NL1017875C2 - Werkwijze en scheidingsinrichting voor het scheiden van afzonderlijke schuimbetonlichamen uit een langs scheidingsvlakken in koekstukken gesneden schuimbetonkoek. - Google Patents

Description

Werkwijze en scheidingsinrichting voor het scheiden van afzonderlijke schuimbetonlichamen uit een langs scheidingsvlak-ken in koekstukken gesneden schuimbetonkoek

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het scheiden van afzonderlijke schuimbetonlichamen uit een langs scheidingsvlakken gesneden schuimbetonkoek, waarbij de schuimbetonlichamen door bewerking met druk op de scheidings-5 vlakken met behulp van een fluïdum van elkaar worden gescheiden. Tevens heeft de uitvinding betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze, met een frame voor opname van ten minste één afdichtingsschoen, waarbij de afdichtingsschoen door middel van het frame tegen de bui-10 tenzijde van de koek aan (een) met de scheidingsvlakken overeenkomstige scheidingsvoeg(en) wordt aangelegd, en waarbij een fluïdum uit de afdichtingsschoen via de scheidingsvoeg (en) in de scheidingsvlakken, om de schuimbetonlichamen van elkaar te scheiden, binnentreedt.

15 Een dergelijke werkwijze is bekend uit het Ameri kaanse octrooi US 4.619.173. Ook een dergelijke inrichting is daarin beschreven. Volgens die publicatie worden afzonderlijke schuimbetonlichamen langs scheidingsvlakken van een schuimbetonkoek gescheiden. Dat wordt volgens de in die pu-20 blicatie genoemde wijze verkregen doordat met behulp van een frame ten minste één afdichtingsschoen aan de buitenzijde van de koek tegen de scheidingsvlakken respectievelijk overeenkomstige scheidingsvoegen wordt aangelegd. Vanuit de af-dichtsschoen wordt een fluïdum via de betreffende scheidings-25 voeg in het scheidingsvlak gebracht, waardoor de scheiding van het schuimbeton plaatsvindt. Het kan hier gaan om een gasvormig medium. Volgens deze bekende werkwijze wordt aan de tegenoverliggende zijde van het scheidingsvlak een afdichting aangelegd, zodat het fluïdum aan de andere zijde niet kan 30 uittreden.

De uitvinding heeft nu tot doel om een verbeterde werkwijze en inrichting voor het uitvoeren van een dergelijke werkwijze zoals in de aanhef genoemd, te verschaffen. Met name heeft de uitvinding tot doel een werkwijze voor het ver- 1017875 2 vaardigen van schuimbetonlichamen uit langs scheidingsvlakken en koekstukken respectievelijk schuimstenen gesneden koek aan te geven, welke een schitterende scheiding van schuimstenen van elkaar mogelijk maakt.

5 Ter verkrijging van dit doel stelt de uitvinding volgens de beoogde werkwijze voor dat de werkwijze wordt gekenmerkt doordat de scheidingsvlakken door middel van telkens tegengesteld lopende fluldumstromen worden bewerkt, welke in de tegenover elkaar liggende scheidingsvoegen worden inge-10 voerd. Hiermee worden de hiervoor genoemde doelen verkregen.

De tegengesteld gerichte fluïdumstromen zorgen ervoor dat de in het midden in gelijke mate op elkaar inwerkende gasstromen min of meer rechthoekig worden afgebogen waardoor de toegevoerde fluïdumstromen de niet-bewerkte kanten 15 van het te scheiden schuimbetonlichaam bereiken. Dit heeft tot gevolg dat praktisch aan alle kanten van het lichaam vergelijkbare stroomverhoudingen zijn en derhalve dezelfde drukken bestaan. Daardoor wordt verkregen dat de schuimbetonlichamen zeer eenvoudig van elkaar worden gescheiden, terwijl 20 tussen de delen in een luchtkussen aanwezig is.

Volgens de stand der techniek is het met name in het gedeelte van de afdichting (verwijzingscijfer 57 uit die Amerikaanse publicatie) niet zeker dat een goede scheiding wordt verkregen. Juist is op deze plaats te verwachten dat juist 25 geen scheiding wordt verkregen vanwege het gebrek aan fluï-dumstroming. Dit is ook af te leiden uit het feit dat de afdichting 57 met behulp van een cilinderinrichting moet worden aangedrukt.

Volgens een voorkeursuitvoerinsvorm van de uitvin-30 ding wordt als fluïdum een gas toegepast, in het bijzonder lucht. Daarbij is lucht in het bijzonder zeer geschikt omdat aan de ene kant het oplossen van de afzonderlijke schuimstenen niet aanneembaar is en anderzijds (druk-)lucht zonder meer in voldoende mate bij de vervaardiging van schuimbeton-35 lichamen beschikbaar is.

In principe kan natuurlijk ook water of olie worden gebruikt, wanneer dit voor wat betreft de consistentie van de koek resp. de te vervaardigen schuimbetonlichamen, toegestaan 1017875 3 is. Gewoonlijk wordt het pneumatische medium aan de schei-dingsvlakken via ten minste één afdichtingsschoen toegevoerd, welke de scheidingslijn van de scheidingsvoeg resp. schei-dingsvlak welke aan de buitenzijde van de koek is gelegen, 5 geheel of gedeeltelijk op afdichtende wijze overdekt. Deze afdichtingsschoen wordt derhalve aan de buitenzijde van de koek aan de overeenkomstige scheidingslijn van het te scheiden scheidingsvlak resp. aan de scheidingsvoeg geplaatst en aansluitend wordt fluïdum resp. pneumatisch medium toege-10 voerd. Op deze wijze dringt het fluïdum (bij voorkeur over de gehele lengte van de afdichtingsschoen) in een parallelle fluïdumstroom op sleufachtige wijze via de scheidingsvoeg in het scheidingsvlak.

Het fluïdum vormt derhalve gelijktijdig een medium-15 wig, die de boven het scheidingsvlak geplaatste koekstukken minimaal optilt zodat deze in het gedeelte van het scheidingsvlak van de daaronder liggende koekstukken resp. schuim-stenen vrijkomen. Dit effect wordt nog verbeterd wanneer het pneumatische medium in grote mate gepulst wordt toegevoerd.

20 Daarbij is bijzonder geschikt gebleken om bijvoorbeeld onder druk impulsen met een duur van ongeveer 1 sec. toe te voeren. De druk van het pneumatische medium ligt bij voorkeur in het gedeelte van enige bars, gewoonlijk tussen 3 en 10 bar (0,3 tot 1 Megapascal). Het hangt natuurlijk ook af van het ge-25 wicht van de (kortdurig) op te heffen koekstukken boven de bediende scheidingsvlakken, de drukverliezen en de grootte van het scheidingsvlak.

Het hiervoor beschreven effect kan op voordelige wijze nog verder worden verhoogd, doordat de telkens af te 30 scheiden scheidingsvlakken door middel van tegengesteld verlopende fluïdumstromen worden bewerkt. Deze fluïdumstromen kunnen in de doorgezaagde scheidingsvlakken via tegenover elkaar liggende scheidingslijnen worden ingevoerd. Dat gebeurt meestal op een zodanige wijze dat twee tegenover elkaar lig-35 gende afdichtingsschoenen worden aangebracht die een afdich-tingsschoenenpaar vormen. Voor zover deze beide afdichtingsschoenen resp. het afdichtingsschoenenpaar gelijktijdig tegen de koek aan langs de scheidingslijn van het te scheiden 101 7875 4 scheidingsvlak worden aangelegd en op synchrone wijze het pneumatische medium wordt toegevoerd, worden de af te scheiden koekstukken bijzonder grondig van elkaar gescheiden.

De hiervoor beschreven werkwijze is zeer eenvoudig 5 en goedkoop. Want met de onderhavige werkwijze wordt voorkomen dat koekstukken die moeten worden weggenomen uit elkaar worden gescheurd, zoals bij de stand van de techniek algemeen voorkomt. Daardoor wordt ook voorkomen dat de ingespannen koekstukken uiteindelijk kunnen breken: een gevaar dat met 10 name bij lange en dunne vierkante koekstukken voorkomt. Derhalve kan de hoeveelheid afval worden geminimaliseerd.

Bovendien kunnen bekende en de eerder beschreven werkwijzen uitvoerende scheidingsinrichtingen op eenvoudige wijze en goedkoop worden omgebouwd, wanneer men de bij de be-15 kende scheidingsinrichtingen altijd aanwezige grijpers in het eenvoudigste geval gewoon door de afdichtingsschoenen, die volgens de uitvinding worden gebruikt, vervangt.

Van bijzondere betekenis is tenslotte dat een bijbehorende scheidingsinrichting resp. scheidingsmachine wordt 20 gebruikt, zoals deze wordt beschreven in de conclusies 6 tot en met 11. Deze kan zeer eenvoudig en goedkoop worden gebouwd. De tot nu toe altijd noodzakelijk vereiste grote druk, resp. kracht voor het vastgrijpen en uit elkaar trekken van de gesneden koekstukken resp. de schuimstenen hoeft nu niet 25 (meer) te worden gebruikt. Het is daarentegen juist voldoende om de afdichtingsschoenen tegen de buitenzijde van de koek in het gedeelte van de betreffende scheidingslijnen resp. de scheidingsvoegen op afdichtende wijze aan te leggen. Dit kan door middel van een veerondersteuning worden uitgevoerd. Op 30 dezelfde wijze is het voldoende om het altijd wel aanwezige pneumatische medium te gebruiken, om de afdichtingsschoen door middel van dit medium tegen de koek aan de buitenzijde daarvan, aan te leggen. In elk geval zijn bijzonder grote aandrukkrachten niet meer noodzakelijk. Daardoor kunnen de 35 kosten voor de machines aanzienlijk worden verminderd, terwijl in het bijzonder de uitgebreide en dure hydraulische aggregaten, zoals zij volgens de stand van de techniek noodzakelijk zijn, worden weggelaten.

1017875 5

Het is altijd mogelijk om de werkwijze volgens de uitvinding te gebruiken voor een bijzonder eenvoudige en effectieve scheidingshandeling van horizontale scheidingsvlak-ken van de koeken. Uiteraard kunnen ook de verticale schei-5 dingsvlakken op deze manier aan een behandeling worden onderworpen. Iets dergelijks is echter meestal niet noodzakelijk, omdat in het gedeelte van deze schuimvlakken het eigengewicht van de koekstukken geen rol speelt voor wat betreft het aanbakken. Met andere woorden treden de beschreven problemen in 10 het gedeelte van de verticale scheidingsvlakken gewoonlijk niet op, zodat volgens de beschreven werkwijze meestal uitsluitend in het gedeelte van de horizontale scheidingsvlakken wordt gewerkt.

Uiteindelijk wordt er nog op gewezen dat de meestal 15 gebruikte afdichtingsschoenen zeer klein kunnen worden 'uitgevoerd, zodat een onvermijdbaar bodemgedeelte resp. een te verwijderen bodemlaag in dikte ervan kan worden geminimaliseerd (zie bijv. DE-196.54.139-C1). Dit betekent, ook met in achtname van deze aspecten, dat de hoeveelheid van niet her-20 bruikbaar afval ten opzichte van de tot nu toe bekende uitvoer ingswerkwij zen duidelijk wordt verminderd.

Hierna wordt de uitvinding aan de hand van een slechts als uitvoeringsvoorbeeld dienende tekening nader verduidelijkt.

25 Fig. 1 toont een schuimbetonlichaam in perspecti visch aanzicht in verbinding met een scheidingsinrichting volgens de uitvinding die tot zijn wezenlijke bestanddelen is gereduceerd.

Fig. 2 toont het onderwerp van figuur 1 in vooraan-30 zicht met een gedeeltelijk vergroting.

Fig. 3 toont een bovenaanzicht van de gebruikte af-dichtingsschoen.

Fig. 4 toont een zijaanzicht van het onderwerp van figuur 3.

35 In de figuren is een scheidingsinrichting weergege ven, die geschikt is voor het vervaardigen van schuimbetonli-chamen. Deze schuimbetonlichamen worden vervaardigd uit een koek 1, die wordt verkregen uit een uitgangsmassa welke in 1017875 6 een niet weergegeven gietvorm is gegoten. Deze gegoten uit-gangsmassa wordt voorgehard tot de betreffende koek 1. Als bestanddeel van de uitgangsmassa worden zand, kalk, cement, anhydride, aluminiumpoeder en water gebruikt zoals dit in de 5 techniek algemeen bekend is. In elk geval bevindt de koek 1 zich na het voorharden in een verticale stand op zijn smalle zijde. Om de schuimbetonlichamen in aansluiting daarop te kunnen vervaardigen wordt de koek in ten opzichte van zijn buitenvlakken parallelle vlakken onder verkrijging van koek-10 stukken resp. schuimstenen 2 en met in achtname van overeenkomstige scheidingsvlakken 3 tussen deze koekstukken/schuim-stenen 2 gesneden, en wel in een eveneens niet weergegeven (draad-)snijmachine.

Na het snijden is de betreffende koek 1 in een auto-15 claaf door inwerking met stoom en warmte uitgehard. Dit uitharden heeft tot gevolg dat de koek 1 weliswaar in het gedeelte van de verticale scheidingsvlakken 3a kan worden gescheiden, maar dit geldt niet voor de horizontale scheidingsvlakken 3b. Met andere woorden bakken de op elkaar gestapelde 20 overeenkomstige koekstukken 2 in het gedeelte van de telkens aanwezige horizontale scheidingsvlakken 3b vanwege hun eigen gewicht en de in de autoclaaf plaatsvindende kristalgroei aan elkaar. Overeenkomstig moeten de koekstukken 2 in het kader van het uitvoeringsvoorbeeld in het gedeelte van de telkens 25 aanwezige horizontale scheidingsvlakken 3b van elkaar worden gescheiden.

Hiertoe voorziet de uitvinding in een frame 4 aan een dwarsbalk 5, welke is voorzien van twee afdichtingsschoe-nen 6. Deze beide afdichtingsschoenen 6 laten zich door mid-30 del van het frame 4 aan de buitenzijde van de koek tegen ten opzichte van de horizontale scheidingsvlakken 3b overeenkomstige scheidingslijnen resp. scheidingsvoegen 7 aanleggen. Uiteraard kan het frame 4 resp. de dwarsbalk 5 ook meer dan twee afdichtingsschoenen 6 bevatten.

35 In elk geval is het frame 4 met betreffende tanguit- leggers 4a, 4b uitgerust, die zich afzonderlijk of gemeenschappelijk tegen ' de betreffende' aan de buitenzijde van de koek aanwezige scheidingsvoegen resp. scheidingslijnen 7 van 1017875 7 de betreffende scheidingsvlakken 3b laten plaatsen. Hiervoor zorgen niet duidelijk weergegeven stelinrichtingen die de betreffende tanguitleggers 4a, 4b om bijbehorende draailagers 8 op de in figuur 2 slechts schematisch weergegeven manier en 5 wijze laten verdraaien.

De afdichtingsschoenen 6 zijn zodanig opgebouwd, zoals in de figuren 3 en 4 gedetailleerd is getoond. Hieruit kan men herkennen dat de betreffende afdichtingsschoen 6 een grondplaat 9 met een achterwaarts gerichte fluïdumaansluiting 10 10 omvat. Bovendien is een aan de koekzijde resp. voorzijde aanwezige afdichtingsoplegging 11 voorzien, die bestaat uit een gummi-elastisch materiaal dat de buitenzijde van de koek niet beschadigt. De afdichtingsoplegging 11 omsluit een in hoofdzaak rechthoekvormige resp. sleufvormige drukruimte 12. 15 Deze drukruimte 12 staat door middel van een in het midden aanwezige fluïdumdruktoevoer 13 in verbinding met de fluïdum-aansluiting 10 welke op zijn beurt weer via een niet weergegeven fluïdumtoevoerinrichting wordt voorzien van het fluïdum resp. het pneumatisch medium of de lucht.

20 Deze fluïdumtoevoerinrichting is in staat om druk st oten van het fluïdum resp. het pneumatische medium of de lucht te leveren, welke een tijdsduur van ongeveer 1 seconde kunnen hebben. Deze drukstoten leiden, wanneer de afdichtingsschoenen 6 tegen de buitenzijde van de koek zijn aange-25 legd, ertoe dat het fluïdum resp. de lucht via de scheidingslijnen resp. de scheidingsvoegen 7 in het bijbehorende schei-dingsvlak 3b indringt, en wel in een parallelle fluïdum-resp. luchtstroom. De drukruimte 12 strekt zich bij tegen de koeken 1 geplaatste drukschoenen 6 namelijk in hoofdzaak co-30 lineair uit, in ieder geval parallel, ten opzichte van de betreffende scheidingslijn 7.

Dit kan zonder moeite worden verkregen doordat de rechthoekvormige drukruimte 12 van de afdichtingsschoen 6 resp. doordat de afdichtingsschoen 6 zelf in zijn geheel co-35 lineair resp. parallel ten opzichte van de bijbehorende scheidingslijn 7 met behulp van de tanguitleggers 4a, 4b of dergelijke extra toegevoerde inrichtingen wordt uitgericht. Daardoor kan het fluïdum resp. het pneumatische medium .sleuf- 1017875 8 vormig resp. wigvormig via de betreffende scheidings-lijn/scheidingsvoeg 7 in het scheidingsvlak 3b indringen. Om ervoor te zorgen dat bij een dergelijke werkwijze het fluïdum niet tussen buitenvlakken van de koek en de afdichtingsopleg-5 ging 11 ontwijkt, overdekt de afdichtingsschoen 6 de betreffende aan de buitenzijde van de koek aanwezige scheidingsvoeg 7 het scheidingsvlak 3b op afdichtende wijze, en wel geheel of gedeeltelijk. Ook extra afdichtende maatregelen kunnen op deze plaats worden voorzien, hoewel dat niet noodzakelijk is. 10 Dat wordt namelijk verklaard doordat de scheidingslijn 7 in het gedeelte van het verticale scheidingsvlak 3a in de meeste gevallen sowieso al afgesloten is, en wel door bij het snijden aangesmeerde koekresten. Deze aangesmeerde versluiting geleidt in eerste instantie het binnendringende fluïdum, maar 15 wordt vervolgens snel naar buiten toe verdrongen.

In het kader van het uitvoeringsvoorbeeld zijn telkens twee tegenover elkaar liggende afdichtingsschoenen 6 weergegeven, zodat het daartussen aanwezige scheidingsvlak 3b met de bijbehorende, zich daartegenover bevindende schei-20 dingsvoeg resp. scheidingslijn 7 in tegenstroom met het fluïdum resp. het pneumatische medium wordt bewerkt. Het fluïdum dringt derhalve in het kader van het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 aan beide (niet verticaal gesneden) zijden van het betreffende scheidingsvlak 3b wigvormig in en zorgt 25 ervoor dat het boven het doorzaagde scheidingsvlak 3b aanwezige koekstuk (met 2' aangeduid) ten minste kortdurig wordt opgetild en waardoor de gewenste scheiding wordt verkregen.

Het frame 4 kan nu tegenover de dwarsbalk 5 verticaal resp. in de hoogte op- en neerwaarts worden bewogen, om 30 de telkens horizontaal aangebrachte scheidingsvlakken 3b achtereenvolgens te bewerken. Uiteindelijk is het ook denkbaar om verscheidende afdichtingsschoenen 6 resp. afdichtings-schoenparen 6 in parallelle plaatsing boven elkaar aan te brengen, zodat in het uitvoeringsvoorbeeld volgens figuur 2 35 gezamenlijk horizontaal aangebrachte scheidingsvlakken 3b van de koeken 1 in één bewerking gelijktijdig van elkaar worden gescheiden. Ook valt binnen het kader van de uitvinding dat de drukschoenen 6 telkens aan een pantserketting zijn beves- 1017875 9 tigd, welke verticaal en/of horizontaal langs de te bewerken scheidingslijnen resp. scheidingsvlakken 3a, 3b wordt verplaatst. In ieder geval beweegt het frame 4 in aansluiting hierop tegenover de dwarsbalk 5 in de lengterichting naar de 5 volgende verticale stapel van koekstukken 2, die overeenkomstig worden behandeld. Uiteraard maakt de uitvinding het ook mogelijk om een niet bloksgewijze (kolommen) scheiding maar een scheiding per horizontale rijen uit te voeren.

1017875

Claims (11)

1. Werkwijze voor het scheiden van afzonderlijke schuimbetonlichamen (2) uit een langs scheidingsvlakken (3a, 3b) gesneden schuimbetonkoek (1), waarbij de schuimbetonlichamen (2) door bewerking met druk op de scheidingsvlakken 5 (3a, 3b) met behulp van een fluïdum van elkaar worden ge scheiden, met het kenmerk, dat de scheidingsvlakken (3a, 3b) door middel van telkens tegengesteld lopende fluïdumstromen worden bewerkt, welke in de tegenover elkaar liggende schei-dingsvoegen (7) worden ingevoerd.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat als fluïdum een gas, in het bijzonder lucht, wordt gebruikt .

3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het fluïdum via ten minste één afdichtingsschoen 15 (6) aan de scheidingsvlakken (3a, 3b) wordt toegevoerd, welke ten minste één scheidingslijn resp. scheidingsvoeg (7) van het scheidingsvlak (3a, 3b) aan de buitenzijde van de koek op afdichtende wijze geheel of gedeeltelijk overdekt.

4. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 20 3, met het kenmerk, dat het fluïdum in een parallelle fluï- dumstroom sleufachtig via de scheidingsvoeg (7) in het scheidingsvlak (3a, 3b) binnendringt.

5. Werkwijze volgens één der conclusies 1 tot en met 4, met het kenmerk, dat het fluïdum gepulst wordt toegevoerd.

6. Scheidingsinrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens een der conclusies 1-5, met een frame (4) voor opname van ten minste één afdichtingsschoen (6), waarbij de afdichtingsschoen (6) door middel van het frame (4) tegen de buitenzijde van de koek aan (een) met de scheidingsvlakken 30 (3a, 3b) overeenkomstige scheidingsvoeg(en) (7) wordt aange legd, en waarbij een fluïdum uit de afdichtingsschoen (6) via de scheidingsvoeg(en) (7) in de scheidingsvlakken (3a, 3b), om de schuimbetonlichamen (2) van elkaar te scheiden, binnentreedt, met het kenmerk, dat telkens twee tegenover el-35 kaar gelegen afdichtingsschoenen (6) voor gelijktijdige tegengesteld gerichte bewerking van een scheidingsvlak (3a, 3b) 1 01 7875 zijn voorzien.

7. Scheidingsinrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het frame (4) aan een dwarsbalk (5), in de lengte- en/of hoogterichting verstelbaar, is opgehangen.

8. Scheidingsinrichting volgens conclusie 6 of 7, met het kenmerk, dat de afdichtingsschoenen (6) via tanguit-leggers (4a, 4b) van het frame (4) gemeenschappelijk aan de telkens aan de buitenzijde van de koek aanwezige scheidings-voegen (7) van de scheidingsvlakken (3a, 3b) kunnen worden 10 aangelegd.

9. Scheidingsinrichting volgens één der conclusies 6 tot en met 8, met het kenmerk, dat verscheidene afdichtings-schoenparen (6) in parallelle ligging boven elkaar zijn geplaatst om meerdere horizontale scheidingsvlakken (3b) van de 15 koek (1) gelijktijdig te bewerken.

10. Scheidingsinrichting volgens één der conclusies 6 tot en met 9, met het kenmerk, dat de afdichtingsschoen (6) een grondplaat (9) met achterwaarts gerichte pneumatische aansluiting (10) en een naar de koekzijde gerichte resp. aan 20 de voorzijde aangebrachte afdichtingsoplegging (11) omvat.

11. Scheidingsinrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de afdichtingsoplegging (11) een in hoofdzaak rechthoekvormige drukruimte (12) met bij voorkeur een in het midden aangebrachte fluidumdruktoevoer (13) omsluit. 101 7875