NL1015278C2

NL1015278C2 - Bouwwerk voorzien van een koker voor kabels en flu´dumleidingen.

Info

Publication number: NL1015278C2
Application number: NL1015278A
Authority: NL
Inventors: Marinus Adrianus Wilhel Schaik; Adrianus Cornelis Groenendijk
Original assignee: Konink Wegenbouw Stevin B V
Priority date: 2000-05-23
Filing date: 2000-05-23
Publication date: 2001-12-05
Also published as: EP1158106A1

Description

Bouwwerk voorzien van een koker voor kabels en fluïdumleidingen

De uitvinding heeft betrekking op twee of meer naburige bouwwerken met elk 5 een fundering en voorzien van een koker voor het bevatten van kabels.

Kokers voor het bevatten van kabels zijn bekend uit de stand van de techniek. Aan de binnenzijde van woonhuizen, kantoorgebouwen en dergelijke worden kabels in gebundelde toestand door de bouwwerken geleid. Meestal worden deze gebundelde kabels in een koker geplaatst, welke koker aan een wand of langs het plafond van het 10 bouwwerk bevestigd is. De kokers die bekend zijn uit de stand van de techniek bevatten doorgaans slechts één type kabel.

Om kabels tussen verschillende bouwwerken onderling, of vanaf aanvoerstations naar bouwwerken te laten verlopen, worden de kabels in de grond gelegd. Over het algemeen worden de kabels, in woonwijken, op een diepte van ongeveer een halve 15 meter in de bodem gelegd. Dit heeft als belangrijkste reden dat de kabels en leidingen dan beschermd worden tegen bevriezing bij bodemvorst en tegen beschadiging. Ook worden door het ingraven van de kabels de krachten die op het maaiveld werken verspreid, zodat ze niet direct op de kabels en leidingen inwerken. De kabels worden zonder extra omhulling begraven, en dienen dan ook goed beschermd te zijn tegen 20 invloeden die van buitenaf kunnen optreden.

Een nadeel van het individueel begraven van kabels en leidingen in de grond, is dat de kabels en leidingen in hoge mate bestand moeten zijn tegen mechanische belastingen en inwerkingen van buitenaf. De kosten van kabels en leidingen van de zogenaamde 'grond-kwaliteit' zijn aanzienlijk hoger dan kabels en leidingen van de 25 zogenaamde 'binnenkwaliteit'.

Een verder nadeel van de huidige methode van het ingraven van kabels is dat voor iedere nieuwe of extra kabel en/of leiding in de bodem gegraven moet worden. Hierbij dient vooral gedacht te worden aan telefoon- en TV-bekabeling, elektriciteitsbekabeling, gas- en waterleidingen, afvalwaterleidingen en dergelijke.

30 Daar deze werkzaamheden vaak niet gelijktijdig uitgevoerd kunnen worden, komt het regelmatig voor dat de straat, stoep of grond opengebroken moet worden om kabels of leidingen aan te leggen of werkzaamheden te verrichten aan de netwerken.

λ n 4 C07Q

2

Het aanleggen van kabels en/of leidingen onder de straat of stoep heeft als nadeel dat de afstand van een aftakking van een doorgaande kabel en/of leiding naar een bouwwerkaansluiting relatief groot is.

Ook bestaat de mogelijkheid dat bij het graven per ongeluk schade toegebracht 5 wordt aan eigen kabels en leidingen of aan die van anderen.

Een verder nadeel is dat de bodem waarin de kabels en leidingen die verschillende bouwwerken met elkaar verbinden liggeii, onderhevig kan zijn aan zettingen. De bouwwerken, welke vaak gefundeerd zijn op palen, zakken minder dan de omliggende ondergrond. Wanneer de omliggende ondergrond, waarin de kabels en 10 leidingen begraven zijn, in de loop der tijd zakt ten gevolge van deze zettingen, bestaat de kans dat de kabels en leidingen te grote krachten te verwerken krijgen zodat de mogelijkheid bestaat tot schade aan de kabels. In het ergste geval kan de kabel breken of kan de leiding lek raken.

Uit het Amerikaanse octrooi US-A-3,503,425 is een koker voor het bevatten van 15 kabels bekend die onder de verharding van een trottoir kan worden aangebracht. Het nadeel van het bekende systeem is dat voor het plaatsen van extra kabels of reparatie aan kabels, de grond moet worden opengebroken waardoor verkeer gehinderd wordt. Verder moet bij het invoeren van een extra kabel een geheel kokersysteem worden gelicht.

20 Uit Gebrachsmuster DE-U-9407601 is een holle stoeprand bekend waarin verschillende kabels kunnen worden geplaatst. Wederom geldt hier als nadeel dat bij toevoegen van extra kabels of reparatiewerkzaamheden daaraan een deel van het trottoir en/of van het rijvlak dient te worden opgebroken, hetgeen verkeershinder behelst.

25 Uit Franse octrooiaanvrage FR-A-2644749 is een drijvende woning bekend op een ponton welke is voorzien van een afzonderlijke koker voor telecommunicatie- en voedingskabels, waarbij de koker is uitgespaard in drijfmateriaal nabij het bovenoppervlak van de ponton.

Het is een doel van deze uitvinding te voorzien in een systeem waarmee meerdere 30 kabels en leidingen op eenvoudige en efficiënte wijze naar een bouwwerk kunnen worden geleid, en daarin kunnen worden aangesloten.

in1R978 3 maken of chemisch beter resistent te maken tegen vervuilingen. Onder een dergelijk velachtig materiaal wordt echter niet verstaan een verstijvende binnenbekleding, zoals bijvoorbeeld een metalen binnenbuis waarom heen het isolatiemateriaal dan zou liggen.

Gebruik van polypropyleenschuim voor de vervaardiging van de 5 kanaalsegmenten heeft een aantal voordelen. Polypropyleenschuim is uit zichzelf dampdicht. Polypropyleenschuim veroudert niet of ajthans langzaam zodat de kanaalsegmenten een relatief lange levensduur hebben. Polypropyleenschuim is vervaardigingstechnisch gemakkelijk verwerkbaar doordat het niet neigt tot verkleving met de matrijs. Een gevormd product laat zich eenvoudig uit de matrijs lossen. 10 Polypropyleenschuim is iets samendrukbaar, hetgeen mofverbindingen met klempassing voor het onderling verbinden van de kanaalsegmenten mogelijk maakt. Met het oog op een voldoende zelfdragend vermogen verdient het volgens de uitvinding de voorkeur wanneer het polypropyleenschuim een dichtheid van tenminste 40 kg/m3 heeft. De dichtheid van het polypropyleenschuim zal volgens de uitvinding in 15 het bijzonder liggen in het bereik van 50 tot 75 kg/m2, zoals 55 tot 65 kg/m2.

Onder warmte-geïsoleerd kanaal of warmte-isolerend kanaal wordt volgens de uitvinding verstaan een kanaal met een warmte-isolatiewaarde WI waarde groter dan 0,1, in het bijzonder groter dan 0,2 bij 10°C, tussen de binnenzijde en buitenzijde van het kanaal, waarbij WI is bepaald volgens ΨΙ wanddikte kanaal _ d

Waarde warmtegeleidingscoefficient λ bij 10° C 20 met d in meters en λ in W/mK. Oftewel onder warmte-geïsoleerd of warmte-isolerend wordt verstaan een Wlwaarde groter dan 0,1, in het bijzonder groter dan 0,2 bij 10°C.

Volgens een verdere de voorkeur hebbende uitvoeringsvorm is de buitenwand van althans het buiten het gebouw gelegen deel van het luchtuitblaaskanaal en/of luchtinnamekanaal gevormd door een verstevigingshuls van metaal of thermohardende 25 kunststof. Alhoewel ook het binnen het gebouw aanbrengen van een dergelijke verstevigingshuls van nut kan zijn, is dit in het bijzonder van belang bij het buiten het gebouw uitstekende deel van het luchtuitblaaskanaal en/of luchtinnamekanaal. Isolatiemateriaal als zodanig is over het algemeen namelijk niet erg sterk of goed tegen weersinvloeden bestand. Wanneer men het luchtuitblaas- en/of luchtinnamekanaal 30 vervaardigd uit bijvoorbeeld enkel polystyreen en dit zo uit het gebouw zou steken, dan zal dit onder invloed van bijvoorbeeld de wind gemakkelijk af kunnen breken. Binnen 4 η Λ CO7 ft 4 zijn als het bouwwerk, wordt het risico van beschadigingen op de overgang van de omgeving van het bouwwerk en het bouwwerk, vermeden.

In de koker kunnen additionele kabels en/of leidingen op eenvoudige wijze worden toegevoegd, zonder openbreken van de straat of stoep. Latere huisaansluitingen 5 op reeds in de koker aanwezige kabels worden door toepassing van het koker-putsysteem volgens de uitvinding sterk vereenvoudigd. De koker beschermt verder de kabels en de leidingen tegen invloeden van buitenaf. Schade, bijvoorbeeld door het stuktrekken van kabels bij graafwerkzaamheden, komt bij toepassing van een koker niet meer voor. Ook kan de kwaliteit van de kabels en leidingen aangepast worden aan 10 de beschermende omgeving van de koker. Bij toepassing van een koker als omhulling kan gebruik gemaakt worden van kabels en leidingen van binnenkwaliteit in plaats van de gebruikelijke grondkwaliteit. Het prijsvoordeel is aanzienlijk.

Een makkelijke aftakking van de kabels en leidingen naar een bouwwerk, evenals een vereenvoudiging van het onderhoud wordt verkregen doordat de koker, bij 15 voorkeur bij iedere bouwwerkaansluiting, aansluit op een put, die vanuit het bouwwerk eenvoudig toegankelijk is. Door de opening van deze put, welke op of nagenoeg op maaiveldhoogte gelegen is, worden de kabels en leidingen in de koker gebracht. Bij reparatie- of onderhoudswerkzaamheden of bij een toevoeging van andere of extra kabels en/of leidingen kunnen de kabels en leidingen via deze opening uit de koker 20 gehaald worden en ingevoerd worden. Om dit proces makkelijk te kunnen laten verlopen kan de diameter van de uiteinden van de koker, die aansluiten op de put, zijn vergroot, zodat een grotere draaicirkel voor het inbrengen van kabels en leidingen verkregen wordt.

Door de makkelijke in- en uitvoermogelijkheid van de kabels en leidingen in de 25 koker wordt bereikt dat de straat niet opengebroken hoeft te worden. Er treedt dan ook geen groot ongerief op bij omwonenden en hoge kosten, veroorzaakt door graafwerkzaamheden (grondverzet), kunnen vermeden worden.

Het koppelen van de koker aan een fundering van een bouwwerk heeft als bijkomend voordeel dat lange (bouwwerk-)aftakkingen van kabels en leidingen 30 vermeden kunnen worden. Het aantal meters kabels en leidingen en daarmee ook de hoeveelheid grondverzet wordt hiermee beperkt. Dit leidt dan ook tot een kostenbesparing.

4 f\ 4 EO-7 Q

5

De kabels en leidingen zijn in de koker bij voorkeur gescheiden van elkaar. Zo zullen CAI-, telefoon- en IT-kabels enerzijds en elektriciteitsleidingen anderzijds niet onbeschermd naast elkaar gelegd worden. Dit wordt opgelost door de koker op te bouwen uit verschillende compartimenten. Zo kan worden voorkomen dat de 5 verschillende kabels en leidingen elkaar hinderen.

De koker kan voorzien zijn van een uit één of meerdere horizontale en verticale scheidingswanden opgebouwd rek, dat na het aanbrengen van de koker in deze koker geplaatst kan worden. Het is mogelijk de koker, samen met het overige gedeelte van de fundering, in het werk te storten. Het rek kan in deze gestorte koker geplaatst worden. 10 Ook is het mogelijk het rek in een geprefabriceerde koker toe te passen.

In het geval van een warmwaterleiding, denk bijvoorbeeld aan een blokverwarming, kunnen de compartimenten geïsoleerd uitgevoerd zijn, zodat de warmte behouden blijft in de warmwaterleiding en opdat het energieverlies tijdens het transport van het water beperkt blijft. Het is dan ook wenselijk om een 15 warmwaterleiding niet direct naast een koudwaterleiding te plaatsen, om wederzijdse afkoeling en/of opwarming te voorkomen.

Bij verbinding van twee uit elkaar gelegen bouwwerken, of huizenblokken, kunnen zettingen van de koker worden vermeden door de koker tussen de twee bouwwerken in op een of meerdere punten te funderen. Dit is van belang indien er 20 grotere afstanden overbrugd dienen te worden, bijvoorbeeld tussen een distributiecentrum en een huizenblok. Bij een langere overbrugging tussen huizenblokken onderling of tussen huizenblokken en een distributiecentrum kan overgegaan worden op een koker van flexibel materiaal met een grotere lengte. Op de plaatsen waar de koker langs een bouwwerk loopt, is de koker bij voorkeur aan of nabij 25 de fundering van dat bouwwerk verbonden met dat bouwwerk, of maakt daar deel van uit. De verbinding hoeft niet altijd over de gehele lengte van het bouwwerk te lopen. In geval de koker van relatief stijf materiaal is vervaardigd, zoals beton, kunststof of metaal, is een ondersteuning aan beide einden van een koker met een lengte van ongeveer de halve breedte van een woning voldoende. Bij grotere bouwwerken kan 30 worden volstaan met een regelmatig terugkerende ondersteuning van ongeveer drie meter. Indien de ondergrond geen grote zettingen zal vertonen of de koker is vervaardigd van een flexibel materiaal, is tussen de bouwwerken een aparte fundering niet noodzakelijk.

1015278 6

Enkele niet beperkende uitvoeringsvormen van een koker volgens onderhavige uitvinding zullen nader worden toegelicht aan de hand van de figuren in de bij gevoegde tekening. In deze tekening toont:

Fig. 1 een aanzicht van een kabelkoker welke in de langsrichting langs de 5 fundering loopt en zich uitstrekt over enkele woonhuizen;

Fig. 2 een gedetailleerd langsdoorsnede-aanzicht van de put ter plekke van een huisaansluiting; en

Fig. 3 een dwarsdoorsnede aanzicht van een koker die op de onderzijde van de fundering geplaatst is.

10 Figuur 1 toont een aanzicht van een kabelkoker 2 welke in de langsrichting op de fundering 4 is afgesteund en zich uitstrekt langs een aantal woonhuizen 1. Woonhuizen 1 die in een straat naast elkaar gebouwd zijn, zijn verbonden met electriciteits- en communicatiekabels, gas- en waterleidingen 3 en een riolering. Deze kabels en leidingen 3 zijn gebundeld bijeengebracht in de koker 2. Ter hoogte van de 15 huisaansluiting, sluit de koker 2 aan op een put 5. Deze put 5 heeft aan de maaiveldzijde 6 een opening 7. In de put 5 worden de doorgaande kabels en leidingen 3 afgetakt, en gaan de afgetakte kabels en leidingen 3 horizontaal door de wand naar de huisaansluiting 27. Aan twee zijkanten 8, 9 heeft de put 5 aansluitingen voor de koker 2. In de punten waar de koker 2 op de put 5 aansluit is de diameter van de koker 2 20 groter dan voor de niet verwijde delen van de koker 2. Deze diametervergroting vindt slechts plaats over een beperkte lengte van de koker 2, gerekend vanaf de put 5, zoals bijvoorbeeld 1 meter.

Figuur 2 toont een gedetailleerd langsdoorsnede-aanzicht van een put 5 ter plekke van de huisaansluiting. In de koker 2 is een leiding 10 geplaatst die, vanwege de 25 doorsnedevergroting nabij de put 5, een relatief grote kromtestraal kan hebben bij het in- en uitvoeren van de leiding. De vergrote kromtestraal is met name van belang voor gas- en waterleidingen om knik van de leidingen te voorkomen en deze eenvoudig en zonder grote krachtinspanningen te kunnen invoeren in en te verwijderen uit de koker. In deze uitvoeringsvorm is de doorsnedevergroting van de koker 2 gevormd door een 30 verspringing van de doorsnede, bijvoorbeeld 60 centimeter naar een meter. Aan de maaiveldzijde 6 is de bovenkant 11 van het uiteinde van de koker 2 hoger gelegen dan de bovenkant 12 van de koker 2 in het midden tussen twee putten 5. Vanuit de put 5 lopen de leidingen direct, horizontaal door de fundering, de woning 1 binnen bij de 1015278 7 zogenaamde huis- of woningaansluiting. Vanuit de woningaansluiting lopen de leidingen en kabels 3 door naar de meterkast (niet afgebeeld).

De put 5 dient als splitsingspunt voor de verschillende kabels en leidingen 3 die door de koker 2 lopen. Vrijwel alle aftakkingen van de kabels en leidingen 3, welke 5 naar de woning lopen, vinden in de put 5 plaats. Door de open bovenzijde 7 aan de maaiveldzijde 6 van de put 5 zijn de kabels en leidingen,3 goed te bereiken voor het maken van woningaansluitingen en het plegen van onderhoud en voor werkzaamheden die in de toekomst aan de kabels en leidingen 3 moeten worden uitgevoerd.

Aan de onderzijde is de koker 2 gedeeltelijk ondersteund door een gedeelte van 10 de fundering 4 van de woonhuizen 1. De koker 2 is bij voorkeur vast aan deze fundering 4 bevestigd (niet afgebeeld) om verzakkingen en verschuivingen van de koker 2 ten opzichte van de woning 1 tegen te gaan. Deze bevestiging van de koker 2 aan de fundering 4 is optioneel.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede aanzicht van een koker 2 die op de fundering 15 4 geplaatst is. Op verschillende punten in de langsrichting van de fundering zijn aan de zijkant van de fundering 4 horizontale uitsteeksels 15 aangebracht die als ondersteuning dienen voor de koker 2. In de getoonde uitvoeringsvorm ligt de koker 2 met een zijwand 16 aan tegen de verticale wand 17. De koker 2 kan op vaste wijze bevestigd zijn aan de wand 17 en/of aan de horizontale uitsteeksels 15 van de fundering. Ook is 20 het mogelijk dat de koker is opgehangen aan de verticale fimderingswand. In dat geval kunnen de horizontale uitsteeksels 15 achterwege gelaten worden.

De grondbedekking (gearceerd) aan de bovenzijde van de koker 2 bedraagt ongeveer een halve meter. Deze waarde is van belang voor de spreiding van krachten die vanaf het maaiveld 6 op de koker 2 in kunnen werken en om er vrijwel zeker van te 25 zijn dat geen bevriezing optreedt van de in de koker 2 gelegen kabels en leidingen 3. Indien deze factoren niet van belang zijn, kunnen de kokers ook op andere diepte aangebracht worden, bijvoorbeeld op maaiveldhoogte.

De koker 2 is opgebouwd uit twee helften 18, 19 die horizontaal tegen elkaar geplaatst zijn. Door een verspringing 20,21 ter plaatse van de helft van de dikte van het 30 kokermateriaal wordt voorkomen dat water indringt in de koker 2. Beide helften 18,19 zijn dan ook goed sluitend met elkaar verbonden. In het midden van de koker 2 is een verticale wand 22 aangebracht. Deze wand 22 verzorgt de fysieke scheiding tussen het compartiment 23 en het compartiment 24. Om warmteoverdracht tussen beide 1015278 8 compartimenten 23, 24 te voorkomen kan de scheidingswand 22 zijn voorzien van isolatie (niet afgebeeld). In beide compartimenten 23, 24 zijn kabels en leidingen 3 geplaatst. Ook zijn in beide compartimenten loze mantelbuizen 25 geplaatst voor de aanleg van toekomstige voorzieningen.

5 Door middel van de stippellijnen 26 is de normale hoogte van de koker 2 aangegeven indien de doorsnede zich niet ter plekke van een doorsnedevergroting bevindt. In de uitvoeringsvorm in figuur 3 is de hoogte van de koker 2 ter plekke van de aansluiting aan de put 5 ongeveer twee maal zo groot als in het midden tussen twee putten 5.

10 1 5 27 8

Claims

1. Twee of meer naburige bouwwerken (1) met elk een fundering en voorzien van een koker (2) voor het bevatten van kabels (3), met het kenmerk, dat de koker (2) zich 5 uitstrekt langs ten minste het eerste en het tweede bouwwerk (1), waarbij de koker (2) aan een buitenzijde van de bouwwerken (1), in een hoofdzakelijk horizontale richting met het respectieve bouwwerk of met de fundering (4) daarvan is verbonden, en waarbij in de koker (2) zowel kabels (3) als fluïdumleidingen geplaatst zijn, waarbij is voorzien in ten minste een op de koker (2) aansluitende put 10 (5) voor invoer van de kabels en/of leidingen vanuit de koker naar de bouwwerken.

2. Bouwwerken (1) volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de koker (2) bestaat uit verschillende compartimenten (23, 24) welke over de lengte van de koker (2) van elkaar gescheiden zijn door wanden (22). 15

3. Bouwwerken (1) volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de scheidingswanden (22) een rek vormen, welk rek losneembaar in de koker (2) is geplaatst.

4. Bouwwerken (1) voorzien van een koker (2) volgens een der voorgaande 20 conclusies, met het kenmerk, dat de koker (2) is opgebouwd uit ten minste twee delen (18, 19), welke ten minste aan een onderzijde (21) en bovenzijde (20) met elkaar verbonden zijn.

5. Bouwwerken (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de doorsnede van de koker (2) ter plaatse van een aansluiting op de put (5) vergroot is.

6. Bouwwerken (1) voorzien van een koker (2) volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat ten minste een inwendige wand (22) van een compartiment (23, 24) 30 van de koker (2) geïsoleerd is om temperatuuroverdracht van een compartiment (23,24) naar een ander compartiment (23,24) te voorkomen. <niS97fl

7. Bouwwerken (1) volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de koker (2) zich tussen twee uiteen gelegen bouwwerken (1) uitstrekt en tussen de bouwwerken (1) ondersteund wordt door een eigen fundering (4).

8. Bouwwerken (1) volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat de bouwwerken op onderlinge afstand zijn gelegen, waarbij de koker (2) zich tussen de twee uiteen gelegen bouwwerken (1) uitstrekt en bestaat uit een flexibel materiaal.

9. Bouwwerken (1) volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de 10 koker aan maaiveldzijde is voorzien van een afsluitbare opening.

10. Werkwijze voor het aanleggen van twee naburige bouwwerken (1) met ieder een koker (2) voor het bevatten van kabels (3), met het kenmerk, dat de koker (2) aan een buitenzijde met het bouwwerk (1) of met de fundering (4) daarvan wordt 15 verbonden, in een hoofdzakelijk horizontale richting, en dat in de koker zowel kabels als fluïdumleidingen (3) worden aangebracht, waarbij de kabels en de fluïdumleidingen (3) uit de koker het bouwwerk in worden geleid ter plaatse van een op de koker (2) aangesloten put (5).

11. Werkwijze volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat de kabels (3) en fluïdumleidingen aangebracht worden in gescheiden compartimenten (23, 24) van de koker (2).

12. Werkwijze volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de koker in de 25 nabijheid van de put (5) een vergrote doorsnede heeft. 1n15278