NL1013354C2

NL1013354C2 - Personenvoertuig.

Info

Publication number: NL1013354C2
Application number: NL1013354A
Authority: NL
Inventors: Karel Van Den Berg
Original assignee: Lely Res Holding
Priority date: 1999-10-20
Filing date: 1999-10-20
Publication date: 2001-04-23
Also published as: WO2001028848A1; AU7817200A; CA2352425A1; EP1140610A1; JP2003512241A

Description

V

PERSONENVOERTUIG

De uitvinding heeft betrekking op een voertuig volgens de aanhef van conclusie 1. Personenvoertuigen zijn in vele verschillende uitvoeringen algemeen bekend.

De uitvinding heeft tot doel een compact en 5 eenvoudig personenvoertuig te verschaffen. Volgens de uitvinding wordt dit door de maatregelen in het kenmerk van conclusie 1 bereikt.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de 10 hand van de bijgaande figuren.

Figuur 1 toont schematisch een frontaanzicht van een uitvoeringsvorm van een personenvoertuig volgens de uitvinding;

Figuur 2 toont schematisch een deel van het 15 voertuig volgens figuur 1;

Figuur 3 toont een schematisch zijaanzicht van het voertuig volgens de figuren 1 en 2 en

Figuur 4 toont een schematisch zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de 20 uitvinding.

In figuur 1 is schematisch een f rontaanzicht van een eerste uitvoeringsvorm van een personenvoertuig volgens de uitvinding weergegeven. Het voertuig omvat twee wielen 1, 25 2 en een cabine 3 met een stoel 4, bedieningselementen 5 en een instrumentenpaneel 6. De cabine 3 kan gesloten en (tenminste gedeeltelijk) van een transparant materiaal gemaakt zijn. Ook kan in plaats van de cabine 3 een (deels) open personenruimte zijn voorzien. De bedieningselementen 5 30 kunnen zijn uitgevoerd als een stuur of, zoals weergegeven, als stuurknuppels. De wielen 1, 2 zijn ter bescherming aan de buitenzijde voorzien van afdekplaten 7.

1013354 2

Het voertuig omvat verder een (niet weergegeven) motor voor de aandrijving. Deze motor kan zijn uitgevoerd als een propellermotor, een straalmotor of een lineaire motor. In het uitvoeringsvoorbeeld is de motor een elektromotor met een 5 energiebron zoals een accu en/of een zonnecel. De motor met zijn accu vormt, eventueel samen met een extra gewicht, een aandrij f gewicht 8 (zie figuur 2) voor het voertuig. Dit aandrijfgewicht 8 kan vast verbonden zijn met de cabine 3, maar kan ook, zoals in het vervolg aan de hand van de figuren 10 zal worden toegelicht, los van de cabine 3 roteerbaar zijn gelagerd.

Het voertuig is aan de binnenzijde van de wielen 1, 2 voorzien van een aantal rollen 9, waarvan de onderste aan de binnenkant van elk wiel 1, 2 door de motor kan worden 15 aangedreven. De rollen 9 werken samen met de wielen 1, 2, bijvoorbeeld doordat de rollen 9 zijn voorzien van tanden en de wielen 1, 2 inwendig zijn voorzien van een vertanding. De rollen 9 zijn verbonden met een cirkelvormige rail 10 die concentrisch met het betreffende wiel is aangebracht. Deze 20 rail 10 kan tevens, wanneer de motor in een andere uitvoeringsvorm zodanig is uitgevoerd dat lucht benodigd wordt en er afvalstoffen ontstaan, worden voorzien van een inlaat 11 en een uitlaat 12 voor de motor. In dat geval kan een brandstoftank tevens als aandrijfgewicht 8 dienen.

25 Met behulp van de aangedreven rollen 9 wordt het daarmee verbonden aandrijfgewicht 8 verplaatst, namelijk om de lijn geroteerd die de virtuele, gemeenschappelijke draaiingsas van de wielen 1, 2 vormt. Daardoor wordt het zwaartepunt van het voertuig zodanig verplaatst, dat het 30 voertuig vanuit stilstand in beweging komt. Door nu het aandrijfgewicht 8 door middel van de rollen 9 in een positie te brengen en te houden waarin het aandrijfgewicht 8 zich in de rijrichting vóór het contactoppervlak van het voertuig met de ondergrond bevindt, wordt bereikt dat het voertuig 35 accelereert. Wanneer het voertuig de gewenste snelheid heeft 1013354 3 bereikt, kan het aandrijfgewicht 8 ten opzichte van de virtuele draaiingsas iets naar achteren worden gedraaid, zodat het zich in de rijrichting nog net vóór het contactoppervlak van het voertuig met de ondergrond bevindt, 5 waardoor de optredende wrijvingskrachten kunnen worden gecompenseerd en het voertuig een constante snelheid behoudt. Om weer af te remmen wordt het aandrijfgewicht 8 door rotatie om de virtuele draaiingsas in een positie gebracht waarin het zich in de rijrichting achter het contactoppervlak van het 10 voertuig met de ondergrond bevindt (zie ook figuur 3) . Het voertuig kan verder zijn voorzien van niet weergegeven additionele remmiddelen.

Voor het sturen van het voertuig is een besturingsmechanisme voorzien dat geschikt is om de 15 aandrij f verhouding tussen de wielen 1, 2 door de motor te regelen. Ook kan de motor selectief geen van beide, één van beide of beide wielen 1, 2 aandrijven. Verder kan de momentane aandrijfrichting van de wielen 1, 2 worden ingesteld. Op deze wijze kan de rijrichting van het voertuig 20 worden beïnvloed.

Zoals in figuur 2 is weergegeven, is het aandrij f gewicht 8 met de rollen 9 en de rail of buis 10 verbonden, zodat het aandrijfgewicht 8 ten opzichte van de wielen 1, 2 draaibaar om de virtuele, gemeenschappelijke 25 draaiingsas is gelagerd. De cabine 3 is met behulp van rollen 13 draaibaar ten opzichte van het aandrijfgewicht 8 gelagerd. Daardoor is de cabine 3 niet alleen ten opzichte van het aandrij fgewicht 8, maar ook ten opzichte van de wielen 1, 2 draaibaar om de gemeenschappelijke, virtuele, horizontale 30 draaiingsas gelagerd. Met behulp van een rem 14 is de cabine 3 tijdelijk vast verbonden met het aandrijfgewicht 8. Zodra het aandrijfgewicht 8 zodanig wordt verplaatst dat het meebewegen van de cabine 3 ongewenst is, wordt de rem 14 losgemaakt en kan, zoals in het vervolg nader wordt 1013354 4 toegelicht, de cabine 3 ten opzichte van het aandrijfgewicht 8 worden verplaatst.

Figuur 3 toont een schematisch zijaanzicht van het voertuig volgens de figuren 1 en 2. Met het nummer 8 is 5 wederom het aandrijfgewicht aangeduid, en wel in een ruststand nagenoeg boven het contactoppervlak van het voertuig met de ondergrond. Met het nummer 8' is hetzelfde aandrijfgewicht aangeduid, maar nu in een verder naar achteren gelegen positie waarbij het voertuig afremt.

10 De oriëntatie van de cabine 3 ten opzichte van de horizon (of, indien gewenst, ten opzichte van de ondergrond) kan worden geregeld met behulp van een meet- en regelsysteem. Dit systeem omvat meetmiddelen voor het bepalen van de actuele oriëntatie van de cabine 3 ten opzichte van de 15 horizon (of, indien gewenst, de ondergrond) en regelmiddelen voor het zonodig corrigeren van deze oriëntatie. De meetmiddelen kunnen bijvoorbeeld zijn uitgevoerd als een waterpas 15, als hoeksensoren of als versnellingssensoren. De regelmiddelen kunnen een (niet weergegeven) extra motor 20 omvatten voor het roteren van de cabine 3 ten opzichte van het aandrijfgewicht 8 om de virtuele draaiingsas over een gewenste hoek.

Het voertuig kan niet alleen voor het vervoer van personen over land worden gebruikt, maar ook als boot, 25 waarbij dan het loopvlak van de wielen 1, 2 is voorzien van schoepen. Deze schoepen kunnen in- en uitschuifbaar of in- en uitklapbaar zijn uitgevoerd, zodat het voertuig een amfibievoertuig is dat zowel op land als te water inzetbaar is.

30 Ter verhoging van de veiligheid kan het voertuig aan de zijkanten verder zijn voorzien van een (niet weergegeven) rolbeugel.

Figuur 4 toont een schematisch zijaanzicht van een verdere uitvoeringsvorm van een voertuig volgens de 35 uitvinding. Het voertuig is hier geschikt voor het vervoer 1013354 5 van een invalide persoon in een rolstoel. Daartoe is aan de achterzijde van het voertuig een neerklapbare deur 16 aangebracht (in neergeklapte positie aangeduid met het nummer 16'). De rolstoel kan eenvoudig via de neergeklapte deur 16' 5 tot in de cabine 3 van het voertuig worden gereden.

1013354

Claims

1. Personenvoertuig met precies twee draaibare elementen (1, 2) , die tijdens de voortbeweging van het voertuig in contact zijn met de ondergrond, een motor en een personenruimte (3) , met het kenmerk, dat de draaiingsassen 5 van beide draaibare elementen (1, 2) in hoofdzaak op één horizontale lijn of in één verticaal vlak liggen.

2. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de motor een propeller- of een straalmotor is.

3. Voertuig volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat 10 de motor een lineaire motor is.

4. Voertuig volgens een der conclusies 1 - 3, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van een met behulp van de motor verplaatsbaar aandrijfgewicht (8) voor het beïnvloeden van de positie van het zwaartepunt van het 15 voertuig.

5. Voertuig volgens een der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de motor geschikt is voor het aandrijven van aandrijfrollen (9) die samenwerken met de draaibare elementen (1, 2) .

6. Voertuig volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de personenruimte (3) draaibaar om een virtuele, horizontale as die de centra van de beide draaibare elementen (1, 2) verbindt, met de draaibare elementen (1, 2) is verbonden.

7. Voertuig volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van middelen die ervoor zorgen dat de personenruimte (3) ten opzichte van de ondergrond of ten opzichte van de horizon nagenoeg dezelfde oriëntatie houdt.

8. Voertuig volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de middelen een meet- en regelsysteem omvatten met meetmiddelen voor het bepalen van de actuele oriëntatie van 1013354 de personenruimte (3) ten opzichte van de ondergrond of de horizon en regelmiddelen voor het zonodig corrigeren van deze oriëntatie.

9. Voertuig volgens een der conclusies 4-8, met het 5 kenmerk, dat de draaiingsassen van beide draaibare elementen (1, 2) in hoofdzaak op één horizontale lijn liggen, die een virtuele, gemeenschappelijke draaiingsas vormt, en het aandrijfgewicht (8) draaibaar om deze virtuele as met de draaibare elementen (1, 2) is verbonden.

10. Voertuig volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat de motor geschikt is om het aandrijfgewicht (8) tot in een zodanige positie om de gemeenschappelijke virtuele as te laten roteren dat het voertuig accelereert, of een constante snelheid behoudt, of afremt.

11. Voertuig volgens een der conclusies 9 en 10, met het kenmerk, dat het aandrijfgewicht (8) draaibaar ten opzichte van de draaibare elementen (1, 2) is gelagerd en de personenruimte (3) draaibaar ten opzichte van het aandrijfgewicht (8) is gelagerd.

12. Voertuig volgens een der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien voor het regelen van de oriëntatie van de personenruimte (3) ten opzichte van de gemeenschappelijke virtuele as in afhankelijkheid van de oriëntatie van het aandrijfgewicht (8) ten opzichte van de 25 gemeenschappelijke virtuele as.

13. Voertuig volgens een der conclusies 1-12, met het kenmerk, dat het loopvlak van de wielen (1, 2) is voorzien van schoepen.

14. Voertuig volgens conclusie 13, met het kenmerk, dat 30 de schoepen in- en uitschuifbaar of in- en uitklapbaar zijn uitgevoerd.

15. Voertuig volgens een der conclusies 1-14, met het kenmerk, dat het voertuig aan de zijkanten is voorzien van een rolbeugel. 1013354 4

16. Voertuig volgens een der conclusies 1-15, met het kenmerk, dat het voertuig is voorzien van een besturingsmechanisme dat geschikt is om de motor selectief geen van beide, één van beide of beide draaibare elementen 5 (1, 2) te laten aandrijven.

17. Voertuig volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat het besturingsmechanisme geschikt is om, wanneer de motor beide draaibare elementen (1, 2) aandrijft, de momentane aandrijfverhouding tussen de beide draaibare elementen (1, 2) 10 in te stellen.

18. Voertuig volgens een der conclusies 16 en 17, met het kenmerk, dat het besturingsmechanisme geschikt is om de momentane aandrijfrichting van de aangedreven draaibare elementen (1, 2) in te stellen.

19. Voertuig volgens een der conclusies 1-18, met het kenmerk, dat de personenruimte van het voertuig is voorzien van een neerklapbare deur (16). 1013354