NL1015135C2 - dakventilator. - Google Patents

dakventilator. Download PDF

Info

Publication number
NL1015135C2
NL1015135C2 NL1015135A NL1015135A NL1015135C2 NL 1015135 C2 NL1015135 C2 NL 1015135C2 NL 1015135 A NL1015135 A NL 1015135A NL 1015135 A NL1015135 A NL 1015135A NL 1015135 C2 NL1015135 C2 NL 1015135C2
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
vent pipe
roof
fan according
bottom plate
roof fan
Prior art date
Application number
NL1015135A
Other languages
English (en)
Other versions
NL1015135A1 (nl
Inventor
Gerd Herdel
Wendelin Wanner
Dirk Willen
Original Assignee
Lafarge Braas Roofing Accessor
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lafarge Braas Roofing Accessor filed Critical Lafarge Braas Roofing Accessor
Publication of NL1015135A1 publication Critical patent/NL1015135A1/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL1015135C2 publication Critical patent/NL1015135C2/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E04BUILDING
    • E04DROOF COVERINGS; SKY-LIGHTS; GUTTERS; ROOF-WORKING TOOLS
    • E04D13/00Special arrangements or devices in connection with roof coverings; Protection against birds; Roof drainage; Sky-lights
    • E04D13/14Junctions of roof sheathings to chimneys or other parts extending above the roof
    • E04D13/147Junctions of roof sheathings to chimneys or other parts extending above the roof specially adapted for inclined roofs
    • E04D13/1471Junctions of roof sheathings to chimneys or other parts extending above the roof specially adapted for inclined roofs using a hinge mechanism for adaptation to the inclined roof
    • FMECHANICAL ENGINEERING; LIGHTING; HEATING; WEAPONS; BLASTING
    • F24HEATING; RANGES; VENTILATING
    • F24FAIR-CONDITIONING; AIR-HUMIDIFICATION; VENTILATION; USE OF AIR CURRENTS FOR SCREENING
    • F24F7/00Ventilation
    • F24F7/02Roof ventilation

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Combustion & Propulsion (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • General Engineering & Computer Science (AREA)
  • Architecture (AREA)
  • Civil Engineering (AREA)
  • Structural Engineering (AREA)
  • Building Environments (AREA)
  • Roof Covering Using Slabs Or Stiff Sheets (AREA)
  • Structures Of Non-Positive Displacement Pumps (AREA)
  • Ventilation (AREA)

Description

Titel: Werkwijze voor het vervaardigen van een haag.
De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een haag. De uitvinding heeft in het bijzonder betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van een haag uit een reeks naast elkaar opgestelde haagelementen.
5 Het is bekend een haag te vervaardigen door een reeks jonge planten in de grond te plaatsen, daar waar de heg dient te worden opgesteld. Deze planten worden individueel geplant, waarna de jonge planten zodanig worden verzorgd dat deze volgroeid raken. Een dergelijke werkwijze heeft het voordeel dat een haag wordt verkregen, daar waar een 10 afscheiding gewenst is. Een dergelijke werkwijze heeft echter als nadeel dat het enige jaren tijd kan vergen voordat de haag gesloten is en zodanige afmetingen heeft dat de gewenste afscheiding is ontstaan.
Voorgesteld is reeds bomen of struiken van enige jaren oud te verplanten, opgesteld in een rij voor de vorming van een haag. Dit biedt het 15 voordeel dat de gewenste haag direct, althans snel de gewenste afmetingen zal hebben, doch dit is voor de struiken of bomen nadelig, omdat deze dienen te worden verplant. Bovendien is dit relatief bewerkelijk. Een verder nadeel is dat een dergelijke werkwijze relatief kostbaar is en dat het toch nog relatief lang duurt voordat de ruimten tussen de bomen of struiken gesloten 20 zijn.
De uitvinding beoogt te voorzien in een werkwijze voor het vervaardigen van een haag, waarbij de nadelen van de bekende werkwijzen zijn vermeden, met behoud van de voordelen daarvan. Daartoe wordt een werkwijze volgens de uitvinding gekenmerkt door de maatregelen volgens 25 conclusie 1.
Met een werkwijze volgens de onderhavige uitvinding kunnen losse haagelementen worden vervaardigd met leidbare, relatief snel groeiende 1 Λ 1 -
Dakventilator
De uitvinding heeft betrekking op een dakventilator voor be- en ontluchting van een buisleiding voor een huis, omvattende ten minste een ontluchtingspijp, een in een 5 dakbedekking in te bouwen bodemplaat en een buisvormig verbindingspijpstuk, waarbij voor het loodrechte uitlijnen van de langsas van de ontluchtingspijp op een schuin dak de ontluchtingspijp door middel van een scharnier zwenkbaar met de bodemplaat te verbinden is, en waarbij de bodemplaat op haar bovenzijde ter vorming van het scharnier een pijpstuk omvat, dat in de richting van de bovenste open monding in de 10 vorm van een sferische bolkap taps toelopend uitgevoerd is, en waarbij de ontluchtingspijp aan het onderste uiteinde daarvan in de vorm van een sferische pan verbreed is, zodat de pan op de bolkap opzetbaar is en om de schamieras zwenkbaar is, en waarbij vanaf de schamieras in radiale richting zich op afstand bevindende eerste ar-rêteerverbindingselementen voorzien zijn, die de ontluchtingspijp aan de bodemplaat 15 kunnen fixeren.
Een dergelijke dakventilator is bekend uit DE-2.535.255 Al. Bij deze dakventilator is de ontluchtingspijp door het scharnier heen geleid, en aan de onderzijde van de schamieras is een radiaal uit de buitenwand van de ontluchtingspijp uitstekende sluit-tand voorzien, die in een gebogen sleuf van een met de bodemplaat verbonden klamp 20 grijpt. Aan de rand van de gebogen sleuf zijn sluittanduitsparingen aangebracht, waarin de sluittand vormvast grijpt en daarmee de ingestelde hellingshoek vastzet. Omdat de sluittand aan de onderzijde van de bodemplaat geplaatst is, moet de hellingshoek ofwel voor de montage van de dakventilator ingesteld worden, of de monteur moet de dakomgeving betreden.
25 Een verdere dakventilator is bekend uit DE-195 17 885 Cl. In de omgeving van het scharnier bezit deze dakventilator een rechthoekige dwarsdoorsnede en is deze ongeveer cilindervormig uitgevoerd. In de omgeving van het scharnier zijn aan de kop-wanden van de ontluchtingspijp en van de bodemplaat gebogen tandboogsegmenten met in elkaar grijpende binnen- en buitenvertandingen voorzien, door middel waarvan 30 de ontluchtingspijpgefixeerd kan worden. In de omgeving van de schamieras zijn aan beide kopzijden regelexcentrieken voorzien, met hulp waarvan de ontluchtingspijp in de richting van zijn langsas ten opzichte van de bodemplaat verschoven kan worden, waardoor de vertandingen niet in aangrijping zijn en na het verticaal uitlijnen van de i n 1 & s o k*» 2 ontluchtingspijp in aangrijping gebracht worden. De bodemplaat van de bekende dak-ventilator kan in een een venster vormende dakpan volgens DE-C 195 17 947 ingebouwd worden. Vanaf de onderzijde kan aan de bodemplaat een verbindingspijpstuk aangezet worden.
5 De uitvinding heeft tot doel een dakventilator ter beschikking te stellen, die zowel voor be- en ontluchting van een afvalwaterleiding alsook voor de aansluiting van een ontluchtingsinrichting geschikt is, die uit weinig eenvoudig te vervaardigen bouwdelen bestaan, die ook door een ongeoefende arbeidskracht door middel van weinig handelingen vanaf de bovenzijde van het dak of gemonteerd en bijgesteld kan worden, en die 10 ook bij belasting door sneeuw de ontluchtingspijp in zijn positie fixeert en waarbij de dakventilator een zo groot mogelijke binnenwerkswijdte omvat.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt dat doel bereikt doordat de tweede ar-rêteerverbindingselementen ten minste op de naar de dakgoot toegekeerde buitenzijde van de bolkap en aan de binnenzijde van de pan geplaatst zijn en een in langsdoorsnede 15 zaagtandachtige contour omvatten, dat tweede arrêteerverbindingselementen concentrisch ten opzichte van de schamieras van de ontluchtingspijp geplaatst zijn, dat de arrêteerverbindingselementen verend uitgevoerd zijn en dat de langsas van het verbindingspijpstuk in hoofdzaak onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak van de bodemplaat verloopt.
20 De dakventilator volgens de uitvinding bestaat in principe slechts uit twee onder delen, namelijk de bodemplaat en de ontluchtingspijp. Na het inbouwen van de bodemplaat wordt de ontluchtingspijp op de bolkap gezet en, na het verticaal uitlijnen door hard aandrukken voor het in elkaar grijpen van de arrêteerverbindingselementen, vastgezet. Een hoog draaimoment wordt opgenomen, omdat de eerste arrêteerverbindings-25 elementen een in de langsdoorsnede zaagtandachtige contour omvatten. Van de bin-nenwerkafstand tussen twee daklatten wordt door een verbindingspijpstuk met een grote doorsnede gebruikt gemaakt, wanneer de langsas van het verbindingspijpstuk hoofdzakelijk onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak van de bodemplaat verloopt.
30 Een grote dwarsdoorsnede van de mondingsopening van de bolkap wordt moge lijk gemaakt, wanneer de eerste arrêteerverbindingselementen hoofdzakelijk in het horizontale vlak van de schamieras onder een rechte hoek ten opzichte van deze aan de buitenzijde van de bolkap en aan de binnenzijde van de pan geplaatst zijn. Op deze 3 manier wordt zonder additionele vormdelen de grootst mogelijke afstand van de eerste arrêteerverbindingselementen tot de schamieras bereikt, zodat voor de opname van het draaimoment bij belasting van de ontluchtingspijp door sneeuw vanaf de nok slechts kleine krachten opgenomen moeten worden.
5 De zwenkbaarheid van de ontluchtingspijp ten opzichte van de bodemplaat wordt bereikt, wanneer de eerste arrêteerverbindingselementen ten minste op de naar de dakgoot toegekeerde buitenzijde van de bolkap meerdere trapvormige sluitingen omvatten, waarin ten minste een aan de binnenzijde van de pan geplaatste arrêteemok grijpen kan. Een op de ontluchtingspijp werkend draaimoment wordt zonder dwarskrachten opge-10 nomen, wanneer met de traptreden overeenkomende vlakken van de arrêteemokken en arrêteeruitsparingen waaiervormig uitsteken vanaf de schamieras en deze bijeenhouden. Een additionele versteviging wordt bereikt, wanneer de krachtopnemende vlakken, gezien in de langsdoorsnede, op soortgelijke wijze als de zaagtanden van een cirkelzaag een ondersnijding omvatten. Tengevolge van de zaagtand- of trapvormige profilering 15 van de eerste arrêteerelementen kan bij de montage de ontluchtingspijp in een van de nok afgekeerde schuine stand opgezet en vastgezet worden. Aansluitend wordt de ontluchtingspijp zolang naar de nok toe gezwenkt, totdat de langsas van de ontluchtingspijp verticaal uitgelijnd is. Aangetoond is, dat arrêteerstappen in een afstand van ongeveer 2,5° voldoende zijn, terwijl een afwijking van ten hoogste 1,25° ten op-20 zichte van de verticaal met het oog niet waargenomen wordt. Een fijnere verdeling zou tot een vermindering van de krachtopnemende vlakken voeren.
Een groter zwenkbereik van de ontluchtingspijp ten opzichte van de bodemplaat wordt bereikt, wanneer aan de binnenzijde van de pan, diametraal tegenover elkaar liggend, twee arrêteemokken geplaatst zijn, die in verschillende dwarsvlakken ten op-25 zichte van de langsas van de ontluchtingspijp geplaatst zijn. In dit geval kan de ontluchtingspijp om zijn langsas om 180° gedraaid in twee posities in de tweede arrêteerelementen ingezet worden. Het open uiteinde van de pan van de ontluchtingspijp is in dit geval asymmetrisch uitgevoerd, waarbij vanaf de schamieras gezien, de ene helft korter is dan de andere. Voor geringe dakhellingen wordt de ontluchtingspijp met de 30 langere helft naar de nok wijzend, voor grotere dakhellingen met de kortere helft naar de nok wijzend opgezet. Op deze wijze kan bijvoorbeeld één en dezelfde ontluchtingspijp in de ene positie voor dakhellingen van 13° tot 34°, in de andere positie van 34° tot 55° toegepast worden. Bij een opdeling van de trappen van de eerste arrêteerelementen 7 o 1 51 3 5 fl 4 in 2,5° is in dit geval een uitvoering met 8 arrêteerstappen voldoende. Een bijzonder eenvoudige en stabiele uitvoering van de arrêteerverbindingselementen is mogelijk, wanneer ook tweede arrêteerverbindingselementen concentrisch ten opzichte van de schamieras van de ontluchtingspijp zijn geplaatst.
5 Bij voorkeur zijn de tweede arrêteerverbindingselementen als vanuit de bolkap uitgaande, de schamieras omgevende uitsteeksels en als aan de binnenzijde van de pan van de ontluchtingspijp geplaatste verdiepingen gevormd, waarin de uitsteeksels grijpen kunnen. Het spreekt voor zich, dat ook de omgekeerde uitvoering mogelijk is.
De hiervoor beschreven plaatsing van uitsteeksels aan de buitenzijde van de bol-10 kap heeft als voordeel, dat de uitsparingen aan de binnenzijde van de pan uitgevoerd kunnen zijn als naar de buitenzijde doorgaande gaten. In dit geval kan bij de montage direct met het blote oog waargenomen worden, of de tweede arrêteerverbindingselementen volledig ingrijpen.
Een meerdelige bodemplaat is niet nodig, wanneer deze de grootte van, en op 15 haar bovenzijde, aan de buitenzijde van het verbindingsstuk, de contour van een dakpan bezit. Tijdens de montage wordt op de gewenste plaats een aanwezige dakplaat verwijderd en in plaats van deze wordt de bodemplaat geplaatst.
Wanneer onder dakbedekking een strook isolatiemateriaal gelegd is, is het van voordeel, wanneer het verbindingspijpstuk als apart aan de bodemplaat vast te zetten 20 deel uitgevoerd is. Dan kan voor het plaatsen van de bodemplaat voor het doorsteken van het verbindingspijpstuk een gat in de strook isolatiemateriaal ingesneden worden. Eventueel kan een speciale ring op afdekkende wijze in de strook isolatiemateriaal ingezet worden, waarvan de binnendiameter overeenkomt met de buitendiameter van het verbindingspijpstuk.
25 Deze montagewerkzaamheden kunnen op een bedekt dak uitsluitend vanaf het dakoppervlak uitgevoerd worden, wanneer het verbindingspijpstuk aan de bovenzijde een uitkraging omvat, die op de mondingsrand van de bolkap van de grondplaat kan liggen. Door additionele arrêteerelementen kan het verbindingspijpstuk vastgezet worden aan de bodemplaat.
30 In het bijzonder bij koud weer kan uit de vochtige afgevoerde lucht aan de bin nenzijde van de ontluchtingspijp vloeistof condenseren. Deze vloeistof wordt niet haar het verbindingspijpstuk teruggeleid maar aan de buitenzijde van de bolkap naar de bovenzijde van de bodemplaat geleid, wanneer in de omgeving van de pan, respectievelijk !' ? * 1' ‘i- 5 de bolkap afvoeren voorzien zijn voor aan de binnenwand van de ontluchtingspijp aflopende vloeistof. Dit is in het bijzonder dan belangrijk, wanneer de dakventilator voor de afvoer van lucht uit een ruimte uit een ontluchtingssysteem gebruikt wordt
Bij stormachtig regenweer is gebleken, dat aan de buitenzijde van de ontluch-5 tingspijp water naar boven naar de monding van de beluchtingspijp gedreven wordt. Dit water kan niet in de ontluchtingspijp binnendringen, wanneer aan de bovenste monding van de beluchtingspijp ten minste een naar de buitenzijde wijzende rondlopende flens is voorzien. Daardoor wordt het water vanaf de loef- naar de lijzijde geleid en loopt het aan de buitenzijde van de beluchtingspijp af.
10 Het binnendringen van regen in de bovenste monding van de beluchtingspijp wordt verhinderd, wanneer de dakventilator een op de bovenste monding van de ontluchtingspijp opzetbare weerkap omvat.
In dit geval bestaat een voor dakhellingen in het gebied van 13' tot 55' toepasbare dakventilator uit slechts vier onderdelen, namelijk de bodemplaat, het verbindingspijp-15 stuk, de ontluchtingspijp en de weerkap.
In de tekening is een voorkeursuitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding getoond, dat hierna nader toegelicht wordt.
20 Fig. 1 toont een dakventilator volgens de onderhavige uitvinding in perspectivisch aanzicht,
Fig. 2 toont de dakventilator uit fig. 1 in dwarsdoorsnede, 25 Fig. 3 toont een gedeelte uit fig. 2 in een vergroot aanzicht,
Fig. 4 toont de dakventilator uit fig. 1 in een langsdoorsnede en
Fig. 5 toont een deel uit fig. 4 in vergroot aanzicht.
30
Fig. 1 toont een dakventilator 10 volgens de uitvinding in perspectivisch aanzicht. De dakventilator 10 omvat een bodemplaat 12 met een verbindingstuk 14 aan de bovenzijde daarvan, een ontluchtingspijp 16 met een weerkap 18 en een buisvormig ver- 1 o 1 5 ; p. r:·# v' ‘ ^ "·? 6 bindingspijpstuk 20. De bodemplaat 12 heeft de afmetingen van, en aan de bovenzijde daarvan aan de buitenzijde van het verbindingstuk 14, de contour van een dakpan. Het verbindingsstuk 14 is in de richting van de bovenste open monding in de vorm van een sferische bolkap 22 toelopend uitgevoerd. De ontluchtingspijp 16 is aan zijn onderste 5 uiteinde in de vorm van een sferisch pan 24 uitgevoerd, zodat de pan 24 op de bolkap 22 opzetbaar is en een scharnier vormt, om de ontluchtingspijp 16 op een schuin dak steeds verticaal uit te lijnen. In de omgeving van het scharnier zijn verende arrêteerver-bindingselementen 26, 28 geplaatst, die de ontluchtingspijp 16 aan de bodemplaat 12 kunnen fixeren.
10 In fig. 2 is de dakventilator 10 uit fig. 1 in dwarsdoorsnede getoond en in fig. 2 een vergrote uitsnede uit fig. 2. De ontluchtingspijp 16 is in de omgeving van de schar-nieras 30 met twee arrêteerverbindingselementen 26 verbonden, die als een spiegelbeeld aan beide zijden geplaatst zijn. In fig. 3 zijn de in fig. 2 rechts getoonde tweede arrêteerverbindingselementen 26 vergroot getoond, die concentrisch ten opzichte van 15 de schamieras 30 van de ontluchtingspijp 16 geplaatst zijn. De tweede arrêteerverbindingselementen 26 bezitten een van de bolkap 22 uitgaand, de schamieras 30 concentrisch omgevend uitsteeksel 32, dat als holle tap uitgevoerd is. Aan de binnenzijde van de pan 24 van de ontluchtingspijp 16 is een verdieping 34 aangebracht, waarin het uitsteeksels 32 grijpen kan. De verdieping 34 aan de binnenzijde van de pan 24 is als een 20 tot aan de buitenzijde doorgaand gat uitgevoerd.
Het verbindingspijpstuk 20 is als apart deel uitgevoerd en omvat aan zijn bovenste uiteinde een uitkraging 36, die op de mondingsrand van de bolkap 22 van de bodemplaat 12 ligt en de mondingsrand haakvormig omsluit. Op de bovenzijde van de uitkraging 36 is een naar boven wijzende dam 38 geplaatst, om aan de binnenzijde van 25 de ontluchtingspijp 16 aflopende vloeistof naar de buitenzijde van de bolkap 22 in aan de binnenzijde van de pan 22 uitgevoerde afvoeren 40 af te voeren, die in de omgeving van het arrêteerelementen 26,28 geplaatst zijn. Aan de onderzijde van de uitkraging 36 zijn aan de buitenzijde van het verbindingspijpstuk 20 uitstekende noppen 42 geplaatst, die in van de binnenzijde van het verbindingsstuk 14 uitgaande 7 arrêteeruitsparingen 44 grijpen, wanneer de uitkraging 36 dicht tegen de mondingsrand van de bolkap 22 aanligt, om het verbindingspijpstuk 20 aan de bodemplaat 12 te bevestigen.
In fig. 4 is de dakventilator 10 uit fig. 1 in dwarsdoorsnede getoond en in fig. 5 5 een vergrote uitsnede uit fig. 4. In fig. 4 is te zien, dat de langsas 46 van het verbindingspijpstuk 20 ongeveer onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak van de bodemplaat 12 verloopt. Omdat de bodemplaat 12 in plaats van de dakpan in de dakbedekking toegepast wordt, ligt de bodemplaat 12 op grond van de schubvormige plaatsing van dakpannen iets vlakker dan de gemiddelde dakhelling. Opdat de langsas 46 10 van het verbindingspijpstuk 20 onder een rechte hoek ten opzichte van de dakhoek ligt, helt de langsas van het verbindingspijpstuk over de schubhoek van 4,5° ten opzichte van de verticaal ten opzichte van het vlak van de bodemplaat 12. Daarom bedraagt de hoek tussen het vlak van de bodemplaat 12 en de langsas 46 van het verbindingspijpstuk 20 tot de nok 85,5°.
15 In fig. 4 en uit de vergrote fig. 5 zijn de eerste arrêteerverbindingselementen 28 te herkennen, die radiaal op afstand van de schamieras 30 ongeveer in hun horizontale vlak geplaatst zijn en een in langsdoorsnede zaagtandachtige contour omvatten. Op de naar de nok toegekeerde buitenzijde van de bolkap 22 zijn meerdere trapvormige arrêteeruitsparingen 48 geplaatst, waarin een aan de binnenzijde van de pan 24 geplaatste 20 arrêteemok 50 grijpen kan. De overeenkomstig de traptreden gevormde vlakken 52 van de arrêteeruitsparingen 48 en de arrêteemokken 50 strekken zich van de schamieras 30 af en omvatten deze. Aan de binnenzijde van de pan 24 is diametraal tegenover de arrêteemok 50 een eerste arrêteemok 54 geplaatst, die in een ten opzichte van de langsas 56 hoger verlopend dwarsvlak van de ontluchtingspijp 16 geplaatst is.
25 In de omgeving van de bovenste monding van de ontluchtingspijp 16 zijn twee naar de buitenzijde wijzende rondlopende flenzen 57, 58 voorzien. In de omgeving van de bovenste monding van de ontluchtingspijp 16 zijn bovendien ringvormige gaasachtige inbouwonderdelen 60 voorzien, om in samenwerking met de weerkap 18 een zuigende werking te bereiken.
101 51 3 5”»

Claims (12)

8
1. Dakventilator (10) voor de be- en ontluchting van een buisleiding voor een huis, omvattende ten minste een ontluchtingspijp (16), een in een dakbedekking in te 5 bouwen bodemplaat (12) en een buisvormig verbindingspijpstuk (20), waarbij voor het verticaal uitlijnen van de langsas (56) van de ontluchtingspijp (16) op een schuin dak de ontluchtingspijp (16) in een scharnier zwenkbaar met de bodemplaat (12) te verbinden is, en voor de vorming van het scharnier de bodemplaat (12) aan de bovenzijde daarvan een verbindingsstuk (14) omvat, dat in de richting van de bovenste open mon-10 ding in de vorm van een sferische bolkap (22) toelopend uitgevoerd is, en de ontluchtingspijp (16) aan het onderste uiteinde in de vorm van een sferische pan (24) uitgevoerd is, zodat de pan (24) op de bolkap (22) opzetbaar is en om de schamieras (30) zwenkbaar is, en waarbij vanaf de schamieras (30) radiaal op afstand liggende, eerste arrêteerverbindingselementen (28) voorzien zijn, die de ontluchtingspijp (16) aan de 15 bodemplaat (12) kunnen fixeren, met het kenmerk, dat de eerste arrêteerverbindingselementen (28) ten minste op de naar de goot toegekeerde buitenzijde van de bolkap (22) en aan de binnenzijde van de pan (24) geplaatst zijn en een in langsdoorsnede zaagtandachtige contour omvatten, dat concentrisch ten 20 opzichte van de schamieras (30) van de ontluchtingspijp (16) tweede arrêteerverbindingselementen (26) geplaatst zijn, dat de arrêteerverbindingselementen (26, 28) verend uitgevoerd zijn en dat de langsas (46) van het verbindingspijpstuk (20) hoofdzakelijk onder een rechte hoek ten opzichte van het vlak van de bodemplaat (12) verloopt.
2. Dakventilator volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de eerste arrêteerverbindingselementen (28) hoofdzakelijk in het horizontale vlak van de schamieras (30) onder een rechte hoek ten opzichte van deze geplaatst zijn.
3. Dakventilator volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de eerste arrêteerverbindingselementen (28) meerdere trapvormige arrêteeruitspa-ringen (48) bezitten, waarin ten minste een op de binnenzijde van de pan (24) ge- f’ ·' v. · v_· ·* 9 plaatste arrêteemok (50, 54) grijpen kan, waarbij de overeenkomstig traptreden gevormde vlakken (52) van de arrêteeruitsparingen (48) en van de arrêteemok (50, 54) waaiervormig van deze schamieras (30) uitgaan en deze omvatten..
4. Dakventilator volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat aan de binnenzijde van de pan (24) op diametrale wijze tegenover elkaar liggend twee arrêteemokken (50, 54) geplaatst zijn, die in verschillende dwarsvlakken ten opzichte van de langsas (56) van de ontluchtingspijp (16) geplaatst zijn.
5. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusie 1 t/m 4, met het kenmerk, dat de tweede arrêteerverbindingselementen (26) gevormd zijn als van de bolkap (22) uitgaande, de schamieras (30) omgevende uitsteeksels (32) en als aan de binnenzijde 15 van de pan (24) van de ontluchtingspijp (16) geplaatste uitsparingen (34), waarin de uitsteeksels (32) kunnen grijpen.
6. Dakventilator volgens conclusie 5, met het kenmerk, 20 dat de uitsparingen (34) aan de binnenzijde van de pan (24) als naar de buitenzijde doorgaande gaten uitgevoerd zijn.
7. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusies 1 t/m 6, met het kenmerk, 25 dat de bodemplaat (12) de grootte van, en aan haar bovenzijde aan de buitenzijde van het verbindingsstuk (14) de contouren van, een dakpan bezit.
8. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusies 1 t/m 7, met het kenmerk, 30 dat het verbindingspijpstuk (20) als individueel aan de bodemplaat (12) vast te maken deel uitgevoerd is.
9. Dakventilator volgens conclusie 8, 10 met het kenmerk, dat het verbindingspijpstuk (20) aan het bovenste uiteinde daarvan een uitkraging (36) omvat, die op de mondingsrand van de bolkap (22) liggen kan.
10. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusies lt/m 9, met het kenmerk, dat de omgeving van de pan (24) respectievelijk de bolkap (22) afvoerleidingen (40) voor aan de binnenwand van de ontluchtingspijp (16) aflopende vloeistof omvat.
11. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusies 1 t/m 10, met het kenmerk, dat aan de bovenste monding van de ontluchtingspijp (16) ten minste een naar de buitenzijde wijzende rondlopende flens (57, 58) voorzien is.
12. Dakventilator volgens ten minste een van de conclusies 1 t/m 11, met het kenmerk, dat een op de bovenste monding van de ontluchtingspijp (16) opzetbare weerkap (18) voorzien is. 20 xxxxx 1 (Ί 1 K 1 Q Cm
NL1015135A 1999-05-07 2000-05-08 dakventilator. NL1015135C2 (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
DE19921069 1999-05-07
DE1999121069 DE19921069C1 (de) 1999-05-07 1999-05-07 Dachlüfter

Publications (2)

Publication Number Publication Date
NL1015135A1 NL1015135A1 (nl) 2000-11-09
NL1015135C2 true NL1015135C2 (nl) 2000-12-19

Family

ID=7907297

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL1015135A NL1015135C2 (nl) 1999-05-07 2000-05-08 dakventilator.

Country Status (5)

Country Link
AT (1) AT412793B (nl)
DE (1) DE19921069C1 (nl)
NL (1) NL1015135C2 (nl)
PL (1) PL196486B1 (nl)
SE (1) SE515183C2 (nl)

Families Citing this family (4)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
EP1367335B1 (en) * 2002-05-28 2007-07-11 Joan Batlle Collet Ventilation device with spiral air channelling
AT502485B1 (de) * 2005-12-15 2007-04-15 Ergo Gmbh Entlüfter mit kondenswasserableitung
AT502483B1 (de) * 2005-12-15 2007-04-15 Ergo Gmbh Vorrichtung zur neigungsverstellbaren befestigung
EP3101194B1 (de) 2015-06-03 2017-09-20 Monier Roofing Components GmbH Dachentlüfter

Family Cites Families (8)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
DE2535255C3 (de) * 1975-08-07 1983-12-15 Klöber, Johannes, 5828 Ennepetal Durchführung eines Entlüftungsrohrs o.dgl. durch eine Dacheindeckung
DE8227425U1 (de) * 1982-09-30 1983-01-05 Braas & Co Gmbh, 6000 Frankfurt Biegsamer schlauch zur verbindung einer entlueftungsdachpfanne mit dem entlueftungsrohr eines gebaeudes
NL8500705A (nl) * 1985-03-12 1986-10-01 Ubbink Nederland Bv Verstelbare dakdoorvoer.
DE3643319A1 (de) * 1986-12-18 1988-06-30 Kloeber Johannes Dacheindeckungsplatte
DE9302060U1 (de) * 1993-02-13 1994-06-09 Kloeber Johannes Dachdurchführung
DE4333948A1 (de) * 1993-08-28 1995-04-06 Holtgreve Doris Wilma Für Flachdach und Steildach geeignetes Lüfterelement (0 bis 60 DEG )
DE19517947C2 (de) * 1995-05-16 1997-03-27 Horst Vogelsang Dachpfanne aus Kunststoff oder Metall und Anbauteil für diese Dachpfanne
DE19517885C1 (de) * 1995-05-16 1997-02-06 Horst Vogelsang Neigungseinstellbares Lüfterelement für Steil- oder Flachdächer

Also Published As

Publication number Publication date
PL340059A1 (en) 2000-11-20
SE0001697D0 (sv) 2000-05-05
PL196486B1 (pl) 2008-01-31
NL1015135A1 (nl) 2000-11-09
SE515183C2 (sv) 2001-06-25
DE19921069C1 (de) 2000-10-05
AT412793B (de) 2005-07-25
ATA7982000A (de) 2004-12-15

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4903445A (en) Roof ridge ventilators
US6944992B2 (en) Gutter shield
US7624541B2 (en) Gutter systems
EP0983410B1 (en) Gutter protector
US20090000217A1 (en) Lighting device with anti bird-perch system
US5050489A (en) Roof ventilator
US20130045669A1 (en) Omnidirectional vent cap
US6453622B1 (en) Diversion system and method
JP4783203B2 (ja) 採光装置
US20050130581A1 (en) Roof vent having labyrinth features
NL1015135C2 (nl) dakventilator.
US20040118052A1 (en) Rounded eaves trough with a gutter shield
KR101820467B1 (ko) 내경 조절기능을 갖는 내부식성 가로수 보호대
US20150167992A1 (en) Arch top roof vent
US20170146253A1 (en) Off peak top venting roof vent
KR200439400Y1 (ko) 환기부를 갖는 비닐하우스
EP1136757A2 (en) Horizontal balanced flue
JP3147134U (ja) プランター
KR100630808B1 (ko) 건축단지 내 가로수 보호대 구조
KR20070011025A (ko) 전주와 송전철탑의 넝쿨식물 차단장치
EP0511717A2 (en) Glasshouse and gutter edge profile therefor
KR20180095256A (ko) 지지대가 일체로 결합된 가로수 보호판
RU2208106C2 (ru) Конструкция остекленной крыши
WO1999040272A1 (en) Improvements in and relating to roofing structures, particularly obstructions on roofs
AU2007231770A1 (en) A vented ridge

Legal Events

Date Code Title Description
AD1B A search report has been drawn up
PD2B A search report has been drawn up
MM Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20180601