NL9101361A (nl) Grondbewerkingsmachine.
EP3089575B1 (en) A depth controlling belt arrangement for a soil working implement
NL9002514A (nl) Grondbewerkingsmachine.
RU2815057C2 (ru) Сельскохозяйственное почвообрабатывающее устройство и комбинация сельскохозяйственных машин
KR20230147997A (ko) 가변구조를 포함하는 멀칭장치
JP4961644B2 (ja) 乗用型田植機
JP2659002B2 (ja) ロータリ耕耘装置の耕深制御装置
JPH10113002A (ja) 畦塗機

Legal Events

Date Code Title Description
PD2B A search report has been drawn up
VD1 Lapsed due to non-payment of the annual fee

Effective date: 20061101