NL1013096C2 - Rolhor. - Google Patents

Description

Rolhor

De uitvinding heeft betrekking op een rolhor, voorzien van een gaasdoek, een oprolmechanisme voor het gaasdoek, een met het vrije uiteinde van het gaasdoek verbonden trekbalk, geleiders voor het geleiden van de trekbalk en de 5 zijranden van het gaasdoek, alsmede door middel van telkens een in het uiteinde van een geleider passend voetstuk in de van het oprolmechanisme afgekeerde uiteinden van de geleiders gemonteerde, met nokken op de uiteinden van de trekbalk samenwerkende verende haken die zich in hoofdzaak in de 10 langsrichting van de geleiders uitstrekken en waarvan de veerkracht instelbaar is door een in het voetstuk aangebrachte instelschroef.

Een dergelijke rolhor is bekend uit het Europese Octrooischrift 579.335. Het oprolmechanisme van een derge-15 lijke bekende rolhor is in het algemeen voorzien van een veer, waardoor de uitgetrokken hor onder spanning staat en het gaasdoek altijd de neiging zal hebben om zich weer op te rollen. Doordat de trekbalk in de uitgetrokken stand door de samenwerking tussen de verende haken en de nokken wordt 20 vastgehouden, zal het gaasdoek altijd strak en vrij van plooien over de deur- of raamopening zijn gespannen.

Bij deze bekende rolhor strekt de instelschroef zich in hoofdzaak in langsrichting van de geleiders, en derhalve in hoofdzaak evenwijdig aan de betreffende verende 25 haak door het voetstuk uit en grijpt aan op een gedeelte van de verende haak dat zich onder een hoek ten opzichte van deze langsrichting uitstrekt. Toegang tot deze instelschroef kan slechts worden verkregen vanaf die zijde van het voetstuk, die zich aan het genoemde uiteinde van de geleiders 30 bevindt. Door het instellen van de veerkracht kan de vast- houdkracht tussen de nokken en de verende haken worden inge- 1013096 2 steld.

Alhoewel deze bekende rolhor zich in de praktijk heeft bewezen, kunnen een aantal aspecten daarvan verder worden verbeterd. Zo geldt, dat een instellen van de veer-5 kracht door een manipulatie van de instelschroef in vele gevallen na montage van de rolhor niet meer zonder meer mogelijk is, omdat de genoemde zijde van het voetstuk aan het uiteinde van de geleider niet toegankelijk is. Een eenmaal, voorafgaande aan de montage van de rolhor ingestelde veer-10 kracht kan dan slechts worden veranderd, wanneer de rolhor tenminste gedeeltelijk wordt gedemonteerd.

Een andere bijzonderheid van de bekende rolhor is, dat door de gekozen positionering van de instelschroef in de langsrichting van de geleiders en verende haak het aangrij-15 pingspunt van de instelschroef op de verende haak bij verstelling van de instelschroef varieert. Hierdoor bestaat er geen lineair verband tussen de instelschroefverplaatsing en de toename resp. afname van de veerkracht.

Tenslotte bestaat soms de kans, dat ten gevolge van 20 de verplaatsing van het aangrijpingspunt van de instelschroef door de scherpe schroefdraad daarvan een kerfwerking op de verende haak wordt uitgeoefend, waardoor deze beschadigd raakt en in een extreem geval onbedoeld kan bezwijken.

De uitvinding beoogt een rolhor van de in de aanhef 25 genoemde soort te verschaffen, waarbij de in het voorgaande genoemde bezwaren op eenvoudige, doch niettemin doeltreffende wijze zijn opgeheven.

Hiertoe bezit de rolhor volgens de uitvinding het kenmerk, dat de instelschroef zich in hoofdzaak loodrecht op 30 de haak uitstrekt en toegankelijk is via een in een zijwand van de geleider gevormde opening.

Doordat de instelschroef zich in hoofdzaak loodrecht op de haak uitstrekt en de haak zich in hoofdzaak in de langsrichting van de geleiders uitstrekt, staat de in- 1013096 3 stelschroef ook in hoofdzaak loodrecht op deze geleiders, zodat de schroef eenvoudig toegankelijk wordt door de genoemde, in een zijwand van de betreffende geleider gevormde opening. Op deze manier kan de instelschroef ook na montage 5 van de rolhor worden gemanipuleerd teneinde, indien gewenst, de veerkracht in te stellen. Hiervoor hoeft de rolhor niet (geheel of gedeeltelijk) te worden gedemonteerd.

Doordat de instelschroef zich in hoofdzaak loodrecht op de haak uitstrekt, wordt tevens bereikt, dat het 10 aangrijpingspunt van de instelschroef op de haak een althans nagenoeg vaste positie bezit, waardoor een in hoofdzaak lineair verband tussen de verplaatsing van de instelschroef en de toename resp. afname van de veerkracht wordt verkregen. Tevens wordt altijd vermeden, dat het uiteinde van de in-15 stelschroef zich over een traject van de haak beweegt en de schroefdraad van de instelschroef een kerfwerking uitoefent, die tot een beschadiging en eventueel vroegtijdig bezwijken van de haak zou kunnen leiden.

Bij voorkeur is de verende haak verzwenkbaar om een 20 in het voetstuk gelagerde zwenkas, waarbij de instelschroef aangrijpt op een haakdeel dat zich ten opzichte van het met de nok samenwerkende haakuiteinde aan de tegenoverliggende zijde van de zwenkas uitstrekt. Bij deze uitvoeringsvorm bezit de verende haak twee gedeeltes: een met de nok samenwer-25 kend haakuiteinde aan de ene zijde van de zwenkas en een door de instelschroef aangegrepen haakdeel aan de andere zijde van de zwenkas. Op deze wijze kan aan het met de nok samenwerkende haakuiteinde een grote vrije lengte worden verschaft, waardoor tijdens een veerbeweging van de verende 30 haak minder kans op overbelasting daarvan bestaat.

Hierbij is het mogelijk, dat de zwenkas is opgenomen in een uitsparing in het voetstuk en door een in deze uitsparing uitstekende arreteernok in het voetstuk is geborgd. De montage van de zwenkas (en hiermee verbonden ve- 1013096 4 rende haak) vindt plaats wanneer het voetstuk nog niet in de geleider is aangebracht. Op dat moment kan de arreteernok door een vervorming van het voetstuk uitwijken en kan de zwenkas de arreteernok passeren en in de uitsparing worden 5 geplaatst. Wanneer vervolgens het voetstuk in het uiteinde van de geleider wordt geplaatst, is een zijdelings uitwijken van de arreteernok niet meer mogelijk, omdat de op het voetstuk aangrijpende gedeeltes van de geleider een vervorming van het voetstuk verhinderen. Aldus is dan de zwenkas op 10 uitstekende wijze in het voetstuk geborgd.

Als extra beveiliging tegen het onbedoeld losraken van de verende haak uit het voetstuk, bestaat tevens de mogelijkheid, dat het haakdeel aan zijn uiteinde een omgezette lip bezit die achter het voetstuk kan grijpen. Deze lip 15 voorkomt, dat de verende haak met zijn zwenkas losraakt uit het voetstuk.

Tenslotte wordt opgemerkt, dat de haak en de zwenkas integraal uitgevoerd kunnen zijn.

De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de 20 hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van de rolhor volgens de uitvinding schematisch is weergegeven.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een uitvoeringsvorm van de rolhor volgens de uitvinding in de uitgetrokken stand van het gaasdoek.

25 Fig. 2 is een gedeeltelijk opengewerkt detail van de rolhor uit fig. 1 op grotere schaal.

Fig. 3 en 4 tonen de verende haken van de rolhor uit fig. 1 in twee verschillende standen.

In fig. 1 is een rolhor weergegeven in de uitge-30 trokken stand, waarbij het gaasdoek 1 zich over een raamopening uitstrekt. De rolhor kan uiteraard ook zijn toegepast bij een deur.

De rolhor is voorzien van een in een huis 2 ondergebracht oprolmechanisme voor het gaasdoek 1. Het vrije uit- 101 3096 5 einde van het gaasdoek 1 is verbonden met een trekbalk 3, waarvan de uiteinden, evenals de zijranden van het gaasdoek 1, zijn geleid in geleiders 4.

Zoals uit fig. 2 blijkt, bestaat elke geleider 4 5 uit een kokervormig profiel met een sleuf 5, waarbij de geleiders 4 zodanig aan weerszijden van de deuropening of dergelijke zijn gemonteerd, dat de sleuven 5 van de geleiders 4 naar elkaar toe zijn gekeerd.

In het van het huis 2 afgekeerde uiteinde van de 10 geleiders 4 is telkens een voetstuk 6 opgenomen. De uitwendige vorm van dit voetstuk 6 is aangepast aan de inwendige vorm van de geleider 4. Aan de achterzijde (zie fig. 3 en 4) is het voetstuk 6 voorzien van een wigvormige montagenok 7 die samenwerkt met een overeenkomstige opening 8 in de ge-15 leider 4. De montage van het voetstuk 6 in de geleider 4 is hierdoor bijzonder eenvoudig. In de gemonteerde stand van het voetstuk 6 sluit een flensrand 9 aan op het uiteinde van de geleider 4.

In het voetstuk 6 is een verende haak 10 gemon-20 teerd. In de getoonde uitvoeringsvorm bestaat de verende haak 10 uit een haakuiteinde 11, een integraal hiermee verbonden zwenkas 12 en een aan de tegenoverliggende zijde van de zwenkas 12 gelegen haakdeel 13. Het haakuiteinde 11 is bedoeld om op zichzelf bekende wijze samen te werken met 25 nokken 14 die zijn bevestigd aan de zijkanten van de trekbalk 3 (zie fig. 2).

De zwenkas 12 is opgenomen in een uitsparing 15 van het voetstuk 6 en wordt daarin geborgd door een arreteernok 16 (zie fig. 2). Het aanbrengen van de zwenkas 12 in de uit-30 sparing 15 geschiedt, wanneer het voetstuk 6 nog niet in de geleider 4 is aangebracht. Dan kan de arreteernok 16 door een vervorming van het voetstuk 6 uitwijken teneinde de zwenkas 12 te laten passeren. Na het aanbrengen van de zwenkas 12 in de uitsparing 15 wordt het voetstuk in het uitein- 1013096 6 de van de geleider 4 geplaatst en verhindert de samenwerking tussen het inwendige van de geleider 4 en het uitwendige van het voetstuk 6 een vervorming van laatstgenoemde en dus een verplaatsing van de arreteernok 16, zodat de zwenkas 12 op 5 veilige wijze is geborgd.

In het voetstuk 6 is een instelschroef 17 aangebracht die via een corresponderende opening 18 (zie fig. 3 en fig. 4) in de geleider 4 toegankelijk is. Deze instelschroef 17 strekt zich in hoofdzaak loodrecht op de langsas 10 van de geleider 4, en derhalve ook in hoofdzaak loodrecht op de haak 10 uit. Deze instelschroef 17 kan aangrijpen op het haakdeel 13, teneinde de veerkracht, waarmee het haakuitein-de 11 aangrijpt op de nok 14, in te stellen. In fig. 3 is een minimale veerkracht ingesteld, waarbij de instelschroef 15 17 vrij ligt van het haakdeel 13 van de verende haak 10. In fig. 4 daarentegen is de instelschroef 17 ingeschroefd voor het verkrijgen een maximale veerkracht. Door het kiezen van een positie van de instelschroef 17 tussen de in fig. 3 en fig. 4 getoonde posities in, kan de veerkracht van de haak 20 10 naar wens worden gevarieerd. Hierdoor wordt ook de kracht gevarieerd, waarmee de nok 14 achter het haakuiteinde 11 wordt vastgehouden.

Doordat de instelschroef 17 zich loodrecht op de haak 10, in het bijzonder het haakdeel 13 daarvan, uit-25 strekt, is een nauwkeurige instelling van de veerkracht mogelijk. Tevens wordt daardoor bereikt, dat de scherpe schroefdraad niet kan aangrijpen op het haakdeel 13, waardoor een beschadiging daarvan door kerfwerking kan worden vermeden. Tenslotte is de instelschroef 17 ook na montage 30 van de rolhor toegankelijk voor het naar keuze veranderen van de ingestelde veerkracht.

Tenslotte is het haakdeel 13 aan zijn uiteinde voorzien van een omgezette lip 19 die, ter extra beveiliging van de haak 10 in het voetstuk 6, achter een corresponderend 101 3096 7 gedeelte van het voetstuk 6 kan grijpen. Hierdoor wordt een extra beveiliging verschaft tegen het onder belasting onbedoeld uit het voetstuk 6 losraken van de haak 10.

Voor andere, niet tot de uitvindingsgedachte beho-5 rende details van de beschreven rolhor wordt verwezen naar het Europese octrooischrift 579.335.

De uitvinding is niet beperkt tot het in het voorgaande beschreven uitvoeringsvoorbeeld, dat binnen het door de conclusies bepaalde kader van de uitvinding op diverse 10 manieren kan worden gevarieerd.

1013096

Claims (5)

1. Rolhor, voorzien van een gaasdoek, een oprolme-chanisme voor het gaasdoek, een met het vrije uiteinde van het gaasdoek verbonden trekbalk, geleiders voor het geleiden van de trekbalk en de zijranden van het gaasdoek, alsmede 5 door middel van telkens een in het uiteinde van een geleider passend voetstuk in de van het oprolmechanisme afgekeerde uiteinden van de geleiders gemonteerde, met nokken op de uiteinden van de trekbalk samenwerkende verende haken die zich in hoofdzaak in de langsrichting van de geleiders uit-10 strekken en waarvan de veerkracht instelbaar is door een in het voetstuk aangebrachte instelschroef, met het kenmerk, dat de instelschroef zich loodrecht op de haak uitstrekt en toegankelijk is via een, in een zijwand van de geleider gevormde opening.

2. Rolhor volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verende haak verzwenkbaar is om een in het voetstuk gelagerde zwenkas, waarbij de instelschroef aangrijpt op een haakdeel dat zich ten opzichte van het met de nok samenwerkende haakuiteinde aan de tegenoverliggende zijde van de 20 zwenkas uitstrekt.

3. Rolhor volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de zwenkas is opgenomen in een uitsparing in het voetstuk en door een in deze uitsparing uitstekende arreteernok in het voetstuk is geborgd.

4. Rolhor volgens conclusie 2 of 3, met het ken merk, dat het haakdeel aan zijn uiteinde een omgezette lip bezit die achter het voetstuk kan grijpen.

5. Rolhor volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de haak en de zwenkas integraal zijn uitge-30 voerd. 1013096